Ik houd niet van doem (I don’t like doom)

.

Ik ben op de markt en heb een discussie. Ik voel me alleen. Ben ik de enige die nog ergens in gelooft? Is de voedselmarkt eeuwig gedoemd tot sommen winst, volume en eigenbelang? Geeft er nog iemand om? Jazeker! Er is een belangrijke beweging. Ik lees de Nyéléni verklaring van het internationale forum voor agro ecologie

Boerenforum, Toekomstboeren, Wervel, Oxfam, FIAN Belgium, Voedsel Anders, Alowieke

.

.

Mijn kinderen zijn niet van vlees en bloed. Het zijn bomen en beestjes. Het zijn verhalen en gesprekken op de markt en onderweg, wanneer ik door het weidse land fiets. Ik produceer ze niet. Ik plant ze, ik deel ze en ze geven het leven inhoud. Hetzelfde geldt voor de zaden, die klaarliggen om op te kweken, in de nieuwe kas. Het is meer dan voedsel. Het is zin. Dikwijls is dat anders. In de wereld van nu draait alles om een grote productie. Maar als leven een optelsom is, hoe vruchtbaar is het dan? En waar is het respect voor de aarde?

.

.

Er zijn dagen dat het discussies regent. De donkere dagen zijn voorbij, met lage luchten en motregen. Het is marktdag en de lucht is licht. Ik heb deze week veel nagedacht over mijn eenzame werk op het land, tijdens deze miezerige januaridagen. Ik dacht aan de toekomst van dit land en aan mensen dichtbij en ver, mensen waar ik van houd. Het ging door tot ik in bed lag. Ik slaap al jaren prima. Ik houd ervan, me over te geven aan de nacht. Maar nu lag ik wakker in mijn hangmat.

Ik doe mijn ogen open. Ik heb toch nog een poosje geslapen. Het is zeven uur, zegt de wekker, net als anders. Ik kruip niet terug in mijn hol, maar sta op met het vertrouwen dat het wel weer goed komt. Het is ook geen onprettig gevoel. Ik ben niet moe, er ligt alleen een waas over de wereld, als een lichte vitrage. Na slechts een paar uur slaap is het of mijn ziel dichter onder de huid zit. Het hart ligt broeierig op de tong. Ik was me met ijskoud water en kleed me netjes aan. Het is vrijdag en vrijdag is marktdag. Daar ga ik heen. Net als vorige week. En de week ervoor.

De markt is een heel eind fietsen. Ik ga ook een stukje met de trein, want er is een harde tegenwind. Dat is niet fijn met een fiets vol zware boodschappen. De biologische markt is op het hoekje van de veel grotere markt, niet ver van het station. Het is er gezellig en langzaamaan leer ik iedereen kennen. Mensen ontmoeten elkaar en eten soep bij de Reizende Kookvrouw. Een enkele marktman of vrouw houdt van een discussie of een kort gesprek over de bizarre vorm die het leven neemt in onze tijd. De één is serieus, de ander maakt er grapjes over.

Ik sta bij de laatste kraam voor vandaag. Ik wil nog boekweit kopen. Boekweit in een papieren zak. Dat hebben ze hier. De man achter de kraam praat met een klant, die al met één been weggelopen is. “De nierbonen van mij komen van eigen land,” zegt hij. “Ik produceer twee keer zoveel als Hak per hectare, maar ik ben dan ook al zeven jaar aan het veredelen. Zij beginnen pas, met biologische teelt!” Maar hij praat tegen dovemansoren. De vorige klant is al weg. Dus ik neem het gesprek over. “Zijn ze zaadvast?” vraag ik. Hij leunt voorover, zijn handen steunend op de kraam. “Daar gaat het niet meer om,” zegt hij. “Het gaat om een grote productie. De voedingswaarde gaat steeds meer achteruit, maar dat wil de markt. Vroeger komt nooit meer terug.” Verbaasd kijk ik hem aan. Ik geef tegengas. Dat niemand de toekomst kent. Dat er ook een andere tendens is. Maar hij gelooft er niet in. Hij glimlacht meewarig, terwijl hij mijn boekweit inpakt. Naast me staat de volgende klant te wachten. Ze lacht om mijn brede gebaren en deinst achteruit als ik haar bijna raak, met mijn vingertoppen. Ze staat breed te grijnzen alsof ik een clown ben. Ik wilde ook nog gierst, maar dat laat ik nu maar zitten. Ik betaal, pak de boekweit en vlucht weg. Ik voel me alleen en de laatste woorden liggen onuitgesproken op mijn lippen. Verdorie, ik ben toch niet de enige die nog ergens in gelooft? Is de voedselmarkt voor eeuwig gedoemd tot sommen van winst, volume en eigenbelang? Wie maakt het eigenlijk nog uit?

.

.

Bij een andere kraam zit een meisje op de lege kratten uit te blazen. Ze heeft me kort geleden nog geholpen. Ze glimlacht naar me. “Heb je pauze?” Vraag ik. “Nee,” zegt ze “Ik ben klaar voor vandaag.”. “O, zou ik dan wat mogen vragen?” Ze knikt en kijkt me nieuwsgierig aan. “Denk jij dat de voedselmarkt voor altijd gedoemd is tot meer en meer, ten koste van wat dan ook?” Ze kijkt me helder aan. “Ik houd niet van doem,” zegt ze kort en bondig. “Ik denk dat er wel degelijk een beweging is, de andere kant op. Steeds meer mensen willen dat helemaal niet, steeds meer en meer. Genoeg is genoeg, vinden ze.” Ze praat in alle rust verder, zonder dat ik haar nog maar één vraag hoef te stellen. Dit gaat ons aan, haar en mij. Ik luister aandachtig en het doet ons beide goed. “Dank je wel,” zeg ik uiteindelijk. “Ik had zojuist een discussie daarover. Ik ben blij dat ik in deze kraam iemand vind die net zo denkt als ik.” Ze knikt en antwoordt oprecht: ”Dat snap ik best.” Ik lach haar hartelijk toe, wanneer ik de zware tas weer oppak. Ook mijn rugzak is zwaar en mijn schouders verlangen naar ontspanning. Bepakt en bezakt kuier ik het plein af, de trein in en dan naar mijn fiets. Het is maar zes kilometer. Ik heb de wind schuin in de rug.

Eenmaal thuis pak ik het boekje met de Nyeleni verklaring, het internationale forum voor Agro ecologie. Want natuurlijk ben ik niet alleen. Overal op de wereld zijn mensen bezig. Met elkaar bouwen we aan een andere manier van leven. Ik blader en put hoop, meer nog dan anders. Dan kom ik bij punt zes:

Mens, natuur en spiritualiteit zijn aan elkaar verbonden.

De kern van onze holistische visie is het noodzakelijke evenwicht tussen de natuur, de kosmos en de mens. We erkennen dat we als mensen slechts een deel van de natuur en de kosmos zijn. We delen een spirituele band met ons land en met het web des levens. We houden van ons land en van onze volkeren. Zonder dat, kunnen we onze agro-ecologie niet verdedigen, niet vechten voor onze rechten, of de wereld voeden. Wij verwerpen de commodificatie van elke vorm van leven.

Goddank. Ik ben niet alleen.

(Commodificatie is het proces waarbij steeds meer aspecten van het menselijk handelen en de resultaten daarvan worden uitgedruikt in een geldwaarde in plaats van de intrinsieke waarde. Het begrip werd geïntroduceerd door Karl Marx.)

.

.

.

LINK naar Nyeleni Europe: https://nyeleni-eca.net/
De Nyéléni declaration in English: https://www.foodsovereignty.org/wp-content/uploads/2015/02/Download-declaration-Agroecology-Nyeleni-2015.pdf

.

NEDERLANDS:

.

ENGELS:

.

I’m on the market and having a discussion. I feel alone. Am I the only one who still believes in something? Is the food market eternally doomed to sums of profit, volume and self-interest? Who really cares anyway? Yes, yes! There is an important movement. I read the Nyeleni Statement of the International Forum for Agro Ecology:

The core of our cosmovisions is the necessary balance between nature, the cosmos and human
beings. We recognize that as humans we are but a part of nature and the cosmos We share a spiritual
connection with our lands and with the web of life. We love our lands and our peoples, and without that,
we cannot defend our agroecology, fight for our rights, or feed the world. We reject the commodification
of all forms of life.

.

Song that calls for action: Fight for our lands and web of life

.

Fights for our rights

hands for our lands

every man and every wife

will take part of web of life

Every woman with her spouse

creates a world that not allows

the loss of value of the hart

an economic world so smart

in last spasms it is curled

we don’t need to feed the world

feed yourself an feed your neighbour

an end will come to senseless labor

without a soul within

.

De tijd van het zevende vuur ( The time of the seventh fire)

.

.

Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras” van Robin Wall Kimmerer en herken de hoopvolle symboliek.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Het is al dagenlang mistig. Ik houd van die dagen rond de zonnewende. Het is een sluier, die het nieuwe zonnejaar verbergt. De mist nodigt uit om te dromen, dromen van wat er komt en dan weer stilletjes aan in te dommelen, om dan weer verder te dromen, als een egel in zijn winterbed van dor blad. En dan, als de zon weer terugkeert, helder en stralend, dan ontvouwen zich de nieuwe mogelijkheden. Wie vastberaden is onthoudt haar of zijn dromen. Dromen krijgen handen en voeten. Ze lijken klein in het tumult van alledag. De krant staat bol van oorlog, klimaatverandering, biodiversiteitsverlies. Hardnekkige multinationals die niet willen opgeven wat ze hebben. Er is een groeiende kloof tussen arm en rijk, terwijl we van de ene crisis in de andere belanden. Maar ook groeit er veel onder, in de schaduw van de tijd. En zonder dat we elkaar ooit hebben ontmoet, dromen we van dezelfde dingen.

Het was dan ook een feest van herkenning, toen ik in het boek begon dat al lang op mijn lijstje stond: ”Een vlecht van heilig gras,” van Robin Wall Kimmerer. Alleen al de inleiding die ze schreef in de nieuwste druk, in 2022. Ik kwam beelden tegen die ik zelf ook gebruik. Dit is wat ik las.

De hemel wordt donker. Maar zoals altijd laat ik me leiden door de bossen, die ons iets over verandering leren. De krachten van schepping en vernietiging zijn zo nauw met elkaar verbonden dat we soms niet kunnen zien waar de ene begint en de andere ophoudt. Een oud bladerdak kan generaties lang overheersen in een bos en de ecologische omstandigheden creëren waarbij het zelf goed gedijt, en tegelijkertijd anderen onderdrukken door alle natuurlijke hulpmiddelen voor zichzelf te gebruiken. Maar al die tijd brengt het alles in gereedheid voor wat er daarna gebeurt – en er gebeurt altijd iets wat krachtiger is dan dat bladerdak: een brand, een storm, een ziekte.
Uiteindelijk wordt het oude bos verstoord en vervangen door de ondergroei, door de begraven zadenbank die zichzelf heeft voorbereid op dit moment van transformatie en vernieuwing. Er ontstaat een compleet nieuw ecosysteem om te vervangen wat niet meer werkt in een veranderde wereld. Kimmerer zegt: Ik hoop dat “Een vlecht van heilig gras” deel uitmaakt van die ondergroei, gezaaid door vele denkers en doeners die de zadenbank vullen met allerlei soorten, zodat wanneer het bladerdak sneuvelt, wat ongetwijfeld gaat gebeuren, er al een nieuwe wereld opkomt. Nieuw, maar ook oud, met zijn oorsprong in het inheemse wereldbeeld van een juiste relatie tussen land en mensen. Wat het bladerdak van kolonialisme probeerde te onderdrukken, zwelt aan. Het is de voorspelde periode van het Zevende Vuur, een heilige tijd waarin de wereld verandert door collectief te herinneren. Een donkere tijd en een tijd vol licht. We herinneren ons de vaak gebruikte verzetswoorden: ‘Ze probeerden ons te begraven, maar ze wisten niet dat we zaden waren.’ 

Het beeld van het sneuvelende bladerdak staat ook in mijn geest gegrift. Ik weet van de vele kiemen die eronder groeien en de kracht ervan. We verspreiden het zaad en dragen het mee in onze harten en in kistjes op koele plekken. Het is de tijd van het Zevende Vuur. Hoe maken we de sprong naar de nieuwe tijd? Hier laat ik Robin weer aan het woord.

Wat is ervoor nodig om te stoppen met wat niet werkt en de risico’s van onzekerheid te nemen? We zullen moed nodig hebben; we zullen elkaars hand moeten vasthouden en erop moeten vertrouwen dat de ganzen ons opvangen. Het zou helpen als we zongen. Het kan zijn dat we niet zacht landen, maar de natuur bevat veel medicijnen. Voortgestuwd door liefde, klaar om de handen uit de mouwen te steken, kunnen we de sprong maken naar de wereld die we samen willen scheppen, met zakken vol zaad. En wortelstokken. (Robin Wall Kimmerer, New York, 2020 )

Zing voor de elfen. Laat de elfen weer zingen, voor alles wat er is. Plant het zaad, verspreid de wortelstokken. Een nieuw lichtjaar is op komst. (Alowieke)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Many young sprouts grow under the heavy canopy. One day it will fall. Colonialism is coming to an end, new forces are getting light. I’m reading “Braiding sweetgrass” by Robin Wall Kimmerer. I recognize this hopefull symbolism..

Van hoever komen we (From where do we come)

.

.

De bult voor ik begon te planten, gemaakt met grond die niet van ver kwam. Zo hoort het.
Wat er is, dat is er en dat scheelt een hoop heen en weer gedoe. Hoe lang
doen we dat al? Hakken, graven en slepen, overal en ergens?

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik heb een jonge walnootboom in mijn hand. Hij is geënt. Het is een bijzonder exemplaar, dit boompje wordt niet hoger dan drie meter en geeft binnen een paar jaar al aardig wat bloesems en noten. Dit soort boompjes, daar moet je naar zoeken en ik schep daar plezier in. Hij komt tussen allerlei wilde, kleine bomen in te staan en inheemse struiken als rozenbottel, hazelaar, els en lijsterbes. Langzaam maar zeker groeit hier een paradijs.

Ik loop over het smalle pad op de lange bult, op zoek naar een goede plek. De notenbomen moeten hoog staan, dan doen ze het veel beter. En dit is niet de enige, ik heb er nog acht. Die moeten hier allemaal worden geplant. Dat is wel een heel werk, want er staat veel riet. Dat wil ik diep weghakken, rond de boom. Dat riet is hier niet zomaar gekomen. De grond van de bult komt namelijk uit de sloot. Op een dag moest die worden verbreed en boer Jochum vond het niet nodig om de grond af te voeren. “Leg maar op de kant neer, dat kan nog van pas komen!” zei hij. Dat werd dus deze lange bult, van meer dan honderd meter. Wat dichtbij te vinden is, hoef je niet van elders te halen. Zo hoort het te zijn. Maar o, wat zijn we afgedwaald. Er wordt veel onnodig heen en weer gesleept. Het meeste komt van ver. En hoelang is dat al bezig!

Eeuwenlang heeft Europa de hele wereld naar zich toegetrokken uit eigenbelang. Na de Middeleeuwen groeide de bevolking snel. Overal werd lukraak hout gekapt, voor huizen, schuren en brandhout. Er werden schepen gebouwd en de VOC werd opgericht. Rijke landen voeren uit om andere continenten te koloniseren. Er kwam koffie en nootmuskaat en suiker. Voor het vele werk werden slaven geronseld. Het bracht schatkisten vol geld op, voor grotere huizen met prachtige versieringen om mee te pronken. Perfect aangelegde parken met exotische planten, alles voor de welgestelde Europeaan. Steeds grotere haarden kwamen er, omdat ze ook als lichtbron dienden. Je zag dat bij arm en rijk. Er werd turf gestookt, steenkool, maar ook hout. Tijdens lange winteravonden werd bij de haard gelezen, gesponnen en gebreid door de mannen. Er werden netten geknoopt en manden gevlochten. Het hout vloog er doorheen. Het bouwen van schepen en schuren hield ook niet op. Nederland werd kaler en kaler. Landgenoten voeren de oceanen op, overal naartoe. Er werd gekapt en gekapt. Aan herbebossing deed men niet.

.

.

In 1850 was er nog 1 procent bos over. Toen Zocher in Utrecht het singelpark ontwierp, waren bomen in de wijde omtrek zeldzaam. Alleen parken en landgoederen hadden nog bossen, zoals Amelisweerd, zulke heren zorgden in Nederland goed voor hun bomen, dat gelukkig wèl. Maar verder, hoelang is ons volkje al bezig de omgeving op te consumeren en naar de hand te zetten? Nederlanders staan ver van de natuur af. Het is leuk om doorheen te rijden, op vakantie. Maar wilde natuur is eng. Het bijt, het kruipt, het schimmelt. Het is giftig, het kriebelt en maakt rommel. Tegelijkertijd telt Nederland de meeste mensen die doneren aan natuurorganisaties. Daar heeft David Attenborough hoog van opgegeven. Nederlanders zijn geweldig met natuur, vond hij. Wist hij veel. Hij keek alleen naar de cijfers. Maar ik heb mijn twijfels bij grote natuurorganisaties. Ze bestaan al decennia, en zijn opgericht toen men besefte dat het fout ging. Maar natuur hoort deel van ons leven te zijn, niet iets buiten jezelf waar je aan moet doneren om het in stand te houden. Dat maakt het alleen maar erger.

Als ik besef hoelang de afscheiding van de natuur al bezig is, hoeveel moeten we dan nog doen terug te komen? De uitdijende beweging moet stoppen. Maar de schepen zijn alleen maar gegroeid. Ze zijn allang niet meer van hout en er staan nu duizenden containers op, die continue de zeeën doorkruisen. De houten schuren van ooit zijn gigantische metalen blokkendozen geworden, soms wel honderden meters lang. We strekken onze armen ver uit om te pakken wat we nodig hebben en alles moet worden opgeslagen en en heen en weer gedragen. Ecosystemen gaan eraan kapot.

.

.

Ik zet mijn schep in de grond. De boom krijgt een mooi plekje, tussen de meidoorns in. Verderop staan een stel berken. Ik werk om het terug te krijgen. Dat wat ik nodig heb, dichtbij is. Klein en eenvoudig leven is niet alleen romantiek. Het is noodzaak. Wat er is, dat is er. Als je er niet voor weg hoeft, dan doe je dat niet. Ik ben blij dat Jochum de grond hier heeft laten liggen, die uit de sloot kwam. Dat scheelt heel wat vrachtwagens vol aarde die niet heen en weer hoeven. Het scheelt veel gedoe en verspilde brandstof. Er ligt werk voor mij. Dat kost tijd. En dat hebben we nodig. Tijd. Met mijn klomp trap ik de spade de harde grond in. Morgen gaat het regenen.

.

“Sjoch werom om troch te gean.”

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

I’m planting one of my many trees. I work to get it back. Back what we lost.That takes time. How long has that been going on, this cutting of trees without any care, this dragging around from here to there?

.

.

De bult, nu.

.

.

Bronnen: Historamarond1900.nl
Bomenspiegel voor de wandelaar 1949 W.l. Le Clerq
Restauration refugees, Dowie.

.

.

HET EINDE VAN ONZE IJSTIJD . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. The end of our icetime

.

Afbeelding: Alowieke van Beusekom

.

Economische efficiëntie ligt als een kille ijsmassa over het land. Kan het smelten? En wat gebeurt er dan?

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Rather listen? Click on the button at the and of the tekst for the english translation.

Zompig is de grond onder mijn klompen. Ik loop licht en voorzichtig, om geen diepe gaten in de bodem te maken. De paadjes worden steeds drassiger. Hoe dichterbij de lente, hoe natter de klei. Op sommige plekken is er alleen nog modder. Er steken een paar zielige grasprietjes bovenuit. Toch weet ik, daaronder zit het nog vol wortels. Straks wordt alles weer groen. Dan komen ook de paardebloemen weer, waar Jochums land vol mee staat. Groen met gele sterren, zo zal het zijn, zoals elke lente, zodra de zon hoger komt. Maar nu is er blubber. Heel veel blubber, dat moet er toen ook geweest zijn, tienduizend jaar geleden, na de ijstijd. Het land heeft al veel meegemaakt. Als ik hier sta, op deze plek, kan ik dat steeds meer ervaren. Mijn wortels gaan de bodem in, ik verdiep me en raak het verleden dat het in zich draagt. Ik kijk niet alleen met mijn ogen, maar ook met mijn voeten, door te zijn waar ik ben.Ik tuur naar de horizon. Ooit was het hier helemaal bedekt met ijs, zover als je kon kijken. Onvoorstelbaar lijkt dat nu, die zware koude massa. Al het leven dat eronder vermorzeld werd en de bodem in gedrukt. Zaad dat slapend lag te wachten, tot het op een dag bevrijd zou worden. Soms lijkt de grauwheid eeuwig te duren. Dat moet toen ook zo zijn geweest. Maar toch kwam er een andere tijd. Het begon te smelten! Zo nat en drassig was het, daar is mijn zompige paadje niks bij. En geloof het of niet: Het zaad was er nog steeds, daar in de bodem. Wat een ongelooflijk feest moet dat zijn geweest, dat het weer kon ontkiemen! Soms zelfs na duizenden jaren.

Ook John O Donohue heeft zich dit voorgesteld. Hij was een dichter en filosoof die ik graag eens had ontmoet, in zijn thuisland aan de Ierse Westkust. Helaas kan dat niet meer, hij is maar twee en vijftig geworden en stierf in 2008. “Het eeuwige landschap ligt in onszelf,” zei hij en “Het land om ons heen heeft een ziel, net als de dieren, de stenen, de velden”.
Zijn beschrijving van de ijstijd maakte mijn verbeelding los. De veranderingen voor het land moeten intens zijn geweest, het gewicht van het koude grijze ijs dat alles bedekte. Toch kwam daarna alles weer tot leven. Een wonder eigenlijk. Zou dat niet opnieuw kunnen gebeuren, vraag ik me af. Als ik nu naar ons land kijk, de dichtgegooide greppels en kreken, gekapte bomen, de groeiende steden, het asfalt en de betegelde tuinen om tijd te besparen, dan denk ik, is dit niet een nieuwe ijstijd? Een koude hand ligt over de aarde. Het is de kille zucht van geld, geld en economische efficiëntie, als het belangrijkste dat telt. Koud. Kouder dan koud. Zwaar en drukkend. Toen het ijs smolt gebeurden er wonderen. Zou dit niet opnieuw kunnen gebeuren? Zou .. het … niet..

Zompig is de grond onder mijn klompen. Er is klei en er is gras. Boterbloemen, klaver, weegbree. En er is zaad, waarvan ik nog niks weet. Zaad dat wacht op de juiste omstandigheden. Het wil groeien, bloeien en zich verspreiden. Tot de hele wereld in kleuren uitbarst. Het zaad wacht.

Met dank aan Willemien die mij attent maakte op deze filosoof en dichter, na het lezen van mijn vorige blog.

Nederlands:

.

Engels:

.

Nieuws: Deze week schreef Nynke Bruinsma een mooi artikel in de Leeuwarder Courant. Dingen die ik steeds al wilde zeggen.

.

John O Donohue:

Podcast 1 https://lnns.co/sgR1AQmub-t

Podcast 2 https://lnns.co/f7CcY3w0pQH

Kees Klomp: Terug naar een ecologische samenleving: https://maatschapwij.nu/videoportret/kees-klomp-economische-ecologie/

Ruimte maken

.

.

De boer heeft het laatste woord. Als het nou gaat over het land, de schuur, het erf of de weg… Het is allemaal van hem. Zijn keuzes groeien traag, alsof ze moeten rijpen. In de natuur gaat dat ook zo. Eigenlijk vind ik dat wel mooi.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Ik zit op het bankje van de biologische winkel en eet een koek. Haverkoek is het, dat vind ik de lekkerste. Ik heb twee pakken in mijn tas. Morgen gaan we samen eten, met de hele Swetteblom. Dan is dit het toetje, heb ik bedacht. Ik neem nog een hap van de koek. Er zit lekker weinig suiker in. Dan proef je de smaak veel beter. Dan hoor ik wat. De deur van de winkel gaat open. Een lange man komt naar buiten met twee volle tassen. “Smaakt het?” vraagt hij. Ik knik en we raken in gesprek over lokaal voedsel en zelf dingen verbouwen. “Ik zoek al een tijdje naar grond”, zegt hij. Ik vertel over het stukje land, waar ik bomen plant, op het land van boer Jochum. “Voor hem was het een stuk waardeloze grond”, zeg ik. Hij kijkt me bezorgd aan. “Ik hoop dat je wel een contract hebt? Anders ben je je bomen straks zo weer kwijt . . .” Glimlachend kijk ik hem aan. “Nee”, zeg ik liefjes “Ik heb hem gezegd: Als je het er niet meer mee eens bent, dan mag je ze allemaal weer omhakken”. Hij kijkt me met lichte verbazing aan. “Jij liever dan ik”, antwoordt hij. “Succes ermee!” Hij propt de zware tassen in zijn fietstas steekt zijn hand op en fietst weg.

Ik kan me de bezorgdheid wel voorstellen. Het is logisch dat je graag je eigen ideeën wilt uitwerken en dat je dat wilt beschermen. Contracten en pachtovereenkomsten zijn daarvoor handig. Je kan je eigen gang gaan en doen wat je wilt. Tot op bepaalde hoogte dan. Want hoeveel zekerheid heb je uiteindelijk, en wat is nou echt van jou? Je deelt het land altijd met anderen. Dieren, buren en boeren, de gemeente, de overheid, de archeologische dienst… Daarom wil ik geen paradijsje voor mezelf, ik wil het samen doen. Ik werk op basis van vertrouwen, ik kijk en onderzoek en leg ik mijn bevindingen keer op keer weer terug op tafel. Nu is dat de tafel van boer Jochum. Het is zíjn land. Hij heeft het laatste woord. Ook als het gaat over de schuur, het erf of de weg… Het is allemaal van hem. Zijn keuzes groeien traag, alsof ze moeten rijpen. In de natuur gaat dat ook zo. Eigenlijk vind ik dat wel mooi. Wij moeten ons aanpassen aan zijn tempo. Dat heeft voordelen. Pas kwam dit weer goed naar voren. Toen ging het over de schuur.

Ik sta met Gerlinde op het erf. We hebben goeie zin, allebei. Het is de eerste dag dat we samen gaan eten, met alle mensen van de Swetteblom. Nou ja, bijna allemaal. Ege heeft het bedacht. Sinds kort woont hij in het huisje dat grenst aan het erf. Zijn deur is vlak naast de kleine stal. Nadat hij had ingericht, had hij zijn volgende idee al klaar. Hij vertelde iedereen dat hij elke maand voor ons wilde koken. “Ik vind het leuk”, zegt hij “En het is mooi om af en toe met elkaar te zijn”. Hij kwam als geroepen. Het hing al in de lucht. Bijna iedereen beloofde dan ook te komen. En daar staan we dan. Gerlinde en ik. De rest is er nog niet.

“Hoe laat begint het?” vraagt Gerlinde. Ege staat tien meter van ons af, in de deuropening van zijn huisje. “Om vier uur”, antwoordt hij. Jochum, de boer, komt net de stal uit, waar de drie koeien staan. “Vier uur? Dat is toch veel te vroeg!” roept hij. Na een korte discussie komen ze overeen dat het half vijf wordt.

Samen staan we voor de schuur, waar het moet plaatsvinden. Boer Jochum, Ege, Gerlinde en ik. De schuur is aan één kant open. Tot voor kort stond hij vol spullen, die stuk voor stuk betekenis hadden, voor de boer. Jarenlang kon je er niet in. Er is nu meer ruimte. Jochum heeft opgeruimd. Dat is een hele prestatie. Halverwege houdt de lege ruimte op. Daar staat de trekker in de winterstalling. “We kunnen er wel een gordijn voorhangen”, oppert de boer, “Dan zie je hem niet”. Zijn grote hand wijst naar de eerste dikke balk. “Daar.” Ege kijkt kritisch. “Neeee”, bromt hij. “Hij moet aan de tweede balk! Dan rijden we de trekker naar achteren. Die rotzooi daar kan best weg, dan heb je een hele meter erbij”. Hij staat er actief bij, alsof hij meteen wel daad bij woord wil voegen. Maar Jochum kijkt hem woest aan. “Rotzooi?! Dat zijn spúllen hoor en zo makkelijk gaat dat niet!” Ege houdt zich in. Hij snapt het. “Ach, het heeft ook geen haast” zegt boer Jochum. Hij draait zich resoluut om en loopt het erf af. Ege duikt weer zijn huis in, waar de pannen staan te dampen. Gerlinde en ik blijven achter en kijken naar de eerste en de tweede balk. Erboven is nog meer opslag en alles zit onder het spinrag en dikke lagen stof. “Ik heb er nu geen tijd voor” zegt ze “Maar ik heb een naaimachine. Als jij me wilt helpen, dan hangen we hem toch gewoon aan de eerste balk, als Jochum dat wil? Verplaatsen kan altijd”. Ik glimlach. “Zo is het. Alles op zijn tijd. Je roept maar. Ik doe met je mee”.

Van het pad komt een man aanlopen met een vuurkorf en hout. Ik loop naar de leeggemaakte werkbank en haal de haverkoeken uit mijn tas. Uit de keuken komt een heerlijke geur. Dat wordt smullen!

(Dit verhaal is een collage van verschillende momenten, die ik in dit verhaal heb samengevoegd, tot een aanéénsluitend verhaal. Sommige namen zijn gefingeerd en sommige details ook.)

Aardgenoten!

.

.

Korte nieuwjaarstoespraak van Alowieke

Liever luisteren? Klik op de knop onder de tekst.

.

Aardgenoten,

Een nieuw lichtjaar is gekomen. De zon heeft zich gewend en de dagen lengen. Blijft u vooral vermenigvuldigen, vissen in de zee, kreeften op de bodem van de grachten en dieren van wie niemand weet. Beter water is op komst. Verheugt u ook in een betere bodem, gij pieren, kevers, springstaartjes. Ringmussen, blijf dansen in de lucht eet van het zaad dat rijkelijk zal groeien. Ganzen mogen gakkend overvliegen om te grazen in het land en te broeden aan verre kusten. Ik wil me verontschuldigen voor het vuurwerk, met nieuwjaar.

Het wordt een jaar dat alles mag blijven liggen. Alle mensen houden op met druk doen. Er wordt minder gereisd, meer tijd besteed aan de grond onder de voeten. Het zand in de zee mag blijven liggen en er varen bijna geen containerschepen. Ouders en jonge meiden maken weer zelf hun kleren en kinderen zullen tijd krijgen om samen zandtaartjes te bakken in de tuin. We zullen meer zaaien en minder graven, meer wandelen en minder leidingen leggen, meer genieten van weinig. Kleine mensen bouwen zandkastelen. Ze zien hoe de zee, de aarde en de wind alles weer mee neemt. Grote mensen zien het ook en zullen bescheiden worden. Ze bouwen alleen nog maar kleine huizen van hennep en leem. Er komt geen uitbreiding van wegen meer. Nieuwe bruggen hoeven ook niet, in het vervolg doen we alles per pont, lopend en op de fiets. De schipper krijgt een zoen van elke blije griet en een grijns van de buurman die eindelijk weer stromend water ziet. Vrienden nemen de tijd om samen naar de overkant te kijken, zonder er heen te hoeven. Het gras zal niet alleen maar groen zijn. Het zal overal bloeien van bloemen en kruiden en het zal fladderen en zoemen van vlinders en bijen. De regen zal zacht en groeizaam neervallen en de hele aarde zal zich hullen in een nieuw kleed van leven, dat iedereen zacht en tevreden maakt.

Een gelukkig nieuwjaar.

.

.

.

..

.

Als het spandoek valt

.

.

Ik zie de jongetjes voor me, van gisteren. Hoe ze riepen dat het niet klopte. Langzaam begint het te dagen, tegelijk met het glorende licht. De nieuwe spreuk.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

De laatste regendruppels vallen op de markies boven ons. Mijn vriend Dick zit naast me. Hij is een weekendje terug. “Ik vind het zo grappig, je nieuwe keuken,” zegt hij. “Het is net een cockpit. Je zit op je stoel met alles binnen handbereik. En ook nog lekker droog”. Toen Dick voor drie maanden vertrok, moest ik mijn eigen kookplek maken. Zijn huisje zou deze zomer aan toeristen worden verhuurd. Ik vond het een leuke uitdaging. Al het materiaal lag binnen handbereik. De dikke tafel mocht ik gebruiken van de boer. Ik vond ijzeren spijlen van een oud ledikant bij het oudijzer. Ik hamerde ze dwars door het tafelblad en het zit als een huis. Een oud stuk horregaas bond ik eromheen. Dat was de basis. Een legercape XL maakte het compleet. De tafel kwam op een stevig pellet, zodat ik droge voeten zou houden. Het werkt. Het is sterk en droog van boven en van onder, en ik zit er graag. Dick kan er net precies op een krukje naast zitten, zonder nat te worden. Het was heerlijk dit te maken na het wekenlange woelen in de aarde, het meditatieve snijden van het gras. Hoe mooi het ook is, een mens kan meer dan dat, en die afwisseling is als het zout in de maaltijd. Constructief denkwerk maakt me lichter, beweeglijker. In het brein ontstaat iets nieuws. De handen maken het. En nu genieten we van het resultaat.

Langzaam drijven de grijze wolken van ons weg en komt er blauw tevoorschijn. We drinken net de laatste slok koffie, als Jochum door het gat in de heg komt lopen. “Ha, ben je er weer” zegt hij tegen Dick. Hij is helemaal in het zwart en heeft een zwarte rugzak op. Zo struint hij door zijn velden, op zoek naar distels en Jacobskruiskruid. Die moeten er allemaal uit. Nu leunt hij tegen de bagagewagen aan voor een praatje. Op dat moment komen er nog meer mensen aan. Het is een kleurrijk groepje, een ouder stel en een jonge meid met vrolijk gezicht. “Anne wil graag je wagen zien, Alowieke!” Ik kijk in levendige blauwe ogen onder grijze haren. “Wat heb je daar voor een spreuk op je huis gezet?” Het hele groepje staat stil om te lezen.

De mens graaft en weegt en wikt

De aarde slikt en slikt en slikt

We kunnen niet meer zonder

maar straks komt het gedonder

.

Dit was mijn klimaatalarm voor de actie in maart. Overal in Nederland deden mensen mee vanuit huis. Een demonstratie was niet mogelijk, door de lock down. Ik maakte toen dit bord. Het hangt er nu vier maanden.

“Waar kunnen we niet zonder? Zonder de aarde?” De oude man kijkt me vragend aan onder de rand van zijn hoed. Ik schud mijn hoofd. “Nee, ik bedoel het anders. We kunnen niet meer zonder al die dingen die we uitgraven en wegen om te verkopen. Alles wat we bouwen, kauwen en in huis halen. Dingen die de aarde maar moet slikken. We wikken wat af en kijken hoe ver we nog kunnen gaan. Maar de balans is ver zoek. Dan kun je gedonder verwachten.” Hij licht zijn wenkbrauwen op. “Ah, nou snap ik het.” Zijn vrouw staat naast hem in een bontgekleurde bloemenjurk. “Anne is juist heel positief over de toekomst, hè? Ze ontmoet jongeren die heel onbaatzuchtig zijn en vooral aan de ander denken.” Ik doe een paar stappen dichterbij. Achter mij luisteren Jochum en Dick mee. Ik haast me om antwoord te geven: “O, dat ben ik ook hoor, het één sluit het ander niet uit. Soms hebben we gedonder nodig, een lont die de boel aansteekt. Dat geeft gang. Pas als je iets ontbeert ga je kijken hoe het ook kan. Dat kan heel positief zijn.” Ik denk aan mijn nieuwe kookplek en hoe leuk het was om die te maken. Ik deed het pas toen ik hem echt nodig had.

De vraag is of het altijd zo moet gaan. Als je weet dat het anders kan, hoef je toch niet eerst te gaan wachten op ontberingen. Of wel? En terwijl de anderen verder praten vraag ik me af of ik het bord nog langer moet laten hangen.

Anne stapt naar voren. Ik schrik op uit mijn gedachten. Ik laat haar mijn huisje zien en ze vindt het prachtig. Zodra we weer naar buiten komen vertrekt ze, samen met het echtpaar. Jochum duikt weer door het gat in de heg. Terwijl ze verdwijnen, passeren twee jongetjes. Ze blijven staan en kijken. Waarnaar? De jongetjes turen aandachtig. Tot de grootste van de twee zijn rug strekt. Een heldere jongensstem klinkt over het kleine veld. “Het Rijdende Verhalenhuis… Maar dat klopt niet! Hij staat stil! Het is een Stilstaand Verhalenhuis!” Hij leest de naam voor van de wagen, die vlak boven het klimaatalarm staat. Ik schilderde het voordat mijn reis begon, in 2019. Vlak onder de goot, met paarse letters in het blauw prijkt het op de wand.

Ik geef de jongetjes gelijk. Ja hij staat stil. Inderdaad, het klopt niet. Ik steek mijn hand op wanneer ze verder lopen. Langzaam sterven de jongensstemmen weg en ben ik weer alleen met Dick. “Zal ik dat bord met die tekst maar eens weghalen?” denk ik hardop, “Ik ben wel klaar met praten over de dreiging in een mogelijke toekomst. Liever heb ik het over wat ik hier doe. Ik kan een schets maken voor een schilderij. Met een nieuwe tekst.” Ik kijk naar het vertrouwde gezicht, de nadenkende blauwe ogen onder een bos grijze krullen. Dan zegt hij: ”Ik ben benieuwd wat dat gaat worden.”

We praten erover. Ik ga ermee naar bed en ik word ermee wakker. Ik open mijn ogen, en staar naar de dakbogen boven mijn hangmat. Ik zie de jongetjes voor me, van gisteren. Hoe ze riepen dat het niet klopte. Langzaam begint het te dagen, tegelijk met het glorende licht. De nieuwe spreuk.

.

Het rijdende verhalenhuis

kwam in Bears tot stilstand

hier weef ik mijn verhaal aan één

met het bloeiend groots verband

van water, weiden, wilgen,

en mensen van het vlakke land

.

(Dit verhaal is een beetje anders geschreven dan hoe het in werkelijkheid ging, om duidelijk te maken waarom het me gaat, en ook om het beter leesbaar te maken.)

.

.

.

Broedsels langs het smalle pad

.

Al die mensen met hun wensen, het zijn allemaal eilandjes.. Zou dit ooit een kralenketting kunnen worden? En is vertrouwen in elkaar dan niet de draad om mee te rijgen?

Luister naar het voorgelezen verhaal onderaan de tekst.

Ik loop met boer Jochum langs het Verhalenpad. Het pad ligt op zijn land, dus ik bespreek met hem wat ik doe. Een verhalenpad moet groeien. De zon schijnt, maar de wind waait al dagenlang uit het Noorden. “In de zon is het warm, maar de wind is koud!” zegt Jochum, terwijl hij om zich heen kijkt. Zo is het, elke lente opnieuw. De vinken en de mussen kwetteren hetzelfde als de mensen, zolang de seizoenen bestaan. “De wind is koud, koud koud!” roepen ze. Maar hier, langs het verhalenpad, zijn nog geen mezen en mussen. De bomen zijn nog veel te klein, ze hebben hier niks te zoeken. Ik ben benieuwd wanneer het zover is, dat ze dit nieuwe groeiende bosje gaan ontdekken.

We lopen links langs het dijkje het kronkelpad op, waar de eerste bomen zijn geplant. De boer kijkt om zich heen. Eigenlijk wou hij hier een moestuin, maar niemand op de camping had er zin in om op die winderige vlakte te gaan tuinieren. Ik pak het anders aan. Ik begin met een windhaag. Daar moet boer Jochum aan wennen. Hij is ook gehecht aan het uitzicht. “Dus als het me toch niet bevalt, dan mag ik van jou alles omzagen?” vraagt hij me. Ik moet even slikken maar geef resoluut antwoord. “Ja. Zo is het. Dat hebben we afgesproken. Jij hebt het laatste woord, het is jouw land.” Gelijk daarna denk ik, als dat zo is, wil ik dat niet meemaken. Dan ga ik aan de wandel, met mijn huis! Maar er is niet veel wat er op wijst, dat dit nodig zal zijn. Jochum zijn gezicht staat steeds vrolijker, vooral wanneer hij aan het einde komt. Daar heb ik al meer dan honderd wilgen geplant, dicht opéén, zodat het een haag kan worden. In een halfronde cirkel ligt het om het einde van het dijkje heen en houdt zo het meeste van de zuidwestewind tegen die daar flink tekeer kan gaan. Het wordt een heerlijke beschutte plek. “Dit wordt de theetuin,” zegt Jochum. Stil laten we onze verbeelding gaan. Hoe zal dit uitgroeien?

Ik doe dit met het vertrouwen dat het wat wordt. Ik beloof dat de boer het laatste woord heeft, maar ik praat met hem over mijn keuzes en met anderen die komen kijken. Het is een groot stuk grond, wel honderd meter lang en vijftien meter breed. Er ligt over de hele lengte een dijkje op. Dat is grond uit de sloot, die ooit is verbreed en uitgediept. Alles is klei en nog eens klei. Het werk gaat langzaam. Langzaamaan, dan breekt het lijntje niet, luidt een oud, vergeten spreekwoord. Daar denk ik vaak aan. Gestadigheid maakt dat er iets kan wortelen. Gestadigheid en vertrouwen liggen dicht bij elkaar.

Zal het verhalenpad doorgaan? Zal het deel uit gaan maken van iets groters in dit land? Wie zal er het zijne toevoegen, wanneer ik vertrokken ben? Steeds meer mensen verlangen naar een holistischer benadering. Dat gaat ook over landverdeling. Boeren zijn verplicht om drie procent van hun land natuur te behouden. Er wordt over nagedacht hoe die stukken aanééngesloten kunnen worden. Misschien moeten er landschapsmanagers komen, om met al die boeren tot overéénstemming te komen. Zou een verhalenpad daar ook in passen? Een pad waar je buiten het broedseizoen toegang hebt? Ik ken meer mensen die ermee bezig zijn. De één wil een heel oud dijkpad herstellen, anderen willen een gedichtenpad maken. Het zijn allemaal eilandjes, om me heen. Zou dit ooit een kralenketting kunnen worden? En is vertrouwen in elkaar dan niet de draad om mee te rijgen?

Ik loop met Jochum terug. Trots kijk ik naar mijn paadje. Je kan goed zien dat het een paadje is. Het gras is kort, de grond is droog en hard, soms met wit zand, dat ik heb aangevoerd. Sommige stukken zijn opgehoogd met plaggen. We lopen langs de twee kruiwagens, langs de grondboor, achteloos neergegooid in het gras. Ernaast ligt het plamuurmes, waarmee ik hem telkens schoonmaak. We lopen verder, achter elkaar over het smalle pad, langs de kleine hoop compost, tot we weer bij het hek zijn. “Hier broedt een meerkoet,” zeg ik, terwijl ik terloops naar beneden kijk. “O ja?” vraagt Jochum opgewekt. Daar beneden is een kruising van twee sloten. Op de hoeken van de sloothelling wordt minder goed gemaaid. Er blijft wat riet staan. Ik heb er een wilgje geplant. Precies daaronder zie ik een zwartwit kopje waakzaam omhoog gericht. Van ons heeft ze niks te vrezen. We lopen door. Maar ik glimlach stilletjes. Zie, het eerste verhaal is er al, langs het pad. Het vult zich vanzelf in, met de sprankelende tover van lente. Mooier kan ik niet bedenken.

PS: De eieren zijn een dag later verdwenen. Er zijn geen kuikens. De twee meerkoeten zwemmen een eind verderop in de sloot. Bovenin een grote schietwilg zit een kraaiennest. Er is nog te weinig beschutting.

Artikel: https://www.groene.nl/artikel/boeren-zijn-als-artsen

Leefruimte

.

Uit het boek: Langs kantelende wegen, zie de link onderaan.

.

Overal is nood aan een plek onder de zon. Onder mens én dier. Wat kunnen we daar aan doen? Eén ding is duidelijk: We hebben nieuwe paden nodig. (De link naar het voorgelezen verhaal vind je onderaan. )

Op mijn blauwe klompen klos ik het bordes op van m’n vriend Dick. Het is een klein groen huisje, aan de rand van de weilanden. Het is klein, maar toch wel twee keer zo groot als dat van mij. Het is een heel eind lopen, om er te komen. Ik vind het leuk dat hij ook eenvoudig leeft.

De stormachtige wind waait hard over het weiland. Ik veeg mijn modderklompen af aan een opstaande rand. Voorzichtig doe ik de deur open. Hij draait naar buiten, ik moet uitkijken dat hij niet uit mijn handen klapt. Terwijl ik mijn klompen uitdoe, hoor ik binnen het geluid van de radio. Er is reclame. “Stem op 50+”, hoor ik een vrouw zeggen met een wat monotone stem. Dick fronst zijn wenkbrauwen en kijkt op van zijn laptop. “Dit vind ik zo’n irritante partij! Ze hebben het alleen maar over pietluttige geldzaakjes. Ze denken alleen aan zichzelf, terwijl ze gewoonlijk geld zat hebben.” Ik kijk hem aan. “Als ze alleen aan zichzelf denken, hoe kunnen ze dan samenwerken in een partij?” Vraag ik. En ik denk over zijn opmerking na, terwijl ik water opzet voor thee. “Om het tij te keren moeten we meer in verbanden gaan denken, als Ubuntu. Dat is best lastig in een wereld waarin mensen vooral denken aan hun eigenbelang. Is het dat wat je bedoelt?” Hij kijkt op. “Ja, dat”, zegt hij kort. Dan gaat hij weer door met schrijven. Dat is wat we gemeen hebben. Allebei schrijven we over een mooiere aarde, en wat je daaraan kan doen. Alleen schrijf ik vanuit mijn eigen leven, vaak praktisch, soms verdiepend en filosofisch. In de tijd dat ik ’s ochtends de Swette in stap en mijn oefeningen doe, leest hij elders in zijn huurhuisje de krant. Hij heeft een eigen website en houdt interviews. We praten er vaak over. Hoe maak je de wereld mooier. Waarom leven we liever in een tiny house?

Dick is niet de enige met wie ik daarover praat. Er komen soms mensen bij me langs, die er over na denken. Het gaat over landgebruik en mensen, geschiedenis en toekomst. Er is veel te delen. “De dieren hebben woningnood”, schrijft Natuurmonumenten aan de minister. Er is algehele woningnood, voor mensen én voor dieren. Reekalfjes die verstopt liggen in maisvelden worden kapotgereden door grote tractoren. Reekalfjes in natuurgebieden worden gedood en aangevreten door loslopende honden. Recreatie loopt fors uit de klauwen. Het is maar een voorbeeld. Overal is nood aan een plek onder de zon. Onder mens én dier. Wat kunnen we daar aan doen? Eén ding is duidelijk: We hebben nieuwe paden nodig.

Ik maak een klein begin. Samen met Linde werk ik aan een nieuw pad. Ik zie het als symbool voor een veel groter pad, waar ieder mens een begin aan kan maken. We laten een klein stuk land begroeien, Linde en ik. Het is een verhaal, dat je delen kan. Slechts een speldeknop is het, in het uitgestrekte biljartlaken van groene weilanden, maar toch, het ís iets.

Al die hectares met monotone akkers. Het tekort aan leefruimte. Hoe kan het anders, en wel zó, dat de boer er ook beter op wordt? Hiermee eindig ik. Precies op de dag van de verkiezingen. Ja, ik ga ook stemmen, en wel met deze vraag in mijn gedachten.

.

Luister hier

.

Bestel hier mijn boek: https://alowieke.blog/langs-kantelende-wegen-is-uit-bestellen-kan-hier/

Groene Verhalen, de site van Dick.

.

.

Niets staat stil

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 6 minuten.

.

Er brandt een vuurtje in mij. Het is een klein vlammetje, dat heel lang door kan branden. Het heeft maar weinig nodig om zijn licht te blijven spreiden. Maar toch kan het niet zonder brandstof.

Zo is het nu. Jarenlang heb ik mezelf op dreef gehouden, steeds een nieuwe uitdaging gezocht. Telkens weer stelde ik me een doel, deed wat ik bedacht had, en deelde mijn inspiratie. Ik deelde mijn proces van rouw  en afscheid nemen en ontspullen. Ik heb een huisje gebouwd en ging op pad. Daar schreef ik over. En nu ligt er een boek klaar om te publiceren.

Een boek vraagt om verdieping. Dat is een heel andere uitdaging dan op reis te gaan.

Op reis gaan betekent een breed palet aan inspiratie opdoen. Maar als je met zo’n bijzonder huisje onderweg bent als het mijne, dan ben je overal het onderwerp van gesprek. Inspiratie opdoen maakt nu plaats voor het verspreiden ervan.  „Oh wat een sprookjeshuis, daar droom ik van!“ Zoiets hoor ik vaak, soms wel tien of twintig keer per dag. Of „Ben je niet bang?“ en „Wat eet je onderweg?“ Maar om dieper in gesprek te raken, is het belangrijk om ergens te zíjn. Dat is echt nodig, voor mij. Het is voeding.

Ik streek neer bij Heerenveen, tussen een hoge heg vol kwetterende mussen en de oprit van Annemarie. Daar ben ik nog steeds. Hier kwam mijn manuscript uit de vingers. Mijn dagelijkse wandeling bestaat uit steeds hetzelfde ommetje, heen en weer over de landweg. De reis die ik de afgelopen maanden maakte, is vooral een reis in de geest. Door dit boek te schrijven hoop ik mee te denken aan de manier hoe we met elkaar een nieuwe wereld op kunnen bouwen. Met mijn verhaal maak ik een begin voor een gesprek. Dat vraagt om het juiste vervolg.

Voor mij is het tijd voor voeding en enthousiasme. En ook om geestige anekdotes uit te wisselen, muziek te maken en samen te tuinieren. Dat heb ik lang gemist. Ik heb wel een idee waar ik heen zou willen, het is een plek die ik al lange tijd ken, en waar ik van begin af aan bij betrokken was. Ik heb de vraag gesteld of ik mag komen, maar ik heb nog geen antwoord. Maar hoe dan ook, het komt vast goed. Waar ik ook terecht kom.

Er is een tijd van oriëntatie, dingen uitproberen en technieken opbouwen. Ik heb veel verschillende dingen gedaan. Mijn bodem is los en voedingsrijk, mijn mogelijkheden zijn divers. Maar de vlam staat nu al lang op hetzelfde pitje te branden. Ik weet maar wat goed: Enthousiasme maak je samen, het is energie. Om die energie te gebruiken is verdieping nodig. En door verdieping te zoeken geef je de jonge kiemen een bodem om te wortelen. Rust is nodig, en tijd met elkaar. Dat is onze voeding en zo kunnen we een nieuwe wereld opbouwen. Dat geloof ik. Samen lukt het. En ik ben vast niet de enige, die het zo voelt. Daarom denk ik deze gedachten hardop.

Houd de vlam brandende en geniet van wat er is. Soms moeten we geduld hebben. Maar niets staat stil. En hoe langzamer we gaan, hoe meer er gebeurt.

Dat denk ik. Alowieke.

.