Een tuin! Hij is er echt. En ik kan al beginnen met spitten. Een lapje grond is het. Heel gewoon, maar voor mij bijzonder. Want ik zorg dat er straks van alles op gaat groeien. Je kan het zien op de foto. Nu is het nog een stukje schapewei. Je kan aan de sneeuw bijna zien hoe groot het is. Het is niet supergroot maar het is ook niet klein. Kaalgevreten gras zie je, bezaaid met keutels en een hek er omheen. Maar veel gras blijft er niet van over straks. Dat is wat mij betreft de bedoeling. Er is al genoeg gras. Ik heb een grote bestelling zaad gedaan, allerlei bijzondere soorten, bij „De Nieuwe Tuin”, in België. Allemaal een- en twee jarigen. De postbode komt het brengen. Ik hoop deze week al. Want wat ik teveel heb kan ik dan weer weggeven op de zadenruilbeurs. Dat is in Den Bosch, zaterdag aanstaande. Het gaat nu snel. Ineens is het zover. De dooi is ingevallen, vogels claimen alvast hun nestelplek. De eerste zaden kunnen nu de grond in, een vroege erwt, tuinbonen. Oei, ik ben net op het nippertje met mijn besluit hier dit jaar te blijven! Wat fijn dat ik mijn groene vingers nu weer kan trainen. En het is zo vlakbij. Ik hoef niet eerst twintig minuten door de drukke stad te fietsen voor ik bij mijn landje ben. Ik hoef niet meer dan vijftig meter te lopen. Dus ik ga hard aan het werk deze week! Spitten, hekken plaatsen tegen vraat, verhoogde bedden maken. Want straks komt er nog veel meer… Daar heb ik een goudgeel vermoeden van.
“Verder achterom lopen!” roept een stem achter het ondoorzichtige glas van de deur. Dick en ik staan bij de herberg van Ton en Ine, in Haghorst. Ton en zijn vrouw Ine beheren samen de camping. Ik ben hier niet zomaar. Het contract van 2013 zal vandaag getekend worden. Ik verleng mijn tijd bij “D’n Bobbel”. We lopen naar de achterkant van het huis. Erachter ligt de dijk van het kanaal, met een kilometers lang fietspad. Ton opent de deur en verwelkomt ons. Op zijn Brabants worden we onthaald en even later zitten we met zijn vieren rond de houten tafel. De komende paar uur zijn we zoet, met veel verhalen, koffie, thee, en nogablokjes.
Zo vlak voor de lente aanbreekt, is de tijd van beslissingen. Ik vind het fijn. Nu wordt me steeds meer helder wat er dit jaar te gebeuren staat. Ik ga nog geen lange reizen maken. Het is nog te vroeg. Eerst goed aarden voor ik weer weg ga. Er is een hoop gebeurd, het laatste jaar. Het begin, dat ik hier heb gemaakt, kan ik beter nog een tijdje voedsel geven. Net als een zaailing die het beste opgroeit op de grond waar hij terecht komt. Zo’n klein boompje kan je maar beter een of twee jaar met rust laten voor je hem verplant. Dan groeit hij later des te beter. Dus ik blijf waar ik ben. Hoe ga ik nu verder?
Ik haal veel inspiratie uit de natuur, en uit toekomstdromen die ik al heb vanaf mijn kindertijd, toen ik nog op blote voeten in het Emmeloordse bos rondliep. Op het moment lees ik een boek dat erg bij me past.
“Holzer’s permacultuur” heet het. Ik kijk naar de foto op de kaft. Een brede goedmoedige man kijkt me aan, leunend op een spade tussen weelderig groen. Sepp Holzer is een boer in Oostenrijk, die meer dan veertig jaar geleden een drastische keuze maakte. Hij besloot alles te vergeten wat hij op de landbouwschool had geleerd, en beheerde zijn bedrijf vanaf dat moment in harmonie met de natuur. Hij haalde veel inspiratie uit ervaringen van zijn kindertijd. In het begin verklaarden velen hem voor gek, maar nu is hij een van de meest succesvolle boerenbedrijven daar. Later ontdekte hij dat de manier waarop hij bezig was, een naam had. “Permacultuur”.
Ik woon niet in Oostenrijk, en heb ook niet mijn leven lang op een boerderij doorgebracht. Maar de tijd dat ik als kind en als puber in het bos struinde ben ik nooit vergeten. Ook niet de keren dat ik op het land werkte bij boeren, en voor Copijn, tussen de hoveniers, en in het natuurgebied ’t Hol, in Utrecht. En mijn tuin, met het tuinhuis. Al een eeuwigheid popelen mijn vingers om weer met levende dingen bezig te zijn. Planten, dieren, levende aarde. Een paar jaar geleden ontdekte ik wat men noemt “De permacultuur”, en herkende er veel van mijn ideeën in terug, op heldere manier in structuur gebracht. Ik ontdekte dat er overal op de wereld mensen mee bezig zijn, en iedereen op zijn manier. De mogelijkheden zijn eindeloos. Ik weet dat ik hier geestverwanten kan vinden. Een goede reden om dit pad te betreden.
Iets willen is één. Of ik op tijd ben om ergens aan te sluiten, dat is een tweede. Maar tot mijn grote verrassing zag ik dat ik nog niet te laat was. Ik ontdekte een cursus, die dit jaar gegeven wordt in Rotterdam. De docenten heb ik wel eens ontmoet, en ik vind het erg leuk om met hen en anderen aan de slag te gaan. Ik heb me meteen aangemeld. Het zijn tien hele weekends, elke maand eentje. De rest van de tijd werk ik in tuinen.
Ik mag van Ton en Ine een tuin aanleggen vlakbij Juffrouw Kolibri. Dat is mooi, dan kan ik wat vergeten groenten zaaien. Ik wil ook graag zeldzaam zaad vermeerderen, van oude rassen.
We zullen zien wat er uit groeit, uit de tuin en uit de cursus..
Het is vrijdagmiddag half vier. Over het grasveld komt Dick aanfietsen, mijn vriend. Helemaal uit Eindhoven. Hij heeft een grote lach op zijn gezicht, een spiegel van de mijne, want we zijn allebei blij elkaar weer te zien. Het was alweer tien dagen geleden dat we afscheid namen. Een warme omhelzing. Ik zet koffie van het laatste water. Dick pakt het lege melkbusje van het aanrecht om water te halen. Hetzelfde busje heeft vroeger ook al dienst gedaan als fooienpot, in de werfkelder, tijdens bijeenkomsten. En nu zit mijn watervoorraad er in. Even later komt Dick terug met de gevulde bus, en ik zet het terug waar het stond. Ik hang de soeplepel weer over de rand heen. Daarmee kun je je glas vullen als je dorst hebt. Of het kommetje water verschonen, waarin je je handen kan wassen.
Naast de waterbus en de gootsteen zit ook een kraan en een knop. Toen ik hier net introk, kwam er water uit die kraan, als je op de knop drukte. Dat water kwam van onder de wagen weg. Daar stond een jerrycan met twintig liter erin en een pomp er aan vast. Die pompte het omhoog en zo leek het net een echte keuken zoals in een gewoon huis.
Ik kwam er al gauw achter dat ik daar helemaal niet zo blij mee was. Ik kon niet zien hoeveel water ik nog had. Net op momenten dat ik er niet op zat te wachten was het op. En als je je handen wast, gebruik je automatisch veel meer. Het lijkt in overvloed aanwezig te zijn. Dat ben je zo gewend, als je een kraan hebt. Opendraaien en uitgebreid laten stromen. Mensen die langskomen hebben het ook niet door. Maar het is toch maar twintig liter wat er in zo’n vaatje zit en een grotere wil ik ook niet, dat kost alleen maar ruimte. Bovendien, hoe meer ik ergens van hebt, hoe meer ik gebruik. Ik vind het ook fijn om het water te zien. En het is ook handig als ik kan zien hoeveel ik nog heb. Het melkbusje is niet te groot en niet te klein. Een leuk ding, vind ik. Er zit vier liter in, en in mijn eentje doe ik er anderhalve dag mee. Twee keer per week ga ik twee minuten onder de douche van de camping en was ik mijn haar.
Al doende merk ik wat ik echt nodig heb en leef met veel minder water. Ik heb een mooi compostemmertje, dus ik hoef ook geen drinkwater door de plee te spoelen. Het liefst zou ik mijn water zelf uit een put halen. Leuk, dat hijsen met een emmer. Maar die hebben we hier niet. Dus haal ik het maar gewoon uit de kraan van de campingkeuken. En als ik dan met Dick mijn vers gezette kopje koffie drink, dan geniet ik.
Ik sta voor het raam en kijk naar buiten. Er staan grote plassen in het gras. De ene na de andere donkere wolk drijft voorbij. Het is een onstuimige dag, vol mooie wolkenluchten. Terwijl ik kijk lijkt het me allemaal zo klein wat ik doe. Een beetje rommelen in zo’n klein huisje… Hout halen en zagen, waterbus opnieuw vullen, de was doen, verhaaltjes schrijven. En wachten. Wachten op de lente, zodat ik verder kan met het afbouwen van mijn wagen… Hoelang nog? Wanneer zal het volle leven weer beginnen? Onrust bekruipt mij. Een poos loop ik rusteloos heen en weer in de kleine ruimte van mijn wagen. Als een leeuwin in haar kooi. Ik vraag me af of ik alvast bij Thera van Osch langs zou gaan in Duitsland, het is maar tachtig kilometer, zag ik. Ik kan informeren naar het tuinproject bij het conferentiecentrum daar. Of een leembouwproject zoeken om praktijkervaring op te doen. Of naar Utrecht gaan, vrienden bezoeken. Of naar het noorden. Prompt schiet het in mijn schouders. Dat is mijn zwakke plek. Ik heb al vaker veel op mijn nek genomen en mijn schouderpartij heeft daar geen zin meer in. Een grote sprong maken, meer willen dan er is. Zo’n verleidelijk idee. Wie kent het niet. Alvast verder met het volgende project. Een project dat misschien wel groter is dan dat waar je nu mee bezig bent, met meer mensen. Of andere mensen. Of op een andere plek die veel meer mogelijkheden biedt. Ik weet het even niet. Wat zal ik doen? Ik bel mijn vriend Dick. Daar word ik rustig van. Uiteindelijk kruip ik maar gewoon in mijn bed en slaap onmiddellijk in.
De volgende ochtend. De stormachtige wind van gisteren is gaan liggen. Ik kijk ontspannen uit het raam en zie een groep vinken en een keepje. Ze pikken het strooizaad op, dat ik over de tegels en het gras heb uitgestrooid. Als ik beweeg vliegen ze allemaal tegelijk op, de boom in.
Ik heb alles in huis. Eten, drinken en een voorraad takken, die ik onder mijn wagen vandaan heb gehaald. Er ligt altijd een voorraadje voor een dag of vier. Elke dag neem ik een tak mee, uit het bos. Het is lekker zwaar grenen en het brandt lang. Ik zaag het in stukken met de handcirkelzaag en droog het in het oventje, dat bovenin mijn kachel zit. Het wordt daar nooit warmer dan 70 graden. En dat is al veel. Soms is het hout zo droog geworden, dat het beter vlam vat dan aanmaakblokjes! Ik kijk naar de kleine stapel hout. Het is niet veel, maar het moet genoeg zijn voor een dag kachelwarmte. En ik heb ook nog een voorraad briketten, als het nodig is. Vandaag ga ik niet naar het bos en ik ga niet meer zagen. De pijn in mijn schouders is nog niet weg, en die hebben vandaag aandacht nodig. Warmte en veel bewegen. De ultraroodlamp van Ton is geweldig. Ik leg er mijn schapenvacht voor en kan de hele dag door oefeningen doen. Ik ben tevreden en vol vertrouwen dat het goed komt.
Ik weet het weer. Het gras is niet groener aan de overkant. En wat hier gebeurt is niet minder dan wat er ergens anders gebeurt. Het gaat om het opbouwen van aandacht. En hoe kleiner het begint, hoe sterker de wortels kunnen groeien. Er zijn genoeg projecten op de aardbol met nauwelijks wortels. Topzware zaken die zomaar om kunnen vallen. Mensen ziek van de stress. Dan maar beter gewoon hier blijven. Hier, in Juffrouw Kolibri. Ik kijk naar buiten en lees de berichten. Hier kan ik afstand nemen van verwarring en tumult en rustig mijn eigen keuzes maken. En buiten regent het. Er gebeurt genoeg. Ook in het klein. En daarvan schrijf ik verhaaltjes, elke week. En ze worden steeds vaker gelezen. Dus ik schrijf nog even door.
Hoe blij ben ik met mijn vriend Dick, die precies op het juiste moment in mijn leven kwam. Hij was er, toen die abrupte verandering in mijn leven zoveel chaos met zich mee bracht. We kennen elkaar nu bijna een jaar. Hij is rustig en aandachtig en we praten veel. En altijd als ik een verhaal klaar heb, leest hij het en kijkt het na voor eventuele verbeteringen. Dat vindt hij leuk. We chatten veel, en zien elkaar in de weekends. We bedanken elkaar elke dag dat we bestaan, want je weet maar nooit hoe lang het duurt. Dick werkt en woont in Eindhoven, bij Omslag. Hij is journalist en schrijft nu al twintig jaar voor het tijdschrift ZOZ, meestal over kleinschalige projecten op gebied van duurzaamheid en vrede. Het is leuk om samen te praten. Maar ook dansen we graag. In de zomer doen we acrobatiek op het grasveld. We maken wandelingen in de buurt of verder weg. Dat is genieten.
Ik wil Dick daar heel veel voor bedanken. En ook wil ik de mensen bedanken die mij schrijven en bellen, en me vertellen hoe graag ze mijn verhalen lezen. Sinds ik weet hoeveel energie dat geeft, neem ik daar zelf ook steeds vaker de tijd voor. Een simpel bedankje of een waarderende opmerking, het scheelt zoveel! Is dát niet een voorwaarde voor duurzaamheid? Het is puur energie genereren. En het komt vaak weer bij je terug ook, zelfs dubbel.
Als elk mens elke dag iemand zou bedanken, dan konden we daarmee een voedzame basis leggen. Dat geloof ik zeker. Je wordt er niet alleen vrolijker van, het geeft ook het gevoel dat je ondersteund wordt, het zorgt voor meer rust en stabiliteit. Het is een geneesmiddel tegen ongeduld en verwarring. En als iedereen het doet, dan gebeurt er wat. Misschien gaan we dan niet meer zo supersnel, maar er ontstaat er een sprankelende kringloop van geven en ontvangen. Iedereen en alles kan meegenieten. Met elkaar komen we er wel.