Levensdraden en oude stenen

Ik koester de heilige traagheid. Daarom ben ik daar niet meer, in de stad. En toch zijn de oude verhalen nog zichtbaar. Als je de tijd neemt.

.

.

Voor de luisterversie, klik op de knop onderaan de tekst.

Ik zit in de trein naar het Zuiden. De lucht is helder, de weiden wit, en de sloten zijn bevroren. Waar het land hoger wordt, in de buurt van de zandgronden en de bossen, daar zie ik het landschap letterlijk verdwijnen. Het is een dichte wolk, een mist die alles omhult. Ik zie het dichterbij komen en dan verdwijnen we zelf. Van het ene moment op het andere zien we niks meer. En terwijl ik verder reis, raken we de mist niet meer kwijt. Soms lijkt het wel of het met alles zo is. Dat alles in een mist verdwijnt. Het echte voelbare, tastbare.

Ik kom terug in Utrecht, na meer dan een jaar, de tussenpozen duren steeds langer. Ik hoor welke mensen er zijn verhuisd en doodgegaan. Grote bomen hebben plaatsgemaakt voor kleinere. Langzaam veegt de tijd zijn sporen in het bestaande. Kades liggen zonder de vertrouwde boten, want dat mag niet meer. De terrassen zijn van nog meer luxe voorzien. Ambachtelijke werkplaatsen zijn bijna niet meer te vinden. De stad wordt netter, er zijn verkeersborden bijgekomen en de rommeligheid van het bedrijvige verleden wordt stukje bij beetje uitgewist.
Maar toch blijft het bestaan. Het verleden van een stad, als een sluier over het bestaande. De verhalen in de mensen, in de oude stenen zijn er nog. Je kan de stad zien, als door de tijden heen, maar dat lukt je alleen als de stad je eigen is en als je de tijd neemt. Ik hou van Utrecht. De stad hoort bij me. Het zijn de verhalen die ik jarenlang vertelde en de vele kostbare momenten uit mijn stadse leven. Nooit in mijn leven heb ik zoveel mensen gekend als hier. Ik heb er mijn grote liefde ontmoet en verloren. Honderden rondes heb ik gevaren door de grachten, als gasten ontvangende schipper. Werven, muren, bomen en de glinstering in het water, alles heb ik uitgetekend met eindeloos veel zwarte lijntjes op papier. Maar ook de stad zelf heb ik gevonden en in mijn hart gesloten. Overal zijn hoeken en straten met een verhaal, persoonlijke verhalen, verhalen van vrienden, verhalen van de stad zelf. Als ik er rondloop borrelt het één voor één omhoog. Nu ik er niet meer woon, besef ik dat geen enkele stad me ooit zo vertrouwd zal zijn als deze. Het is als een relatie die je heel lang hebt gehad, voor je om één of andere reden toch uit elkaar gaat. Het is nooit verdwenen, het blijft deel uitmaken van wie je bent.

Het gevoel van het land, het sociale netwerk en hoe dit met elkaar verweven is. Draden die jou daarmee verbinden. Dat gaat door.

Maar de stad van toen komt nooit meer terug. Plekken en mensen veranderen en verdwijnen. Dat is niet erg, het is zoals het is. Maar het zijn niet alleen mensen die weggaan en sterven. Niet alleen dat vriendschappen verwateren en klanten die nooit meer zullen meevaren in mijn boot. Het is iets groters dan mijn persoonlijk leven. Iets wezenlijks dat verandert, overal. Met elke seconde die het leven sneller gaat, wordt het tegelijkertijd vluchtiger. En dat vind ik alarmerend. Ik koester de heilige traagheid. Daarom ben ik daar niet meer, in de stad. Mijn grote liefde hoorde ook bij het oude. Hij was als een middeleeuwer en zou zich compleet verdwaald hebben gevoeld tussen al die snelle fietsers met telefoons in de hand. Ook hij leefde in die heilige traagheid. Hij kon niet anders. Wij waren als een afdrijvende oase van wat ooit algemeen was. Werkers met vuile handen, die tijd nemen voor een praatje tussendoor.

Hier in het Noorden is het nog te vinden. Bedrijvigheid zonder overdreven haast. Dorpelingen zijn al generaties lang met elkaar vertrouwd, en hebben hun tradities. Hier zijn de gelukkigste mensen van Nederland zeggen de statistieken, hoewel ze het minste geld hebben. Ze noemen het “De Friese Paradox”. De vraag is hoelang het blijft. Er wordt gewerkt aan meer wegen, meer huizen en treinverbindingen. Het leven wordt sneller. Wat leveren we ervoor in?
Het maakt op een gegeven moment niet meer uit waar je woont, je kan overal plezier hebben en een baan vinden, je hobby’s doen en er is altijd wel ergens een vertrouwde Hema of een sportschool. Maar de anonimiteit wordt groter. Juist nu, tussen al die parkeerplaatsen, bedrijventerreinen en grote ketens, hebben we mensen nodig die eigenheid uitstralen en die levensdraden weven. Die deel uitmaken van de oude verhalen en ze kunnen uitdragen.
Wat wegzakt duikelen we op. We trekken aan de draden die losraken in het weefwerk van het leven en zetten ze vast met een persoonlijke steek. We weven er nieuwe tussendoor, glinsterend als water. Overal zijn scheppers en mensen die onderhoud plegen, op talloze manieren. Eens zal blijken wat er over is en blijft, van dat wat echt en wezenlijk is. De oude bodem van het bestaan. De bodem, die alles draagt, doorweven van wortels, de enige duurzame toekomst.

.