Een hele verschijning

.

.

bouwen-eindfase-woonwagen

.

.

Dinsdag elf oktober. Als ik wakker word, schijnt de zon met goud licht door het witte gordijn van het keukenraampje. Ik draai me om in bed, om ernaar te kijken. De lakens zijn koud en klam, waar ik niet lig. Gauw trek ik het dekbed op zijn plaats, zodat ik weer onder het warme stuk lig. Ik staar naar boven. Drie vliegen zitten roerloos op het plafond. In de hoek van het bed ligt een zakdoek. Die is Dick zeker vergeten, toen hij gisteren weer terug fietste naar Eindhoven. Over tien dagen is hij er weer.
Hoewel ik weer alleen ben op het veld, voel ik me tevreden. Het is fijn om thuis te zijn. Het was heerlijk op Schiermonnikoog en ik heb genoten van de ruimte en het ongerepte landschap. Ik heb gedanst op stille plekken in de duinen.
Terugkomen was lastig. Het veld was verlaten, zoals bijna altijd. Ik zei wazig gedag tegen de kippen. Er zijn vele zingende roodborstjes, koolmezen die me begroeten in de ochtend, en er zijn muizen die wegschieten tussen de struiken. Er is zelfs een uil, ’s avonds in de schemering. Maar als ik ben weggeweest, dan is dat allemaal niet meer genoeg, dan zie ik het ineens niet meer. Er is iets wilds in mij, dat wil uitbreken en ik vraag me af: „Wat dòe ik hier?! Ga ik hier voor de vijfde maal de winter in mijn eentje doorbrengen? Moet dat nou echt?“

Maar ik weet dondersgoed wat ik hier doe. Ik bouw een wagen. Daar draait het om. Afmaken, tot het rolt. Hoe rustiger ik de dingen aanpak, hoe grondiger en hoe groter de kans van slagen. Het krijgt steeds meer de vorm die ik twee jaar geleden uitgetekend heb.
De wagen staat op een andere plek, en ik heb alles eromheen opgeruimd voor een frisse nieuwe start. Mijn nieuwe huisje straalt in de najaarszon. Nu kan je haar ook van afstand kan bekijken. Soms komt er iemand. „Het is echt een verschijning, ik ben onder de indruk“ zegt èèn van de buren genietend. Ik word warm van het compliment. Het geeft nog mèèr energie dan mijn favoriete kom havermout.

De laatste loodjes kunnen zwaar zijn. Er is veel werk aan de wanden, het dak, de luifel en de twee goten. En natuurlijk werken we aan het verplaatsbare systeem van zonnepanelen. Veel is boven het hoofd.

Om met het dak bezig te gaan, ga je binnen op de werktafel staan. En dan moet je jezelf tussen de dakspanten door zien te wurmen, tot je er met je borst en schouders boven uitsteekt. Je staat dan klem en je kan je niet meer omdraaien. Als je dat wilt, dan moet je eerst weer terug.
Of je neemt de trap. Er is een uitklaptrap die altijd wiebelt. Die ga ik op en af, soms dag na dag. Nu en dan laat ik iets vallen. Dan klauter ik naar beneden en weer naar boven. Maar ik heb het er allemaal voor over. Want o, wat wordt het mooi! Het wordt mooier dan ik had kunnen bedenken…

Ik ga nu eerst de ramen erin zetten, voor het gaat regenen. En zo blijven we keuzes maken, de ene na de andere…

 

.

.

De hoogte in

Woonwagen dakboog monteren

.

We gaan het doen vandaag. We bouwen definitief de hoogte in. De ene bui na de andere valt uit de lucht, maar toch proberen we het klaar te krijgen. Dick is er nog om te helpen en straks is zijn vakantie voorbij. We zetten de eerste van de dakbogen er op, hij is van plaatmateriaal. Je kan heb straks goed zien, precies in het midden van de woonwagen. Als een sierlijke boog omsluit hij het bed. Er komen gordijnen aan, net als een hemelbed. Dus heb ik hem mooi versierd.
Hij moet móói worden. Maar niet alleen daarom speelt hij een hoofdrol. Zonder dit onderdeel kunnen we niet verder bouwen.  Omdat dit het eerste is wat de hoogte in gaat, en ook nog in het midden, is het bepalend voor al het andere.
Ik meet alles wel twintig keer na. Met de rolmaat, met de winkelhaak. Het is een hele grote winkelhaak, ik maakte hem zelf, al maanden geleden, toen ik popelde om te beginnen en er nog niks was. Ik ben blij dat ik hem nu zo goed kan gebruiken. Dick geeft dingen aan en houdt alles stevig vast tot het echt helemaal goed is. Ik heb de schroeven er al een klein stukje ingezet, ik hoef ze alleen nog maar aan te draaien. Met de accuboor in de hand, kijk ik naar de lucht. Een loodgrijze wolk begrenst het zonnige blauw en nadert snel. Zouden we op tijd klaar zijn? Nog drie schroeven, dan kunnen we het bouwzeil erover gooien. De accuboor doet zijn werk. De boog en de paal trekken samen als uit één stuk en de lijm kruipt eronderuit zoals het hoort. Nu gauw onder zeil! Dick duwt het zeil omhoog en ik sta in de wagen om het transparante zeil over het hoogste punt te trekken. Ik stap uit de wagen om het helemaal tot de grond te trekken. Precies als het klaar is barst het los. Met bakken valt het naar beneden. Razendsnel  duik ik erin. Dick volgt. We maken het ons gemakkelijk. Naast elkaar leunen we tegen de opstaande wand en luisteren naar het keiharde gekletter boven ons hoofd. Als trotse kinderen in hun allereerste hut.

.

dakconstruktie plaatboog

.

Hieronder zie je de andere twee bogen van plaatmateriaal. Deze twee komen aan de voor- en achtergevel. Hier proberen we of ze in de noklatten passen. Fijn, het zit als een huis. De bovenkant van de bogen is de vorm van het dak. Het is een dik dak, want er zit twee centimeter ventilatieruimte onder en acht centimeter Doschawol.

.woonwagen dakbogen passen 005

Als ik straks op pad ga…

Ik werk gestaag, de tijd is mijn
en mocht ik na lang voorbereiden
de grens van ’t land ooit overschrijden
dan zal het leven anders zijn

Wie ben je en wat doe je
dat is en blijft de eerste vraag
ik oefen, ja ik oefen graag
gewoon maar met een dansje

I am Alowieke.

Een heel werkstuk

blogtek 18-05

Het is zondagavond. In mijn kleine huisje is het lekker warm, buiten waait het. Dick en ik hebben in de laatste uurtjes nog even doorgewerkt. Het resultaat is er. De eerste spant. Het wordt één van de ribben van het skelet dat mijn nieuwe wagen gaat vormen. Straks komt de buitenwand er als een stevige huid tegenaan geschroefd. Van onder is de wagen smal, dat scheelt in gewicht, en ik kan vaker tussen paaltjes door rijden. Mijn spanten hebben twee bochten. Het meten en maken daarvan is een tijdrovende klus. Harde hoekstukken worden verbonden met dunne vuren latten. De hoeken liet ik door de timmerman maken, zodat ze allemaal gelijk zijn. De allereerste spant hebben we stevig in elkaar gezet, met lijm en schroeven. We kijken er naar.

“Nou, zet je eerste exemplaar maar tentoon, midden in de kamer!” zegt Dick triomfantelijk. Ik lach hem toe en haal ons werk uit de mal. Voldaan pak ik het zachte vurenhout beet en trek het tussen de vastgespijkerde latjes vandaan. Het zit goed vastgeklemd, dus het moet op de millimeter af kloppen. Trots en tevreden zet ik het werkstuk naast de spiegel.
Dan valt me iets op. Het lijkt niet recht te zijn. Hangt de spiegel scheef? Zie ik wat ik zie?
“Hij is scheef,” mompel ik hardop, meer tegen mezelf dan tegen Dick. Dick lacht, alsof ik een flauw grapje maak en gaat verder met opruimen. Ik kijk nog eens en besluit om het te vergeten en eerst te gaan slapen.

De volgende ochtend word ik alleen wakker. Dick is al vroeg opgestaan en terug naar huis gegaan. Ik kijk naar het stukje lucht dat ik zie, tussen de gordijnen door. Bewolkt. De kamer is frisjes, buiten de dekens. Ik schiet snel mijn sokken en pantoffels aan en pak mijn kleren. Vandaag ga ik lekker binnen werken.

Na de eerste rek- en strek oefeningen loop ik naar het werkstuk van gisteren. Zal ik hem eens terugduwen in de mal? De mal staat rechtop tegen de wand aan. Eens kijken. Ik duw, probeer wat, maar het lijkt niet te kloppen. Toch krom? Op het eerste gezicht lijkt het verschil wel twee centimeter. Terwijl het gisteren perfect was. Ik haal mijn wenkbrauwen op. Maar even rustig de tijd nemen.
Na het ontbijt leg ik de mal neer op de grond. Dat werkt prettiger. Aandachtig schuif ik het werkstuk opnieuw tussen de latjes van de werkmal. Het gaat veel makkelijker, zo op de vlakke grond. Ik zucht opgelucht. Het bovenste gedeelte is ietsje krom, maar niet zo erg. Geen twee centimeter, maar slechts een halve. Gelukkig! Dat trekken we wel recht, vastgeschroefd op lange liggers. De dunne vuren latten zijn er soepel genoeg voor.

O, ik weet het. Hout werkt. In een droge atmosfeer kan het krom trekken of barsten. Daarom probeer ik sterk te bouwen, maar ook luchtig en flexibel. Wellicht kan ik zo problemen voorkomen. Wie weet lukt het me, er iets bijzonders van te maken. Een fijne wagen, echt de mijne.

.

18-05-15 002

.

.18-05-15 004

.

18-05-15 007

Onderaan rechts ontbreekt een lat. Op die plek heb ik een lage binnenwand, die nu al op de wagen zit. Hier zitten de regels van de vloer en de spanten van de wand aan vast. Daar komen ook twee klapstoelen aan. Zie foto’s onderaan het verhaal: “Kop of munt”. Vandaag, dag van publicatie van dit verhaal, heb ik de helft van de spanten af.

https://alowieke.wordpress.com/2015/05/05/kop-of-munt/

Zagen!

blogtek Zagen

.

Ik draai de sleutel om. De oude groen geschilderde schuurdeur gaat makkelijk open. Het is koud en vochtig binnen. De stenen vloer biedt niet veel warmte en kleine stoffige raampjes laten maar weinig licht door. Vlak naast de deur liggen dikke rollen schapenwol. Het is isolatiemateriaal met groen plastic erom.  Ik loop verder naar al het hout, dat gisteren werd gebracht, en aai over een gladde blankhouten plank. Het is een hele lange, dit moet de nok zijn, al op maat gezaagd door de timmerman. Er ligt nog veel meer op de stapel, die we gisteravond gauw naar binnen hebben gesjouwd, de timmerman uit Esbeek en ik. Wat is het veel! Zou dat allemaal wel kloppen, vraag ik me af.
Ik krijg er de kriebels van. Eerst maar eens overal een plakkertje opzetten waar het voor is. Met een rol tape en een merkstift in de hand ga ik alles af, kijk, meet, schrijf, plak en schuif. Aan het eind van de ochtend ligt alles keurig gesorteerd bij elkaar.

Ik zag er tegenop, om de grote doorbuigende vloerplaten over de kleine tafel van de cirkelzaag te halen. Hoe krijg ik dat ooit stabiel, vroeg ik me af. Ik had eigenlijk de handcirkelzaag willen pakken, maar verschillende mannen hebben me ervan overtuigd dat een zaagtafel beter is.
Dick is er. Hij helpt me, volgt mijn aanwijzingen, geeft suggesties. Dat is fijn. We pakken de grote populieren platen en leggen de afgetekende lijn vlak voor de zaag. Dick staat klaar als een ervaren aanduwer en ik sta ernaast om te geleiden. Ik druk op de groene knop en het geluid van de motor vult de ruimte. Rustig schuift mijn grote vriend de plaat verder de tafel op. De zaag snijdt met geraas door het hout. Meteen al zie ik de plaat twee millimeter scheef schuiven.  “Terug, terug!” roep ik, terwijl ik de plaat probeer terug te duwen. “Naar links!” wapper ik met mijn handen. We proberen het nog eens. En nog eens. Het lukt niet om de twee-en-een-halve-meter stabiel voor de zaag te krijgen. Ik krijg er de zenuwen van. “Laat maar zitten Dick, we gaan buiten verder. Met de handcirkelzaag.”

De wagen staat buiten op het veld, achter een huis in aanbouw. We sjouwen de plaat het hoekje om en leggen hem klaar op de wagen. Ik ben rustig en vol concentratie. Dan zet ik mijn handcirkelzaag in het hout, om de grijze potloodlijn te volgen. Gehurkt op de plaat volg ik lenig de lange lijn. Dit is fijn en vertrouwd. Geen supermachines maar gewoon. Mijn eigen oude, maar nog altijd scherpe cirkelzaag.

“Heb ik de zaagtafel nu voor niks gekocht,” vraag ik me af bij het koffiedrinken. “Nee, ik denk toch niet,” vervolg ik dan. “Voor balkjes zagen in de lengte is hij perfect. De wanden en deuren worden immers hol. Voor het vulhout zal ik nog veel moeten schulpen.”

“Ja”, zegt m’n vriend bedachtzaam. Dat denk ik ook.” Het is even stil voor hij verder gaat.. “Het gaat een mooie wagen worden, meissie! En het begin heb je vandaag gemaakt, want de vloer is de basis!”

.

kopse kanten met lijm

De bodemplaat is van populierenplaat. Dat is lekker licht en het hout komt uit eigen land. Het is wel nodig om het goed te behandelen, anders rot het razendsnel weg, vooral via de randen. Daarom heb ik alle kopse kanten ingesmeerd met zeewaterbestendige lijm van bison. De vlakken behandel ik met bootolie. De bodem bestaat uit verschillende delen, vanwege de ondiepe, maar ruime kast onder de vloer.  Er zijn vijf luiken om erbij te kunnen.

 

Kleine verwarring na kleurrijk bezoek

Muildier voor zigeunerwagen

.

Ik sta in de deur en kijk het veld over. Ik verwacht een vriend. Leuk, het gebeurt niet vaak. Fiets langs het kanaal,” zei ik hem. “Dat is een mooie route.” Dat zou hij doen, mijn vriend Marc.

Ik zie nog niemand en keer om, naar binnen. Op dat moment hoor ik rinkelende belletjes, luider en luider. Ik draai me om en zie een echte zigeunerwagen het veld op rijden. De wagen stopt en ik loop er naar toe. Ik zie twee mensen op de bok. Ik herken ze.

Wat leuk dat jullie er zijn! We hebben elkaar al eerder ontmoet, is ’t niet?”

“Ja, dat was vorig jaar.” zegt de man van het stel. Hij ziet er uit als een ouwe hippie met lang zwartgrijs haar in een staart,  levendige bruine ogen. Naast hem zit zijn vrouw, hip gekleed in een paarse legging. Voor de wagen staat een klein muildier, prachtig opgetuigd, met glimmende riemen en rode pluimen. Het lijkt alsof ze al jaren zo de wereld doortrekken.

“Weet je nog dat ik vorig jaar zei dat ik een wagen ging bouwen?” vervolgt hij, “Nu is het klaar. Dit is onze eerste tocht.”

Hij vertelt vol enthousiasme en laat alles zien. Het is een heel kleine wagen, met ronde huif. Als je op de bok staat kan je er over heen kijken. De huif heeft geen zijramen. Er is een kleine ruimte waarin ik net kan staan, op de verlaagde vloer. Hij legt uit hoe handig het is, de ruimte op de as,  tussen de wielen te gebruiken. “Ja”, erken ik,  “Ik heb kastruimte ontworpen, op die plek.”

De man is nog lang niet uitverteld. Er is zoveel om te laten zien! Er is een bedbank, uitschuifbaar. Hij vouwt zijn handen en laat met zijn vingers zien hoe je het lattenwerk uit elkaar kan schuiven. Het idee is zo simpel en doeltreffend, dat ik verbaasd ben dat ik het nog niet eerder heb gezien of bedacht.

Hij vertelt me nog veel meer en bij vertrek zegt hij: “Kom vanavond voor een borrel en neem je schetsboek en maquette mee.”

“Neeeee!” zeg ik luidkeels. “Voor vandaag is het genoeg. Ik heb alweer zoveel gezien, anders raak ik helemaal in de war. Ik kom morgenochtend koffie drinken. Okee?”

“Dat is goed.” zegt hij tevreden, en zo gaat ieder terug naar zijn eigen stekkie.

.

De volgende ochtend kijk ik opgewekt naar buiten, waar het tentje van Marc staat. Ik zie hem nog niet. Rond de zigeunerwagen is het ook stil. Terwijl ik koffie zet komt het veld langzaam tot leven. Onder een stralende, tijdloze hemel gaat ieder zijn gang en kletsen we verder, nog urenlang. Tot ik iedereen heb uitgezwaaid en het veld leeg achterblijft.

Ik staar naar het groene gras en de lucht daarboven. Ik denk aan het ontwerp van mijn eigen zigeunerwagen, “Wiekie’s Kolibri”.  Ik vraag me af, is wat ik gemaakt heb goed? Of zal ik opnieuw beginnen? Ik loop naar de tafel, pak pen en papier. Aarzelend begin ik te tekenen. Een wagen die lager is, zodat je er overheen kan kijken. Kan ik daar wel in leven? En het is zò anders dan mijn eerste ontwerp! Trouwens, ik mis de stroom en de geestdrift. Met plezier herinner ik me de dagen die in sneltreinvaart voorbij gingen, uren die verstreken zonder besef van tijd, terwijl ik nadacht, tekende en knutselde. “Dit is niet te herhalen.” besef ik met een stelligheid die mezelf verrast. Ik leg mijn pen neer en neem ik het kleine groene wagentje in handen. “Dit is de mijne, en geen andere. Dit is wat ik ga maken.”

Opgelucht draai ik me om naar het aanrecht. Eerst thee, dan verder.

.

.

Latcho Drom

Latcho Drom”, staat er op de wagen die ik van binnen mocht bekijken. Het betekent “Goede reis”. Een bekende groet onder Roma. Er bestaat een documentairefilm met dezelfde naam van Tony Gatlif,  waarin het harde leven van zigeuners wordt getoond, in allerlei landen. Veel muziek en dans.

.

.

Links:

“Wiekie’s Kolibri” : https://alowieke.wordpress.com/2014/06/19/vanuit-de-chaos-komt-het/

“Latcho Drom”: http://vorige.nrc.nl/film/article2425783.ece/Latcho_Drom

Vanuit de chaos komt het

Vanuit de chaos

.

De anders zo schone en witte tafel, is nu een puinhoop. Stukjes ijzerdraad, dik karton, snippers, lijm, potloden, een zinkplaat, een stanleymes. Ik maak iets. En als ik echt iets maak, dan weet ik verder niks meer. Het kind in mij schittert en straalt. Niks opruimen. Gedreven voortgaan, zonder tijdsbesef. Ik drink een glas water, eet een appel en ga verder, uur na uur. En zo zie ik het voor mijn ogen ontstaan. Mijn handen maken precies dat, wat al tekenend in mijn gedachten begon te groeien. Al dagenlang. Mijn eigen zigeunerwagen. Het idee groeit niet alleen in mijn hoofd, het groeit ook in mijn vingers. “Wiekie’s Kolibri”, zo heet het.

De telefoon gaat. Het is Kees. Ik heb hem al lang niet gesproken, hij is druk en woont de helft van de tijd ergens in de Karpaten.
“Ik heb een paar van je verhalen gelezen. Je schrijft heel wat af zeg! Maar wat is nou precies je plan? Ga je weer weg daar? Maar de composthoop is pas volgend jaar klaar voor gebruik. Dat kan ik niet helemaal rijmen.”
“Nee joh!” zeg ik “Ik ben nog lang niet weg. Voor ik mijn wagen af is ben ik wel een paar jaar verder.”
“Dat is toch zo gebeurd! Als de jongens er wat vaart achter zetten…”
“Maar Kees, ik ga hem zelf bouwen! Het wordt helemaal mijn ding.”
Het is even stil aan de andere kant.
“Goh,” hoor ik dan.
“En voor het onderstel ga je naar de smid,” begrijpt mijn vriend nu.
“Zo is het. En ik verheug me er op. Ik heb jarenlang roest moeten bikken, vuil en schimmels moeten schrapen voor ik kon beginnen met iets constructiefs. Dit keer krijg ik een glanzend, nieuw begin. Een onderstel speciaal voor mij gemaakt!”
“Ja, ik kan me voorstellen dat je er zin in hebt.”
“Die wagenbouwer zit niet ver van de aardehuizen in Olst. Dan laat ik daar mijn maquette zien en kunnen we praten over bouwen en pionieren.”
“Kom maar gauw eens langs,” zegt Kees. “Ik hoor graag meer van je.”
“Doe ik!” roep ik. Want ik vind het altijd leuk om Kees te zien.

Ik leg de telefoon weer opzij, en kijk naar mijn tafel.
Toch eerst maar even opruimen.

. .

.
Wiekie's zigeunerwagen

De achterkant krijgt straks een markies. Er zijn twee deurtjes boven en onder. Achter de onderste is een klein uitschuifbaar keukentje. De ramen erboven kunnen open, en de raampjes zijn ook nog te sluiten met luikjes.

Wiekie's Kolibri in het gras

De voorkant heeft ook vier deurtjes. Ik heb vooralsnog geen luifeltje gemaakt. Het was Dick zijn idee om in plaats daar van een tafel op te hangen, boven de deur, vastgemaakt in twee of vier ogen, op de deurpost.

Wiekie's pipowagen

Hij is nu zo goed als af, alleen nog een paar details.

Wiekie's maquette

 

De eerste stap

Bezoek smid Bas

.

Ik heb mijn mobieltje in de hand en voor me ligt de bouwtekening. Mijn toekomstige wagen. Op de tekening zie je contouren van een smal onderstel. Wiekie’s Kolibri. Dat wordt het, klein en beweeglijk.
“Mogen de wielen er gewoon naast of wilt u ingebouwde wielkasten?” vraagt de man aan de andere kant van de lijn. “Ingebouwde wielkasten.” zeg ik, “Het moet zo licht mogelijk worden. Er komt een trekdier voor”. Hij noteert in stilte en concludeert kort. “Langzaam verkeer dus.”
“Ja”, zeg ik. We gaan verder. Hij noteert alles wat nodig is voor een inschatting van de kosten.

De smidse die ik gevonden heb, is gespecialiseerd in het maken van aparte aanhangers. Ik ben blij dat er zo’n bedrijf bestaat. Zou het kunnen, wat ik bedacht heb? Of niet? Ik ga het onderzoeken. Niet alleen bij deze ene.
Er is nog een smid. Ik ken hem. Hij woont vlakbij, in Middelbeers. Bij hem ga ik ook langs. Bas is een vent in de bloei van zijn leven en zijn bedrijf bloeit ook, want hij is goed in zijn vak.

Ik kom aanfietsen en zie dat de grote schuifdeur op een kier staat. Ze zijn er dus. Ik zet mijn fiets op de standaard en ga naar binnen. Er lopen twee jongens, de één strompelt met een gipspoot. Zigzaggend loop ik tussen het staal door. “Is Bas er ook?” vraag ik.
“Ja, die is er. Hij zit boven in zijn kantoor.”
Ik loop de stalen trap op, naar een kleine overloop. Er is maar één deur. Ik doe hem open en achter het bureau zit de jonge baas te werken. Hij kijkt op. Ik zie zijn ogen groter worden, alsof hij iets niet gelooft en het ook wel grappig vindt.
“Kun je dit voor me maken?” vraag ik vastbesloten.
Ik leg de tekening voor hem neer, met alle maten en werkzaamheden er bij.
Hij kijkt er naar en zijn blik wordt serieuzer.
“Maar hier ga je toch niet in wonen?” vraagt hij wat aarzelend.
“Jawel!” roep ik luchtig, “Ik heb nog een heleboel spullen die ik niet gebruik. Het kan nóg kleiner.”
Hij lacht vermakelijk en kijkt opnieuw. Terwijl hij mijn tekenboek doorbladert vertel ik hem meer over mijn project.
“Dat is nogal wat,” zegt hij. “Eigenlijk heb ik het veel te druk hiervoor, zeker nu een van de jongens een gebroken been heeft.”
Ik vertel dat ik ook een specialist in Warnsveld heb gevraagd er naar te kijken.
“Luister dan eerst wat hij te vertellen heeft en kom dan terug. Hij als specialist kan zo’n wagen veel sneller en goedkoper maken dan ik, waarschijnlijk. Of misschien ook niet. We kunnen vergelijken.”
Ik knik. Dat vind ik een goed idee.
“Okee, ik kom terug. Dag Bas!”
“Doei!” zegt Bas en buigt zich weer voorover.

Spannend is het. Het is nog veel werk. Maar ik heb tijd en zin. En dan, als het af is, wat gebeurt er dan? Waar zal het me brengen? Ik wil planten en dierenleven gaan tekenen en landschappen en hun mensen. Schrijven, waarnemen en onderzoeken. Maar… wat er uiteindelijk gaat gebeuren, dat weet ik toch echt niet. Dat weet niemand.

.

Elf juni was het.