Zeisreis

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

English translation underneath. No podcast, only text.

.

“Wijndomein De Vier Ambachten,” staat er op het ronde bord. We rijden de inrit op, het ijzeren hek door. Het is een wijngaard waar je kan slapen in kleine houten huisjes. Daar zijn we blij mee, zo ver van huis, helemaal op de grens van Zeeland en Zuid Holland. “Fijn dat je ons tot hier hebt gebracht,” zeg ik tegen de vrouw die ons reed. “Anders hadden we nog een uur moeten lopen!” We hebben zeisles gehad. Dick en ik, en deze vrouw was een medecursist. We hebben van alles geleerd het in elkaar zetten van de zeis, maaihouding en onderhoud. We stappen uit en de vrouw opent de achterklep. Daar ligt mijn fonkelnieuwe essenhouten steel. Ze geeft me ook de tas aan met de twee handvaten die nog moeten gemonteerd. In de ene zit een bocht, als in een deurkruk. In de andere niet. Dat is niet voor niks. Het is een slimme zeis. Dan komt het grote zeisblad zelf, wel vijfenzestig centimeter lang. Het is bedoeld voor ruigtes, maar als je hem erg scherp maakt, kan je er ook gras mee doen. Daarvoor heb ik een hulzenset gekocht. Dat is een luie manier om je zeis even scherp te krijgen als met een aambeeld. Je kan er elke hamer voor gebruiken die je maar hebt.

Ik kijk naar de grote achterbak van de oude Volvo. In de auto ligt nog een zeis. Een oude. Hij ziet er anders uit dan de mijne. De vrouw slaat de klep dicht en neemt afscheid. Mijn vriend Dick en ik blijven staan bij de muur. Met de steel in de hand herhaal ik waarom deze zeis zo mooi ontworpen is. Je kan kaarsrechtop blijven staan, als je werkt, zonder bukken, zonder je armen te hoeven buigen. Het kost bijna geen kracht. Het ontwerp komt uit Oostenrijk. De baas komt aanlopen, een lange pezige man. Zijn haar begint al te grijzen. “Wat een mooie zeis!”roept hij. “Je mag er meteen mee aan de gang hier, werk zat! Het blad moet er wel aan hoor, anders kun je er niks mee.” Ik lach naar hem, en praat dan verder tegen Dick, want ik was net halverwege een zin.

We lopen verder. Het veld staat vol druiven, in lange rijen, met paden ertussen gemaaid. Boven de ranken uit tooit een witte sluier van fluitekruid. Heel veel fluitekruid. De wijngaard is compleet omgeven door populieren. Ze staan dicht op elkaar. De bomen zijn deze winter geknot, op hoogte van een meter of zeven. Daardoor heb je nog meer het gevoel dat het een wand is. We lopen langs de huisjes, zetten onze bagage neer bij nummer acht, en gaan verder met onze verkenning. Je kan helemaal rondlopen. Aan de achterzijde is een meer en een paadje door de wildernis. Ook daar valt veel te maaien. Dick waagt het er niet op, het paadje op te gaan. De begroeiing is dicht en er zijn veel overwoekerde bruggetjes. Het water ligt er schemerig tussen verborgen. Aan het eind komt ik weer uit bij het grotere pad en ga weer naast hem lopen. “Ik zou best op reis kunnen gaan met mijn zeis en mijn diensten aanbieden,” zeg ik “als ik zou willen.” Dick grijnst. “Ja, een zeisreis!” We lopen ondertussen langs een rij bloeiende appelbomen. “Toch is dat helemaal niet nieuw hè,” Ga ik door. “Een eeuw geleden deden ze dat ook. Seizoensarbeiders reisden rond met de zeis.” Dick knikt en vult me aan. “Ze kwamen ook uit Duitsland. Dat waren de Hannekemaaiers. Ze hielpen de boeren.” Het moet een mooie tijd zijn geweest. Het snijdende geluid in het lange gras, met niets anders dan vogelgeluiden. Het was wel doorwerken, elke dag weer, wekenlang. Maar toch genoten de mannen van het werk, dat lees je nog steeds terug in oude boeken. “Het handwerk moet blijven,” zeg ik. “Dat is het echte ambacht. Het mag niet vergeten worden. Nooit niet.” Dick is het ermee eens. “Wat is er nou aan om de hele dag met oordoppen op te lopen achter zo’n lawaaierige bosmaaier? Het gaat niet eens sneller.”

Je bent helemaal niet gek, met een zeis in je hand. Het wordt steeds populairder. Zeisbrigades bestaan al, in diverse plaatsen zetten ze zich in om stukken van het landschap te onderhouden. Ambachtelijk, geruisloos en sociaal.

We zijn bij ons huisje aangekomen en openen de deur. Zorgvuldig zet ik de steel in de hoek, zó, dat hij niet omvalt. Het zeisblad leg ik neer op het tafeltje. We installeren ons. Morgen gaan we terug. Een hele reis voor mooi gereedschap, dat is het. Het is het waard.

.

.

.

https://zeisles.nl/
https://www.landschapsbeheerflevoland.nl/werkvelden/dat-doen-we-samen/maaien-met-de-zeis.html
https://landschapsbeheergroningen.nl/vrijwilligerswerk/vrijwilligersbrigades/

.

https://www.domein-de-vier-ambachten.nl/

.

scythe journey

“Wine estate De Vier Ambachts,” the round sign reads. We drive up the driveway, through the iron gate. It is a vineyard where you can sleep in small wooden houses. We are happy with that, so far from home, all the way on the border of Zeeland and South Holland. “Thank you for bringing us here,” I say to the woman who drove us. “Otherwise we would have had to walk another hour!” We had sailing lessons. Dick and I, and this woman was a fellow student. We learned everything about assembling the scythe, mowing position and maintenance. We get out and the woman opens the tailgate. There lies my brand new ash wood handle. She also hands me the bag with the two handles that still need to be mounted. One has a bend, like a door handle. Not in the others. That’s not for nothing. It’s a smart scythe. Then comes the great scythe blade itself, up to two feet long. It is intended for rough areas, but if you make it very sharp, you can also do grass with it. I bought a sleeve set for that. That’s a lazy way to get your scythe as sharp as an anvil. You can use any hammer you have.
I look at the big trunk of the old Volvo. There is another scythe in the car. An old. He looks different from mine. The woman closes the door and says goodbye. My friend Dick and I stop at the wall. Handle in hand, I repeat why this scythe is so beautifully designed. You can stay upright when you work, without bending over, without having to bend your arms. It takes almost no force. The design comes from Austria. The boss approaches, a tall wiry man. His hair is already starting to turn gray. “What a beautiful scythe!” he exclaims. “You can get started right away here, plenty of work! The blade has to be attached, otherwise you can’t do anything with it.” I smile at him, and then continue talking to Dick, because I was just halfway through a sentence.
We walk on. The field is full of grapes, in long rows, with paths mown in between. Above the tendrils adorns a white veil of cow parsley. Lots of fluff. The vineyard is completely surrounded by poplars. They are close together. The trees have been pruned this winter, at a height of about seven meters. This makes you feel even more like a wall. We walk past the houses, put our luggage at number eight, and continue our exploration. You can walk all around. At the back is a lake and a path through the wilderness. There is also a lot to mow there. Dick doesn’t dare, to follow the path. The vegetation is dense and there are many overgrown bridges. The water is dimly hidden between them. At the end I reach the larger path again and walk next to him again. “I could go on a journey with my scythe and offer my services,” I say, “if I wanted to.” Dick grins. “Yes, a scythe trip!” In the meantime we walk past a row of blossoming apple trees. “That’s not new at all, is it,” I continue. “They did the same a century ago. Seasonal workers traveled with the scythe.” Dick nods and completes me. “They also came from Germany. Those were the Hannekemowers. They helped the farmers.” It must have been a good time. The cutting sound in the long grass, with nothing but birdsong. It was work, every day, for weeks. But the men still enjoyed the work, you can still read that in old books. “The manual work must remain,” I say. “That’s the real craft. It should not be forgotten. Never ever.” Dick agrees. “What’s the point of wearing earplugs all day behind such a noisy brushcutter? It’s not even faster.” You’re not crazy at all with a scythe in your hand. It’s getting more and more popular. Scythe brigades already exist, in various places they are committed to maintaining parts of the landscape. Traditional, silent and social.

We have arrived at our cottage and open the door. I carefully place the handle in the corner, so that it does not fall over. I put the scythe blade down on the table. We install ourselves. Tomorrow we go back. A whole journey for beautiful tools, that’s it. It’s worth it.

.

.

De terugkeer van Pan Sophia ( The return of Pan Sophia)

.

Ik wacht op de jaarlijkse onthulling van mijn heilig erkertje, in de lente. Maar terwijl ik daar op wacht, doe ik een ontdekking.

.

Bathing in the River, Miguel Covarrubis ca. 1934 ©Sothebys

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Elke lente nadert het moment waar ik naar uitzie. De onthulling van het heiligdom. De heilige erker in de nok, het mooiste plekje van mijn huis. Dit is het meest verstilde hoekje, als slotakkoord van een zwaar proces. Want zwaar was het, het bouwen van de woonwagen. Maar vol inspiratie. Het kreeg alles. Het werd stoer en lieflijk tegelijk. De engelenvleugels bij mijn deur ontvangen me nog steeds elke dag met warmte. Maar het meest bijzonder werd dit. Een heilig erker in de nok. Aan het einde van het daklicht, daar zit het. Een klein glas in loodraam. De rode bol, in vieren gedeeld, als symbool van de Aarde. De steel en het blad eronder als het groeien. En dan, bovenop de rode bol, de kelk die zich opent naar de kosmos. Het heldere blauw omringt alles. Ik heb het de hele winter niet gezien. In de erker zit een prop schapenwol, want in de winter tocht het. Die mag er straks uit. Dat is de onthulling. Als het warmer wordt. Als de lente doorbreekt mag het symbool weer stralen. Maar tijdens het wachten daarop, gebeurde er iets bijzonders.

Soms komt er een beeld langs, dat een kettingreactie veroorzaakt. Zo ging het mij toen ik een klassiek schilderij zag, waarin God verbeeld werd als een zwarte vrouw. Nu heb ik een gereformeerde opvoeding gehad, maar ben in mijn pubertijd geïnteresseerd geraakt in andere culturen en religies. Het soefisme uit India, het boedhisme uit Tibet, het animisme van natuurvolkeren, de Droomtijd van de Aborigionals, de dichter Tagore. . . Nooit heb ik me het me echt eigen kunnen maken, het geloof waar ik mee opgroeide. Er ontbrak iets. Dit schilderij, met God als zwarte vrouw deed me wat en onmiddellijk ging ik op zoek. Ik tikte twee woorden in. “God” en “Vrouw”.

Onmiddellijk kwam ik bij een artikel uit van de Trouw: https://www.trouw.nl/cs-bfb7d78e

Er is een heel oude versie van Genesis, gevonden in Alexandrië. Maar de eerste woorden zijn anders. Het is een klein verschil. Wat kan dat uitmaken!
“In den Beginne schiep God de hemel en de Aarde.“ Zo kennen we het. Maar wat staat er hier? “Met Begin schiep God …”. Met? Een andere aanwezigheid! Wat voor kracht speelde er nog meer mee, dat hier Begin genoemd werd? Het gaat hier om de vrouwelijke oerkracht. Het is de robuuste kiem van alles! Precies wat ik altijd gemist heb.
Het verhaal gaat verder. Het was de zesde dag. En ze zagen dat het goed was en rustten op de zevende. Niet om zich voor altijd terug te trekken, nee ze bleven deel uitmaken van de schepping. Vooral Sophia, de Moederschepper bleef als oerkracht, midden in de schepping staan. De mensen hielden van haar en vereerden haar. Haar vruchtbaarheid was heilig. Je kan het terugzien in talloze Venusbeeldjes, die we pas nu beginnen te begrijpen. De vrouwelijke oerkracht is net zo heilig als de hemel met de engelen. Heilig waren ook de koeien in India en de katten in Egypte. Heilig was het woud en het water. Maar Pan Sophia raakte steeds meer vergeten en verguisd. De God als Heer bleef en werd steeds groter, in onze Westerse wereld. Tot nu.

Maar ook de Geest was heilig. Niet alleen de goede geest, maar ook de geest die overheersen kon en alles in abstractie ging vertalen. Heilig werd het intellect. God werd buiten de schepping gezet, aan de rand van het heelal. “Ik denk dus ik besta.” Een vloek en een zegen was het. Voorname mannen namen het voortouw. Heilig werd de wetenschap en alles wat daaruit voortkwam. De machine, de tractor en de auto. Heilig werd het geld. Het vliegtuig en de bank. De techniek die almaar sneller gaat. Een wereld overheerst door geobsedeerde mannen raakt zijn heiligheid kwijt. Waar is Moeder Schepper? We hebben haar nodig! En verdraaid, ze is er nog. Natuurlijk. Want zonder haar leefden we niet. We moeten terug. Herinneren wat was.
Dus dit is mijn heilige symbool, dat zijn plek heeft in de nok van mijn huis. De heilige erker dat ik binnenkort opnieuw onthullen mag. In zijn geheel herinnert het aan Pan Sophia, de oerkracht, Moeder schepper. Maar dat niet alleen. Het eindeloze blauw is als de Vaderlijke hemel die haar omgeeft. Ze zijn verbonden met elkaar. Net als in de I Tjing. Het zijn de twee krachten die onze schepping belichamen, in allerlei vormen, niet óf het één óf het ander, maar als een verbondenheid van beide. Ook ik heb het allebei. Het mannelijke is de geest, het denken, de expansie. Het vrouwelijke is de kiem, het groeien, de explosie van cellen. Het is het wortelen en zorgen voor wat er is.

Erop uit gaan is stoer. Stoer doen trekt de aandacht. “Al die willen te kaper varen, moeten mannen met baarden zijn.” Echte mannen vangen walvissen en ontdekken nieuwe werelden. Het is ook stoer om een vrouw met ballen te zijn. Om je eigen huis te bouwen, erop uit te gaan, te reizen en daarover een boek te schrijven. Steeds weer vragen mensen mij “Wanneer ga je weer?” of “Wat ga je hierna doen?” Zelfs de beste interviewers, vooral mannen, vroegen me dat. Elke keer opnieuw werd ik in beeld gezet als de vrouw die het hele land afreist met haar wagen. Dat is niet zo, het was Friesland dat mij trok. Ik wilde wortelen. En mijn antwoord is nu steeds hetzelfde. “Ik ga niet zomaar weg. Ik laat iets groeien hier.” Toch komt dat antwoord vaak niet aan. Dat zie ik aan de wezenloze blik van de vragensteller.
Toch is het dat, waar het mij om gaat. Het heilige dat wortels nodig heeft om te kunnen groeien. Het heiligdom in de nok herinnert mij. Van begin af aan heeft het zijn plek gehad. Ik wist: De reis is alleen een manier om aandacht te trekken. Aandacht voor de stille, maar o zo krachtige vrouwelijke pit.
Het is moeilijk om aandacht te krijgen voor het verborgene, voor de veel langzamere kracht, die de basis is van alle leven. Alles wat snel gaat en beweegt, dat trekt. Maar de stille kiem, het contact met de heilige oerkracht raken we kwijt, in al de herrie die we maken. Daarom is het belangrijk dat de symboliek zijn plek terug krijgt. Dat we ons herinneren waarom het gaat. De terugkeer van Pan Sophia, de vrouwelijke oerkracht.

.

Pan Sophia and the Holy Universe
The symbol from the shrine

.

NEDERLANDS

ENGELS:

.

Every spring I unveil the sanctuary in the ridge of my house. But While waiting for it, I made a discovery

Iets laten groeien is niet niks (Before it grows! – 2)

DEEL 2

Voor alles wat je koopt, gaat ergens anders iets verloren. Wat? Over veengrond en turfgebruik in de tuin en kwekerijen.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Zou er nog leven in zitten? Ik ben net wakker, wanneer ik mezelf deze vraag stel Ik lig in mijn hangmat en denk aan het zaaigoed. Gisteren was er nog steeds niks. Na bijna een maand heb ik er steeds minder vertrouwen in. Misschien had ik het koeler op moeten bergen, dat zaad, en is het uitgedroogd. Of misschien had ik het in turfpotjes moeten doen. Die kan je kant en klaar kopen en er zit al een zaaigaatje in. Turf kan veel water opnemen, en vocht is belangrijk in dat prille begin. Ik pieker. Kan het sneller of beter? Zelfs ik als langzaam levende minimalist val wel eens ten prooi aan dit soort ongeduld. Zo minimalistisch ben ik dus ook weer niet. De verleiding is groot. En die turfpotjes lijken me wel heel handig voor ontkiemend zaad. Maar de volgende vraag is dan, waar komt het vandaan? Wat gaat er verloren doordat ik dit wil? Voor alles wat je krijgt, verdwijnt er ook iets. Wat dat is, dat is een belangrijke vraag.

Ik open de laptop, zoek en lees. Ik lees zoals ik al jaren lees, want alles over de bodem intrigeert me. Haar verhalen, haar leven, haar ongeboren mogelijkheden.
Het antwoord ligt voor het oprapen. Ja dus. Er verdwijnt veel, door ons turfgebruik. Al eeuwenlang wordt er grond afgegraven voor turf. In de middeleeuwen voor brandstof en ook in de eeuwen daarna. Dankzij onze voorouders is de dikke laag veen grotendeels verdwenen en zakken we nu steeds verder de nattigheid in. Er gaan bovendien prachtige plantengemeenschappen ten onder, door wat wij met onze pot en tuinaarde in onze tuin laten groeien. Is dat het allemaal waard?

.

Veenvormend moeras in Polen

Overheden houden zich daar meestal niet zo mee bezig, met plantengemeenschappen. Voor hen geldt vooral het CO2 verhaal. In veengronden zit namelijk ook enorm veel koolstof opgeslagen. Dat gaat de lucht in als je het weggraaft. Vooral daarom is men internationaal bezig met het afbouwen van turfgebruik. In Engeland is turf al verboden. Bij ons nog niet, al heeft de tweede kamer niet lang geleden gezegd de alternatieven te willen onderzoeken.
Turf wordt nog steeds gewonnen om in tuincentra te verkopen. Het zit in tachtig procent van de plastic zakken die er liggen en ook boeren en tuinders gebruiken het. Wij zijn de grootste gebruiker van heel Europa. We hebben niet alleen onze eigen turfgronden grootschalig uitgestoken, maar importeren nu op grote schaal uit het buitenland.

Tja. Maar beter geen turfpotjes dus, voor mijn zaad. Wat kan ik dan gebruiken? Het eerste bericht dat opduikt gaat over biochar. Ik ben meteen geïnteresseerd. Maar eerst doe ik de slaapzak over mijn hoofd, die ik als bijdekentje gebruik. Het is nog fris in huis en ik krijg koude handen. In mijn kleine donkere tentje is het lekker warm. Het beeldscherm licht op in het donker. Ik lees verder: “Biochar is vooral gemaakt van plantenafval dat verhit wordt tot 350 graden. Op die manier gaat er geen koolstof verloren en het afval hoeft niet naar de stort te worden gebracht, maar wordt hergebruikt.”
Wat raar, denk ik als ik het lees. Elke gemeente maakt er stadscompost van. Er gaat nergens groenafval naar de vuilstort! Het klinkt als een promotieplaatje van techneuten zonder contact met de werkvloer. Dat gebeurt wel vaker als het over CO2 oplossingen gaat. Het moet meteen big business worden.
Verderop lees ik dat ze het zelfs als koolstofopslag in de grond willen stoppen. De haren rijzen mij te berge. Klinisch in de grond stoppen, verbrande bomen en planten? Zonder er iets nieuws uit te laten groeien? Dat is bizar. Er is notabene een groot tekort aan compost, las ik in een vakblad voor bosbouwers.
Gelukkig zie ik ook een ander bericht. De Belgen laten zich niet gek maken. Die doen degelijk bodemonderzoek. Het ILVO (Instituut voor Landbouw-Visserij en Voedingsonderzoek) doet er verslag van, en het WUR heeft het overgenomen. In biochar is geen worm te zien, hebben ze ontdekt. Dus dat in de grond stoppen is het einde van de levenscyclus, begrijp ik. Ik ben blij dat ik het hier zwart op wit zie. Dank je wel, lieve Belgen! Techniek zonder liefde is een doodskist voor het leven.

.

Veenafgraving

.

Wat is het dan wel? Waar moet ik mijn zaad in stoppen? Het antwoord is simpel. Gewoon, met levende compost, gemaakt van verschillende ingrediënten.

Ik staar uit het raam over de groene weiden. Opeens heb ik er genoeg van. Ik klap de laptop dicht, klauter uit mijn hangmat en ruim alles op. Ik was me en kleed me aan. Nu wil ik zien hoe mijn eigen zaad erbij staat! Ik stap de deur uit en klim het kleine bordes af. De merel voor mijn deur vliegt luid protesterend weg. De lucht voelt warm aan. Ik schuif de deur open van de kas en loop naar achteren. Tot mijn grote verrassing zie ik de eerste groene sprieten de grond uit komen. Heel klein nog, nauwelijks zichtbaar, maar het is wel een teken van leven! Dat schept hoop. Gelukkig maar dat ik die turfpotjes niet heb gekocht, maar het gewoon gedaan heb met wat ik had, met bladaarde, dezelfde compost die ik ook voor de bomen gebruik. Ik pak de gieter die ik gisteren tweedehands kocht. Een kleine, mosgroen van kleur met een lange slanke tuit. Met een dun straaltje giet ik het water uit over de kleine bakjes. Hier groeit het in elk geval. Zelfs zonder turf. Goddank, het groeit!

‘Planten kweken is niet iets dat je even snel kunt doen,’ zeg Linda Chalker-Scott van de Washington State University. Zij is ook de schrijfster van het blog Horticulturalist Myths. ‘Als je een duurzaam systeem wil, moet je het op de juiste manier doen.’ Ze vindt dat we ons weer moeten richten op de grond onder onze voeten. ‘Honderd jaar geleden hadden we geen potgrondmengsels,’ zegt ze. ‘Planten hebben het al die tijd prima zonder gedaan.’

LINKS
https://www.nationalgeographic.nl/van-potgrond-krijg-je-vuile-handen-letterlijk-en-figuurlijk.https://turfvrij.nl/peat-science/
https://www.boom-in-business.nl/article/36896/tweede-kamer-wil-geleidelijk-af-van-turf-in-potgrond
En als laatste het onderzoek van ILVO: https://edepot.wur.nl/365672

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

For everything we buy, something disappears somewhere else. What? I read in the morning, in my hammock, and find out the effects of my use of peat. But on the road, I also discover strange CO2 solutions. Find other inspiring facts in the blog Horticulturalist Myths

.

Song for my seeds

.

.De twee onderste foto’s komen van Wikipedia:
1 Door Radomil – Eigen werk, CC BY-SA 3.0,

https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=69596
2.CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=244694

.

.

Bloemkool, door bijen bestoven.

.

.

Vorige week vertelde ik een verhaal op een bijeenkomst over zaden en de toekomst. Ik heb beloofd dat ik dat verhaal hier zou publiceren, dus doe ik dat bij deze.

.

In het lage zonlicht kijkt boer Jan uit over zijn land. Het is het eind van een lange werkdag. Zijn twaalfjarige zoon staat naast hem. Op de lichtgroene bloemkoolbladeren ligt dauw. Ze zijn keurig naar binnen gevouwen en beschermen de roomwitte schat er binnenin ‘De kolen horen bij ons’ mijmert hij. ‘Het zijn net kinderen. Mijn pa kweekte het zaad uit het zaad van mijn grootvader en overgrootvader. Het verbindt ons met de generaties voor ons en met het land. Weet dat, jongen, dat we dit nooit vergeten. De schat die voor ons ligt wordt steeds zeldzamer.’ ‘Elk gebied had vroeger zijn eigen rassen. Overal waren boeren als wij, trots op hun eigen unieke zaad. Wij zijn de laatsten der Mohikanen’.
De boer is één van de weinigen die nog zaadvast kweekt. Zaad dat bestoven wordt door bijen en insecten. Zaad dat verbonden is aan de bodem waar het vandaan komt, of het nou klei is, veen of zand. Het is sterk en vol vruchtbare groeikracht.
‘Ze zijn wel iets kleiner dan die die uit hybride zaad komen,’ zegt boer Jan langzaam. ‘Maar wij zijn onafhankelijk en vrij! Wat er ook gebeurt, we kunnen er altijd op vertrouwen.’
‘Maar waarom nemen we dat andere zaad niet, als dat zoveel groter wordt?’ vraagt de jongen.
‘Die andere worden steeds opnieuw gekweekt uit dezelfde twee ouders. Hybride, noem je dat. De vader en moeder verschillen wel erg van elkaar. En het zaad dat daaruit komt is niet altijd vruchtbaar. Er zijn er die wel ontkiemen, maar dan is het een warrige boel. Ze zijn allemaal verschillend. De kool zelf heeft er weinig aan, en wij ook niet. Ik denk, laat de kool maar kiezen hoe hij zich aanpast. In vaste bodem weet hij dat vast en zeker beter dan wij. Het klimaat verandert sneller dan we dachten. Weet je nog hoe droog het was vorig jaar? Maar onze bloemkolen zijn sterk. Met ons zaad zijn wij goed voorbereid.’ De jongen glimlacht tevreden.

Hybride zaden geven grotere vruchten, knollen en kolen, en zijn vaker bestand gemaakt tegen ziektes. Maar op den duur is de fut eruit. Het mist een vaste bodem. Daarom is het belangrijk dat er altijd zaadvaste familieleden blijven. Planten die vruchtbaar zijn, en waar we altijd naar terug kunnen. En hoe mooi is het, dat voedsel, of het nou kolen, knollen of peren zijn, zo’n geschiedenis kent! Daarom is het belangrijk dat het blijft. Dat iedereen het weet, dat boer Jan er is en anderen zoals hij. Kijk of vraag ernaar, is het zaadvast of hybride wat je koopt? Wisseling van spijs doet groeien!

Met dank aan de Zaderij, vooral Marran: https://www.zaderij.nl/

In België te verkrijgen bij Velt: https://velt.nu/samenaankoop-biologische-zaden

Een kleine kern die zich voorbereidt (A small core preparing)

Bestaat de grond van ons bestaan niet uit voedsel? Het zijn de vele goede verhalen die zich hierover moeten verspreiden. Verhalen over smaak en veerkracht. Er moeten veel meer boeren en boerachtigen komen met hart voor zaad en bodem. En dat al die mensen kunnen en mogen uitwisselen. Voedsel en voedselsoervereiniteit.

.

Tekening Alowieke

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het polderlandschap trekt aan ons voorbij. Theo Boon, de directeur van Odin zit naast me aan het stuur. Hij is al bijna vijfenveertig jaar bezig met biologisch voedsel. Ik ben blij dat ik met hem mee terug kan rijden. Het is een goede dag geweest, en ik was erbij, als schrijver en verteller. Het was een studiedag over zaadvaste zaden. Dat zijn zaden die groeien door bestuiving van bijen en beestjes. Zaden die zelf ook weer zaad kunnen maken met jonkies die op hen lijken en die ook weer bestoven worden en jonkies maken. En.. zo.. voort.. Prachtig. Dan denk je misschien: Maar dat hoort toch zo?!? Ja, dat is de natuurlijke weg. Maar de zakelijke wereld van ons voedsel is heel anders. (Binnenkort vertel ik daar meer over, in een extra blog.)

Ik ben gevraagd hierover een verhaal te vertellen en dat heb ik gedaan vandaag. “Het was heel mooi hoor!” zegt Theo. “Je had alle aandacht, het was ineens muisstil. Ik dacht: Wat gebeurt hier?! Ik grijns. Dat het een succes was, kwam ook door de locatie en de bescheiden groep. De aula van de Warmonderhof is een mooie plek. Er is een gedempte akoestiek, dat is fijn. Het is een ruimte die niet rond is en ook niet vierkant. Het heeft een groot podium als een nis. Er zijn asymetrische hoeken en veel hout. Een hoog, diep oranje gordijn verspreidt een warme gloed door de zon die erachter schijnt. Je voelt je hier gekoesterd. Zo’n ruimte wil wel helpen, voor een goed verhaal. En een groep, net niet te groot om een korte voorstellingsronde te doen. Er waren medewerkers van Odin, van de Beersche hoeve die voor de winkels van Odin levert. Ook zag ik de mij bekende lui van de Zaderij, waar je biologische zaadvaste zaden kan bestellen. Er was een vrouw met een voedselmuseum, een door de wol geverfde journalist van een akkerbouwkrant, en meer bijzondere mensen.
De directeur van Odin woont vlakbij de plek waar ik zes jaar lang heb gewoond, op de Brabantse zandgrond. Ik zie het zo voor me; de stille laan met de majestueuze beuken. Het bos en de beek die erdoor stroomt. Het gefluit van mezen en vinken in de bomen. En dan de weide en die oude hoeve, als je de coulissen van het bos verlaat. Ik krijg bijna zin om terug te gaan.

“Hoe is het daar nu?” vraag ik hem “Het is al best droog hè? Stel je voor deze lente ook niet regent. Wat dan?” vraag ik. Theo kijkt bedenkelijk. “Ja het is nu al behoorlijk droog. Dat gaat dan heel moeilijk worden als het zo doorgaat. Voor de ontkieming hebben we toch echt vochtige grond nodig.” Ik kijk voor me uit en denk aan de sloten in Friesland, die altijd gevuld zijn met water. Aan andere plekken in Nederland die verbonden zijn met het IJsselmeer. Of plekken waar toevallig net wat meer regen valt dan in Brabant. In een flits gaat het door me heen. We zullen het niet redden in de toekomst, als we gedwongen worden om te blijven concurreren. Als boerderijen als de Beersche Hoeve alleen blijven staan. De klimaatverandering dwingt verandering af. We moeten samenwerken en de aarde gezond maken. Het is buigen of barsten. De biologische sector werkt aan verbetering van de bodem. Aan sterkere groenten en knollen. Een door bijen bestoven en zaadvaste biologische witlof kan vijf keer zoveel droogte aan als een gangbare, vertelde een jongen vandaag. Hij had het zelf onderzocht en was er trots op. Het zijn deze verhalen die zich moeten verspreiden. Er moeten veel meer boeren komen met hart voor het zaad en de bodem. Zaden moeten uitgewisseld kunnen worden.
Dit alles gaat door me heen, terwijl ik opzij kijk, naar de man naast me. Ik zeg hardop wat ik denk. “Het kan niet zo zijn dat eentje alles moet doen. Het telen van zaadvaste zaden moet overal gebeuren waar het kan. Het kan niet anders.” De man naast me knikt. Ook hij weet het. Al is het niet makkelijk, voor geen enkele boer. Er zijn steeds meer controles. Veel tijd gaat verloren aan het verkrijgen van certificaten. Op elk plantje moet “een sticker”. Patenten worden aangescherpt. Het gaat niet alleen meer om soorten, maar ook om eigenschappen. Stel je voor: Alle meisjes met blond haar zijn van mij! Dat kan toch niet? De mogelijkheid om te spelen met veranderingen wordt almaar verder ingeperkt. Het drijft menige boer tot wanhoop. De wereld is hard bezig zichzelf vast te werken terwijl de klimaatverandering steeds sneller gaat. Een grote golf komt aanrollen, maar we mogen onze surfplank niet gebruiken.
Toch ben ik niet somber. Ik denk aan de mensen die ik ontmoette, vandaag. Ik weet: Zij gaan door. Het is belangrijk elkaar te ontmoeten. Ik ben blij dat ik vandaag een bijdrage heb kunnen leveren. Het geeft hoop en inspiratie. Buiten wordt het schemerig. De weg gaat licht omhoog, we rijden de polder uit, Friesland in. Nog even, en dan ben ik thuis. Daar is Dick. Hij heeft de tafel al gedekt, met aardappels en spruiten van Odin. Hij wacht tot ik terug ben. Tenslotte, liefde gaat door de maag.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Doesn't the basis of our existence consist of food? It is the many good stories that have to spread about this. Stories about taste and resilience. There must be many more farmers with a heart for seed and soil. And that all those people can and are allowed to exchange. I was at meeting about seeds and foodsoverngity and sit in the car, we are driving back, and I talk with the driver.


			
		

Pauze (Pause)

.

.

HOI

Deze week wat anders dan anders. Ik heb een druk weekend gehad, vol indrukken en met een spannend optreden. Het was de Toekomstboerenconferentie in Amsterdam. Dat moet ik even rustig uit laten borrelen. Bovendien staan meer zaken op het programma: twee voordrachten, een nieuw tuinkas en kiemend zaad. Heel blij ben ik met de grond die ik nog altijd mag beheren. Wel 3000 m2 wacht op mijn observerend oog en groeizame handen. Het wordt lente!

Dus daarom is er deze week geen blog. Dat mag ook wel eens een keer, na alweer meer dan tien jaar trouwe dienst. Dat zijn al 555 verhalen, elke week één! Dus al is er deze week zo goed als niks, er is genoeg om uit te putten. Volgende week komt er weer een verhaal, tenzij ik omwaai in de Friese wind of de weg kwijtraak op weg naar de markt.

Met groet,

Alowieke

.

HELLO

This week something different than usual. I had a busy day, full of impressions and with an exciting performance. It was the Future Farmers Conference in Amsterdam. I have to let that bubble out quietly, without anything coming out immediately. Moreover, more things are on the agenda: two lectures, a greenhouse with plants, and 3000 m2 of land await my observing eye and growing hands. Spring is coming! So that’s why there is no blog this week. That is also allowed once in a while, after more than ten years of loyal service. That’s already 554 stories. So even though there’s next to nothing this week, there’s plenty to draw from. Next week there will be another story, unless I blow away in the Frisian wind or get lost on the way to the market.

Greetings, Alowieke

Uit en thuis in veranderend land (Home and away in changing land)

.

Liever wonen in een vernield land dat wordt hersteld, dan in een wild paradijs dat wordt vernield.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik sta in de nieuwe tuinkas van de zon te genieten, wanneer buurman Jeroen komt aanfietsen. Ik herken zijn silhouet. Zijn blonde haar zit in een staart, zoals altijd. Hij zet zijn vouwfiets tegen een boom en loopt het veld over naar me toe. In de deuropening blijft hij staan. “Zo zeg! Je hebt een hele ruimte erbij! En wat een mooi uitzicht hier.” Je kan goed door de ramen kijken. Ze zijn nog brandschoon. Mijn buurman heeft de bouw niet meegemaakt. Hij is bijna twee maanden weggeweest, naar Amerika. Ik zie hem nu voor het eerst weer terug. “Hoe was het? Ben je blij weer terug te zijn?” vraag ik. “O ja, zeker,” zegt hij. “Toen ik in Canada was had ik het op een gegeven moment wel gehad.”
“O, ben je daar ook geweest?”
“Ja” antwoordt hij “Na vier weken bij Sofie in California ben ik naar Vancouver Island gegaan, met een vriend in de auto.”
“Oei,” zeg ik bezorgd, “daar wordt veel gekapt hè?”
“Ja,” bevestigd hij “De mensen daar menen: O wij hebben hier zoveel, wat maakt het uit….” Triest kijkt hij naar de horizon. “Zo zonde. Zúlke bomen gaan er om!” Hij spreidt zijn armen wijd om een onzichtbare boom, als een postume omarming.
“Ik weet het.” zeg ik. “Ik heb het vorige zomer nog bestudeerd, toen er in die streken 50 graden Celsius werd gemeten. Stukken gelezen, filmpjes bekeken. In de herfst waren er in diezelfde gebieden flinke overstromingen. Hoe zit het met de bomen, dacht ik toen. Kaalkap en verstoringen in het weer hebben veel met elkaar te maken. Het is niet alleen maar een CO2 verhaal.”
Jeroen haalt zijn wenkbrauwen op. “De veranderingen zijn daar in elk geval veel extremer dan hier. Ik kan het niet aanzien, dat die mensen nog geen enkel besef hebben van de enorme waarde van alles wat hen omringt. Al die prachtige wouden… Ik ben blij dat ik weer terug ben.”
Het was in elk geval een opgewekte thuiskomt met goed nieuws. Zijn gezicht verandert meteen van uitdrukking. Vrolijk vertelt hij wat hij gehoord heeft. De Greidhoeke moet een biologische regio worden. Europa heeft geboden dat Nederland veel meer natuurinclusief boerenland moet creeëren. Acht regio’s in Nederland zijn daar gelijk op ingehaakt. Ook bij ons, in de Greidhoeke bundelen de krachten zich. De bodem moet worden verbeterd. Het moet open land blijven, een paradijs voor de weidevogels. Ook Jeroen is daar al heel lang mee bezig, voor zijn werk.

.

.

Jeroen kijkt om zich heen. De kas is pas net klaar. Het witte zand ligt nog op de tegels. “Best groot,” zegt hij, “Dus hier ga je van alles voorkweken. Mooi zeg.” Ik knik. “De stellingkasten en de zaaitrays liggen al klaar. De compost ook.” Ik denk even na, om dan verder te gaan: “Weet je,” begin ik “Ik woon veel liever in een land dat omgeschept, leeggepompt, uitgemolken en verstoord is en waar de mensen werken aan herstel. Dat liever dan wonen in een prachtig wild gebied dat voornamelijk afgebroken wordt. Ik heb gehoord dat ze wel bomen terug planten, maar dat is niet te vergelijken met de reuzen die zijn omgegaan.
“Ja,” zegt Jeroen bedachtzaam. “Wij zitten hier al in een volgende fase.”
“Gelukkig wel…” zeg ik. Het klinkt als een ademtocht. We kijken beide naar buiten. De weiden zijn weids en groen. Straks zullen de halmen weer wuiven, tussen de lichte opgroeiende stammen van pas geplante berkebomen. We maken er wat moois van, langzaam maar gestaag. En ook in Canada zal de natuur herstellen, ooit.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Rather live in wasted land thats being restored, than in beautifull wild nature that’s mainly in the proces of being destroyed.

Oer is pittig! ( Primal frute is pithy)

.

.

.

Als de appel veel pitten had, dan werd het een vruchtbaar huwelijk. Een pittig meisje is dus eigenlijk een vrouw die veel kinderen kan krijgen. Het is bijzonder om terug te lezen hoe levenskracht deel uitmaakte van de hele cultuur. Een vitale pittige toekomst hebben we er letterlijk uit gekweekt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik steek de spade in de grond en laat mijn armen naast mijn lichaam vallen. De laatste boom heeft een plek gekregen langs het Verhalenpad. Het was hard werken, om ruimte te maken in het riet. De hele bult staat er vol mee. Dat krijg je, als je grond uit de sloot op het land dropt. De wortels gaan diep de grond in, want ze willen maar één ding. Terug naar het water! Ik krijg ze wel, dacht ik. Nou, mooi niet. Een hele afgrond werd het, en het einde was nog niet in zicht. Ik heb ze toch maar doorgestoken, die lange lichtgele staken van wortels. Maar de spade was één modderkluit. Die moest ik er eerst afpeuteren. Rietwortels zijn vreselijk taai, en schoon gereedschap is noodzaak, wil je ze kort en klein krijgen. Maar het is gelukt. Tevreden kijk ik hoe het geworden is. Alle grond ligt weer op zijn plek. En in het midden staat hij, mijn grote trots.

Het is een bijzonder boompje, dat daar staat. Een inheemse wilde appelboom! Malus Sylvestris. Ik dacht dat die uitgestorven was in Nederland. Maar dat is dus niet zo. Bij Vroege Vogels weten ze er meer over. Er waren nog maar 125 exemplaren in Nederland, vooral rond de Veluwe en in de Achterhoek. Dat lijkt niet veel, maar om ze te laten overleven is het genoeg. Wilde appels kun je goed uit zaad telen. Het heeft groeikracht. Als ze maar ruimte krijgen en licht, want dat ontbreekt vaak in de bossen waar ze staan. Maar de appel is oersterk. Alle gekweekte soorten stammen van hem af. Het zaad van gekweekte bomen heeft die kracht niet meer. De bomen die daar uit groeien worden snel ziek. Ze krijgen laat vruchten en veel minder ook. En als er dan uiteindelijk een appeltje aankomt, dan is het maar afwachten hoe hij eruitziet. Dat krijg je als je soorten te lang door kweekt.

.

.

Ik kijk naar de jonge loot voor me. Helemaal oer issie. En sterk. Met mijn vingers ga ik over de gladde, donkere schors. Het is nu niet meer dan een tak, maar straks wordt het een kleine boom. “It beamke fan de takomst!” Ik verheug me op roze bloesems in mei en de kleine appeltjes in de herfst. Dan denk ik aan appels in de supermarkt. Die zijn vooral zoet. Ze glanzen mooi en lokken ons met rode wangetjes. Het zijn maar een paar soorten en de inhoud wordt steeds meer hetzelfde. En dat terwijl er zevenduizend rassen bestaan! Het gaat nu vooral om een hoge productie.

De mensenwereld zit vol grote verwachtingen en hoge eisen. Dat kost heel veel energie. Het gaat ten koste van kracht, inhoud en verscheidenheid. Een burn out dreigt zich te verspreiden, in alles wat fabrieksmatig wordt geproduceerd. Het gaat dwars door alles heen. Ook door de mensen zelf. Het zaad van de toekomst heeft ons nodig. Want dat wordt almaar zwakker. We hebben meer wilde pitten nodig. De wilde appel, symbool van onsterfelijkheid en eeuwige jeugd.

Het woord pittig komt kennelijk van fruit waar veel pitten in zitten. Pittig fruit lijkt ook smaakvoller te zijn. Tegenwoordig vind men pitten maar lastige dingen. Vroeger keken ze daar heel anders tegen aan. Pitten waren belangrijk. Bij de geboorte van een kind werd er een appelboom geplant, opgegroeid uit zaad. De ziel van de boom en het kind waren met elkaar verbonden. Bij een huwelijk werd er een appel van geplukt en doorgesneden. Je keek in het klokhuis als een vijfpuntige ster, het volmaakte symbool van vrouwelijkheid en de vijf zinnen: horen, zien, voelen, proeven en ruiken. Als de appel veel pitten had, dan werd het een vruchtbaar huwelijk. Een pittig meisje is dus eigenlijk een vrouw die veel kinderen kan krijgen. Het is bijzonder om terug te lezen hoe levenskracht deel uitmaakte van de hele cultuur. Een vitale pittige toekomst hebben we er letterlijk uit gekweekt.

Tegenwoordig hebben we een zorgverzekering. We denken dat we zo gezond de toekomst in kunnen. Daar betalen we voor. Vroeger geloofden ze in andere dingen. Toen waren het seizoensgebonden rituelen, waarin de mensen hun voorouders en de goden om levenskracht vroegen. In Nederland is er het bekende “appelhappen” uit een teil met water. Dit komt voort uit een oud Engels ritueel, dat op Halloween plaatsvond. Het is de bekende nacht van 31 oktober op 1 november, de dag die door de kerk als “Allerzielen” werd gedoopt om het heidense feest eruit te krijgen. Het commerciële Halloween van nu heeft nog maar weinig met het oorspronkelijke feest te maken. Volgens de oude Kelten is op dit moment de grens tussen de levenden en de doden op zijn smalst en is het contact met de voorouderlijke stam het grootst. Het appelhappen was dus meer dan een spelletje. Zo vroeg je de voorouders en de goden om een lang en gezond leven. De appel als symbool van de eeuwige jeugd. Als je het doet, neem dan wel de kleine oerappel, de pittige wildeling, heilige boom van de Kelten. Mocht je ook een boompje willen, dan kan je over een paar jaar bij mij de pitten komen halen.

Ik droom van veel wilde appelbomen en mensen die zaad komen halen. Ik grijns naar mijn kleine, pas geplante boom. Groei jij maar! Ik zal vaak naar je komen kijken. Al zijn je appeltjes klein en zuur, jij mooie pittige wildeling, je draagt wèl de toekomst in je!

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

I plant a wild apple. It has many pips. Seeds used to be important. There used to be the wedding apple. If the apple had a lot of pits, then it would be a fruitful marriage. So a pithy girl is actually a woman who can have many children. It is special to read how life force was part of the whole culture. We have literally grown out of it a vital, pithy future. (Look good at the picture above.)

Recepten met wilde appel:
Als dressing in salades, gemengd met honing, ook wel “most” genoemd.
Gebruiken als vervanging van azijn.
Je kunt er groenten en fruit mee inmaken.
Het is het basisingrediënt van Calvados.

Bronnen:

https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/redding-zeldzame-wilde-appelboom
https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=22633
http://www.stemderbomen.nl/pages/mainpages/geheim-van-de-appelboom.htmhttp://www.stemderbomen.nl/pages/artikelen/art_wilde%20appel.htm

.

De tijd van het zevende vuur ( The time of the seventh fire)

.

.

Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras” van Robin Wall Kimmerer en herken de hoopvolle symboliek.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Het is al dagenlang mistig. Ik houd van die dagen rond de zonnewende. Het is een sluier, die het nieuwe zonnejaar verbergt. De mist nodigt uit om te dromen, dromen van wat er komt en dan weer stilletjes aan in te dommelen, om dan weer verder te dromen, als een egel in zijn winterbed van dor blad. En dan, als de zon weer terugkeert, helder en stralend, dan ontvouwen zich de nieuwe mogelijkheden. Wie vastberaden is onthoudt haar of zijn dromen. Dromen krijgen handen en voeten. Ze lijken klein in het tumult van alledag. De krant staat bol van oorlog, klimaatverandering, biodiversiteitsverlies. Hardnekkige multinationals die niet willen opgeven wat ze hebben. Er is een groeiende kloof tussen arm en rijk, terwijl we van de ene crisis in de andere belanden. Maar ook groeit er veel onder, in de schaduw van de tijd. En zonder dat we elkaar ooit hebben ontmoet, dromen we van dezelfde dingen.

Het was dan ook een feest van herkenning, toen ik in het boek begon dat al lang op mijn lijstje stond: ”Een vlecht van heilig gras,” van Robin Wall Kimmerer. Alleen al de inleiding die ze schreef in de nieuwste druk, in 2022. Ik kwam beelden tegen die ik zelf ook gebruik. Dit is wat ik las.

De hemel wordt donker. Maar zoals altijd laat ik me leiden door de bossen, die ons iets over verandering leren. De krachten van schepping en vernietiging zijn zo nauw met elkaar verbonden dat we soms niet kunnen zien waar de ene begint en de andere ophoudt. Een oud bladerdak kan generaties lang overheersen in een bos en de ecologische omstandigheden creëren waarbij het zelf goed gedijt, en tegelijkertijd anderen onderdrukken door alle natuurlijke hulpmiddelen voor zichzelf te gebruiken. Maar al die tijd brengt het alles in gereedheid voor wat er daarna gebeurt – en er gebeurt altijd iets wat krachtiger is dan dat bladerdak: een brand, een storm, een ziekte.
Uiteindelijk wordt het oude bos verstoord en vervangen door de ondergroei, door de begraven zadenbank die zichzelf heeft voorbereid op dit moment van transformatie en vernieuwing. Er ontstaat een compleet nieuw ecosysteem om te vervangen wat niet meer werkt in een veranderde wereld. Kimmerer zegt: Ik hoop dat “Een vlecht van heilig gras” deel uitmaakt van die ondergroei, gezaaid door vele denkers en doeners die de zadenbank vullen met allerlei soorten, zodat wanneer het bladerdak sneuvelt, wat ongetwijfeld gaat gebeuren, er al een nieuwe wereld opkomt. Nieuw, maar ook oud, met zijn oorsprong in het inheemse wereldbeeld van een juiste relatie tussen land en mensen. Wat het bladerdak van kolonialisme probeerde te onderdrukken, zwelt aan. Het is de voorspelde periode van het Zevende Vuur, een heilige tijd waarin de wereld verandert door collectief te herinneren. Een donkere tijd en een tijd vol licht. We herinneren ons de vaak gebruikte verzetswoorden: ‘Ze probeerden ons te begraven, maar ze wisten niet dat we zaden waren.’ 

Het beeld van het sneuvelende bladerdak staat ook in mijn geest gegrift. Ik weet van de vele kiemen die eronder groeien en de kracht ervan. We verspreiden het zaad en dragen het mee in onze harten en in kistjes op koele plekken. Het is de tijd van het Zevende Vuur. Hoe maken we de sprong naar de nieuwe tijd? Hier laat ik Robin weer aan het woord.

Wat is ervoor nodig om te stoppen met wat niet werkt en de risico’s van onzekerheid te nemen? We zullen moed nodig hebben; we zullen elkaars hand moeten vasthouden en erop moeten vertrouwen dat de ganzen ons opvangen. Het zou helpen als we zongen. Het kan zijn dat we niet zacht landen, maar de natuur bevat veel medicijnen. Voortgestuwd door liefde, klaar om de handen uit de mouwen te steken, kunnen we de sprong maken naar de wereld die we samen willen scheppen, met zakken vol zaad. En wortelstokken. (Robin Wall Kimmerer, New York, 2020 )

Zing voor de elfen. Laat de elfen weer zingen, voor alles wat er is. Plant het zaad, verspreid de wortelstokken. Een nieuw lichtjaar is op komst. (Alowieke)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Many young sprouts grow under the heavy canopy. One day it will fall. Colonialism is coming to an end, new forces are getting light. I’m reading “Braiding sweetgrass” by Robin Wall Kimmerer. I recognize this hopefull symbolism..

Lieve bodem, groei!

.

.

Het is in de eerste plaats de natuur die ons moet inspireren, want zij is de enige echte garantie voor duurzaamheid.” Pierre Rabhi

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Ik loop naar het Verhalenpad. Het gras is wit en kraakt onder mijn voeten. Ik kijk naar de grote groep eenden, die bij het enige plekje zit, wat niet bevroren is, in de sloot. Stil zitten ze bij elkaar, de veren dik opgezet om warm te blijven. Het is vlakbij het hek, waar ik normaal langs ga. Ik maak nu een omweg om ze niet te storen. Laat ze maar, met die kou. Ze hebben hun energie hard nodig. Voorzichtig stap ik op het ijs van de sloot. Er is geen kraakje te horen, het is sterk genoeg. Zonder twijfel ga ik eroverheen. Aan de overkant van de sloot stap ik de kant op en loop verder naar het Verhalenpad.
De tekst op het bordje is aan het verbleken. Eigenlijk vind ik dat wel okee. Want ik vraag me af voor wie dat bordje er staat. Het is een Verhalenpad, maar vooral voor mij. Dat is omdat ik erbij ben. Ik volg het pad, ik creëer het en zie veel gebeuren. Kleine veranderingen vol leven. De verhalen komen tot mij en ik volg. Ik vertel erover, hier, aan jullie. Ik hoop dat het inspireert bij het maken van andere verhalenpaden. Want wij zijn de diversiteit. Wij moeten het doen, in dit land dat al honderden jaren wordt omgeschept.
Ik mag vooral niet te snel gaan. Dan verdwijnen ze, de verhalen. Dan vertrap ik ze onder mijn voeten en ik spit ze doormidden. Zolang ik blijf kijken en geduldig opvolg wat ik zie, dan kom ik verder. Ik denk aan Momo, die met Cassiopeia door de versteende straten liep in het boek van Michael Ende. De verstening, dat zijn de weilanden die er allemaal hetzelfde uitzien. Glanzend raaigras, zonder greppels, nu wit van de rijp. De winter maakt van alles een sprookje. Langzaam kuier ik verder. Ik loop langs het vervaagde naambordje heen, dat in een stapel stenen is geplant. Hier moet de mensentuin komen. Het is de bedoeling dat er op een dag een overvloed aan voedsel groeit. Voor ons, voor mij en de boer. Maar het pad is veel langer. De dieren krijgen de meeste ruimte. Slechts tien procent is voor de mensentuin, veertig is voor ons samen, en vijftig is voor hen alleen. Dat is een dierenverhalenpad. Niet alle verhalen hoeven te worden gekend, anders is de magie weg.

Ik denk aan de hele rij zaad, die ik kocht om op te kweken. Waar moet ik dat allemaal kwijt dit jaar? Het is allemaal zaadvast, daar heb ik goed op gelet. Broccoli en koolrabi. Een hele rij kruiden en sponskomkommer. “Wat leuk, dan krijg ik sponsjes uit jouw tuin!” riep mijn vriend Dick gisteren. “Ja” zei ik. “Maar het belangrijkste is het zaad, niet jouw schone keuken! Voor je het weet is alles opgebruikt en hebben we weer niks. Net zoals het in de rest van de wereld gaat. Wel opmaken, maar niet zorgen voor later. Zonder zaad loopt alles dood.”

Mensen moeten vooral niet het belang van kleine oplossingen bagatelliseren. Deze zijn verre van onbetekenend en dragen bij aan het opbouwen van een wereld waar we met steeds meer individuen naar verlangen. (Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg, pag 68.)

Verleidingen zijn groot. Beloftes snel gemaakt. In abstracties kun je de wereld in mum van tijd veranderen. Het is niet echt, het zijn maar ideeën. Maar de grond heeft tijd nodig. En zaad, hoeveel potentie het ook heeft, vraagt om de juiste omstandigheden om te groeien. Daar werk ik aan. En vele anderen doen dat ook. Het zijn kleine stappen. Soms ben ik ongeduldig. Onder de laag riet, karton en compost, zijn de wortels van het kweekgras nog steeds niet dood. En de klei is hard als oude kaas. De vaste luzerne moet er eerst gaan groeien, en de elzen en de andere bomen en struiken, die de plek omringen. Mijn hart klopt vol verwachting. Ze zijn toch al hard gegroeid, dit eerste jaar. Hun wortels zullen de bodem luchtig maken. Miljarden beestjes zullen er wonen, wriemelend in het donker. Wat een ongeziene verhalen langs mijn pad! Zelfs een theelepel grond bevat meer verhalen dan ik in mijn hele leven kan vertellen. Ze hebben tijd nodig en aandacht.
Ik droom van wortels in donkere grond, van wilde lijsterbes en sleedoorn. Van elzen en paarse luzerne, diep wortelend de bodem in. Beide zullen zorgen voor stikstof. Dat is nodig voor het verteringsproces van al die bergen riet, die ik er bovenop gooi en het karton dat het kweekgras ontmoedigt. Hoe meer tijd ik neem om de bodem klaar te maken, hoe beter het is. Al duurt het twee jaar, of drie. Ten slotte gaat het niet om mij. Het gaat erom dat de bodem weer gaat leven. En tegelijkertijd de planten, de kleine zoembeestjes en de vogels. Ik ben de verzorger en als verzorger moet ik eten, anders kan ik er ook niet over vertellen. Meer is het niet. Genoeg is genoeg. Hoe minder ik neem, hoe meer krijgt de bodem, om te groeien. Lang leve de Aarde.

In dit verhaal citeer ik Pierre Rabhi. Hij is boer, schrijver en filosoof, en een van de pioniers van de ecologische landbouw in Frankrijk. Hij verdedigt een andere maatschappij, een die respectvoller omgaat met de mens en de aarde en hij ondersteunt de ontwikkeling van agro-ecologie over de hele wereld. Rabhi heeft een groot oeuvre, waaronder het boek: Het geluk van het genoeg.

NEDERLANDS

ENGELS

.

We are the diversity! Give more, take less. The less you take, the more will grow around you. Thus we build our soil together, the bottem of creation. The bottem. My eternal teacher who learns me to be patient all the way. Keep it small and stay healthy. I walk to the Story Path through the frost.

Op 13 dec is het manifest Rechten voor de natuur aangeboden in Den Haag. Een kleine mijlpaal. Of groot? We zullen zien.

Manifest – ‘Rechten voor de natuur’ aangeboden aan Tweede Kamer