Geboeid door een plek die tot leven komt

.

.

Lente is een feest, een feest dat plannen in de war schopt. Ik laat me met plezier afleiden. Maar ik weet dat mijn pad verder gaat.

.

Ik gooi een bosje brandnetels opzij en strek mijn rug. De zon schijnt op een lichte sluier van blaadjes, de meidoorns lopen uit en ook de vlier. Lichtgroene toefjes ontstaan in de donkergroene jungle van braamstruiken en twee fitissen vliegen van tak tot tak. Ze trekken zich niks aan van de doorns en voelen zich beschermd door de stekelige zee. Ik beweeg mijn vingers om ze soepel te maken, na het harde werken. Mijn handen zijn net zo bedrijvig als de vogels, bouwend aan hun nest.

Deze lentedag houdt niet van verfrommelde lijstjes die al wekenlang klaarliggen. Aarde vraagt om handen. Hoe meer kleur en geur hoe meer ik tot leven kom. Lente! Ik kan me niet aan die enorme kracht onttrekken. Alles roept en groeit.
Overal ben ik, luister ik en kijk ik. Ik wied brandnetels langs de paadjes om er munt uit te planten. Ik snoei het enorme braambos een stukje in. Ergens daarachter staat een grote woonwagen, dat ik het kasteel van Doornroosje heb genoemd. Ze heeft ook een prins. Het stel is er niet zo vaak en als ze er wel zijn zie je ze niet.
De braam groeit met grijpgrage scheuten, gretig en snel. Mijn kniptang is voor dit moment de heerser, al is het maar even. Mijn klompen trappen dode stekeltakken stuk. Dan hoor ik een stem. “Hallo!” Opeens staat de prins van Doornroosje naast me, een gespierde vent met lang haar en een tattoo op zijn schouder. Hij kijkt me gespannen aan en vraagt wat. Of ik niet te ver ga met die bramen. Het is hun privacy, legt hij uit. Ik kijk hem aan en zeg dat ik het wel snap van die privacy. Maar het is nodig dat ik meer ruimte maak aan deze kant. Ik knip niet alles kaal, want daar houd ik niet van. En er komt een sering, lekker hoog. Of ze dat ook mooi vinden? Dat moet hij even met Doornroosje bespreken en hij verdwijnt achter een deur waar een gordijn voor hangt. Even later komt hij weer het pad aflopen. Ja, zo’n hoge struik met paarse bloemen, dat is best okee, zegt hij. Maar zelf had hij de bramen liever laten verder groeien en het spijt hem dat dat niet kan op een camping. Dan gaat hij gaat weer.

Ik ga verder en verken elk hoekje. Ik graaf mooie planten uit die in de looproute staan en geef ze een beter plekje. Het zijn Monnikskappen en ze worden lang en paars. Giftig zijn ze ook. Ik zet ze middenin een veld brandnetels, dan kan niemand er bij. Terwijl ik naar het resultaat kijk, komt er een vrouw naar me toegelopen, over het smalle pad tussen de begroeiing door. Haar grijze haren zijn opgestoken boven haar ronde volle gezicht. Zij is hier af en toe, net als Doornroosje. Ik zie haar genieten met haar kersverse echtgenoot. Het geluk dat ze uitstraalt maakt haar mooi en levendig. Vastbesloten komt ze dichterbij, tot ze tegenover me staat. “Weet je een manier hoe ik de brandnetels kwijtraak? Ik vind het zo inspirerend wat je doet, ik ga ook bloemen uitplanten!”
Ik zeg dat ik brandnetels drastisch weg haal en vertel enthousiast hoe ik dat doe. Ze knikt. “Ik ga het proberen”, zegt ze en kijkt me ineens aandachtig aan. “En weet je, jij kàn hier helemaal niet weg!!” Ze groet me lachend, draait zich om en loopt weg. Ik glimlach.

De één wil met rust worden gelaten, de ander laat zich inspireren. Zo gaat het. Als je zo aan het werk bent, dan leer je de mensen snel kennen. Nadenkend was ik mijn zwarte handen in een emmer water en kijk naar mijn huisje. Ik moet nu toch echt voor mezelf bezig gaan. Het plan is immers om te gaan trekken! De banden zijn al opgepompt, maar er is nog veel meer te doen, voor ik zover ben. Ik draai mijn gezicht naar het westen. De zon schijnt laag tussen de bomen door, de dag loopt op zijn eind. Wat nu? Eerst maar die berg uitgetrokken brandnetels opruimen. En de kuilen die ik heb gemaakt in het pad, om die monnikskappen uit te graven, die moeten toch echt weer dicht, anders valt er nog iemand.

De lente geeft me kracht en inspiratie. En die geef ik weer terug aan de plek waar ik ben. Lente is een feest, een feest dat plannen in de war schopt. En hoe meer mensen er meedoen, hoe liever het me is.

.

 

4 gedachten over “Geboeid door een plek die tot leven komt

  1. Alowieke, nog zie ik je de bankjes afnemen terwijl de Vrijbuiter voorbij vaart mijn zoon voorop die al het moois van Utrechts gracht in zich opneemt en vast legt op.de camera.
    In het voorbij varen van jou koolvletten zie ik een mooie Lister en zeg tegen mijn zoon,dat is een mooi stuk en merk dan ook jou op dus zeg plompverloren er achteraan : eigenlijk twee stukken!
    Heel adrem zeg je dan MAAR IK BEN HET WERKSTUK!
    Wanneer?ergens in juni 2009.
    Lieve groet, Willem

    Like

  2. Dat had ik later teruggelezen maar toen was mijn spontane geschrijf al in jou brieven bus.
    Heb familie van je ontmoet ergens vorig jaar toen ik dienst had op de pont vrevia, ik dacht een broer.
    Hoe we nou op jou story kwamen?
    Sommige dingen zijn te wonderlijk om te begrijpen echter kreeg ik een gevoel van: ik hoop bij alle pech dat het geluk weer met je mag zijn.
    Liefs, Willem.

    Like

    1. Spontane reacties zijn altijd welkom! En pech?
      Het is hoe je het ziet. Al was het niet makkelijk, pech heb ik nooit gehad , vind ik. Ik zie zelfs hele moeilijke dingen als verlies en dood en rouw als een kans om te leren en alles wat ik meekrijg is een cadeau. Als ik niet had meegemaakt wat ik meemaakte was ik nooit geworden wie ik nu ben. En behalve gelukkig ben ik ook best trots op mezelf en dankbaar voor alles. Ik voel een grote vitaliteit nu de meest eenzame periodes van mijn leven voorbij zijn. En jij, dank voor je welgemeende wensen!

      Like

Plaats een reactie