Het winkeltje dat alles goedmaakt

Na een stressvolle dag kom ik in een winkel die gerund wordt met verstandelijk gehandicapten. Hier kan ik opgelucht ademhalen.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Je kent het wel. Er is een gevoel van onvrede en iemand moet de schuld krijgen. Soms gebeurt het op straat, soms op het werk of elders. Het is een ketting, de een steekt de ander aan. Er is al prestatiedruk en dan komt dit er nog bij. De stress neemt toe. Harde woorden gaan over en weer. Die ketting moet doorbroken worden. Om dat duidelijk te maken schrijf ik dit verhaal. Ik noem geen namen, geen locatie. Vraag je dus niet af waar dit zou zijn, of wie de mensen zijn waarover ik spreek. Dat is niet belangrijk. En vooral: Het gaat over hoe eenvoudige lieden met een beperkt verstand een groot geluk kunnen zijn in onze drukdoenerige wereld.

Naar de stad is bijna een uur fietsen. Het is een hele onderneming soms, zeker met veel bagage. Dit keer geef ik een klein optreden, een verhaal over bomen en mijn leven, met een uitstalling erbij. Het was passen en meten om alles mee te nemen, de boeken, de boomstronken en takken. Het is een klein zaaltje. Vijf mensen zitten uiteindelijk aan een lange tafel naar me te luisteren. Zojuist waren ze nog met iets anders bezig. Nu hebben ze hun bezigheden opzijgelegd en ik vertel het verhaal waarvoor ik uitgenodigd ben. Een beetje onwennig, met een publiek van maar vijf mensen. Ik weet niet wie ik aan moet kijken en dat maakt me verlegen. Ik vertel naar beste kunnen, een half uur lang. Dan kom ik tot het einde, alleen het liedje moet nog. Ik heb er opnieuw voor geoefend, het lied van de wilgeboom. Mijn gitaar ontbreekt helaas, de kar zat al zo goed als vol. Maar hier hangt er een aan de muur, dat wist ik. Vragend kijk ik naar degene die ernaast zit. Ze drukt hem verwachtingsvol in mijn handen. Mijn vingers beroeren zachtjes de snaren. Hij moet gestemd worden. Dat kan ik snel doen, het instrument is mij vertrouwd. De vijf toeschouwers wachten. Vlot stem ik een voor een de snaren. Dan kom ik bij de een na laatste, de B snaar. Er is iets mis. Het maakt me verward en zenuwachtig. Ik probeer het nog eens en nog eens. Hij reageert niet, de knop lijkt lam te zijn. De vrouw die me de gitaar aangaf begint te ongeduldig te roepen. Ik probeer het te negeren, maar het roepen houdt niet meer op. “Die gitaar is prima, wat doe je toch, begin nou maar gewoon, wat zit je daar nou allemaal te doen!” Ik zucht. Dan maar een liedje zonder gitaar. De vrouw kijkt boos en ontevreden. Toch zet ik opgewekt de eerste tonen in van mijn levenslustige lied en zing het uit tot het einde. Dan klinken de laatste woorden en is het optreden klaar. Een mager applausje volgt. Sommigen glimlachen, tot mijn opluchting. De vrouw doet haar best om vrolijk te kijken. Toch moet ze het daarna nog eens kwijt. Wat zat ik nou allemaal te doen met die gitaar. Daar was niks mis mee. Ze kijkt me kwaad aan. Denkt ze soms dat ik hem heb stukgemaakt? Ik wil iets terugzeggen maar beheers me. Ze moet het instrument maar eens laten nakijken door iemand die ze vertrouwt, zeg ik dan. Ondertussen denk ik aan het boekje dat ik gister las van de Boeddha, die zegt dat iedereen je vriend is. Geweld lost niks op. Terugschreeuwen ook niet. Ik denk aan het kleine gitaartje thuis. Dat had ik best cadeau willen doen, als de situatie anders was geweest. Nu houd ik verder mijn mond maar.
Het inpakken van de kar is nog een heel werk. Bij de kapstok zit ik op de grond om eerst mijn laarzen weer aan te doen, mijn regenbroek ligt naast me. Voor ik daarmee klaar ben gaat ineens het licht uit. “Ik ben hier nog bezig hoor!” roep ik. Een vrouwenstem roept haastig sorry, maar het licht gaat niet meer aan. Vreemd. Een man komt terug, hij komt in het donker naar me toe, wacht tot ik klaar ben en sluit de deur achter ons. Door de lange gang loop ik naar buiten met mijn kar. Dat was het dan. Nu gewoon maar weer naar huis. Gelukkig is de wind gaan liggen, dat scheelt. Anders had ik wind tegen gehad. De man wuift me vriendelijk na.

Ik slaap onrustig en de volgende dag heb ik een brakke kop. Ik besluit om lekker te gaan fietsen, er is nog steeds nauwelijks wind. In Wirdum is een winkel met gehandicapten, ik ben er lang niet geweest, daar wil ik heen. Als ik er binnenkom, zie ik een stevige meid in kerstmannenkleding. Onderuitgezakt zit ze tussen de kerstballen en andere versierselen. “Rustig aan hoor, rustig aan” zegt ze en nog eens. “Rustig aan.” Haar gemoedelijke gezicht is onverstoorbaar. Bedarend beweegt ze met haar handen alsof ze een hele menigte gerust moet stellen. Ze lijkt wel op een Boeddha met een kerstmuts. In de winkel is echter geen enkel teken van onrust, stress of rumoer. Er zijn overal mensen bezig en het is er gezellig. Veel schappen zijn leeg, maar dat is totaal geen probleem. Ik zie een paar mongolen, maar vooral hun familie en begeleiders. Iemand verkoopt zelfgemaakt gebak, ja wel even apart afrekenen graag. Een klein meisje loopt met een gebakje naar buiten, alsof het een schat is. Ik lach naar haar en ze begint te stralen. Wat een verademing. Wat is er nou eigenlijk voor nodig, om met elkaar een goed gevoel te krijgen. Zo belangrijk is het allemaal niet. En dan weet ik het: hier ligt mijn verhaal, in dit eenvoudige winkeltje vol lieve mensen en lege schappen. Deze plek heeft mijn hart gestolen.

.

Een gelukkige pechvogel

Als de stroom ermee ophoudt pak ik vrolijk de beugelzaag

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het is pechtijd. De kunst is het gelijkmoedig te ondergaan. Dat probeer ik, maar toch word ik wel even sjaggerijnig als er zich weer een nieuw probleem aandoet. Het meest hardnekkig zijn stroom en online-obstakels. De volgende tweedehands smartphone doet het de eerste week aardig, mits ik dat ene kabeltje gebruik, en geen andere. Het contact hapert, en in de tweede week werkt ook dat ene kabeltje niet meer. Ik had net alles geïnstalleerd.

Wat me toch elke keer genoegen doet is het werk met de bomen. Om het veldje waar mijn huis staat, groeit een wilgenrij. De bomen staan heel dicht op elkaar, en groeien schots en scheef alle kanten op, alles om naar het licht te groeien. Ze moeten hoognodig worden uitgedund. In het schuurtje ligt de kettingzaag, maar ook een hele fijne beugelzaag. Ik begin met de kettingzaag. Dat gaat net lekker, maar dan valt de stroom uit. Ik probeer een ander stopcontact. Gelijk begint het ding weer te brommen. Het is dus het snoer. Het past goed in de serie stroomproblemen. Een wolk komt nooit alleen. Maar hierover haal ik mijn schouders op. Ik heb immers een prima alternatief. Ik pak gewoon de beugelzaag. Ondertussen denk ik na. Ik heb nog wel een mooie dikke kabel liggen zonder stekker eraan. Die maak ik een andere keer wel compleet. Nu wil ik doorgaan.
Tussen de grote en kleine bomen door loop ik naar de meest overhangende wilg. Hij is niet zo heel dik. Onderaan de stam zet ik de zaag in het overhangende stuk. Twee keer schuin inzagen, en met een klein tikje valt het kleine schijfje hout er uit. Nu ik heb een mooie inkeping. Dan is de andere kant aan de beurt. Ik begin te zagen en langzaam begint de boom door te buigen, waardoor mijn zaag meer ruimte krijgt. De inkeping doet krakend zijn werk, anders was de zaag vast komen te zitten. Dat vastzitten krijg je anders altijd en hoe dikker de boom, hoe vaster zit de zaag, als je er niet op bedacht bent. Als het echt een dikke stam is, kun je dat ook oplossen door een keg in de snede te slaan, vlak achter de zaag. Maar dat hoef ik nu niet te doen, deze is dun genoeg om het alleen met een inkeping op te lossen. Met een doffe plof valt de wilg neer, precies tussen een jonge meidoorn en twee elsjes in, zonder ook maar een takje te breken. Ik loop naar het midden van de boom en trek hem naar de nieuwe takkenwal. Boven mijn hoofd klinkt gekwetter. Een koolmees heeft mij gadegeslagen en zit nu een meter van me af op een tak. Luidkeels maakt hij zijn aanwezigheid duidelijk. Twee keer per dag krijgt hij zonnebloempitten van me, op de hoge voertafel. Ik heb twee zaadsilo’s, maar die gebruik ik alleen als er sneeuw ligt of als ik weg ben. Als hij eten krijgt, is het direct van mij en niet anders. Daarom komt hij nu zo dichtbij. Hij fladdert tussen de bomen door naar die ene tak en kijkt toe wanneer ik de voerpot pak. Als ik even later wegloop zijn ook de pimpelmezen aan komen vliegen. Elke dag is het feest. Grijnzend ga ik verder met het slepen van de stam. Het zagen en sjorren en stouwen. Werk wat mij altijd weer gelukkig maakt, al zijn er nog zoveel GSM’s die ermee ophouden.

.

.

Van kolossale glorie naar draaglijke lichtheid

Het grote werk verminderen naar duurzaam en klein. Vanzelfsprekende passiviteit vervangen voor onafhankelijke en veerkrachtige helderheid. Hoe kom je er toe?

.

.

Onverwacht is het er. Iemand komt met iets uit mijn verleden op de proppen. Het brengt me terug in de tijd en dat zet me aan het denken. Hoe alles er stap voor stap toe heeft geleid dat ik nu eenvoudig leef in mijn kleine huis, op deze plek.
Het begon bij een ex-collega schipper, die komt soms met beelden van schepen of vaarwegen waar we allebei wat mee hebben. Nu liet hij een site zien, waar mijn oude schip, de Koophandel 2 werd beschreven. Voor zulke gepassioneerde liefhebbers zijn schepen persoonlijkheden en dit schip was zeker een persoonlijkheid. Ons schip was gebouwd in 1903, was 21 meter lang, robuust met een elegante geveegde kont. Veel mensen hebben ervan gehouden. In die tijd bouwden ze de boten heel zwaar, de huid was wel 8 millimeter dik, met spanten om de twintig centimeter. Het was nog gebouwd met klinknagels waarvoor twee mannen aan het werk waren, eentje binnen en eentje buiten. Die werkten elke dag met elkaar samen. Mensen wisten wat werken was. De schepen werden met sterke handen goed onderhouden en dat was de instelling ook in die tijd. Als je ergens goed voor zorgt, dan gaat het lang mee.

Mijn man M. en ik wilden dat ook, er goed voor zorgen. Maar M. ging eerder ter ziele dan onze schuit, waar we zoveel plannen mee hadden. Ik hield veel van de Koophandel 2 en wilde hem niet kwijt. Nog een jaar heb ik het geprobeerd, met vrijwilligers. Die vonden het vooral leuk en gezellig. Het project was groot voor dit gezelschap, dit vroeg eigenlijk om een degelijke aanpak met mensen die er helemaal voor gingen. Bovendien had ik nog drie boten en een middeleeuwse werfkelder. In totaal was het 800 M2 aan oppervlak wat ik moest onderhouden. Bikken, schuren, schilderen, of stuken en betegelen. Toen ik ook nog de ligplaats kwijtraakte was het duidelijk. Er was geen andere keus, ik moest het schip wel verkopen. In 2006 kwam hij in Drachten terecht, en daar lag hij vanaf dat moment te verkommeren. Er waren mensen die dit aan het hart ging, via via hoorde ik dat.\

.

De Koophandel 2 in de jaren 50 aan de Albrechtskade in Rotterdam.

Je kunt spijt hebben van alles wat verloren gaat. Maar de ziel gaat door, het krijgt een andere vorm. Het schip heeft mij geïnspireerd in de manier hoe het gemaakt is, hoe het leeft als hoedanigheid. De vormen die ik maak, komen rechtstreeks van de schepen waaraan ik heb gewerkt, alleen is alles veel kleiner en lichter. Ik heb begrepen hoe je moet zwoegen om het schip in zijn volle glorie te laten stralen en dat dit werk nooit ophoudt. Dit heeft mij tot bepaalde keuzes geleid. Ik bouwde mijn huis klein en op wielen. Het kan bewegen, net als een schip, maar dan op het droge. Het nodige onderhoud heb ik minimaal gehouden, zodat ik hier oud kan worden zonder dat ik door het vele werk snel oud en moe ben. Het is niet groot, maar wel behaaglijk en ik ben onafhankelijker dan de meeste mensen. In noodsituaties zal ik nauwelijks verschil ervaren, met mijn manier van leven. Ik red me wel.
Iets moois bestaat niet zomaar. Iets groots en indrukwekkends ook niet. In deze tijd leven we op grote voet, grote huizen, grote auto’s. We weten niet meer wat een werk ervoor nodig was. Alles wordt vanzelfsprekend onderhouden of vervangen zonder dat we er zelf veel voor hoeven te doen. Hoelang nog? Ondertussen zijn er steeds minder mensen die praktisch werk kunnen verrichten. Dat is jammer en we worden steeds afhankelijker van grote bedrijven die ons moeten voorzien. Ik leef nu met veel genoegen in mijn kleine huis zonder badkamer of waterleiding. Ik heb het zelfgebouwd en ken elk hoekje. Als er een probleem is kan ik dat tot nog toe altijd oplossen. Ik vind het niet erg minder voorzieningen te hebben en heb mijn manier om daarmee om te gaan. Toch, maar weinig mensen zullen vrijwillig zo’n simpele levensstijl aannemen en soms worden ze er op veroordeeld.
Er zal een dag zijn dat niets meer vanzelfsprekend is. Dan zal het veranderen. De dag dat niet alles zomaar te vervangen is en de dingen weer een ziel krijgen. Alles in het leven moet hanteerbaar zijn, voor nu en in de toekomst. Dus ga ik uit van wat ik zelf wil en aan kan. Dus hier woon ik dan, in mijn eigen mooie lieve zelfgebouwde huis. Klein, maar wel geïnspireerd door de schepen waar ik aan werkte. Het ritme van de spanten, de huid, en hoe dit alles leeft in zomer en winter, bijna als een organisme. Het leven inspireert mij zelf en ik pas me aan aan de omstandigheden. Ik zou hier nog jaren kunnen wonen. Laat iedereen die eenvoudig leven wil dit kunnen doen.

.

.