.
.
Na een klein weekje op Schiermonnikoog, word ik wakker in mijn woonwagen op Frijlân. Ik heb kort geslapen en moet er aan wennen weer terug te zijn. Schiermonnikoog was heerlijk. Ik proefde de ruimte van stranden en kwelders, liep urenlang zonder een mens te zien en kwam terug op een camping vol rommelige gezelligheid. Ik at zelf geoogste broccoli uit de pluktuin, die naast de camping lag en genoot.
Hier is het anders. Als ik uit het raam kijk, zie ik distels, perzikkruid en melde. Het ziet er zwart van. Verder is er geen mens te zien. Somber staar ik ernaar en zie mezelf alweer bezig, eindeloos uittrekken van de distels die zich razendsnel uitzaaien en ineens overal opkomen. De moed zakt me in de schoenen en ik weet maar één ding te doen. Ik zet mijn verstand op nul.
Ik doe mijn oefeningen en ruim mijn huisje op. Zonder discipline ben je nergens. Terwijl mijn wagen er steeds opgeruimder uitziet, denk ik aan een man, die ik ontmoette op de boot. Het was op de terugreis. Vanaf het moment dat ik hem zag kon ik mijn ogen niet van hem afhouden. Die man, wat zou hij doen in mijn plaats?
Aan de tafel bij het raam zitten vier mensen. Een oude man en een oude vrouw en een jonger stel. Achter het vensterglas bewegen langzaam de drooggevallen zandplaten voorbij, vol met watervogels. Het is vooral de grijze man, die mijn aandacht trekt. De ontspannen toon waarmee hij alles in beschouwing neemt, wat hij ziet. En hoe vanzelfsprekend de anderen naar hem luisteren, alsof hij ze al jaren weet te boeien met zijn waarnemingen.
De boot volgt trouw de vaargeul, zoals hij daar al jaren ligt. Wij weten niet anders. Maar de oude man en de oude vrouw kennen het water al hun leven lang en hebben al veel van haar gezichten gezien. Ze kenden het wad al voordat er vaargeulen bestonden. En terwijl buiten het water langs het schip stroomt, zien we binnen een jong zeehondje geboren worden op het beeldscherm dat in de verblijfsruimte hangt. De man kijkt ernaar en leest de titel die bij de beelden hoort. “Er komt een film over het wad,” zegt hij bedachtzaam. Ik spring op. Het is de film waar ik heen ga. De man kijkt me aan met een vermaakte glimlach. Ik vertel erover wat ik weet. Het moet een prachtfilm zijn. Het is in Leeuwarden. “Komt u ook?” vraag ik, maar nee dat kan niet, hij woont in Rotterdam. We praten verder over onze meest geliefde plek, het Eiland.
“In 1929 kwam ik voor het eerst op Schiermonnikoog,” zegt hij. “Bent u er toen geboren dan?” vraag ik een beetje verward, want zou oud kon die man toch niet zijn. “Nee, zegt hij, dat was in 1923.” Ik staar hem ongelovig aan. “Echt waar?!”
Zijn vrouw is even oud. Ze hebben samen al veel meegemaakt. “Toen zij in 1930 voor het eerst op het eiland kwam, toen was er een andere aanlegsteiger. Het was de steiger die nu door zeilboten wordt gebruikt.” Ik knik, ik zie de plek voor me, je kan de masten van de boten nog net zien, als je op de veerboot wacht. Hij gaat verder. “ Je kon er niet naar de oever lopen, als het vloed was. En als je dan zo oud was als mijn vrouw nu, weet je hoe je dan bij de oever kwam?” vraagt hij me.
Ik schud mijn hoofd. “Op de rug van sterke jonge mannen!” De twee oudjes stralen als hij het vertelt en ik lach mee. “Dat wil ik ook wel!” roep ik. De grijsaard grinnikt. “Dan moest je wel eerst oud worden…”
Aan die mensen denk ik nu. Wat een heerlijk echtpaar, wat een mooie man. Zo vrolijk, zo open en belangstellend, terwijl ze toch ongelooflijk veel moeten hebben meegemaakt. Zouden deze mensen zich druk maken om een distelveldje?? Nee toch…..
Dan open ik mijn deuren en haal diep adem. Frisse buitenlucht doordringt mijn longen. Het nodigt mij uit tot iets. Wat is het? Ik kijk over het glanzende gras naar de spoorlijn in de verte. Er gaat een trein voorbij.
.
.