O, die heerlijke onvolkomenheden

 

.

.

 

De kop koffie is lekker warm in mijn handen. Het onweer, waar ik zojuist nog middenin fietste, heeft de lucht afgekoeld. Ik zit aan tafel bij Anneke, in het kleine huisje naast de boerderij. Anneke is een levendige vrouw van vijftig. Ze speelt contrabas en maakt theater. Ooit had ze ook een groot schip, net als ik. Haar stem is lager dan de mijne en ze kan ruig en stoer doen. Net als ik klimt ze nog steeds in bomen. Het huisje heeft uitzicht op de weilanden. Door het raam zie je het lichten en ik hoor de donder in de verte wegtrekken.
Ik kijk om me heen, ik zit hier voor het eerst. Aan tafel zit Maria, in serieus gesprek verwikkeld met een bezoeker. Haar lange blonde haar hangt over haar armen en over de houten tafel. Naast mij zit een jongen van vijftien met blonde krullen, het is Anneke haar zoon Sebe. Hij kijkt me aan, alsof hij een gesprek wil aanknopen en niet weet hoe. “Hoe vond jij het om in het onweer te fietsen?” vraag ik hem. Het is een startschot. Meteen raken we in een levendig gesprek verwikkeld.

Heerlijk zo’n huiskamer vol mensen, zo onverwacht. Hoe kom ik hier verzeild? Het komt omdat hier geen brug is. Aan de oever van het met rietomzoomde riviertje zijn vier steigers. Aan één ervan ligt een grote roestige roeiboot. Er hoort een zeil op en er is een mast. Jochum heeft die al zijn leven lang op een volle, stoffige zolder liggen en ze zijn nooit gebruikt. Wel liggen er roeispanen in de boot. Die doen bijna dagelijks hun werk. Verderop ligt nòg een boot, die iets kleiner is, maar de grote is het handigst. Daarmee steken we over, soms met fiets, grote zakken boodschappen en al. Ook onze gasten halen we op met de boot. Langs de Swette fietsen en dan oversteken, het scheelt vier kilometer.
Vanavond was ik niet de enige die zeiknat naar huis fietste. Terwijl ik mijn fiets aan het hek vastmaakte zag ik aan de overkant Anneke ploeteren. Ze had Sebe over gevaren, die ook laat thuis kwam. Hij stapte net de steiger op en zij was bezig met het touw. Ik gaf een harde kreet. Ze zag me staan en vloekte lachend, “Ik ben net over en nou moet ik weer terug om jou te halen!” Ze maakte het touw weer los en kwam meteen naar me toe varen, want al moppert ze luidruchtig, ze meent er niks van en heeft een hart vol gastvrijheid.

Ik zit in mijn Wandelhuisje en laat alle belevenissen door me heen gaan. Ongemak schept een band. Als er een brug was geweest, dan was het hier een stuk saaier. Gebrek aan een brug breekt het ijs. Anders had ik geen koffie gedronken bij Anneke, in een huiskamer vol mensen. Ik glimlach voor me uit. Het is stil, en de vogels fluiten. Mijn huisje staat midden op het veld, rondom lopen af en toe mensen. Het gras groeit hoog op onder mijn raam, ik heb geen hek of haag, het regenwater uit de goot maakt de klei bij mijn deur tot blubber. Dankzij al die onvolkomenheden is alles zoals het moet zijn.
Ik sla een maf boekje open, over plantenleven, ik kreeg het gisteren van een vriendin. Ze had het dubbel. Er staan filosofische stukken in over plantenzielen, elfjes en faunen. Zou die mevrouw dat allemaal zelf zien, vraag ik me af. Ik kan het nergens uit opmaken. Maar misschien is dit nou net een boekje om als orakel te gebruiken. Na kort bladeren kies ik een bladzijde en steek mijn vinger er in. Die vinger wijst naar deze zin: “Zodra één lid der gemeenschap uitvalt, is de harmonie verbroken en begint het verval.” Haha, lach ik. Dus ik mag hier niet weg voorlopig. Nou dat is goed. Het bevalt me eigenlijk wel, deel zijn van een gemeenschap.

Even later hang ik over de onderdeur en voor me staat boer Jochum. Ik zeg hem dat ik blijf. Dat het mijn bedoeling is om elke plek waar ik ben, mooier achter te laten dan het was. Hij knikt. “Het is nog niet klaar,” zegt hij. “Nee, het is nog maar net begonnen” vul ik aan en leg uit wat mijn bedoeling is. “Als je iets wilt, dan ben ik er om met je mee te denken en om te helpen met de uitvoering.” Tevreden lacht hij me toe en we schudden elkaar de hand. Een handige en sociale meedenker, dat kan hij goed gebruiken, zeker als die persoon ook nog een eigen gereedschapswagen bij zich heeft.

Het project “Met ’t Wandelhuis de landsgrens langs,” blijft tegelijkertijd bestaan. Ik begin dit jaar met korte stukjes, eerst maar eens naar de dijk, langs de Waddenzee. Dan kan ik eetbare planten zoeken op zilte grond. Zo kan het project langzaam groeien, langzaam, precies wat de bedoeling is. Groeien, als een vrucht aan de boom. En als die zwaar genoeg is, dan valt hij vanzelf in mijn hand.

.

De zin in de tekening komt uit het boekje “Plantenzielen” van Mellie Uyldert. Het komt uit het hoofdstuk over heidegebieden en gaat onder andere in op de rol van de schaapherder.

2 gedachten over “O, die heerlijke onvolkomenheden

  1. Je blijft Alowieke,
    eerst de landgrenzen van Friesland verkennen en naar de zeedijk met je Wandelhuisje.
    Fijn, dat je in de buurt blijft,
    hartelijke groeten van Marten en al je boompjes

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s