.
Mijn benen bewegen de trappers en de wielen brengen me naar waar ik wil zijn. De lange smalle asfaltweg is stoffig en verlaten. De zon brandt op mijn blote schouders. Ik moet boodschappen doen, kaas halen op de markt. Ik heb gewacht tot de zon niet meer zo hoog stond. Voort ga ik en mijn voeten draaien maar, de trappers rond en rond. Warme wind waait om mijn hals. Het brengt me in een aangename trance. Ik fiets de lange weg naar Middelbeers, recht door akkerlanden,langs pas gemaaide bermen…
Opeens schrik ik op van een zwaar grommend geluid achter me. Het klinkt hard en het komt snel dichter bij. Instinctief duik ik in elkaar en draai zo dicht mogelijk naar de berm. Een grote groene trekker passeert met een ruime bocht. De bestuurder is een jongen, hij kijkt me kort aan over zijn schouder, terwijl hij verder rijdt.” “Eng ding,” hoor ik mezelf zeggen. Oei, denk ik daarna. Dit kan straks niet meer, zo’n schrikreactie. Als ik met paarden op de weg loop, springen ze zomaar mèt mij de berm in en verder nog dan dat. Met ezels zal dat minder zijn, maar toch..
De oplossing is helder. Groot maken. Alsof ik zelf net zo’n dikzak ben als die trekker. Jarenlang maakte ik tochten over de wateren van Utrecht. Ik was één met mijn boot op de grachten. Daar schrok ik nergens meer van. Zelfs dieventuig pakte ik in de kraag, samen met mijn scheepje. De weg is anders. Stille smalle landwegen zonder bochtjes, die zijn het verraderlijkst. Wat er wél rijdt, scheurt keihard langs je heen, trekkers en auto’s.
Ik heb mijn wagen aardig smal gemaakt. Dan kan ik krappe bochtjes om en smalle paadjes in. Ik kan ook makkelijk aan de kant. Nu weet ik beter. Hoe maak ik mezelf breed, dáar gaat het om. De zijkant vol hangen met bewegende emmers. In de emmers zitten rammelende harde dingen, die akelig uitsteken over het randje. Daar zijn automobilisten bang voor. En als ze dan toch langzaam mijn brede rammelende wagen passeren, dan zal ik vriendelijk groeten.
Paard-en-wagens krijgen jammer genoeg geen voorrang in Nederland. Mensen zijn er niet aan gewend. Dan moet je toch maatregelen nemen.
.
Ik ga vast oefenen. Ik maak mijn blik ruim, zodat ik alles zie. De berm is om te grazen, de weg is om te gaan. Koers houden, dat is het.
.