Staan voor de aarde

Trekkersporen met plassen in het land

Het is december, de bomen zijn kaal en het grasveld van de camping is kletsnat en vol plassen. Het jaar 2012 loopt ten einde. Een heel nieuw jaar ligt in het verschiet. Ik heb juist een mooie lijst met klussen uitgedacht, waar ik al een tijdje op heb zitten broeden. Ik verheug me erop om te beginnen. Maar kennelijk is het nog te vroeg, daarvoor. Door het raam zie ik de eigenaar van de camping. Hij komt naar me toe en vertelt zijn verhaal.
Hij gaat op vakantie, twee weken. Hij heeft hard gewerkt en is er aan toe. Ik ben de enige die over blijft op het veld. Omdat hij de boel gaat afsluiten ben ik genoodzaakt mijn heil ergens anders te zoeken. Ik begrijp het wel. Ik moet er aan wennen dat ik mijn wagen, nu achter moet laten. Het zij zo, besluit ik en stap op de fiets. Bepakt en bezakt vertrek ik. Op weg naar een appartementje in Boskant, bij St. Oedenrode.

Ik kijk uit het raam over de fietsen heen, die onder de overkapping staan. Kleine droge sneeuwvlokken waaien in vlagen over de tuin. Het dak van het kippenhok is wit en ook de plantenkas ernaast is wit. De takken van de knotwilgen zijn bedekt met een klein laagje sneeuw en steken scherp af tegen de grote donkere coniferen erachter. Af en toe waait de wind door de kruinen en vallen er grote vlokken naar beneden. In de verte zie ik grote populieren langs de bochtige weg, het beeld dat zo kenmerkend is voor deze streek. Ik heb de tafel voor een van de vier ramen gezet zodat ik naar de bomen en struiken kan kijken. Het waait flink. Hoewel de hemel bewolkt is, is het toch best licht op mijn tafel. Al het licht van buiten wordt weerkaatst door de grote witte deken. Zo stil is het, de sneeuw dempt alle geluiden. Auto’s op de weg zijn nauwelijks meer te horen, rijden langzaam, want het is glad. Vogels verstoppen zich in de haag of in het warme windstille kippenhok en laten niets van zich horen. Er is geen radio en geen CD speler die de rust verstoort. De televisie doet het niet, de internetverbinding is slecht, en ik laat het maar zo.

Het sneeuwt en het blijft sneeuwen. De klok tikt. Mijn vingers tikken op het toetsenbord. Verder is er niets. Niets. Onze wereld slaat op hol, maar waar ik ben is het stil. Ik weet dat veel mensen nu aan de aarde denken, en aan het klimaat. Nog meer mensen denken er helemaal niet aan. Maar het gaat er nu om wie er wel aan denkt. Elke middag om twaalf uur is er een moment van aandacht. Een maand lang. Ik ga er aan mee doen. Zijn voor de aarde. Om kwart voor twaalf maak ik me klaar. Ik voel me als een non in een klooster, die zich voorbereid op het gebed. Ik doe mee, en ik blijf het doen. Zolang ik hier ben.
Als de zon ondergaat brei ik een sjaal. Buiten piept een heggenmus. Steek voor steek verstrijken seconden, minuten en uren. Ik ben blij met mijn taak en het lijkt of niets me af kan brengen van de dagelijkse taak, die ik mezelf heb gesteld.

Dan kijk ik op het aanrecht en de schrik slaat me om het hart. Op de glimmende roodbruine theedoos die de gastvrouw hier heeft laten staan zie ik twee overduidelijke ronde, roze verkleuringen. Ik heb er zonder bij na te denken een nat warm pannendeksel opgelegd. Ik vraag me af of ik zo’n doos wel overal kan kopen. Ik heb geen internetverbinding om op marktplaats te kijken. Wat eerst een zegen was, is nu een kwelling. Ik wil het graag snel weer in orde maken, maar dat kan niet. Een paar uur lig ik wakker en moet tegelijkertijd om mezelf lachen. Laat ik me zó makkelijk van mijn taak afbrengen? Wint een theedoos het van de aarde? Krijgt díe nu plotsklaps al mijn aandacht? Nee hoor, theedoos of geen theedoos, ik zal er zijn, besluit ik. Helemaal.
Als ik de volgende ochtend wakker word heb ik het gevoel alsof er een dot watten in mijn hoofd zit. De zon schijnt heel even door het raam. Dat schept hoop. Ik zet mezelf ertoe om het ochtendritueel te doen zoals ik het altijd doe, lichaamsoefeningen, rustig ontbijten. Ik bouw mijn aandacht op zoals elke ochtend. Denken aan de aarde, bij elke adem in en uit. Na twaalven zal ik verder gaan met akkefietjes zoals theedozen. Wat stelt het nou voor, er zijn erger dingen. . .

Onze aardbol is een bijzondere planeet. Ze wordt misbruikt, doorgeploegd en omgeschept, gedolven en besmeurd. Maar tegelijkertijd, er is nog zoveel te ontdekken… Ik besef steeds meer hoe levend ze is en hoe alles met elkaar samenhangt. We staan aan het einde van een tijd en we staan aan een begin, al weet niemand hoe. Maar één ding weet ik zeker:  Weerstand doet de vlieger stijgen.

Een huis van leem en stro

.

Op de fiets in het donker

Op weg naar de Kleine Aarde

Op weg naar Boxtel. Vanavond is het tweede deel van de cursus strobalenbouw. Als ik mijn fiets pak, is het al donker. De maan is bijna vol maar verdwijnt regelmatig achter een wolk. De landweggetjes in Brabant zijn soms pikkedonker als er geen maan is, en ik heb geen licht. Nu is de weg naar Boxtel niet moeilijk,  gewoon rechtuit fietsen. Maar ik wil wel graag heelhuids aankomen. Ik besluit om de olielamp aan mijn stuur te hangen. Het is een prachtige antieke lamp en hij geeft veel licht. Met de grote lamp bungelend aan mijn stuur, merk ik tot mijn voldoening dat het uitstekend werkt. Auto’s rijden met een grote boog om me heen en veilig kom ik aan bij de Kleine Aarde.
De cursus is in het paveljoen, waar drie jaar aan gewerkt is. Het is nog maar net af. Wij zijn de eersten van buiten die er gebruik van maken. Langs het pad staan olielampjes en kerstverlichting om in het donker de weg te wijzen. Het paveljoen staat iets verder het terrein op. Ik zet mijn fiets neer onder het portaal bij de deur en bewonder de gemozaïekte vloer onder mijn voeten. Zonder mijn fiets op slot te zetten ga ik naar binnen en kom in een rond gebouw met veel ramen. Ik voel me er thuis. De muren zijn van leem en stro, en overdag schijnt bovenlangs het licht door allemaal gekleurde flessen. Maar nu is het donker buiten.
Er is een grote leemkachel in het midden die een heerlijke warmte geeft. De afvoer van de hete lucht loopt door een lemen bank, die rond de kachel loopt. Het vuurtje brandt al lekker. Het is een rocketstove. Een kachel die zuinig stookt en veel rendement heeft. Je kan eindeloos door fantaseren over de vormgeving ervan, en er is veel diversiteit in te vinden.
In de ronde ruimte liggen kunstig gemaakte kussens, van allerlei kleuren, in een grote cirkel onder de ramen. Ze liggen gewoon op de houten vloer, en het ziet er gezellig uit. Maar daar gaan wij niet zitten. Want we gaan aan het werk. Aan de andere kant staan de stoelen klaar en de beamer. De daaropvolgende drie uur schrijf ik me te pletter om alles wat Michel Post vertelt, bij te houden.

Voorbeeld van een flessenwand

Een flessenmuur

.

De cursus strobalenbouw

Het is een intensieve cursus, eigenlijk bedoeld voor professionals. Bij alles wat ik zie en hoor houd ik in gedachten: „Wat wil ik ermee?” De vragen die ik stel zijn zo praktisch mogelijk. Zo kom ik toch allerlei dingen te weten waar ik wat aan heb. Er komen vanavond zes bouwvormen aan bod. De bouwtekeningen vliegen in razend tempo over het beeldscherm. Alleen met opperste concentratie kan ik er de belangrijkste dingen uithalen. Gelukkig krijgen we aan het einde van de cursus het hele pakket aan drukwerk mee naar huis. Kan ik het nog eens nalezen.

Een van de eerste vragen die ik mezelf stel gaat over het fundament. Hoe maak je een begin. Er komt bijna altijd beton aan te pas en vlechtwerk met ijzer. Tenminste, hier in Nederland. Maar je kunt een fundament ook maken met ander materiaal, wat er in je buurt voor handen is. In het ronde paveljoen van Gezonde gronden in Den Haag deden ze het met stoeptegels. Ze hadden 2700 tegels nodig voor een oppervlakte van 50 M2. Die gingen een meter diep de grond in, in een cirkel van drie tegels breed. Op andere plekken hebben ze een fundament gemaakt van autobanden, die ze opvulden met grind. Isolerende schelpen en hydrokorrels worden ook vaak gebruikt in fundamenten. Het is de vraag waar je het makkelijkst aan kan komen en wat toegestaan is. Als het bouwwerk niet hoger is dan anderhalve meter, dan heb je in elk geval geen vergunning nodig en kan je zo beginnen. Maar dan mag je er niet in wonen, hier in Nederland.
Eén van de eerste dingen die ik weet over stro, is dat je moet uitkijken voor nattigheid. Stro mag nooit direct op de grond of op het beton. Dan trekt het vocht er in. Er komt altijd een houten rand onder. Die maak je van drie planken met een ruimte eronder. Daar kan je ook mooi je kabels in kwijt, tussen het isolatiemateriaal. Dat is een mooi begin. Ook iets anders heb ik onmiddellijk in mijn oren geknoopt. Dragende muren van stro, dat mag niet, hier in Nederland. Terwijl er niks mis mee is. Als je een rond strohuis bouwt , dan is een dak dat op de balen rust zelfs extra stabiliserend. Natuurlijk moet je er wel iets tussen stoppen om het gewicht van de draagbalken te verdelen.

.
Mijn conclusie in een notendop

.Als je me het op dit moment vraagt, dan zou ik graag een rond huis bouwen, met dragende stromuren. Een rond huis is sterker dan een vierkant huis, kan meer hebben. Zeker als je de balen plat neerlegt en conisch laat persen. Dan kan je ze gelijk in het rond neerleggen. Als de muren dragend zijn, dan bouw je het dak pas op het laatst, lijkt me. Dat is wel jammer, want als je het dak als eerste bouwt kun je lekker droog blijven tijdens het werk. En ook de strobalen blijven droog. Zonder dak boven je hoofd moet je gelijk het hele bouwplan aanpassen. Het tijdstip waarop je begint is dan erg belangrijk. Want als de strobalen eenmaal op het bouwterrein liggen moeten ze meteen verwerkt worden. Ze mogen nooit nat worden. Een landbouwzeil er over is ook niet zo’n goed idee. Als je het toch doet, dan zal je niet de eerste zijn die schimmel vindt op de bovenste balen. Er moet ventilatie zijn, anders komt er condens onder het zeil. Langdurige droogtes zijn misschien niet wenselijk, maar wel handig, bij het bouwen van een strohuis.

.

Ik zou graag bouwen in een land waar droge zomers zijn. Ooit. Dat is nu mijn wens.
Maar ik woon in een woonwagen. Zo is het. Wie weet hoe lang nog.

Ik schrijf me te pletter