De motor van dankbaarheid.

.

Het vuur brandt. De mensen lachen ons toe.

Tekening Afra Hartog

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan. Dan kun je ook het liedje horen, aan het einde.

.

Dick is terug, mijn vriend. Hij woont 500 meter verderop en is de hele zomer weg. De kleine woonwagen wordt dan verhuurd aan vakantiegangers. Het was voor de derde keer nu, drie-en-een-halve maand ging hij naar de Vlierhof. De Vlierhof, een leefgemeenschap, net over de Nederlandse grens bij Nijmegen. Ik haalde hem op en bleef vier dagen. Dit is een sfeerimpressie en overdenkingen daarbij.

De tafel is overvloedig gedekt, zoals elke dag. Ik schuif aan en eet heerlijke soep met verse tomaten en groenten van eigen land. “Het is weer lekker Bart!” roept iemand. Er wordt gelachen en gepraat. Elke keer als ik hier ben, heb ik het gevoel thuis te zijn. Zo vriendelijk zijn de mensen, zo belangstellend, dat ik met veel plezier mijn bijdrage lever. Ik raap noten, houd een rigoureuze wiedactie in de meest overwoekerde perken. Samen met Dick pluk ik druiven en maak er sap van. Er wordt me gevraagd een ruimte in te richten voor tweedehandskleding en dat doe ik. Dick helpt mee. Het is fijn. Alles wat er thuis niet is, vinden we hier. Het actieve leven met elkaar, de gezamenlijke maaltijden met voedsel van eigen land. Het luisteren naar de verhalen van anderen, met hun innerlijke processen. Soms loopt er iemand de hele dag te zuchten. Dat mag allemaal en er is begrip voor.
Maar ’s avonds is het gedaan met het zuchten. Er wordt een vuur gemaakt. Een afscheidsvuur voor Dick. Uitbundig klinkt het gelach, dat verstomt als mijn vriend begint te vertellen. Dick zingt de eerste liedjes die hij deze maand maakte als songwriter. Ik maak opnamen en zing tweede stem. Er trommelt iemand mee. Uitbundig wordt het refrein meegezongen. En dan, als het laatste applaus voorbij is, kijk ik naar de vlammen. De gesprekken kabbelen zachtjes door en het vuur knappert. Nu ben ik nog hier. Ik weet dat ik weer terug moet, terug met Dick naar Friesland. Dat was de bedoeling. Maar eigenlijk zou ik best langer willen blijven. De gedachte speelt, maar ik bedenk me niet. De keus is al gemaakt. Want wat ik doe is niet altijd waar ik op dat moment het liefste ben. Er is meer, wat telt.

Thuis eten we gewoon met zijn tweeën. Het voedsel komt uit de biologische winkel. We volgen het nieuws en achtergronden over wat er gebeurt in de wereld. We némen de tijd met elkaar, praten erover. Hier zijn meestal geen mensen die hun innerlijke processen voorleggen op de ontbijttafel. Bij ons gaat het over de Partij van de Dieren die onenigheid heeft of het actiekoor “Meten is weten”. Het gaat over de Friese taal, de liedjes en verhalen die we schrijven en de theatervoorstelling in het kerkje van Jellum. We zijn nooit uitgepraat. Dat komt ook omdat we allebei nieuwsgierig zijn. Niet alleen naar wat er gebeurt op de wereld, maar ook wat de ander te vertellen heeft. Het leven hier is een perfecte aanvulling op het drukke gemeenschapsleven op de Vlierhof.
Ja, het is fijn dat Dick er weer is. Maar soms denk ik, waarom ga ik ook niet de hele zomer naar de Vlierhof? Het geeft me de levendigheid waar ik soms naar snak. Ik kan kwaliteiten van mezelf uit de kast halen die maar al te vaak blijven liggen. Ik ben er meer dan welkom en toch doe ik het niet.

Waarom niet? Ach natuurlijk, ik weet het donders goed. Het zijn meerdere dingen. is het Verhalenpad waar ik voor zorg. Ik plant de kruiden, hak het riet. Ik zorg voor de bomen en bloemen. Ik zorg voor humus op het land en voor de wilde dieren en vogels.
Maar ook is het de Swetteblom zelf, waar ik een van de stabiele figuren ben waar de boer op kan bouwen. Als dat niet meer nodig was, dan ging ik wellicht vaker weg. Maar het is wél nodig. Op de boerderij gaat het ook niet over rozen, net als in de rest van de wereld. Er speelt van alles, met mensen, omstandigheden en geld. Wanneer problemen zich opstapelen, dan heeft de boer aan mij een goede luisteraar. Daar kan ik makkelijk ruimte voor maken. Ik heb geen problemen en maak ze ook liever niet. Nu op mijn 58e, heb ik het meeste wel verwerkt van mijn roerige leven vol heftige gebeurtenissen. Goddank, mijn lijf is nog altijd vitaal. Ik concentreer me op wat ik doe maar ben beschikbaar voor als het moet. Ik ben hier. Hier staat mijn huis. Je komt niet voor niks aan, op een plek. Elke plek heeft mensen nodig die voor stabiliteit zorgen. Mensen, die het dragen, wortels maken. Daar zijn er nog steeds te weinig van. Mensen die het fundament willen vormen. Jij daar, ik hier. En zo is het goed.

Ik zit aan het vuur en ben blij met het afscheid voor Dick. Ik geniet van de oprechte waardering die ze voor hem hebben. Voor zijn rust en positiviteit. Hij is als een gestage motor, zonder op te vallen doet hij veel. Hij verdient het om in het zonnetje te worden gezet. Maar ook voor mij is het een beetje een beloning. Deze samenkomst geeft me wat ik thuis vaak heb gemist. De sfeer is warm en feestelijk. We doen het met elkaar. Dit mee te maken, al is het maar heel soms, dat doet me wat. Dus dank jullie wel, mensen van de Vlierhof! Ook van mij!

Misschien zouden we dat nog veel vaker moeten doen. Elkaar bedanken. Alles bedanken. Het is een motor.

Liedje:

Ik dank voor het water
en de gouden zon
Ik klap voor het geklater
in de volle regenton

Ik zing voor de wind
die in de schoorsteen waait
de warmte die ons bindt
Mmmm mmmm, het vuur dat lachend

Oplaait.

.

Alowieke

.

.

Wat je wilt en wat je krijgt

.

Afbeelding van Alowieke

“Als jullie over zes weken al weg zijn, dan moet ik snel zijn!” zeg ik nadenkend. Vandaag wordt het hem in elk geval niet. Maar ik zie wel wat anders. Het is een oranje afvalcontainer.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het zijn de mezen, die me het eerst begroeten als ik weer thuis ben. Zodra ik ’s ochtends in mijn buitenkeuken zit, komen ze tevoorschijn. “Twiet!” roept de zwartgekapte koolmees. Ik fluit terug en pak wat zonnepitten uit de glazen pot. Ik doe ze in de schil van de kokosnoot. Die hing er al voor ik kwam. Het is kennelijk een traditie die hoort bij deze plek. Ik doe daar graag aan mee. Na mij komt vast weer een ander, het zal de mezen niet uitmaken. Ik hoop dat die ook voor de vogels zorgt. Elke mezenpopulatie die overleeft is er eentje. En al komt er na mij toch wel weer een ander, nú zijn ze mijn vriendjes en ze weten heel goed dat ik het ben.

Ik kook mijn havermout op het elektrisch plaatje en kijk. De pimpelmees is een mooi geel met blauw vogeltje. Hij is minder doelgericht dan zijn verre neven en nichten uit de koolmeesfamilie. Rustig neemt hij de tijd, kijkt even hier en daar, voor hij uiteindelijk in het ronde bakje pikt. Hij neemt het zaadje mee in zijn snavel. Geklemd tussen de poten peuzelt hij het op, net als de anderen.

Na het ontbijt begint de dag. Het eerste wat ik wil doen, is terug gaan naar It Wiel. Voor ik op vakantie ging, had ik een plan gemaakt. Ik zou een vlot bouwen, en tot mijn verrassing vond ik vlak bij de juiste mensen die me zouden kunnen helpen. In It Wiel staat een bedrijfsverzamelgebouw. Er is klein bedrijfje dat me steigerdelen kan leveren en mijnheer Arnold heeft tweedehands plastic tonnen. Gisteren ben ik er geweest. Hij was er niet. Vol goed moed ga ik opnieuw op pad. Ik heb wind tegen. Rammelend komt de fietskar achter me aan. Er in zit een spanband, om de ton straks vast te maken. Als ik het terrein op fiets, vind ik opnieuw de deur gesloten. Bij het timmerbedrijf is wel iemand. Een vrouw komt van achter naar voren lopen. Ze is van de administratie en ontwerp, zegt ze. Over ruim een maand gaan ze verhuizen. Beduusd vraag ik wat er dan in komt, maar dat weet ze weet niet. “Als jullie over zes weken al weg zijn, dan moet ik snel zijn!” zeg ik nadenkend. Vandaag wordt het hem in elk geval niet. Maar ik zie wel wat anders. Het is een oranje afvalcontainer. Die zit vol smalle latten. Mooi aanmaakhout. Ik stal mijn karretje vlak naast de ijzeren bak en klim erin. Er zit een mooi rond gat in het ijzer, dat op de rand gelast is. Het is bedoeld om de container op te kunnen hijsen. Ik gebruik hem voor wat anders. Ik steek de latten in het gat en breek de één na de ander op maat. Tussen de latten liggen ook tientallen trommelstokjes van beukenhout. De meesten zijn beschadigd. Zouden die van Sytze Pruiksma zijn? Zorgvuldig werp ik ze in mijn karretje, tot het vol is. Dan klim ik de container uit en beland met een sprongetje op de grond. Het is een mooie oogst, al was het niet waarvoor ik op pad ging.

Wat je bedenkt is niet altijd wat er gebeurt. Hoezeer ik ook geloof in wat ik doe, en dat dat goed is. De mens wikt, maar God beschikt, zei opoe. Nou had God kennelijk beschikt dat ik maar beter warm de herfst in kon, dan met dat vlot bezig te gaan. Om in Opoes woorden te spreken; alles op zijn tijd. Ik ga het volgende week wel weer proberen, met die drijvers. Nu dit. Ik buk me, pak de lange latten die ik opzij had gelegd. Ik leg ze op de berg hout in mijn karretje, precies zó, dat ik ook nog de bocht om kan. Ik open mijn zwarte fietstas. Die is nat van de regen. Ik pak de tweede spanband die daarin zit. Die trek ik strak over de berg hout heen. Nu zit het muurvast. Vol vertrouwen fiets ik weg. Zo kan ik elke kuil in Jochums Reed aan.

Ik draai met een vaart het veld op en rijd in één stuk door naar het houten hok in de hoek. De wilgebomen ernaast buigen steeds verder over het dak heen. Dat lekt nog steeds en het wacht op de laatste werkzaamheden. Eigenlijk is dat een pleehok. Er is nu toch niemand, dus gebruik ik het maar, in ruil voor het onderhoud. Fijn hoor, zo’n hok. Ik open de houten deur, trek de plastic bak uit het frame van de fietskar, en kieper hem leeg. Het begint te regenen met dikke droppels. Met een armvol houtjes ren ik de vijfentwintig meter terug naar huis. Snel klauter ik het natte bordes op en duik in mijn hol in. De herfst is echt aangebroken. En hier sta ik dan. Vlak voor me op de vloer ligt mijn welverdiende warmte. Ik open de klep van de kachel en verheug me.

.

.