Straks is dit plekje beschikbaar voor wie wil…..
26 aug 2015
Straks …. Straks is inmiddels nu, en deze week is er een liefhebber gekomen die het tuinieren hier voort wil zetten.
21 juli 2016
.
Ik sta met een campinggast bij het grotje, niet ver van mijn woonwagen. Het is rond als een kleine nis en gemaakt van grote keien met cement ertussen. Er staat een beeldje in van een man in een bruine pij. Het stelt de Sint Antonius voor, patroonheilige van reizigers. De man naast me haalt een waxinelichtje uit zijn zak. Hij steekt zijn grijze hoofd in het grotje. Even later brandt er een klein flakkerend vlammetje.
Even staan we te kijken. “En trek je dan straks de wereld in, met je nieuwe wagen?” vraagt hij opeens. Het is een bekende vraag. “Wie weet. Ik ben nog niet zover. Ik bouw nu om te bouwen. Dit is mijn meesterstuk. Ik kan alles gebruiken wat ik heb geleerd en geniet daarvan. Ik vind het leuk om er over te vertellen. Ik bouw een huisje dat van top tot teen van mij is. Met wielen. Waar ik straks heen ga? Ik weet niet. De tijd zal het leren. ” “Dat is wijs,” zegt de man. Hij kijkt naar het beeldje van de middeleeuwse monnik. Het vlammetje brandt nu roerloos, de wind is gaan liggen. “Gaan jullie dadelijk weer weg?” verander ik van onderwerp. De man knikt opgewekt, zijn grijze staartje beweegt in zijn tanige bruine nek. “Ja, alles is klaar voor vertrek.” Hij klopt me vriendschappelijk op de schouders. Misschien tot de volgende keer! Als je er dan nog bent…” Hij lacht me toe en loopt terug naar zijn camper.
Sint Antonius in het grotje
.
Het is een paar dagen later. De regen van zojuist is opgehouden en het is ineens een stuk lichter. Ik ga naar buiten. Oranje goudsbloemen stralen in de middagzon en de roze melde is zo hoog opgegroeid dat het een bos is geworden. Ik pluk een blaadje en stop het in mijn mond. Het smaakt naar rauwe spinazie. Ik eet het graag. Ik loop langs het grotje. Het opgebrande waxinelichtje staat er nog. Er naast staan diverse muntsoorten in bloei en daarachter rijst de paarse Dropplant op uit het groen. Ik trek wat wilde melde er tussen uit en kweekgras.
Dan loop ik door naar mijn nieuwe wagen. Ik wil hem zien en aanraken. Hij groeit. Ik kan het niet laten om even het doorzichtige zeil op te lichten en te kijken. Het lijkt wel een geraamte, met wervels langs een ruggegraat en ribben. Trots pak ik èèn van de spanten beet. Ze staan nu stevig op hun plek, geschroefd en gelijmd. We hebben gisteren lekker gewerkt. Tot het ging regenen.
De bouw vordert
.
Wat als de wagen straks klaar is? Ik ga er niet meteen mee op pad. Ik probeer hem eerst rustig uit. Hier, op deze plek. Dan kan ik verbeteren wat nodig is en zien hoe ik verder ga. Iedereen die wil kan komen kijken. Nu ben ik er nog.
Als ik in mijn nieuwe huisje woon, dan heb ik het oude niet meer nodig. Ik wil het heel graag verkopen aan iemand met een groene vingerwens. Iemand die stilte en natuur nodig heeft, en hier graag wil zijn. Als ik die nou eens kon ontmoeten…
Deze wagen is dus verkocht. En mijn wens is aardig uitgekomen.
.
.