Voor je kwam, was het anders (Before you came. . .)

.

.

Ze weten niet hoe het was. Hoe het was, voor ze kwamen, de mensen. Drie grote tenten staan er, op het meest geliefde veldje van de hele streek. Het veld is maar klein maar het is een wild heiligdom, met de oude wilg aan het water. Het is geliefd, bij mensen en dieren. Het is omringd door bomen, maar je kunt tussen de stammen door kijken naar wat erachter ligt. Het ligt iets hoger ten opzichte van de weilanden. Als deze plek weer zee werd, dan was het mogelijk een eilandje. Zo heet het ook, “De Pôlle” is eiland in het Fries. Dorpelingen komen er graag even zwemmen. Heel even, er in en er uit. Ook sommige kampeerders doen het zo. Kleine tentjes, stil genieten. Die respectvolle bezoekjes vol stille bewondering, daar geniet ik van, evenveel als van de torenvalk. Die had zijn nest in de hoge populieren, aan de andere kant van het grote veld. Ik hoorde de jongen schreeuwen, heel hard. Kikikikikiki! Prachtig. Ze hebben heel wat muizen opgegeten en ze jaagden de kraaien weg.

Even bijzonder zijn de kramsvogels. Tot een week geleden waren ze er nog steeds. Je ziet ze niet meteen, maar je hoort ze. En als je dan opkijkt, vliegen ze op als een zwerm en zoeken hun toevlucht in dezelfde rij populieren als de torenvalk. Het is een stille hoek, waar niemand komt. In de vroege ochtendstond kijk ik lang uit het raam. Ik wacht met naar buiten gaan, want alles is vol leven, in de lente. De hazen lopen vlak langs mijn raam naar de Pôlle en verdwijnen onder de grote omgevallen wilg, met zijn gescheurde stam. Uit die liggende stam schiet een heel wilgenbos omhoog. Er fluiten vinken, karekieten en steeds weer hoor je het winterkoninkje. Er zitten houtduiven en andere vogels die het landschap even rustig willen bekijken zonder opgejaagd te worden.

En nu staan er die drie grote tenten. Het veld is helemaal vol en het lange gras vol fluitekruid en paarse dovenetel is plat. Verderop, op de weide, zijn drie, soms vier auto’s geparkeerd. Al op de eerste dag zijn de kramsvogels verdwenen. Ook de torenvalk kiest kennelijk het hazenpad, net als de hazen zelf. Ik hoor ze niet meer en zie ze niet meer. Maar de mensen genieten van de barbecue, en de kinderen kunnen lekker varen en ravotten in het veld. De merels fluiten in de vroege ochtend, vlak naast hun tent. Die laten zich niet wegjagen. Stil liggen de mensen in hun tenten. Ademloos liggen ze te luisteren, bij het ontwaken. Dat is het beste moment.

Het is heel gewoon. Iedereen doet het, op vakantie gaan. Of fijn met de hele familie of vriendengroep eropuit. Soms ook alleen, naar een ver eiland barstensvol natuur. Je huurt een auto of een scooter en scheurt het hele gebied af. De natuur is heerlijk om in weg te vluchten, om op adem te komen. Je komt aan op een romantisch plekje en je denkt: “Zo is het hier dus.” Maar je weet niet hoe het was voordat je kwam. Je weet niet welke dieren gevlucht zijn omdat jij hier nu bent. Vakantie breekt de sleur. Maar het breekt ook iets anders, en dat is een levende gemeenschap die daar rustig zijn gang ging. Welke paden heb je zonder te weten doorkruist? Je denkt misschien dat je de plek kent, wellicht kom je er elk jaar. Maar je bent en blijft een gast, die eigenlijk maar heel weinig weet.

Het waren best aardige mensen. Toch haal ik opgelucht adem, nu de rust is wedergekeerd. Om mijn huis scharrelen de eenden weer en merels trekken wormen uit de natte bodem. Maar de torenvalken zijn na vier dagen nog steeds niet terug, en ook de kramsvogels niet. Misschien wilden ze toch al weggaan, en was dit wel een goede reden. Misschien komen ze nog terug. De kraaien hebben de plek van de torenvalken weer ingenomen. De hazen hebben zich teruggetrokken in de meest verre rietkragen. Stil sta ik voor het raam en kijk naar buiten. Ook ik ben een passant, te gast op aarde.

.

.

PS: Nog steeds denk ik wel eens aan de rondvaarten die ik vroeger deed. Dat was toch wel heel sympathiek, ook voor de natuur. Heel rustig laat je de mensen alles zien. Versiering met ballonnen daar doen we niet aan en ook harde muziek niet. Alleen akoestisch. De dieren schrikken niet meer, ze kennen de boot. Op het land blijft het rustig. Alles kan gewoon zijn gang gaan. Je houdt de mensen dichtbij elkaar. Je hebt een korte inspirerende ontmoeting, drinkt thee op het terras en dan gaan ze weer. De parkeerplaats is helemaal aan het begin, vlak naast de theetent. De mensen hoeven niet meer helemaal het terrein op. Er is plaats voor zestien auto’s en er staat een hoge heg omheen. Zo zie ik het voor me. Dit zou ik nog steeds liever doen dan een camping runnen. Dit, met mijn schippersverleden in gedachten. Maar ja, ik ben hier te gast!

.

NEDERLANDS

ENGELS

A group arrives at a beautifull wild place, with big tents. With so many stuff, do you still enjoy what lives there? I realize again, we are guests on earth. The simpler you live, the more you see.

Breek de muur, bewaak de stilte (Break the wall, guard the silence)

.

.

Ik ben bezorgd over het toenemend geweld van geluiden. Het verstikt verhalen en verwondering. Dat hebben we nodig om te zien wat van waarde is. Ik sta in het veld als stille activist.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click in the button underneath the text.

Ik ben aan het werk bij de bult. Het Verhalenpad heeft voedsel nodig. Takken, riet, mulch. Planten, zaad en bomen. En vooral, rust en tijd. Gras wordt niet overal rigoureus afgemaaid, maar komt her en der tot bloei. De muizen eten het zaad en maken gangen onder de gevallen halmen. De muizen zijn nu weg. Er vlogen soms wel vier roofvogels tegelijk. Het gras is dun uitgedroogd hooi geworden en ik trek het zo weg. De bodem eronder is prachtig rul gemaakt door al die holletjes. Ik grijns tevreden. Hier kan ik mooi twaalfjarige luzerne zaaien! Goddank weten maar weinigen van dit Verhalenpad. Rust en tijd is even nodig als compost. Ik loop er voorzichtig langs om de bodem niet te pletten. Ik waak over de grond. Ik kijk en verwonder me. Verwondering heeft stilte nodig.Van ontzag word je vanzelf stil.

Net wanneer ik me dit bedenk klinkt er een toenemend gedreun. Het komt snel dichterbij. Onder de grijze wolken schieten vijf straaljagers voorbij, in formatie. Wat vliegen ze laag! Wat een kik moet dat geven om samen op te vliegen en zo hard. Het lawaai doordringt alles. In een mum zijn ze weer voorbij en het gebrom sterft langzaam weg. De enorme groep smienten in de sloot vliegt op met een alarmerend gefluit. Een groep ganzen komt paniekerig aanvliegen in de ijzig koude wind. Gakkend maken ze een halve cirkel en gaan dan toch weer terug. Langzaam keert de rust weer terug.

De volgende dag staan er mannen in het veld. Ze hebben honden en jachtgeweren. Ze zijn met zijn vieren en in elke wei staat een jager, doodstil te loeren. Maar niet in onze wei. Daar mogen ze niet komen. De laatste jager staat precies aan de rand van het stuk wat ik altijd met rust laat. In de permacultuur noemen we het zone 5, de Wilde Hoek, het heilige der heilige. Gewaarschuwd loop ik er heen. De caramelkleurige hond zit nog naast hem, maar dat kan zo veranderen. Die honden rennen overal achteraan en trekken zich niks aan van grenzen. Maar hier mogen ze niet komen. Als ze het toch doen stuur ik ze weg. Ik loop tot ik vlak bij hem ben. Hij staat aan de overkant van de sloot. Twintig meter is er tussen mij en hem. Hij heft zijn geweer, net als ik even niet kijk. Er klinkt een knal. Ik vloek en sta stijf stil. De man hoort het en kijkt naar me, met ontastbare onverschilligheid. Wat nu te doen? Hij mag daar staan, dat is niet illegaal. Maar ik kan wel iets anders doen, waardoor ik zijn jacht kan belemmeren. Ik ga zingen. Hazen zien de stille jager niet, in het bruin gekleed, als een standbeeld bij de sloot. Maar als ik zing weet de haas dat er mensen zijn. Ik schraap mijn keel en begin. Op mijn hurken trek ik het gras uit bij de jonge bomen. Ik ga op in het werk en zing het ene lied na het andere. Als ik weer op sta zie ik dat de jager weg is. Ook de andere jagers zijn in geen velden of wegen te bekennen. De smienten zijn ook weg. Ik zie ze nergens meer.

Het duurt twee dagen voor ze terug zijn. Het zijn schrikkerige vogels, net als de aalscholver die vaak bij ons in de buurt is. De zwarte vogel heeft een dikke nek en kan hele grote vissen doorslikken. Zijn kop lijkt ook op een vis. Bij de Swetteblom is veel voedsel voor hem, dat weet ik van de hengelaars. Ik vind de aalscholver een paar dagen later. Stil ligt hij in diepe slaap bij de steiger. Totaal uitgeput of verzwakt. Ik herinner me de waterscooter die gisteren voorbij raasde. Het gebrul, de golven. Arme aalscholver. Eerst straaljagers en knallende geweren, en daarna dit. Constant op de vlucht. Als je vlucht kan je niet eten. Ook heeft een aalscholver tijd nodig om rustig op te drogen, want hij heeft geen vet op zijn veren. Met al dat gedoe is het daar vast niet van gekomen. Met die ijskoude wind is hij misschien wel onderkoeld geraakt. Misschien was hij al wat ouder, maar toch…

Waarom gebeurt dit? Het wordt steeds erger. Ik ben bezorgd over het toenemende geweld van geluiden. Het verstikt de verhalen en de verwondering, die we nodig hebben om te blijven zien wat van waarde is. “Ze komen wel weer terug”, zeggen de jagers over de dieren. De straaljagerpiloten en de waterscooteraar zeggen precies hetzelfde. Ze gaan hun gang en kijken niet achterom. Het riet beweegt wild in de golven. Het lawaai groeit en groeit. Vogels vliegen in paniek in de scherpe koude wind. Ze verliezen energie en kunnen ondertussen niet eten. De aalscholver ligt kapot op de kant. “Ze komen wel weer terug” zeggen de mannen. Maar er komt een einde aan. Als elk geluid een steen is, dan is het met elkaar een muur. Achter de muur ligt de verwondering. Er zijn openingen in de muur, maar steeds minder. Tot de dag komt dat we er niet meer bij kunnen. Zover mag het niet komen. Ik ben hier. Ik werk aan het Verhalenpad. Geen mensenverhalen, nee. Het zijn de verhalen van “niet mensen” die daar groeien. Ze hebben ruimte nodig. Weinig buren komen kijken, naar wat ik doe. Maar ik werk eraan als een stille activist. En vele ogen kijken mee. Kleine zwarte ogen. Breek de muur, bewaak de stilte. Voor hen, voor ons, voor alles.

.

NEDERLANDS

ENGELS

I am worried about the increasing violence of sounds. It crashes stories and wonderment. And that ’s what we need to see what is of value. Here I stand as a silent activist.

Het raadsel van qi en de slijmzwam (The riddle of qi and the slimemold)

.

Raadselen die overal doorheen gaan, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Raadselen boeien. Mysteries maken nieuwsgierig. Van de week zag ik een polletje gras, met sneeuw erop. Hé dacht ik, dat kan niet. Er ligt geen sneeuw. Ik liep erheen en raakte het aan met mijn vinger. Het kleefde. En nu ik er met mijn neus bovenop stond, zag ik dat de substantie een wat hoekige structuur had. Wat later vertelden ze me dat het de grote kalkzwam was, een slijmzwam. Slijmzwammen zijn een buitengewoon boeiend raadsel. Ze bestaan uit een hele massa organismen, die zich als één wezen gedragen. Het kruipt langzaam voort en het vindt zijn weg door miniscule gaatjes, als je het in een doosje stopt. Hoe kan een kwakje drab zo intelligent zijn! Raadselen gaan overal dwars doorheen, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk. De oude gedachten van o.a. Lao Tze trachtten dat weefwerk te doorzien. Hij bekeek de schepping bekeek vanuit een heel andere tijd en cultuur dan de onze. Daarover heb ik mij ook enorm verbaasd.

Ik denk dat ik vijftien was, toen ik voor het eerst de Chinese I Tjing in handen kreeg. Ik ging er meteen mee naar de vriendin, met wie ik graag filosofeerde over het leven. Het eeuwenoude boek doorziet de wegen die onze energie gaat en schetst beelden als oorzaak en gevolg. Het is ontstaan in een andere tijd, in een land met andere maatschappelijke verhoudingen. Toch is het nog steeds goed te vatten en dat vond ik toen ook. Voor ons bevatte het een raadselachtige magie, die in ons schoolse leven vrijwel ontbrak. Hoe kon het dat een paar muntjes precies het juiste antwoord gaven? Eens stelden we de vraag: “Is het waar wat dit boek ons zegt?” We schrokken van het antwoord. “Je moet de meester niet onnodig lastigvallen”, was de uitkomst. We hadden vanaf dat moment geen enkele twijfel meer dat dit boek op één of andere manier werkte. Bovendien, er waren wijzere mensen mee bezig geweest dan wij, domme kinderen. In het lange voorwoord stond een heel verhaal van de grondlegger van de analytische psychologie, Carl Jung. Het ging over synchroniciteit. Ik las graag over Jung en hield van zijn boek over de mens en zijn symbolen.
Ook toen ik ouder werd, verdiepte ik mij in andere levenswijzen en religies. Ik las soms van Tagore, een Indische dichter en filosoof die in de hele natuur het goddelijke zag. Ik geloofde niet in een God die als een vader in de hemel was, los van de aarde en de schepping, voor mij was alles verweven. Tijdens een godsdienstles heb ik daar over gesproken. De docent keek me ontsteld aan. “Maar wij zijn Christenen!” riep hij. Ik zat ten slotte op een Christelijke school. Soms brengen mensen elkaar boodschappen die compleet uit een andere wereld komen. Zo ging dat ook in de zeventiende eeuw. Maar dan andersom.

In de zeventiende eeuw brachten jezuïtische missionarissen de nieuwe Europese wetenschap naar China. De Chinese geletterden waren geïntrigeerd en uitermate verheugd om ideeën te kunnen bestuderen als de relatieve posities van de hemellichamen, de fasen van Venus en het bestaan van het primum mobile – ideeën die in Europa eerst grote opschudding hadden veroorzaakt. Maar ze stonden versteld van het idee dat een god ingekapseld zat in een tiende onbeweeglijk hemel aan de buitenrand van de kosmos. Waarom zou de godheid, die de jezuïeten de “Heer van de Schepping’ noemden, er genoegen mee nemen om zich te beperken tot een klein deel van het universum dat hij had geschapen? De confucianistische geleerde FangYizhi (1611 -1671) concludeerde dat men in het Westen was gespecialiseerd in materieel onderzoek, maar gebrekkig in het begrijpen van de oorspronkelijke kracht. Qi. De essentie van het zijn, die duistere en samenbindende lagen van mysteries.

Dit lees ik in het boek “Heilige natuur” van Karen Armstrong. In de zeventiende eeuw verdween de magie, de mythe. De logica won en dit ging drie eeuwen door, schrijft ze. Ook een ander schreef hierover, vanuit een heel andere hoek, de bosbouw. Het kan niet anders, of een man van de natuur weet iets van onnoembare energie, die alles doordringt. Le Clerq schrijft dit in zijn boek, 1943 , Boomspiegel voor de wandelaar:

Er zal wel niemand zijn die zou willen betwisten dat de negentiende eeuw de eeuw der grote ontdekkingen is geweest. De wetenschap is in die honderd jaar meer vooruitgegaan dan in de vierduizend jaren die eraan voorafgingen. Deze snelle ontwikkeling heeft een enorme invloed gehad op ons gehele leven, en zij gaat nog steeds in onverminderd tempo verder. (.) De grote vlucht, welke de natuurwetenschappen namen, deed bij velen het idee ontstaan, dat zij er nu ook alles van wisten. Hoe knapper de mensen werden, hoe eigenwijzer. Inderdaad, men werd erg knap in scheikunde, geologie, mineralogie en allerlei andere wetenschappen. Maar men vergat, dat de eigenlijke levensfuncties van de planten nog nagenoeg geheel onbekend terrein waren. De knapheidswaan was echter zo sterk, dat men zonder dralen de bossen te lijf ging, gewapend met de pas verworven en ten dele nog zeer onrijpe kennis. Bosbouw werd een rekensom. En voor een bedrijf, dat zo op de natuur is aangewezen, is dat zeer gevaarlijk.

Hoe knapper hoe eigenwijzer, zegt le Clerq. Hadden de wetenschappers ook maar naar de Chinezen geluisterd. De knapheidswaan is tot in onze tijd doorgeschoten. Dat is ernstig. Pas in onze tijd leren we heel langzaam, hoe weinig we weten. En dat alles samenhangt, dat er een onderaards internet is, dat het plantenleven met elkaar verbindt. Dat het niet alleen maar strijd om het bestaan is met enkel afgescheidenheid. Het raadsel ligt in de verbinding. De slijmzwam is het meest extreme voorbeeld. Hoe kan een groep eencellige wezens zich als één intelligent organisme gedragen! Daar kunnen wij nog wat van leren. Met vele eindeloze discussies zijn we nog geen stap verder gekomen. Kijk naar de slijmzwam en leer hoe te gaan. Snel gaat het niet, maar dat is niet erg.

.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

How can a group of single-celled creatures behave like one intelligent organism! We can learn something from that. With many endless discussions we have not gotten any further. Look at the slime mold and learn how to go. It’s not fast, but that’s okay.

.

September

.

.

September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het is een mooie avond. De zon gaat onder met een warm licht, en overal zijn vogels in het gras. Ik geniet met volle teugen. Dan hoor ik een piepend gefluit, achter me. Een hele groep is het. Dat herken ik. Ik draai me om. Het zijn de smienten! Ze zijn terug! De zwart witte vogels vliegen in steeds kleinere cirkels boven de plek die hen zo vertrouwd is, fluitend, piepend, alsof ze de thuiskomst vieren. Dan strijken ze neer. Elke winter komen ze hier, op steeds hetzelfde plekje, achter de bult, vlak achter het Verhalenpad. Het riet staat hoog. Ook hier heb ik nu het beheer en ik maai het niet in één keer. De watervogels zwemmen beschut in de sloot erachter en op het weiland zitten er ook enige tientallen.

Waar zijn ze geweest, de smienten? Ik weet het niet. Ik kan niet met ze meevliegen. Ik kan wel weggaan, net als zij, ver weg. Maar ik doe het niet. Hoewel, soms twijfel ik. Meestal is dat in de maand september, als ik het hele jaar voor de aarde en de planten heb gezorgd. Dan ben ik het helemaal moe. Logisch. Ik weet het nog goed dat ik me zo voelde, die dag, begin september. Ik heb toen van alles verzonnen, om te doen. Goeie ideeën en minder goeie.

“Ik ga naar Ierland, volgend jaar,” zeg ik tegen Henk. Henk heeft hier een mooi huisje. Hij is er maar soms, gewoon om even ergens anders te zijn. Hij leest dan wat en zegt weinig. Maar nu antwoordt hij vrolijk: “Naar Ierland, wat leuk! Wanneer ga je?”
“Volgend jaar, zei ik. Nu nog niet.”
“Waarom niet? ” vraagt hij verbaasd.
“Omdat ik nog voor mijn huis moet zorgen. En het land. Ik ga nooit zomaar weg. In de afgelopen dertig jaar ben ik maar een paar keer de grens over geweest.”
“Waarom doe je dat niet?! Je kan gaan wanneer je wilt, het is toch leuk om spontaan weg te gaan? Geweldig, Ierland!” Hij begrijpt er niks van.
“Ja, vast een bijzondere ervaring” zeg ik. ”Maar dit is mijn plek. Het dak moet in de olie, de isolatie moet worden gelucht voor de herfst komt. Ik wied de tuinen, vlecht de wilgenhaag. En ook al die grond rond de nieuwe aanplant vraagt om een nieuw, warm bed van mulch.”
“Het doet je vast goed om te gaan”, houdt hij vol.
“Misschien wel”zeg ik. “Maar als ik ga, dan wil ik daar ook een tijdje werken. Dan leer ik de mensen en het land echt kennen. Daar heb ik zeker een maand voor nodig. En dat doe ik niet zomaar. Zolang wil ik hier niet weg, nu. Henk staat even stil. “Okee”, zegt hij en loopt verder. Misschien snapt hij het, misschien niet.

Uiteindelijk ben ik dus vier dagen naar de Vlierhof gegaan, bij Nijmegen. Daar heb ik over verteld. Ik werd weer hartelijk ontvangen. Ik maakte een schilderij in het atelier, werkte in de tuin en fietste met Dick over de dijk langs de Rijn. Ik zag het vertrouwde beeld van de scheepswerf in Millingen en zag vele vrachtschepen over het lage water varen. Vier dagen was genoeg. Toen ik thuis kwam was ik mijn onrust helemaal kwijt, temeer omdat er in september vele culturele activiteiten zijn. Niet alleen het optreden van Lisa Hannigan, waar ik verslag van deed. Het gebeurt zelfs heel dichtbij huis. September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst. Zo is het altijd geweest, en ik voel elk jaar weer dat alles in mij daarom vraagt. Het is goed. Alles is er, er ontbreekt mij niets.

Maar nu alles goed is, nu vraag ik me af: ga ik eigenlijk wel naar Ierland volgend jaar? Lang weggaan betekent veel achterstallig werk. Hoe groen mijn vingers ook zijn, achterstallig werk is niet leuk om te doen. In feite geef ik een heel tuinjaar op, door zomers een lange tijd weg te gaan en de boel de boel te laten. Ik zou natuurlijk in de winter weg kunnen gaan. Net als de vogels. Maar waarom dan helemaal naar Ierland? Als het echt zo is, dat ik me daar zo thuis voel, dan wil ik er daarna steeds weer heen. En ik heb al drie plekken om heen te gaan, gewoon in Nederland. Dat is al heel veel. Als ik van Ierland zou gaan houden, dan heb ik nóg een band om te onderhouden. En ik moet er zelfs twee zeeën voor oversteken!

Verre streken lokken. Ook Ierland. Maar ik ga niet. Wellicht ooit, als ik mijn handen vrij heb. Dan maak ik een lange reis, als beloning.

Ik sta met mijn klompen in het lange natte gras en kijk naar de ondergaande zon. Een zwerm spreeuwen vliegt op. Kievieten roepen. De smienten zwemmen nu stil in de sloot. Hier en daar staat een reiger in opperste concentratie, wachtend op de volgende muis die door het gras schiet. Schuimend witte wolkenkoppen kleuren langzaam roze. Wat is het hier toch prachtig. En morgen is er muziek. Gewoon in het kerkje van Bears!

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

In september, when I m tired of working, I doubt about going far away or not. But I won’t. I ‘ll stay and enjoy the harvest. Don’t get too carried away…

Wachten op de zonnewende (Waiting for the solstice)

.

Steeds weer terugkeren naar een plek. Niet omdat je er toevallig langskomt, maar omdat je het wilt. Omdat je er je wortels hebt en je de mooiste momenten met iemand kunt delen.

Een van de vele stegen in Utrecht, met opkomende zomerzon.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button under the text.

.

Al noem ik mij een gewortelde nomade, ik ben het niet altijd geweest. Emmeloord, mijn geboorteplaats zei me niet zoveel. Toen ik 18 was verhuisde ik naar Zwolle. Toen ik 19 was ging ik een half jaar terug naar Emmeloord. Op mijn twintigste woonde ik in Arnhem. Op mijn 22e vertrok ik naar Leeuwarden. Toen ik 25 was vertrok ik naar Utrecht. Zoeken. Steeds weer verhuizen. Het was een rusteloos bestaan en ik was een slechte slaper. Net goed en wel in Utrecht brak ik mijn been bij een verkeersongeluk. De genezing duurde twee jaar. De beperking deed me goed. Talent kwam nu tot uitdrukking: schrijven, tekenen. Karakter heeft stilte nodig om zich te kunnen vormen.
Mijn been genas. De lange beperking had me rust gegeven en ik was bereid om grondige keuzes te maken. Een paar jaar later ontmoette ik Michiel en hij werd mijn man, een man met diepe wortels. Zijn leven speelde zich af langs de werven, in het middeleeuwse Utrecht. Hij was een hartelijke creatieve ambachtsman. Iedereen in de buurt kende hem. Samen begonnen we een rondvaartbedrijf en zijn wortels vergroeiden met de mijne. Met elkaar voeren we enige jaren over het water en met elkaar deden we het onderhoud. Hard was zijn dood en het leven dat erna kwam. Ik heb alles door mijn handen laten gaan en mijn wortels groeiden dieper en dieper. Tot het jaar 2012.
Toen ik vertrok dacht ik de stad achter me te laten. Maar het is niet zo. Ik ben daar nog steeds. Mijn wortels strekken zich onzichtbaar uit naar dat ene plekje in het centrum van Utrecht. Mijn verhalen worden er nog trouw gelezen. Ik ken de stenen, de bomen, de hoekjes en de mensen. En zij kennen mij.

Dat is precies wat ik denk, als ik de monumentale deur achter me sluit. Hier, bij mijn oude buren, vond ik een hartelijk welkom. Ik kon er blijven slapen. Waar ik vandaag heen moet, is vlakbij. Vandaag draait de film: “Rooted nomad” in het Louis Hartlooper Complex. Het is de docu over mij, waar ik al vaker over sprak. Met een zachte klik valt de deur dicht en ik hoor de echo in de lege gang er achter. De donkergroene verf glimt, alsof er pas geschilderd is. Voor de deur staat een bord met “Te koop”. Mijn oude buren willen weg. “De stad wordt almaar drukker en we hebben nauwelijks een tuin.” Ik doe een paar stappen de stille straat in en vraag me af. Hoeveel mensen denken dat? Wanneer komt de dag, dat iedereen die ik hier ontmoet me vreemd is? Of staan straks al die huizen leeg en woont iedereen “tiny” op het platteland? Op dit moment is er nog niks te merken van drukte. De zon is al op, maar is verborgen achter de huizen. Het wordt een warme dag.

Beneden aan de gracht zijn mensen. Ik hoor gemoedelijk gelach en zacht gepraat. Ik loop naar de gietijzeren reling en kijk naar beneden. Daar zitten de jongens die op de werf wonen. Ik ken ze allebei. Ze kijken omhoog en groeten me. “Kom beneden!” roept de één. Er zijn gasten. Twee jongens en een meisje. Ik ken ze niet. Hun ogen staan helder, hun huid is koffiebruin. Op de tafel staan een paar halfvolle glazen wijn en een lege. Ik loop de trap af en groet ze. “Welkom” zegt Dave. “We hadden hier een mooie nacht. Je maakt nu het staartje mee.” Dave is de bewoner van de werfkelder. Zijn buurman, Daan, kijkt me stralend aan.
“Wat leuk dat je er bent! Ik vond het zo jammer toen ik hoorde dat je gisteren was langs geweest!” Ook de anderen kijken naar me. “Was je toevallig hier?” Vraagt een van de jonge gasten. “Nee” zeg ik. “Ik woonde hier en kom steeds terug. Niet toevallig, maar omdat ik het graag wil”. Ondertussen denk ik: Wat is er toch met dat woordje “toevallig”. Het lijkt te horen bij deze tijd. Misschien is het de persoonlijke levensreis, die steeds individueler lijkt te worden. Je ontmoet wie je tegen moet komen, spreekt niks af en kijkt niet verder dan de dag van morgen. Alles komt vanzelf op je pad. Vernieuwing is een toverwoord. En “Shift”. Ik zie vernieuwing als een zeldzame noodzaak. Een prachtig avontuur, een sluisdeur die opent naar nieuwe wateren. Of een wissel, waar de trein langsgaat. Maar het leven spoort niet met alleen maar wissels. Zeker niet als iedereen zo’n bestaan leidt en er steeds minder mensen zijn die een geregeld leven leiden bij de technische dienst.

De zon komt op en schijnt precies door het steegje aan de overkant. Het is een vertrouwd beeld. Ik kijk ernaar en herinner me de tijd dat ik hier woonde. Het hele jaar was ik omsloten door de hoge muren van de herenhuizen, als een stedelijke vallei. Alleen het water glinsterde in de gracht en stroomde de stad uit, vrij de wijde wereld in. Ik keek ernaar en mijn gedachten stroomden mee. Ik keek naar de weerspiegelingen van de bomen die braken in de bries. Als de zon dan eindelijk kwam, dan stond hij al hoog aan de hemel en scheen fel boven de huizen. Het steegje waar ik nu naar kijk, was niet zomaar een steegje. Ik keek uit naar de dagen rond de zonnewende. Dan kwam het zonlicht precies erdoorheen, vroeg in de ochtend. Hij kwam als een gouden vloed de gracht over, en vloeide mijn werfhuis in. Ik kijk naar de streep van zonlicht op de straatstenen en voel me gelukkig. Daan kijkt er ook naar. Hij woont nu al tien jaar in mijn oude huis. “Zo mooi is dat ..” zegt hij stilletjes. Gastheer Dave praat ondertussen steeds door. Hij zegt dat ik zijn huis eens moet bekijken. Het is hartelijk bedoeld, maar ik negeer hem. Ik kijk naar de zon en dan weer naar Daan. We wisselen een glimlach. “Ik ken het zo goed, dit moment!” zeg ik. Hij steekt zijn hand uit en we geven elkaar de vijf. “Wij begrijpen elkaar!” zeg ik. Daan straalt van genoegen. “Zo is het,” zegt hij ferm.

Je kunt terug gaan naar een stad omdat je hem mooi vindt. Dat doe je dan eens in de tien jaar, op zijn hoogst. Maar nog mooier is het om momenten van schoonheid te kunnen delen. En om te horen hoe het is. Daarom is het, dat ik steeds weer terug ga. Vaker dan zomaar een keer. Het is waarom ik de band onderhoud, met mijn oude buurt én de bewoners. Niet toevallig, maar omdat ik het graag wil. Wortels maken doe je samen.

.

De documentaire “Rooted Nomad” is te zien op 2Doc.nl. Een bijzondere film, ontstaan uit een fijne samenwerking met twee twintigers. Het gaat over deze Friese bodem en de speelse creativiteit die een nieuwe levensfase brengt, na een lang en zwaar afscheid. Het is tegelijkertijd ter nagedachtenis aan Michiel, mijn lieve man, die 20 jaar geleden stierf. De documentaire van Michelle van der Plas en Emma Sidlauska is prachtig geworden en staat nu online:

https://www.2doc.nl/documentaires/series/makers-van-morgen/2022/rooted-nomad.html

NEDERLANDS:

ENGELS:

Keep returning to one place. Not because you happen to pass by, but because you want to. Because you have your roots there. That’s why I go back to Utrecht, again and again. I had an early meeting down by the water.

Het waarborgen van de eenvoud (Insuring simplicity).

.

.

Eenvoud koesteren in bescheidenheid. Dat is makkelijker als je op een eiland zit. Maar zo is het niet. Om je heen gebeurt van alles. Zoveel mensen, zoveel belangen. Ook groene idealen kunnen te ver doorschieten. Dan wordt het tijd om je gezicht te laten zien. Als bewaker van eenvoud laat ik zien waar ik voor sta.

Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH version? Click on the button under the text.

.

Het is Pinksteren. Het weekend dat Nederland er massaal op uit trekt. Op de Swetteblom is het ook druk. Overal lopen honden en staan auto’s geparkeerd. Ik sta in het huisje waar Dick de hele winter woont. Ik ben alleen dit weekend. Ik giet heet water op de koffie en een heerlijke geur biedt troost. Ik drink mijn koffie en staar door het raam. Het weiland is stil en groen. Het is vol gouden stippen van boterbloemen en witte, van de klaver. Een simpel draadje halverwege bakent het koeienland af. De grote zwarte os staat er. Hij heet Quintus maar ik noem hem Oskar. De twee bruinwit gevlekte koeien staan naast hem te grazen. Achter me in de boomgaard klinkt gekwetter. Twee bonte spechten hebben daar een nest in een van de oude wilgen. Ik heb het gezien, dat nest. Een mooi hol is het. Ze boffen met zo’n plek, geen ekster kan erbij.

Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik hoor en zie. Ik raak ermee vergroeid. Maar vandaag, nu de camping verandert in een rumoerige drukte, vandaag vraag ik me af hoe lang het duren zal. De boer staat klaar voor kampeerders en campers. Verder is hij vooral bezig met een tiny house project. Dat gaat niet over natuur. Dat gaat over menselijke behoeftes. Energievoorziening en waterreiniging en weet ik veel wat niet meer…

Net als ik daaraan denk, staat hij voor mijn deur. Hij heeft het druk. Zijn gezicht is verstopt achter een dikke wilde baard. Daarboven kijken twee opgewekte blauwe ogen me aan. Hij heeft nieuws. Over het tiny house project. “Ik vond iemand die wil helpen het voor elkaar te krijgen. Jij zou ook meedoen toch?” “Nee,” zeg ik. “Niet meer” mijn stem klinkt vastbesloten. “Ik heb me bedacht. Er wordt al zoveel gebouwd. Ik ben hier om een stem te geven aan de natuur.” Boer Jochum trekt zijn wenkbrauwen op. “Ik hoop niet dat het elkaar in de weg gaat zitten,” zegt hij weifelend, want eigenlijk weet hij best wel dat dat heel belangrijk is. “Wonen en biodiversiteit kan elkaar ook versterken, in plaats van tegenwerken,” zeg ik hoopvol. Altijd positief blijven. Dat is mijn motto. Boer Jochum kijkt bedenkelijk, groet en loopt weg om wat anders te gaan doen.

Als hij weg is loop ik er nog een tijd over na te denken. Zullen die toekomstige bewoners wel zover zijn, dat ze zo eenvoudig kunnen leven in de natuur? Het moeten huizen worden voor de jongeren uit het dorp. Willen die ook in eerste plaats goed voor de natuur zorgen? Doen ze alles, net als Dick, Jochum en ik, met de fiets? Ik denk het niet. Er komen allicht niet alleen huizen, maar ook auto’s bij. Een hele rij. Ook het bezoek, dat langs komt, komt met de auto. Dat is de norm. Wat een drukte wordt dat. Het is nu zo n mooi veldje…. zonde eigenlijk, als dat overhoop wordt geschept voor al die voorzieningen. Is dat wel nodig?

Ik loop over het pad naar huis. Ik passeer twee lachende meiden en een man met drie honden. Op het veld speelt iemand op een trommel. Ik loop langs de groeiende rij geparkeerde auto’s, die aan de rand van het weiland staan. Dan ben ik bij mijn eigen veldje. Somber loop ik langs de grote witte motorhome, die voor mijn huisje staat geparkeerd op het veld. Binnen hoor ik mensen praten. Ik heb ze nog niet gezien, terwijl ze er al twee dagen staan. Als ik over deze camping mocht beslissen, dan werd het een fietscamping. Alleen voor fietsers met kleine tentjes. Stille mensen die kunnen genieten van niks. Die komen hier nu ook al graag. Terwijl ik hieraan denk, voel ik me overspoeld door al die belangen. Feestvierders, rustzoekers, bewoners, de boer, en nu ook toekomstige tiny housebewoners en alles wat zij met zich meebrengen. . . Wat een gedoe! Bezwaard staar ik naar de horizon. Door de sluierwolken schijnt zacht licht. Ik geniet ervan, ondanks mijn twijfels. Het maakt me rustig. Verderop hoor ik mensen roepen. Ik ken ze niet. Een kleine stoet loopt over het pad. Ik sluit de luiken en ga naar binnen. Ik ga vroeg naar bed vanavond. Morgen is er weer een dag.

Als ik de volgende dag wakker wordt, regent het zachtjes en het waait. Het is zes uur. Ik ga naar buiten in mijn pyjama en open de luiken. De grote witte camper staat er nog. Maar als ik weer in mijn hangmat duik, zie ik de lampjes aan gaan en hij rijdt het veld af. Gelukkig. Dat scheelt alweer. Met een opgeruimd gemoed kijk ik naar buiten. Nu kan je mijn huisje weer zien staan, vanaf de weg. Dat is goed. Ik ben hier niet voor niks. Ik ben er om stem te geven aan de natuur en een eenvoudig leven dat daarmee overeenstemt. Dat mag gezien worden. Dat is de bedoeling. Zal mijn instelling straks nog wel passen bij deze plek? Of zal het teloor gaan in het rumoer? Veranderingen zijn soms lastig. Toch, soms is het nodig. Ik kan blijven of weggaan. Wat het ook is, het zal me opnieuw sterken en wakker schudden. Kiezen waarvoor ik het doe. Het waarborgen van de eenvoud, diep in het hart, ten allen tijde. En dat uitstralen, de wereld in. Amen.

.

NEDERLANDS:


ENGELS:


Nurturing simplicity in modesty. That’s easier when you’re on an island. But life is not like that. It’s a lot of hassle around you. So many people, so many interests. Also green ideals can go too far. Then it’s time to show your face. As a guardian of simplicity I show what I stand for in my life.

.

NIEUWS:

De documentaire “Rooted Nomad” is te zien op 2Doc.nl. Een bijzondere film, ontstaan uit een fijne samenwerking met twee twintigers. Het gaat over deze Friese bodem en de speelse creativiteit die een nieuwe levensfase brengt, na een lang en zwaar afscheid. Het is tegelijkertijd ter nagedachtenis aan Michiel, mijn lieve man, die 20 jaar geleden stierf. De documentaire van Michelle van der Plas en Emma Sidlauska is prachtig geworden en staat nu online:

https://www.2doc.nl/documentaires/series/makers-van-morgen/2022/rooted-nomad.html

Je kan het ook op groot scherm komen bekijken.
Zaterdag 18 juni 2022 om 11.20 uur.
Louis Hartloopercomplex, Utrecht.

Koop hier kaartjes: https://www.hartlooper.nl/films/campusdoc-international-film-festival-18-19-juni-vertoning-1-blok-2/

Wat overleeft (What survives)

.

Dit is een heilig plekje in mijn huis. Een glas in loodraam in de nok. De rode bol, in vieren gedeeld, symboliseert de Aarde en de opgaande lijnen het groeien. De halve kom naar boven gaat uit naar de hemel en alles wat ons omgeeft. Naar lucht en licht, wat leven voedt. In de winter is het raam bedekt achter een dikke prop schapenwol. In de lente haal ik dat eruit, het moment dat het groeien begint.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.

Do you rather listen? Click on the button under the text.

Sommige mensen bewaken een oude plek. Ze zijn al jong verbonden met een bodem die verzadigd is met verhalen. Verzorgers van lommerrijke bossen. Of kruidige weiden, al decennialang niet geploegd of omgekeerd. Dagjesmensen fietsen voorbij langs een bloeiende houtwal of een wei vol bloemen. “Wat een mooie plek…” zeggen ze. Het zijn herders en boeren. Mannen en vrouwen die leven in het ritme van de seizoenen. Die één geworden zijn met dat, wat nooit verandert en toch altijd in beweging is. Heel gewoon, zonder valse romantiek. Het is dat, wat nooit het nieuws haalt, omdat het is wat het is en het graag zo wil blijven. Niet vernieuwend en blits, maar gegrond en duurzaam. Juist die mensen kunnen niet vaak genoeg in het voetlicht komen.

Mijn raam kijkt uit op goudgele velden vol boterbloemen. Boer Jochum beheert ze. Hij wil honderd worden en dat lukt hem vast. Hij is een sterke vent. Misschien heeft hij nog wel dertig jaar te gaan! Maar ooit komt er een einde aan. Als een boer sterft of ermee ophoudt, en er is geen zoon, wat dan? Meestal wordt de grond verkocht. Bijna altijd aan een grootgrondbezitter.
De plek die nu de Swetteblom heet, kent een lang verhaal. Al bijna honderd jaar is het een boerderij. Voor die tijd was het een wilde plek, waar kippen liepen en wat kleinvee. Dat wilde, dat heeft boer Jochum terug laten keren. De bomen die hij plantte mogen scheuren en verrotten. Het hooiland is gezond en kruidig en elke winter trekt de zompige klei een grote groep kramsvogels aan, die voedsel vinden in de natte wei. Ik hoor kikkers in de lentenacht. Op het ontluikende verhalenpad zag ik zojuist een geschrokken watersalamander. Ik loop naar Jochumsreed. de lange onverharde weg die van de camping naar het dorp loopt. De regen heeft de scheuren in de droge klei doen verdwijnen en alle bomen zijn nu groen. Vanaf de camping komen Rien en Linde aanlopen. Hun stemmen klinken serieus en nieuwsgierig houd ik mijn pas in, en volg het gesprek.

“Alles wordt opgekocht en met de grond gelijk gemaakt. Dat gaat hier ook gebeuren,” zegt Rien met een ijzeren zekerheid. “Ooit komt er een grote boer en die maakt er allemaal dezelfde weilanden van. Net als overal. En dan moet je allemaal oprotten.” Rien bivakkeert hier om een autobiografie te schrijven. Geen idee hoe lang nog. Naast hem loopt Linde. Ze woont in het dorp en komt hier graag. Deze winter heeft ze elke week de stal uitgemest om haar hoofd leeg te maken. Het deed haar goed. Ze wil de Swetteblom niet missen. Nooit niet. Ze luistert naar Rien zijn pessimistische uitlating en knikt nadenkend. Daar heeft ze al vaker over nagedacht. Ze fronst haar wenkbrauwen. Vanaf de andere kant komt Tanja. Ze wandelt ons tegemoet met haar kleine hondje, groet en loopt verder. Voor velen is deze plek een passage in hun leven. Anderen bouwen iets op. Ik ben hier eigenlijk ook nog maar net. Toch heb ik hier mijn wortels, op de zeebodem van het Noorden. Het lijkt op de polder, waar ik vandaan kom. Maar niemand is zo geworteld als de boer, die hier geboren is. Die de weilanden hooit en de koeien voert en altijd zulke lekkere kwark maakte. Hij beslist wanneer welke boom om gaat. Maar liever laat hij ze staan. De man die al jaren de campinggasten ontvangt. Wat gebeurt er als zo iemand wegvalt? Het land van acht hectare dat langs de Swette ligt, heeft veel in zich, om de eeuwen in te gaan. Jochums plek is gezonder dan vele andere. Dit is een bronplek, zoals Jeroen dat noemt. En er zijn er meer. Tussen de blokkendozen en het groene biljartlaken in, liggen wegen verborgen, die bronplekken verbinden zoals de onze.

Met zijn drieën lopen we over het pad. Het heeft hard geregend. Er staan plassen. Met mijn blauwe klompen loop ik er dwars doorheen. Naast me loopt Linde. “We moeten de camping nog groter helpen maken, zorgen dat er heel veel mensen komen. Het op de kaart zetten. Dan wordt het belangrijk!” zegt ze. “Iets wat belangrijk is heeft meer overlevingskans.” Ik frons mijn wenkbrauwen. “Wil je dat echt?” vraag ik verbaasd. Haar gezicht verandert meteen van uitdrukking. Even aarzelt ze, voor ze zegt: “Nee, eigenlijk helemaal niet. Dit is juist zo’n fijne rustige plek….” Ik knik. “Dat vind ik ook. Ik denk dat we juist de rust en de rijke natuur hier tot zijn recht moeten laten komen.” Boer Jochum heeft er goed voor gezorgd en doet dat nog steeds. Maar wij zijn net zo goed nodig. We moeten de Swetteblom niet alleen gebruiken, maar ook voeden. Door onze handen uit de mouwen te steken en door onze verhalen erover. Wat mooi zou het zijn als iedereen dat deed. Overal, op duizenden plekken. Hoe meer je geeft, hoe rijker een plek wordt. En hoe groter de kans dat het blijft.
Ik zie iets bewegen tussen het gras en sta plotseling stil. De andere twee lopen pratend verder. Heel stil luister ik maar zie niets. Ritselend verdwijnt het zonder dat ik weet wat het was. Morgen ga ik weer kijken. En als ik het weet, schrijf ik de naam op in een mooi boekje met een gouden rand. Want wie schrijft, die blijft.

.

NEDERLANDS

ENGELS
We must not only use a place, but also feed it. By rolling up our sleeves and by telling our stories about it. How nice it would be if everyone did that. Everywhere, in thousands of places. The more you give, the richer a place becomes. And the more likely it will stay.

OUDE DROMEN VAN EXPEDITIES . . . . . . . . . . . . .. Old dreams of expeditions

.

Dromen van expedities en ontdekkingen. Misschien wel prehistorische grottekeningen!

Alles is een keuze. Blijven waar je bent is een heldendaad, als de Aarde daarom vraagt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the english translation? Click on the button under the text.

.

In een andere tijd was ik vast en zeker ontdekkingsreiziger geworden. Ik verlangde er dikwijls naar, andere landschappen te zien. Ik had bergen willen beklimmen, grotten kunnen ontdekken, andere culturen willen verkennen en vreemde gronden. Maar dit is niet mijn missie. De wegen zijn vol. Unieke landschappen verliezen hun eigenheid door toerisme.  Blijven waar je bent is in zo’n wereld een uiting van protest. Dat weet ik nu.

Ik moet zeggen dat ik meerdere zware lessen heb gekregen, om dit te kunnen: “Blijven waar je bent”. Mijn eerste vriendje was zo’n ontdekkingsreiziger. Hij deed waar ik van droomde. Sietse. Vol enthousiaste fantasieën vertrok hij naar Turkije. Het liep slecht met hem af. Tijdens een lift is hij vergiftigd met thee, waar landbouwgif in zat. Daarna is hij naakt de berg af gesleept. Het is onduidelijk waarom. Voor mij werd duidelijk hoe eenzaam je in feite bent, in een ver land. Vooral als je er helemaal niks van af weet, niemand kent, en de taal niet spreekt. Voor mij was de boodschap: “Zet je voeten in aarde.” Dat heb ik gedaan. Al was het nodig om eerst een been te breken. Het duurde twee jaar voor het genas. Ondertussen was ik geketend en kon niet veel. Het was een zware les om mijn ontdekkingsdrift in te tomen. Maar het is gelukt. Ik ben waar ik ben, al bijna dertig jaar. Eerst in Utrecht. Jarenlang deed ik rondvaarten, hetzelfde rondje elke keer. Zelf deed ik het onderhoud, vuile vingers, alles kunnen. Nu zit ik bij een ouwe boer, plant bomen en schrijf verhalen. Ik laat dingen groeien langs het Verhalenpad.

Groei hebben we nodig. Andere groei dan economische. Daarvoor is rust nodig en bestendigheid. Een gezonde bodem wordt niet steeds omgeploegd of platgereden. In de eerste plaats vraagt ze aandacht. Maar als iedereen van huis is dan is er niemand thuis. En de hoeveelheid asfalt groeit. Evenals desolate landschappen die door overconsumptie worden veroorzaakt en het aantal mensen dat daarvan de klos is. Willen we de wereld veranderen, dan haal je dat niet alleen uit flitsende acties. Het vraagt ook om rust, om te beseffen wat je echt nodig hebt en wat niet. Rust, om een vruchtbare bodem op te kunnen bouwen. Rust, om te zorgen voor de bomen en planten die je wilt laten groeien.

Regelmatig hoor ik: “Fijn dat je woont zoals je wilt wonen!” Weet dan, dat het een keus is, tevreden te zijn met je huis en je omgeving. Het is een keus, die iedereen kan maken. Zelfs als je, net als ik, al jaren droomt van verre expedities. Ook hier is van alles te verkennen. Met je neus in het gras is alles reusachtig. Blijven waar je bent is een heldendaad in een wereld waarin iedereen onderweg is.

.

Met liefde denk ik aan Michiel, de man die ik verloor, een ander deel van dit verhaal.

.

Nederlands:

Engels:

Het lege boekje in mijn binnenzak

.

Nu niet leeg meer.

.

Ik vind het vervelend als mensen tegen een dicht geblokte horizon aan moeten kijken. Zelfs al ken ik ze niet. Ik wens ruimte voor iedereen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Met mijn fietskar volgeladen rijd ik door de binnenstad van Leeuwarden. Iedereen kan zien wat ik eet. Fruit, groente, zonder zakje, vanuit de boodschappenmand heb ik alles zo in mijn bak gelegd. Havervlokken ook, in papier, en melk in een fles. Gelukkig regent het niet, het is èèn van die zeldzame dagen dat de lucht helemaal blauw is. Ik voel me vrolijk en opgeruimd. Temeer omdat ik net een belangrijke beslissing heb genomen. Ik leef sober en verzamel zo min mogelijk. Zo min mogelijk afval, maar ook minder nutteloze mooie dingen. Vanochtend heb ik een heleboel foto’s weggegooid op internet. En filmpjes. Het waren er veel te veel. In die diarree van beelden wordt het steeds lastiger te vinden wat ik zoek. Ik heb er genoeg van. Het benauwd me. Ik heb me ook voorgenomen minder op de laptop te zitten. Maar ik weet nog niet precies hoe ik het ga doen. Ik gedachten rijd ik langs de gracht.

Precies op dat moment kom ik langs een knutselwinkel. Door de deuropening zie ik rijen papier en pennen in alle soorten en kleuren. Daar moet ik zijn! Ik zet mijn fiets neer, duw het karretje tegen de gevel aan, zodat hij niet in de weg staat. Eenmaal binnen loop ik gelijk naar de kast met pennen. Ik koop vier zwarte fineliners, precies dezelfde als waar ik vroeger ook mee schreef. Ook tekeningen maakte ik ermee. Wat heerlijk dat ik ze nu weer heb! Te kunnen genieten van de zwarte vloeiende lijn op maagdelijk papier. Ik koop ook nog twee kladblokken, een leeg boekje, en briefpapier. Het is een begin.

Het was gisteren, dat ik op het idee kwam. De aanleiding was een bericht over een toekomstig datacenter in Zeewolde, een enorm terrein van meer dan 160 ha. Dat zijn honderdzestig voetbalvelden! Er moeten vijf blokkendozen op komen van 400 meter lang en 20 meter hoog. En dan nog een muur van 25 meter. Nou kan ik denken: Dat is mijn zorg niet. Maar daar voel ik me niet prettig bij. Volgens mij ben ik medeverantwoordelijk door al mijn computergebruik, al is het maar een heel klein stukje. Al die data die moeten worden opgeslagen. Daarom ga ik in de toekomst weer veel meer op papier doen. Geen eindeloze stroom van foto’s en berichtjes meer. Alleen enkele, waar ik echt voor kies. En de rest komt in dit mooie boekje. Ik steek het bij me, samen met de pen. Ik schrijf het vol met hele kleine mooie lettertjes. Dat wordt een heerlijk creatief proces! Nieuw en als vanouds tegelijk.

Mijn bijdrage in de digitale diarree wordt vanaf vandaag drastisch beperkt. En foto’s? Die zet ik gewoon op een memorystick. Als hij vol is ga ik schrappen of ik druk er een paar af. Zo houd ik het bij mezelf, en niet ergens, waar dan ook, in een megagroot datacenter. Ik vind het vervelend als mensen tegen een dicht geblokte horizon aan moeten kijken. Zelfs al ken ik ze niet. Ik wens ruimte voor iedereen.

Het is niet zomaar, dat dit me bezig houd. Ik was getrouwd met een verzamelaar. Na zijn dood ben ik jarenlang bezig geweest met opruimen. Ik had 300 vierkante meter te doen, waar alleen maar een gangetje doorheen liep, tussen bergen hout, ijzer, dekenkisten en wat al niet meer. Er stonden machines, in goede staat, maar wel groot en zwaar. In een huis waar alles vol staat, moet je wel met oogkleppen gaan lopen. Als je alles ziet dan wordt je gek. Je leefruimte krimpt en krimpt. Het doet me denken aan een krantenberichtje, lang geleden. “Man dood gevonden in zijn huis. Waarschijnlijk zelfmoord. Hij was verzamelaar en zijn huis stond tot de nok toe vol. Vermoedelijk zag hij geen uitweg meer.”

Wij leven in net zo’n wereld. Alles moet bewaard worden. Spullen staan veilig achter slot en grendel in huizen en kluizen, data worden opgeslagen in datacenters. Volgens mij kunnen we best een heel stuk minderen. Dan hoef je niet eens alles weg te doen, Facebook, Gmail, Foto’s die je wil bewaren. Als het maar minder is. Dus dat doe ik. Niet alleen omdat het me helderheid geeft, maar ook omdat ik me verantwoordelijk voel.

Ik loop terug naar mijn fiets. Tevreden voel ik het mooie boekje in mijn binnenzak. Het past precies!

https://www.trouw.nl/buitenland/computers-en-mobieltjes-slurpen-een-flink-deel-van-onze-energie~b43f8b3c/

Klik om toegang te krijgen tot Brief-aan-gemeente-Zeewolde.pdf

.

.

.

.

.

.

Op de markt gebeurt het

.

.

Cultuur hoort met voedsel verbonden te zijn. Zelfs het kopen ervan zou eigenlijk iets feestelijk moeten hebben. Dat vind ik op de markt.

Wil je liever luisteren? Klik dan op de knop onderaan het verhaal.

.

Ik ben laat. De dag is snel voorbijgegaan. Nu Dick er niet is, doe ik heel andere dingen. Ik heb thee gedronken bij een buurvrouw. Natuurlijk heb ik de pompoenen verzorgd en ook een stukje van de camping gewied, waarbij ik tot mijn verrassing kattestaarten ontdekte. Ze waren nog klein en zaten verborgen onder massa’s kleefkruid en hoog opgeschoten brandnetels. Die heb ik allemaal weggehaald. Heel voorzichtig. Wat zullen ze straks mooi bloeien, nu ze de ruimte hebben! Ik houd van de lange paarse bloemen en de bijen die er op afkomen. En vlinders… Steeds meer ontdek ik er. Hele kleintjes nog, allemaal smalle puntige blaadjes. Ik ga er helemaal in op. Het is al half vier geweest wanneer ik met bedenk dat ik nog naar de markt wilde. Het is al half vier! Ik pak mijn fiets en in stevig tempo ga ik er van door. Eerst over de Hegedyk, dan door de stad. Ik ga over asfaltwegen en tussen bedrijfsgebouwen door. Bij het station linksaf, dan ben ik er. De biologische markt is ’s middags rustig, ik kan gewoon met de fiets aan de hand de kramen af. Eerst naar Bakker Bolhuis. Ik weet nu dat “bôle” brood betekent in het Fries. Is het dan eigenlijk Bakker Broodhuis? Dat moet ik eens vragen. Het echtpaar begroet me allerhartelijkst en roepen onmiddellijk : “Daar is de zangeres! Melvin, ze wil graag een duet met je zingen!” Ik schrik op. Aan de andere kant van de kraam staat inderdaad Melvin met zijn gitaar. Ja, ik heb al een paar keer meegezongen, vanaf de kant. Ik houd heel veel van meerstemmig zang. Vier jaar had ik zangles, maar nooit vond ik de juiste mensen. Ik heb de droom om te zingen al jaren in de koelkast gezet. Maar de sfeer op deze markt is warm en ingevroren zaken smelten al gauw. Melvin loopt gelijk naar me toe. “Ah, daar is de tweede stem!” Ik pak twee zware oerbroden uit de hand van de bakker, maar tegelijkertijd staat de muzikant al vlak naast me te spelen. Hij zingt “You never walk alone” en verwacht dat ik inhaak. Eindelijk leg ik dan mijn boodschappen opzij en ga naast hem staan. Dat had ik natuurlijk gelijk moeten doen. Ik haal de tweede stem vol en diep uit mijn buik. Het klinkt prachtig samen.

Melvin speelt maar één liedje met me. Jammer. Sommige kramen beginnen al op te ruimen. Het was kort maar prachtig. Ik heb niet alleen gezongen, maar ook met allerlei marktlui gepraat. Ik voel me thuis. Een goeie markt is zo belangrijk. Hier kan ik groenten, granen, knollen, kolen en fruit kopen, helemaal zonder plastic. Zelfs noten en rozijnen zijn er te krijgen in een papieren zak. De mensen zijn aardig, mededeelzaam en maken grapjes. En er is muziek! Ik begin het steeds meer te beseffen. Een goeie markt is voor mij een stuk cultuur. Cultuur hoort voor mij met voedsel verbonden te zijn. Zelfs het kopen ervan zou altijd iets feestelijk moeten hebben. Zoals hier, op vrijdag in het centrum van Leeuwarden. Volgende week kom ik weer, maar dan vroeger. Een mooi stuk cultuur laat ik niet stikken.

.

.

.