.
.

.
Een verrassend gesprek in de trein over autonomie en zelf voedsel verbouwen en zaden telen. Met aan het eind een cadeautje van de conductrice.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
Ik sta in de trein van Antwerpen naar Rotterdam en kijk door de open deur naar de bewegende menigte op het perron. Twee dagen lang verdiepte ik me in de autonomie van zadenteelt en ik ben geheel vervuld van het onderwerp, dat zo verbonden is met lokaal voedsel telen en sociale verbondenheid.
Het is erg druk in de trein, maar ik vind toch nog een klapstoel op het balkon. We zijn nog niet weg, we hebben nog even de tijd. Naast me staat een pittige conductrice met een blonde staart. Al snel raken we in gesprek en ik laat haar mijn kaartje zien, de lichtblauw met groene woonwagen, het Rijdende Verhalenhuis. Nee, vertel ik, ik reis er niet meer mee. Ik ben geworteld, om me te verbinden met het land. “Ben je ook zelfvoorzienend?” vraagt ze. “Wat bedoel je daarmee?” vraag ik, “Ik kan me redden met mijn zonnepanelen, als het moet. Maar mijn eigen voedsel kan ik nog niet telen. Een heel klein beetje maar. Die kennis te verrijken, dat vind ik belangrijker dan energie…”
Tot mijn verrassing vind ik herkenning. En dat op de laatste plek waar je het kan verwachten. Hier, bij een conductrice in een Vlaamse trein. Ik noem haar Lena. We praten over voedsel. Voedsel uit zaad, knollen of wortels, dat opgroeit vanuit een vruchtbare bodem, liefdevol bewonderd en verzorgd. Het wordt geproefd, gedeeld en besproken. Het wordt geoogst en gaat van hand tot hand, tot het op tafel belandt. Ons lichaam verwerkt de voedingsstoffen en die belanden opnieuw in de bodem. Zo hoort het te zijn. We hebben het niet alleen nodig om te leven, maar ook om het leven zin te geven, met elkaar. Het maakt het leven op aarde vol, levendig en vruchtbaar. Lena noemt het: “Wakker zijn.” Het maakt mij niet uit hoe ze het noemt, we willen hetzelfde: handen terug in de aarde. Eigen voedsel kweken en de afscheiding met de natuur ongedaan maken.
“We hebben de productie helemaal uitbesteed aan slechts enkele multinationals,”zegt Lena strijdvaardig. Ze wil er niet meer aan meedoen. “Ja,” zeg ik. “Voedsel is een mager gebeuren geworden. Het gaat allang niet meer om de honger van mensen te stillen. Het gaat om de portemonnee van de aandeelhouders. Het voedsel zelf is van ondergeschikt belang. Het is een optelsom van nutriënten van de industrie. Die wordt steeds efficiënter. Steeds vaker zie je pasklare maaltijddrankjes, zodat je altijd door kan werken in de veeleisende groei economie. Dat heeft met voedsel weinig te maken. Ik vind het ongelooflijk dat mensen daar intrappen. Snap jij dat?” Lena schudt haar hoofd. “Weten zij het nog, van het zaad? Daar komt het leven uit voort! Ik wil dat het zaad weer in onze handen komt, in handen van levendige en geïnspireerde mensen met liefde in hun lijf. Zoals jij en ik.” Haar gezicht staat vastbesloten. Ze is niet de enige. Er zijn er steeds meer. Ik vertel haar wat ik geleerd heb, de afgelopen dagen. Hoe kunnen we weer zelf onze zaden telen? Het is niet vanzelfsprekend, bedrijven ondervinden een hoop regels en wetten, daarin. Lena luistert, ik vertel.

De teelt van zaden wordt heel strikt gecontroleerd. Enerzijds is dat om de handel gezond te houden. Er mogen absoluut geen ziektes en schimmels worden verspreid. Dat is begrijpelijk. Maar schimmels en ziektes kan je ook bestrijden door je systeem gezond te maken. Uiteindelijk is dat ook veel efficiënter! Dat doet ecologische landbouw. Door meer soorten bij elkaar te zetten maken de planten elkaar gezond. Maar niet alleen ondersteunen ze elkaar, je bent ook niet meer afhankelijk van één enkel product. Wie meerdere paarden voor zijn wagen spant, is minder kwetsbaar. Als het één wat minder is dat jaar, dan is er altijd nog het ander wat het wel doet. Toch overheerst vooral de angst dat het mis kan gaan en dat is allesbepalend. Vandaar die grote controle op zaadgoed, bij gangbare en biologische zaden.
“Dus daarmee wordt de natuurlijke voortgang gefixeerd!” zegt Lena. “Dat is belemmeren van de evolutie! En dat in deze tijd van verandering. Alles wil in beweging komen, toch?” Ik knik en ga verder.
“En dan heb je bovendien nog de patenten. Het patent op zaden. Zaden kunnen vaak niet worden vermeerderd, gewoonlijk zijn ze niet zaadvast,” zeg ik. “Als je er iets uit laat groeien krijg je allemaal rare dingen, maar niet meer de oorspronkelijke kool of sla. Er zijn maar een paar bedrijven die zorgen voor ons voedsel. Zij hebben het zaad in handen. Elk jaar opnieuw moet de boer daar zaad inkopen en zo hebben die multinationals de macht. Het gaat immers om geld. Gangbaar voedsel en zaad is volledig gebonden aan de financiële markt. De aandeelhouders, daar gaat het om. Maar wat gebeurt er als die markt instort? Wat staat er dan nog op tafel?” We kijken allebei stil voor ons uit. Ik vraag me af of Lena niet nodig kaartjes moet gaan knippen. De trein rijdt alweer een poosje. Inderdaad, ze kijkt onrustig om zich heen. Iemand van de beveiliging komt langslopen. Ze groet me en verdwijnt gauw door de schuifdeuren.
Als ik alleen ben, denk ik na over die eerste vraag van haar. Lena vroeg mij of ik zelfvoorzienend ben. Tegenwoordig wordt daar vrijwel altijd eigen opgewekte elektriciteit bedoeld. De focus van de samenleving ligt nu op alternatieve energiebronnen. Toch, zonder laptop, telefoon en andere elektrische apparaten kan ik nog wel leven. Maar zonder voedsel en warmte kan ik niet. En daarin zit hem de clou. Daarom plant ik bomen. Voor snoeihout om mijn kleine, goed geïsoleerde huisje te warmen. Voor noten en bessen. Op de uitgestrekte Friese weiden vormt het een windhaag. Dat is nodig voor de jonge planten die erachter zullen groeien: de kruiden, de pastinaken en de koolrabi. De vlinders en de bijen zoemen rond in de luwte en bezoeken de ene bloem na de andere. Er moeten veel meer van deze plekken komen, voor ons én voor de dieren. Voor voedsel en diversiteit. Alleen zo kunnen we weer deel uit gaan maken van het ecosysteem Aarde. We hebben veel meer mensen nodig, die weten hoe je voedsel laat groeien, en daar met liefde mee bezig kunnen zijn. Daarom schrijf ik erover. We moeten het terugpakken, weg van de grote industrie en de aandeelhouders. Met elkaar weer gaan genieten van de vele variaties en smaken die er zijn, het proeven en er samen over hebben.
Een poosje later komt ze terug, Lena, de conductrice. Ze wil graag nog iets vertellen. Ze heeft een nieuw baantje, zegt ze. Bij een bejaarde bollenteler, in Noord Holland. Hij kweekt alleen geen bollen meer. Hij teelt nu een variëteit aan biologisch voedsel. Er werken allerlei mensen op zijn land. Hij is bijna doof en blind, die man. Maar dat houdt hem niet tegen. Hij wil het goedmaken, wat hij verkeerd heeft gedaan. Ze vertelt het met glimmende ogen. Geboeid luister ik. Goddank, het is overal. We zijn niet alleen. Alles is in beweging en werkt aan dat ene. De robuuste kiem van alles.
“Ik vond het een heel bijzondere ontmoeting,” zegt Lena. “Daarom wil ik je iets aanbieden. Je mag van mij in de eerste klas gaan zitten.” Dankbaar sta ik op van mijn klapstoel en kijk haar stralend aan. Ik pak mijn versleten groene rugzak en zoek de weg naar mijn erezetel. Er is nog een lange reis te gaan. Buiten hangt een dichte mist. Ik ga zitten en staar in het niets.
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
A surprising meeting in the train. We talk about being self sufficient and our food supply. About multinationals and how the food market is completely in hands of just a few. We have to take it back again!
PS: De conductrice heeft in werkelijkheid een andere naam en uiterlijk. Ook is het gesprek uitgebreider weergegeven dan het was, vanwege de leesbaarheid en de wezenlijke inhoud.
.
