.

.
Ik ben bezorgd over het toenemend geweld van geluiden. Het verstikt verhalen en verwondering. Dat hebben we nodig om te zien wat van waarde is. Ik sta in het veld als stille activist.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you want to hear the ENGLISH translation? Click in the button underneath the text.
Ik ben aan het werk bij de bult. Het Verhalenpad heeft voedsel nodig. Takken, riet, mulch. Planten, zaad en bomen. En vooral, rust en tijd. Gras wordt niet overal rigoureus afgemaaid, maar komt her en der tot bloei. De muizen eten het zaad en maken gangen onder de gevallen halmen. De muizen zijn nu weg. Er vlogen soms wel vier roofvogels tegelijk. Het gras is dun uitgedroogd hooi geworden en ik trek het zo weg. De bodem eronder is prachtig rul gemaakt door al die holletjes. Ik grijns tevreden. Hier kan ik mooi twaalfjarige luzerne zaaien! Goddank weten maar weinigen van dit Verhalenpad. Rust en tijd is even nodig als compost. Ik loop er voorzichtig langs om de bodem niet te pletten. Ik waak over de grond. Ik kijk en verwonder me. Verwondering heeft stilte nodig.Van ontzag word je vanzelf stil.
Net wanneer ik me dit bedenk klinkt er een toenemend gedreun. Het komt snel dichterbij. Onder de grijze wolken schieten vijf straaljagers voorbij, in formatie. Wat vliegen ze laag! Wat een kik moet dat geven om samen op te vliegen en zo hard. Het lawaai doordringt alles. In een mum zijn ze weer voorbij en het gebrom sterft langzaam weg. De enorme groep smienten in de sloot vliegt op met een alarmerend gefluit. Een groep ganzen komt paniekerig aanvliegen in de ijzig koude wind. Gakkend maken ze een halve cirkel en gaan dan toch weer terug. Langzaam keert de rust weer terug.
De volgende dag staan er mannen in het veld. Ze hebben honden en jachtgeweren. Ze zijn met zijn vieren en in elke wei staat een jager, doodstil te loeren. Maar niet in onze wei. Daar mogen ze niet komen. De laatste jager staat precies aan de rand van het stuk wat ik altijd met rust laat. In de permacultuur noemen we het zone 5, de Wilde Hoek, het heilige der heilige. Gewaarschuwd loop ik er heen. De caramelkleurige hond zit nog naast hem, maar dat kan zo veranderen. Die honden rennen overal achteraan en trekken zich niks aan van grenzen. Maar hier mogen ze niet komen. Als ze het toch doen stuur ik ze weg. Ik loop tot ik vlak bij hem ben. Hij staat aan de overkant van de sloot. Twintig meter is er tussen mij en hem. Hij heft zijn geweer, net als ik even niet kijk. Er klinkt een knal. Ik vloek en sta stijf stil. De man hoort het en kijkt naar me, met ontastbare onverschilligheid. Wat nu te doen? Hij mag daar staan, dat is niet illegaal. Maar ik kan wel iets anders doen, waardoor ik zijn jacht kan belemmeren. Ik ga zingen. Hazen zien de stille jager niet, in het bruin gekleed, als een standbeeld bij de sloot. Maar als ik zing weet de haas dat er mensen zijn. Ik schraap mijn keel en begin. Op mijn hurken trek ik het gras uit bij de jonge bomen. Ik ga op in het werk en zing het ene lied na het andere. Als ik weer op sta zie ik dat de jager weg is. Ook de andere jagers zijn in geen velden of wegen te bekennen. De smienten zijn ook weg. Ik zie ze nergens meer.
Het duurt twee dagen voor ze terug zijn. Het zijn schrikkerige vogels, net als de aalscholver die vaak bij ons in de buurt is. De zwarte vogel heeft een dikke nek en kan hele grote vissen doorslikken. Zijn kop lijkt ook op een vis. Bij de Swetteblom is veel voedsel voor hem, dat weet ik van de hengelaars. Ik vind de aalscholver een paar dagen later. Stil ligt hij in diepe slaap bij de steiger. Totaal uitgeput of verzwakt. Ik herinner me de waterscooter die gisteren voorbij raasde. Het gebrul, de golven. Arme aalscholver. Eerst straaljagers en knallende geweren, en daarna dit. Constant op de vlucht. Als je vlucht kan je niet eten. Ook heeft een aalscholver tijd nodig om rustig op te drogen, want hij heeft geen vet op zijn veren. Met al dat gedoe is het daar vast niet van gekomen. Met die ijskoude wind is hij misschien wel onderkoeld geraakt. Misschien was hij al wat ouder, maar toch…
Waarom gebeurt dit? Het wordt steeds erger. Ik ben bezorgd over het toenemende geweld van geluiden. Het verstikt de verhalen en de verwondering, die we nodig hebben om te blijven zien wat van waarde is. “Ze komen wel weer terug”, zeggen de jagers over de dieren. De straaljagerpiloten en de waterscooteraar zeggen precies hetzelfde. Ze gaan hun gang en kijken niet achterom. Het riet beweegt wild in de golven. Het lawaai groeit en groeit. Vogels vliegen in paniek in de scherpe koude wind. Ze verliezen energie en kunnen ondertussen niet eten. De aalscholver ligt kapot op de kant. “Ze komen wel weer terug” zeggen de mannen. Maar er komt een einde aan. Als elk geluid een steen is, dan is het met elkaar een muur. Achter de muur ligt de verwondering. Er zijn openingen in de muur, maar steeds minder. Tot de dag komt dat we er niet meer bij kunnen. Zover mag het niet komen. Ik ben hier. Ik werk aan het Verhalenpad. Geen mensenverhalen, nee. Het zijn de verhalen van “niet mensen” die daar groeien. Ze hebben ruimte nodig. Weinig buren komen kijken, naar wat ik doe. Maar ik werk eraan als een stille activist. En vele ogen kijken mee. Kleine zwarte ogen. Breek de muur, bewaak de stilte. Voor hen, voor ons, voor alles.
.
NEDERLANDS
ENGELS