Luister hier naar het gesproken verhaal van 11 minuten.
.
.
Ik kijk uit het raam naar de uitgestrekte vlakte. Daar heb ik alle tijd voor, want mijn telefoon doet het niet en internet ook niet. Ik wacht op mijn nieuwe Simkaart. Daarom blijf ik staan waar ik sta, want hij wordt bezorgd bij Hiske. Hiske woont zes kilometer verderop. Ze weet dat ik hier zit. Zij zal hem naar me toe brengen zodra ze hem ontvangt. Dus blijf ik staan. Hoe lang nu al? Vijf dagen tel ik.
Het uitzicht is magnefiek, ik zie de ene na de andere indrukwekkende wolkenlucht en het verandert continue. Hier vind je grootschalige akkerbouw, maar ook de langste weg van Nederland, de Bildtdijk. Daar kijk ik op uit. De rij dijkhuisjes gaat wel meer dan veertien kilometer door. Het hoogste nummer is om en nabij de 1200. Er zijn verschillende dorpen en buurtschappen langs de dijk.
Ik sta langs een landweg, gemaakt van betonplaten. Als ik de betonweg verder afrijd, kom ik vlak langs het bord “Westhoek.” Vanuit mijn raam kan ik het nog net lezen. Langs de weg zijn bietenplaatsen gemaakt, voor de boeren. Die zie je hier overal. Maar het is nog geen tijd voor de bieten. Voor zolang het duurt zijn het ideale plekken om even je Wandelhuisje te stallen. Er is niemand die daar moeilijk over doet.
Ik sta naast drie weides. In twee kleintjes staan de paarden. Gisteren stonden ze in de grote wei, maar de grote wei is vandaag bezet. Er staat een partytent in. Dit weekend is de jaarlijkse barbeque van de buurt. Er hollen jongetjes en meisjes op het gras. De hele dag hoor ik vrolijke kinderstemmen, want de stille betonweg is ideaal om als racebaan te gebruiken. Ik zie een skelter, een driewieler en een fietsje vermomd als brommer met een echte uitlaat die ratelt. Meisjes met blonde lange haren, kleine stoere jongetjes die headbangend doortrappen en weer omkeren. Ik sta buiten. “Ik heb al wat lekkers op!” roept het meisje op de skelter, als ze ziet dat ik groenten snij. “Het was eh.. het was… een broodje gehakt!”.
De volgende ochtend regent het langdurig. Maar dan breekt als bij toverslag de zon door en de rest van de dag is de lucht boven ons hoofd egaal blauw. Steeds meer kinderen weten mij te vinden, hartstikke leuk als dat bovendeurtje opengaat en er is een hoofd dat wat terug zegt. Als ik er drie tegelijk naar mijn deur zie staren kan ik twee dingen doen. Een poppenkastvoorstelling geven of weggaan. Ik besluit het laatste. Maar hoe moet dat dan met mijn Simkaart? Ik sta buiten voor mijn huis te denken wat ik zal doen. Zal ik naar Hiske om te melden dat ik gewoon door trek en dat ze me dan maar moet opzoeken? Tja…
Precies op dat moment stopt er een auto. Er stapt een man uit. Ik kijk er niet van op dat er mensen stoppen om te weten wat het allemaal voorstelt wat ik heb neergezet. Maar dit komt precies op tijd. Na een korte kennismaking biedt hij me aan me naar Hiske te brengen. We gooien mijn fiets achterin en al gauw gaat het gesprek over muziek. Ik vertel dat ik zing, en fluit en wat piano speel. “Begeleid je wel eens liederen van Schubert?” vraagt hij. “Nee,” zeg ik. Ik houd mijn mond maar. Graag had ik veel meer gedaan in de muziek, maar het lag niet op mijn pad. Maar wel op het zijne! Hij is pianist en hij is helemaal weg van de cellospeelster Jaqueline Du Pré. Ik luister vol aandacht naar de warmte in zijn stem, wanneer hij over haar praat. Hij blijft maar over haar vertellen, over haar magische muziek, hoe ze MS kreeg, haar korte leven, over films van haar. De namen van de makers is hij vergeten. “Ik word oud,” zegt hij. Wanneer we voor het huis van Hiske aankomen, blijf ik nog een kwartier in de auto zitten, zodat hij het verhaal af kan maken. Bij vertrek geeft hij zijn telefoonnummer. Als ik ook helemaal weg ben van Jaqueline Dupré, dan vindt hij het leuk als ik hem bel.
Hiske is thuis. Ze heeft zelfgebakken broodjes en het is lunchtijd. Ik schuif aan. Ik vertel haar over mijn koerswijziging, niet door Groningen langs de kust, maar terug en dan landinwaarts. In de eerste plaats omdat ik hoofdpijn krijg van elke dag urenlang in de wind lopen en tegelijkertijd al die gesprekken voeren. En ik zie ertegenop straks wéér een winter in dit kale land door te brengen. “Ach wat zonde!” reageert ze vurig “Ik vond het zo’n mooi plan, de Groningse kust is prachtig, waarom ga je niet de uitdaging aan?”
“Ik zit hier nu een jaar. Ik mag de Friezen graag, maar die wind, daar heb ik schoon genoeg van,” zeg ik vastbesloten “En in Groningen zal het aan de kust niet veel anders zijn.”
Friezen die zeggen dat zij de wind nooit zat zijn, die wonen wèl in grote stenen huizen die nooit wiebelen. En ze hebben een auto om mee naar de stad te gaan. Fietsen in de wind, dat doen ze als ze er zin in hebben, niet omdat het moet omdat de voorraad op is, of omdat je nou eenmaal tien pianolessen hebt besproken op een vaste tijd. Het is al gauw twee uur heen en twee uur terug. En als je pech hebt is alles nat van de regen en je huis is te klein om al die natte dingen steeds maar te drogen te hangen. Ga eerst maar eens een jaar in mijn huisje wonen, midden in de open vlakte. Daarna spreken we elkaar wel weer. Dat gaat allemaal in een flits door me heen. Maar daarover heb ik het niet met Hiske. Er is iets wat veel belangrijker is.
“Mijn uitdaging is een andere,” zeg ik “Ik koos voor de meest rustige route omdat ik bang was, bang voor de drukte midden in het land,” Hiske luistert stil en aandachtig naar me. “Maar nu heb ik me bedacht. Op mijn huisjes staat: Kleurrijk wandelprotest tegen de rotgang der dingen. Mijn uitdaging is juist het drukke midden op te zoeken, daar kan ik mijn protest duidelijk maken. Daarom keer ik om. Maar ik vind het wel reuze dat ik helemaal in Zwarte Haan ben geweest, het Finisterra van het Noorden.” Hiske begrijpt het onmiddellijk, ze knikt stil. Het is de eerste keer dat ik het hardop zeg. Het nieuwe plan is leven ingeblazen. Even later lopen we samen naar de brievenbus. En, boven verwachting, de Simkaart zit er in! Ik ben precies op het juiste moment gekomen, met dank aan de pianoman.
Soms is het leven net als surfen. Als je precies op tijd klaar staat, dan kan je zo mee.
.
.