Zaadbom zijn in de woestijn

.

.

Een zaadbom is een bal van zand, klei en voedingstoffen met zaden erin. Gooien ermee wordt „Guerillagardening” genoemd. Leuk om te doen, gooien met die ballen, die dan in vergeten hoekjes uit elkaar patsen. Maar als je later gaat kijken wat er is opgekomen, dan zie je slechts hier en daar een bloemetje. „Er is iemand nodig die de uitgegooide zaden nazorg geeft, anders wordt het niks.” Dat zei een ervaren bommengooier op een actiedag van ASEED. Het is alweer even geleden, maar ik moet er nog wel eens aan denken, als ik me afvraag wat ik hier kan doen, op deze plek.

Er zijn veel luwtes, op het terrein. Een oase is het, tussen de uitgestrekte stoffige akkers. Er staan allerlei bloesem- en fruitbomen. Het terrein is omringt door dikke bomenhagen met allerlei soorten. In de lente is het hier een gezoem van jewelste. Allemaal bijen. Maar nu niet meer. De bloesembomen zijn opgehouden met bloeien en bloemen zijn er maar weinig. Dat is op heel veel plaatsen zo, in ons land. Maar insecten zijn hier wel veel, tussen de bomen en bij de donkere vijver. Het grote kort gemaaide grasveld staat vol madelieven en klaver. En paardenbloemen op hele korte steeltjes. Maar de bijen hebben er niks aan, helaas.
Mens en dier zijn gewend geraakt aan schaarste. Er zijn best grote natuurgebieden, de Campina, de Utrecht, en de lange strook langs de Beerze. Je ziet er veel fietsers op een mooie dag. Er zijn ook veel boeren, die landbouw bedrijven zoals het hun geleerd is. Ze houden koeien, of varkens in stallen. Maar wat je ziet zijn eentonige stoffige akkers, met drijfmest en gif. Hooilanden met maar een soort gras en zonder bloemen. Dagjesmensen fietsen er gauw doorheen, door die saaie vlaktes, op weg naar de leukere stukken.
Op de weilanden met een natuurvriendelijk beleid is uitzicht vaak geel. Het is de kruipende boterbloem die overheerst. Er is een schaarste aan bijenbloemen, en diversiteit. Maar de bermen en de randen van akkers zijn een uitdaging voor schatzoekers. Dat ene bijzonder plantje te vinden, in deze omgeving. Die paar vlinders die overleven aan de rand van het veld, waar minder gespoten wordt. Je kunt er een sport van maken ze te vinden en ze te helpen overleven. Gelukkig zijn die mensen er.

In dit land ben ik nu terechtgekomen. Voorlopig is dit mijn stek. Wat heb ik hier te doen? Ik kan van mijn tuin een zaadbom maken. Het boeit me wat er allemaal opkomt uit de grond en ik bekijk elke vierkante centimeter. Tuin betekent voor mij voedsel, maar is ook kunst. Kunst van de aarde zelf. Niet na te maken en niet te verzinnen. Ik geniet ervan. Ik wil het helpen groeien. Tot het zo uitbundig is dat je er sprakeloos van wordt.
Ik ben ook begonnen met het uitplanten van wilde bloemen in bermen en op plekken waar niet gemaaid wordt. Bloemen voor de bijen, maar ook eetbaar voor ons, of met geneeskrachtige eigenschappen. Smeerwortel en witte dovenetel gaan goed. En ik deel een paar zeldzame groenten uit, zoals Bremer scheerkool. Ik hoop dat mensen het zaad laten schieten, voor vermeerdering en niet gewoon alles opeten.
Wat ik doe is klein. Alle grote dingen zijn ooit klein begonnen. Als een zaadbom. Hoe meer zaadbommen hoe liever, wat mij betreft. Wie wil ook zaadbom zijn op deze plek? Het terrein is groot en er is veel mogelijk hier. Wagens om in te wonen en grond om zelf ook een tuin te beginnen. Dan kunnen onze tuinen zich aaneenrijgen. Het kan! Samen kunnen we meer.

Scheppend werk

.

.

Ik graaf en schep. Wat een stuk van de schapeweide was, wordt nu een tuin. Alleen al het maken ervan is een spel. De vogels om me heen zingen om het hardst, en ik werk door want de lente komt er aan. Ik schep aarde en staal mijn spieren. Her en der ontstaat een heuveltje en daarna verdwijnt het weer naar elders. Het is nog niet direct te zien wat het moet gaan worden, maar ikzelf zie het helder voor me. Het beeld verandert en past zich aan, terwijl ik werk.
Ik scheid zorgvuldig het onderliggende zand van de vruchtbare bovenlaag. Die bovenlaag moet straks ook weer boven komen, alles heeft zijn plek en dat is niet voor niets. De aarde onder het gras is hard en platgestampt door de schapen. Het is zandgrond. Er hebben ook koeien gelopen, een geel oormerk diep onder de grond herinnert aan vervlogen tijden.
Liever schep ik helemaal niet in aarde, want je kunt het maar beter zoveel mogelijk met rust laten. Vooral geen grondlagen door elkaar gaan gooien. De bodem zit tjokvol micro-organismen. En dat wordt danig verstoord door al dat gegraaf. Maar ik doe het wel, één maal, om de grond los te maken en een wal te maken. Er is een hoop wat ik niet kan zien, maar wormen zie ik wel. Ik ben op elke beweging gespitst. Als ik een wurm zie spartelen, of bewegingloos zie lijden in de droge buitenlucht, dan stop ik hem onder een omgekeerde grasplag. Ik weet niet of hij daar zelf ook naar toe wilde, maar het lijkt me beter dan uitdrogen of opgegeten worden. Daarna pak ik mijn soldatenschep en graaf weer verder.
Ik bouw een kleine dijk met takken er binnen in, uit het boek van Holzer. Het is erg leuk om te maken. De takken onder de aarde zorgen voor heel wat jaren voeding, ze zullen langzaam verteren tot humus.
Terwijl ik ernaar kijk, zie ik dat het de vorm van een oorschelp heeft gekregen. De open kant is naar het zuiden gericht, om zoveel mogelijk zon op te vangen. In de schelp is de luwte. In het midden heb ik een klein vennetje gemaakt, een speelse ven op de plek van de gehoorgang. Eigenlijk is het een luistertuin. Een luistertuin in de vorm van een oor. Dat klopt wel, want ik luister veel. Naar de vogels, en naar de mensen hier.
Nu staat het vennetje droog. Je kunt goed de verschillende grondlagen zien, als je in de kuil kijkt. De aarde is donker, soms pikzwart. Diep daaronder zie je geel zand. Waarschijnlijk is er hier voor de ontginning een ven geweest. Die was waarschijnlijk een stuk groter dan mijn kleine kuil. Ik hoop dat het een poosje veel gaat regenen. Ik wil zien wat er gebeurt. Ik wil water zien in de ven, zaaien en wilde planten ontdekken, kijken wat er groeit. Mijn handen zijn stijf van het vele scheppen, vanochtend werd ik wakker met slapende vingers. Even wat zwaaien en strekken. Dan weer verder. Nog maar een klein stukje. Dan is het scheppen klaar.

PS: Vannacht heeft het zoveel geregend dat er water in mijn vijvertje stond!