.
.
Ik ben thuis, op de camping. Ton heeft gemaaid. De machine heeft lange strepen hooi achtergelaten. Het is meer dan anders en ik ben er blij mee. Ik hark de strepen bij elkaar en maak er bultjes van. Met een grote arm vol loop ik naar de slangecourgette, de goudsbloemen, de wijnbes en de borage, en leg het er onder. Ook de kleine kersenboom krijgt krijgt een flinke laag. Ik hoop dat het hem goed doet. Tevreden kijk ik ernaar. Fijn dat hooi, nu de zon zo heet schijnt. Ik kan de grond extra beschermen tegen uitdrogen.
Ik loop verder naar een stukje waar heel veel bij elkaar ligt, en zie hoe onder mijn hark heldergroen gras tevoorschijn komt. Leuk om te doen. Het hooi ziet er ook goed uit. Nog een dagje wachten en het is droog genoeg om in mijn compostemmer te gebruiken.
Terwijl ik hark, hoor ik gebabbel, verderop, achter de bosjes. Er is vandaag een gezin aangekomen, met twee meisjes van een jaar of tien. Ik hoor hun hoge kinderstemmen. Ik kan niet verstaan waar ze het over hebben, maar het lijkt erop dat ze iets moois hebben gevonden, waar ze blij mee zijn. Nieuwsgierig loop ik het hoekje om. Het ene meisje komt naar me toe, met een stralend gezicht. In haar handen heeft ze een schitterende bos grote oranje kelken, op korte stelen. Verschrikt kijk ik haar aan. „O nee!” roep ik uit. “Dat zijn de bloemen van de slangecourgette!” Een lange donkere man komt uit de caravan gelopen. “Lianne, deze mag je nog niet plukken. Je moet wachten. Er komen pompoenen aan.” Het meisje kijkt van mij naar haar vader, nog niet begrijpend wat die bloem nou met groente voor de soep te maken heeft.
“Wacht”, zeg ik, “Ik zal jullie laten zien wat er uit komt.” Op een holletje ga ik naar binnen, om de lange courgette te halen. Ik breng hem naar de vader en de twee meisjes. Het is een mooie grote, lichtgroen van kleur, met een indrukwekkende kronkel er in. Het meisje zet hele grote ogen op, vol verbazing dat er zoiets uit een bloem kan groeien. Tegelijkertijd ben ik nog steeds ontdaan van het recente verlies. “Ze waren zo mooi!” moet ik nog even kwijt, terwijl ik naar de plant kijk, waar alleen nog blad aanzit. Het meisje kijkt heel erg beteuterd naar het bosje in haar hand. “Maar er komen weer nieuwe bloemen aan!” zeg ik dan, om haar schrik te verzachten en ook de mijne. Ik hoop maar dat ze zichzelf nu niet stom gaat vinden, ze kon ook niet helpen.
Later zit ik in mijn wagen te mijmeren. Zijn die paar courgettes wel belangrijk? Die meisjes weten nu voor de rest van hun leven hoe er een vrucht uit een bloem kan groeien. En ik vergeet nooit die blik in haar ogen. Ik kijk naar buiten, naar de weelderige bloeiende massa voor mijn deur. Ik bewonder de zonnebloemen, waarvan de vierde nu begint te bloeien en ik kijk naar de bijtjes die over het bolle bloemhart kruipen. Er lopen wel eens mensen langs, ze kunnen van alles gaan plukken. Maar ach. Waar nooit iemand komt, leert niemand wat.
🙂 prachtig 🙂
LikeLike
mooi stukje, ja, zo gaat dat , met bloemenmeisjes…
LikeLike