.
.
Het is een rustig dagje. Dick is er ook. Hij zit aan tafel de krant te lezen. Ik sta met kousevoeten op de bank en rommel wat op het zoldertje er boven. Sommige dingen heb ik niet meer aangeraakt, sinds ik het er twee jaar geleden neerlegde. Ik haal de voorste stapel boekjes weg en wat CD’s. Ik weet wat er achter ligt. Het is een mij heel bekend blauw boekje, volgeschreven met een rond en nog kinderlijk handschrift.
„Zal ik je eens voorlezen uit het dagboek van toen ik veertien was?” vraag ik aan Dick. “Dat heb ik nog wèl bewaard. Het gaat over onze reis dwars door het Noord Amerikaanse continent.”
“Ja, leuk,” zegt Dick.
“We reden elke dag vijfhonderd kilometer, de heenweg door Amerika, de terugweg door Canada, zes weken lang.” Ik sla een willekeurige bladzijde open en lees een paar stukjes. Dan kom ik bij een opmerkelijke passage.
“We gaan naar Iron Springs. Daar woont een vroeger buurmeisje waar ma altijd mee speelde. Het is nog dertien kilometer, zegt mama. Ik kijk naar buiten. Ach wat zielig, er staat een paard in de regen. Hij is al onder de bomen gaan staan. Dat wil ik altijd nog eens, paardrijden. Of het liefst, er eentje hebben, maar daar zal wel nooit iets van komen.”
Verrast kijk ik naar Dick. “En vlak daarna lees ik dit,” vervolg ik.“
Ik vind het heerlijk om zo te trekken. Ik zou best zo willen leven.”
.
“Toen wist je het al,” zegt Dick.
“Ja,” antwoord ik “en straks gaat het dan gebeuren. Tenminste, dat denk ik. Maar zeker weet je het nooit. Het kan altijd anders gaan dan verwacht.”
“Je gaat het doen,” zegt Dick overtuigd.
“Ja,” glimlach ik hem toe. “Ik heb er ook veel vertrouwen in, dat het door gaat. Er zijn tot dusver geen barrières. Alles verloopt rustig en soepel.”
Ik kijk naar Dick zijn grijze krullenbos. Wie heeft er nou zo’n fijne couch? Ik bof maar.
..
.