Stroomstruikels en verdwijningen

Merkwaardige omstandigheden zetten mij aan om na te denken over mijn digitale verslaving.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Eigenlijk is het al van begin af aan zo. Ik heb hem, maar eigenlijk vind ik het waanzin. De smartphone. Sinds 2018 neemt dat ding een van de eerste plekken in binnen mijn intiemste kring. Ik verbaasde me er meteen al over wat je er allemaal mee kon en de snelheid waarmee de duim van mijn voorlichter over het scherm ging. Het was een jongen van vijftien en al gauw deed ik het net zo vanzelfsprekend als hij, bezocht sociale apps, checkte vijf keer per dag mijn mail en het ding ging steeds vaker met me mee.
De eerste jaren gaat dat probleemloos. Maar na een tijdje denk ik het steeds vaker: Deze onzin moet maar weer eens afgelopen zijn. Terwijl die gedachte groeit neemt mijn gebruik juist toe. Voor het eten korte filmpjes kijken op Facebook. Steeds teruggaan naar de commentaren en Instagram. Goed voor de wereld, want ik steun immers oorlogsslachtoffers in mijn commentaren. Een goed excuus, vind ik. Maar de stem van mijn onbewuste roept en het wordt steeds sterker. Maak jezelf vrij! Weg met dat ding! Onbewust doe ik pogingen om ervan af te komen. Achteloos laten liggen op een tafeltje bijvoorbeeld. Maar van zo’n kostbaar ding afkomen, dat is nog niet zo makkelijk, in een maatschappij waar iedereen er verschrikkelijk afhankelijk van is. Al gauw komen mensen naar me toe met opgehaalde wenkbrauwen. Ze heffen het roze hoesje in de lucht waar mijn verslaving in zit. Met nadruk klinkt steeds weer hetzelfde zinnetje: “Is dit van jou?” Ik moet dus beter mijn best doen met kwijtraken.

Maar dan lijkt de tijd langzaam rijp te worden. Rijp om af te kicken van de dikke vette digitale tiet, die mij afhoudt van mijn eigen voedzame stroom. Welke gedachten en scheppingen wachten op een lege geest maar krijgen de kans niet? De achterliggende kracht om ervan af te komen wordt almaar sterker. De innerlijke bron die door steen kan breken. Dingen haperen of verdwijnen. Het strekt zich verder uit dan alleen de telefoon. Op een gegeven moment lijkt elk digitaal contact te worden belemmerd. Het stekkertje van mijn laptop past opeens niet meer, hij is gegroeid. Terwijl hij altijd op dezelfde plek ligt en ik hem nooit ergens mee naar toe neem. Ook mijn vriend buigt zich erover en we snappen er niks van. Daar blijft het niet bij. De volgende dag komen er mensen voor een interview. Ik ruim het huis op van voor naar achter, van onder tot boven. Als laatste leg ik mijn smartphone op de vensterbank, het roze hoesje is beduimeld en glad van de vele aanrakingen. Er zitten transparante stickers op van Treesistance. Liefkozend gaat mijn vinger over het roze leer, dat een plantaardige oorsprong heeft. Ik bedenk me net hoe vreemd het is dat ik dit doe. Een telefoonhoesje aaien. Alsof het mijn vriendje is! Wil ik dat wel?
Precies op dat moment komt er een auto aan. Het zijn de mannen waar ik op wacht, die van het interview, De een komt als interviewer, de andere is fotograaf. De auto rijdt het veld op om te parkeren, precies op het laagste stuk. Hij zwaait vrolijk door het raam, maar ik weet: daar komt hij vast te zitten. Dat is al zo vaak gebeurd! Ik moet ernaartoe, hoe eerder hij daar weg is hoe beter. En hoewel ik zojuist nog besloot dat mijn telefoon daar prima lag, kleeft hij nu als vanzelf aan mijn hand vast, zonder dat ik er acht op sla. In mijn gedachten is alleen nog de gestrande auto. Daarna draag ik een antislipmat aan, help duwen. Uiteindelijk lukt het. Maar als het interview voorbij is en de mannen zijn weg, ligt mijn telefoon niet meer op dat plekje in de vensterbank. Na een poos zoeken op plekken waarvan ik weet dat hij er toch niet ligt, dringt het besef bij me door, heel langzaam, van een telefoon in mijn hand. De razendsnelle keuze om hem niet in het natte gras te leggen maar op het droge staal van de auto. En daarna het rumoer van het moment en het vergeten. Ergens onderweg viel hij van de auto af. Dat was zelfs te traceren. Toen ik daarna mezelf belde deed hij het eerst nog. Maar van het ene op het andere moment was er geen bereikbaarheid. Gevallen en overreden. Zo moet het gegaan zijn.
Maar nu! Eindelijk is het gelukt. Ik ben ervan af. Ik ben er beduusd van. En er was nog een afscheid ook. Een laatste liefkozing van het roze leer.

Ik laat het tot me doordringen. Op het moment dat mijn smartphone weg is, kan ik helemaal nergens meer bij, ook niet bij mijn mail. Want dat stekkertje van mijn laptop was immers ook al op wonderlijke wijze van vorm veranderd en hij past nog steeds niet. Alles zet me aan om een pauze te nemen en me te bezinnen op deze verslaving. Bleek kijk ik voor me uit. En neem dan een radicale beslissing.

In de winkel van Odido zeggen ze dat het niet kan, mijn abonnement opzeggen. Dat kan alleen een paar maanden van tevoren en mijn abonnement loopt pas af in augustus. Dat zou betekenen dat ik nog tien maanden blijf doorbetalen, dat is meer dan tweehonderd euro. Omdat ik dat toch zonde vind, koop ik een tweedehands smartphone met een barst erin. Facebook en Instagram gooi ik eraf. Dat is dat. Maar Spotify wordt meteen geïnstalleerd en gelijk ga ik die avond naar mijn luisterboek alsof er niks gebeurd is. Als een kleuter lig ik te luisteren, zoals ik dat nu al avond na avond doe. Luisterboeken zijn tegenwoordig onbeperkt beschikbaar, actief lezen hoeft niet meer. Je hoeft steeds minder zelf te doen. Vlak voor het slapen gaan zie ik dat het apparaat nog maar zes procent stroom heeft. De lader, die ik meteen had aangesloten, heeft niks gedaan. En dat terwijl het stekkertje gewoon leek te passen. Ik probeer nog drie andere stekkertjes en fiets dan naar Dick die ook al zijn plugjes uitprobeert, echter zonder resultaat. Net als bij de laptop.

Is dit een les? Tuimel ik er opnieuw in, door gewoon op dezelfde voet door te gaan? Er is een wijze stem in mijn hoofd die zegt: Ga ook van Spotify af en zet door. Bel Odido persoonlijk en vraag of ze nu al kunnen vastleggen om het abonnement te laten aflopen in augustus. Maak afspraken zodat je voor jezelf geen uitvluchten meer kan zoeken, of stiekum van uitstel afstel maakt. Tenslotte zit ik straks echt niet helemaal zonder internet. Ik kan altijd op de camping terecht, daar is Wifi. Het is maar vierhonderd meter hiervandaan. Toch zal die afstand mijn gedrag volkomen veranderen. Pech is niet voor niets. In feite is het een hele eer om met pech te worden bediend. Je bent uitverkoren om van koers te wijzigen en de signalen worden als duidelijke bakens voor je voeten geplaatst. Dat neemt niet weg dat ik kwaad ben. Ik weet niet op wie, maar heb zin om een bushokje in elkaar te trappen. Dat doe ik natuurlijk niet. Want eigenlijk is het helemaal niet leuk om bushokjes in elkaar te trappen. Een hele hoop mensen hebben daar last van.

De volgende dag ga ik vol goede moed naar de winkel. Gek genoeg is er geen probleem, bij hem doet het stekkertje precies wat het moet doen. Ik krijg het bewuste draadje mee naar huis, maar dan blijkt het plugje niet te passen op mijn adaptor. Mijn vriend lacht zich slap, maar mij verbaast niks meer. Ik weet nu dat het in elk geval goed komt. Ik ga door met afkicken en demp de stroom van buiten.

Er is ten slotte nog iets, waarom dit steeds belangrijker wordt. In deze tijd, waarin steeds meer bedrijven door Chinese of Amerikaanse multinationals worden opgeslokt, dient een digitale verslaving vooral de machthebbers. Ik geef mijn stekker dus niet alleen een andere aansluiting voor mezelf, maar ook uit maatschappelijke overwegingen. De oorlogsslachtoffers vergeet ik evengoed niet. Ik zal ze op gepaste tijden schrijven.
En nu is het stil. Stil genoeg om het te laten ontstaan, vanuit het binnenste, de innerlijke bron. Ik luister naar de wind, die buiten ijskoud waait. En verdraaid, ik hoor nog iets. Heel duidelijk. Een bel die rinkelt in de verte. Iemand roept wat. Zowaar! Het is de telefoonjuf van het universum. “Verbonden!” roept ze en knipoogt. Ik steek mijn vuist in de lucht en lach. Mijn dag is weer helemaal goed.

.

Vraag

.

.

Er is iets bijzonders, wat langzaam gestalte krijgt en tot een eindresultaat komt. Ik ben er al een paar jaar mee bezig. Het vraagt concentratie en discipline. Maar het liefst zou ik elke dag verder gaan met wilgen snoeien en kappen. Ik hou van bomen die groeien onder mijn aandacht, maar ook machtig mooi is het ook om een grote boom om te zagen, het touw vast te maken, te trekken, te duwen, opnieuw te zagen, tot hij uiteindelijk met een doffe dreun op de grond valt. De bomen die al jaren geleden zijn geplant, groeien nu hutje mutje op elkaar met nauwelijks tussenruimte. Dus het is nodig. Maar hoe graag ik het ook doe, er is dus iets anders wat al mijn aandacht vraagt. Het is mijn nieuwe boek: “De heilige traagheid der dingen” met als ondertitel “Aardewerk in Friesland. Daarvoor benaderde ik vijf uitgevers. Eentje zei meteen ja, maar die vroeg direct om mijn publiciteitsplan. Ik had geen zin om daarover afspraken te maken, dan is de lol er voor mij gelijk af. Dus nu geef ik het uit in eigen beheer. Dat neem ik heel serieus. Voor de 22e keer ga ik het hele boek af om het nog beter te maken dan het is. Ook maak ik mijn eigen omslag met daarop schilderijen die ik maakte en die horen bij het verhaal. En hoewel mijn armzalige laptop hard tegensputtert bij al die grote bestanden, lukt het toch. Ik ben blij met het resultaat, al moet je het altijd even laten drukken om te zien hoe het uitpakt. En dan weer bijwerken. Het is een hele klus.

Ondertussen groeit de intekenlijst. Daar ben ik blij mee, van het bedrag dat ik daarmee verdien, laat ik extra boeken drukken waarmee ik zelf boekhandels af ga. In de eerste plaats in Friesland. Het is meteen een mooie gelegenheid om de provincie beter te leren kennen. Misschien denk je: als het boek er is dan koop ik er wel eentje. Maar voor mij is het dus heel fijn als je je nu al inschrijft. Hoe meer mensen zich inschrijven, hoe meer mensen het boek straks kunnen lezen. Dus als je dat doet ben ik je dankbaar. Het mailadres is:

tt.alowieke@gmail.com

En nu ga ik weer verder met bomenrijen uitdunnen. Na dat geworstel met de boekomslag ben ik daar helemaal aan toe. Ik wens jullie een mooie dag.

Groots en succesvol of klein en vitaal

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan.

De mist die twee dagen en nachten het land omhulde, is opgetrokken. De zon schijnt uitnodigend en ik zit achter de laptop omdat ik op zondagochtend altijd mijn blog schrijf. Het liefst zou ik naar buiten gaan, verder met wilgen snoeien, verder met creëren van het landschap. Hier wil ik zijn, dit wil ik opbouwen.

Ik schreef een boek, over het proces van het planten van de bomen, bespiegelingen over tijd. Het was fijn om te doen, en het zal voor sommige mensen vast heel fijn zijn om te lezen. Er kwamen negen schilderijen uit mijn handen, die het verhaal illustreren. En nu is dit project ten einde. En dan komt het pas, het publiek opzoeken, het aan de man brengen. Mijn eerste uitgever zei dat hij zijn werk in wilde krimpen en ik viel buiten de boot. Daarna ben ik nog vier andere afgegaan. Een zei gelijk ja, het boek viel helemaal in haar lijn, maar ik moest wel zelf een publiciteitsplan maken. Het maakte me moe. Ik wil helemaal niet eindeloos bezig zijn met iets dat af is. Het werkelijke verhaal is immers hier gaande, op en onder deze grond en in het water dat stroomt door de Swette. Een boek is slechts een fixatie van momenten en gedachten. Het verhaal dat hier gaande is vraagt ook niet om een plot of een spanningsboog, het is er in het ritme van de seizoenen dat nooit ophoudt. En ik werk het allerliefste mee, om het steeds meer te laten bloeien, steeds meer dieren te zien die zich te goed doen aan zaden en insecten waar ik voor zorg. Ik luister naar het geritsel in de bosjes waar een dier een schuilplaats vindt in de beschutting die ik maakte. Ooit vond ik een oude pot in de grond, en legde hem onder de opgroeiende kastanje. Als ik de pot oppak zie ik dat er een grote segrijnslak in zit. Een heel gewone slak, maar de patronen op zijn huis lijken wel gouddraden tegen het donkerrood en azuurblauw dat bijna onzichtbaar doorschemert in het bruin van het halfvergane aardewerk. Hoe zou ik dit kunnen missen.

Het boek dat klaar is heet: “De heilige traagheid der dingen.” Maar alleen al de titel heeft een tegenstrijdigheid in zich als ik het boek wil uitbrengen. Als de publiciteit ervan erom vraagt dit terrein steeds vaker te verlaten dan verlaat ik ook de kern waar het om begonnen is. Dit land, waar ik bomen plant, en waar het verhaal langzaam ontluikt. En het is ook langzaam dat ik de omwonenden leer kennen. Alles wat duurzaam is duurt ook lang voor je het verkrijgt. Snel gewonnen, snel geronnen. Liever onopvallend, maar wel klein vitaal en stevig, dan tijdelijk succes waar je mager en moe uit komt. En wat blijft? Ik kijk naar de segrijnslak, die zich voor de winter heeft teruggetrokken in zijn kleine fijne huis. Ik zie het gouden patroon tegen de oude ingetogen kleuren van de oude pot, nog vochtig van de ochtendmist. En dan neem ik een besluit. Ik wil de traagheid der dingen bewaren. En daarom ga ik niet verder in mijn zoektocht naar uitgevers, met hun afspraken en al hun eigen ideeën. Ik geef het uit in eigen beheer. Er zijn nu bijna zeventig mensen die zich hebben ingeschreven en er zijn negen grote schilderijen bij het verhaal gemaakt. Die zullen een plek vinden en het verhaal op hun manier verder vertellen. Het hoeft ook niet vandaag of morgen. Als ik iets wil laten zien, als ik ergens over wil vertellen, dan is het hier. Bij mijn huis aan het Verhalenpad, waar ik bomen plantte en waar ik nog steeds met liefde voor zorg. Ik ga niet weg om vluchtig succes na te jagen. Mijn boek hoeft geen bestseller te worden. Het is de trouw aan de heilige traagheid der dingen, trouw aan het pad, de bomen en de dieren waar het om gaat. Wat daar uit voortkomt is kostbaar als water. Ik werk aan dit land en hier groeien de verhalen en de beelden. De enkeling zal het zien. Wie verhalen of planten heeft uit te wisselen komt maar hierheen of nodigt me maar uit. Als het niet te ver is kom ik. Alleen zo komt mijn verhaal in een groter geheel te staan, spiegelend in wat er is en steeds weer anders. Alleen zo. Zo is het goed.

.

Opgejaagd of uitgerust

.

Stel dat er zich een moment voordoet dat je carrière kan maken. Maar je moet het wel meteen doen, anders is het moment voorbij. Maar je goeie schoenen zitten onder de modder en je fiets staat bij de fietsenmaker, je telefoon is stuk en je bent moe. Wat doe je? Eerst de uitrusting, dan de man, zeggen ze in het leger. Ongeveer dat is het waarover we praten tijdens een fietstocht door Fryslân.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Rustig fietsen we samen op onze ouderwetse stalen rossen onder de wijde blote hemel. In een rustig tempo, af en toe tegen de wind in, op smalle fietspaden en betonpaden die als een netwerk door het weidelandschap lopen. De zon schijnt laag tussen de sluierwolken door en aan de horizon komen de eerste regenwolken. Al fietsend bekijken we hoeveel energie we nog hebben, hoelang het nog zal duren tot de regen valt en hoever het nog is naar huis. We wijken af van de route, die Natuurmonumenten ons heeft opgegeven. Zo hoeven we ons niet te haasten om thuis te komen en kunnen rustig doorpraten tijdens het fietsen. Ik kijk opzij naar Dick.

“Ik moest nog denken aan ons gesprek van gisteren. Over carrière maken en wat daarvoor nodig is. Ineens wist ik wat het laatste moment was, dat ik hoger op de ladder had kunnen komen. Dat was aan het einde van het interview met Lex Bohlmeijer.” Het is een moment waar ik wel vaker aan denk. Dick houdt zijn blik op het pad terwijl ik verder vertel. Ik houd zijn schouder vast, zodat we afstand kunnen houden op het smalle fietspad naast het riet. Anders raken onze sturen in elkaar verwikkeld tijdens het praten. Ik kijk voor me uit terwijl ik het gezicht van Bohlmeijer voor me zie. “Ik weet het nog precies. Aan het eind vroeg hij: En wat ga je nu doen? Ik zei: Eerst onderhoud plegen. Vol onbegrip keek hij me aan en met enige stemverheffing riep hij uit dat ik natuurlijk verder moest trekken. Nee, hield ik vol. Maar zo was het dus wel gegaan als ik aan de weg had getimmerd. Dan had ik gelijk mijn volgende themareis klaar moeten hebben, zodat alle luisteraars zich daarop konden richten en er meteen op konden intekenen. In dat opzicht was het een gemiste kans.” Dick ziet daar de wijsheid niet van in. “In het leger zeggen ze: Eerst de uitrusting, dan de man. Anders had je meteen haastig verder gemoeten, dat is toch niks!” Ik kijk naar de zon en het wuivende riet, waar ik nu onbezorgd van kan genieten, en niet plichtmatig omdat ik beroemd moet worden met het beschrijven van mooie natuurtaferelen. “En jij bent nog niet beroemd, je zou hard moeten werken om zulke themareizen op de kaart te krijgen en mensen naar je toe te trekken,” zegt Dick. Ik knik. Het had me binnen de kortste tijd uitgeput. Maar nu ben ik zestig en de nieuwe basis is gelegd. Het bevalt me prima om riet te maaien, gras te knippen, compost en humus te maken. Het gaat altijd door en je hoeft er niet steeds bij na te denken. Tussendoor leer je mensen kennen en er groeit vertrouwen. Die energie zal steeds meer bodem vinden en niet worden weggeworpen in een lekke mand. Er zijn ideeën genoeg, voor wat ik hier kan doen. Liever in de diepte dan in de breedte. Gejaagd de maatschappelijke ladder beklimmen, dat doen er al veel te veel. Een goeie uitrusting en gestage organische groei, daarmee begint het pas: een duurzaam leven.

Zachtjes begint het te regenen. Gelukkig hebben we onze regenbroeken aan. Precies als we thuis de deur binnenstappen begint het te hozen. Alles is perfect.