Het is een mooie dag

 

.

Roemenië, 2012

 

Het is een mooie dag. De grootste hitte is voorbij, ik loop naar de beek, verscholen achter de bomen. Lola de hond blijft bij het huis. ik ben nog net  teveel een vreemde voor haar. Ik heb plastic schoenen meegenomen van Anet, die draagt ze in de beek om de stenen niet te voelen. Ik loop stroomopwaarts door het water en doe de plastic schoenen maar gauw weer uit. Veel lekkerder. De bodem van het beekje is soms zand, veel stenen en soms wat modderig, in de buurt van de wilgenbomen. Ik laat de modder lekker tussen mijn tenen sijpelen en balanceer op de stenen. Hoe langer ik loop hoe meer ik zie. Af en toe kom ik een blok leem tegen van een bijzondere kleur, groen of gelig. Ik zie een vogel aan het water die ik niet kende, ik had hem vanochtend ook al gezien. Ik ken nog maar zo weinig..! Het leek een kruising tussen een eend en een reiger.
Verderop is de oever afgekalfd, door hoog water. Het water komt soms wel twee meter hoog zie ik aan de plantenresten die in de wilgen hangen. Hier beginnen de velden, hooi is opgestoken en de mais staat er mooi bij. Ik ben blij de velden te zien. Het huis van Anet ligt in een soort kom, omringd door dicht geboomte. Thuis woon ik ook in een kom, maar dan van stenen huizen. Ik wil ruimte, de velden in, omhoog.

Ik klim de hoge zandwand op, om op de oever te komen. Het gras is net gemaaid. Ik trek de plastic schoenen weer aan tegen de harde stoppels en loop over het gras tussen twee maisvelden door. Aan het einde is een stenige zandweg. Ik steek over om verder de heuvel op te klimmen. Ik loop door een schitterende bloemenweide, zoemend van bijen en insecten. Als ik opkijk om te zien hoe het pad verder loopt, zie ik in de verte een paard grazen. Verderop zit een man op een kleine wagen. Buna Zuia, zeg ik en de man zegt hetzelfde en vraagt waar ik heen ga. “Kijken” zeg ik “boven”. Hij vraagt waar ik vandaag kom. “Ultima casa” zeg ik en vertel hem in gebrekkig Roemeens hoe mooi ik die bloemenweiden vond. Hij lacht en ik maak kenbaar dat ik weer verder ga.
Ik loop verder. Kleine appelbomen, gemaaide velden en overal hoopjes afgehakte jonge boompjes. Het bos begin een aantal meters verderop alweer uitbundig te groeien en de vele kleine acacia’s moeten flink in toom worden gehouden. Al ik bijna de top van de heuvel nader word ik verrast door een steile aflopende helling aan de andere kant. Ooit moeten hier zandverschuivingen zijn geweest. Het enige wat op deze afgrond groeit zijn beukenbomen, die hoog en meterslang de lucht in moeten schieten om bovenin blad te kunnen maken. Ik ga zitten om te kijken.

Dan ga ik verder de heuvel op. Ik hoef steeds minder te klimmen en er staan steeds meer eiken van grote omvang. Eromheen is het gras pas gemaaid. Bovenop de berg ontvouwt zich, tot mijn grote verrassing, een vlakte. De eiken zijn hier nog mooier. Ik loop een stukje over de vlakke top en wil net teruglopen als me iets merkwaardigs opvalt. Verderop houdt de grond opeens op en zie ik alleen maar lucht. Ik ga erheen en vergeet even adem te halen. Voor mijn voeten ligt een afgrond van wel dertig meter of meer, zoiets heb ik nog nooit gezien. In die enorme muren van zand vliegen tientallen zwaluwtjes heen en weer. Het is verder stil en ik zie niemand. Ik kan heel ver kijken, ver over de beboste heuvels. Ik zou willen dat ik hier mijn hangmatje op kon hangen en kon blijven slapen. Ik blijf lang staan kijken, tot ik met tegenzin verder ga. Ik zie ook bossen riet, wat gek, zo bovenop de heuvel is een klein vennetje. Er moet hier leemgrond onder zitten of zoiets.  Er staan een paar koeien bij te drinken.Terwijl ik er heen loop hoor ik hondengeblaf. De herder die erbij hoort komt naar me toe en houdt de honden op een afstand. Ze willen graag bijten zegt hij. Ook hij wil weten waar ik vandaan kom en waar ik heen ga. Ik ga weer terug nu, wijs ik ” Pe drum.” Verderop kijkt de andere man op de wagen me alweer glimlachend tegemoet. Hij vraagt van alles. Hoe oud ik ben, wat ik vanavond ga eten en hoeveel een brood in Nederland kost. Hij bekruizigt zichzelf bij het horen van die prijs en zegt dat je hier maar een lei betaalt. Dat is iets minder dan twintig cent.
Ik kijk naar zijn paard en vraag hoe hij heet. “Carl” zegt hij. Ik mag zijn wagen bewonderen en zijn gereedschap. Hij vraagt of ik morgen weer wil komen om te zien hoe hij het hooi bijeen harkt. Verderop  is ook nog weide die hij beheert. Ik knik blij. Dus morgen vroeg op en dezelfde weg weer vinden. Ik hoop dat ik hem terug zie. Dat weet je maar nooit hier.

Rondje dorp, Valsanesti, Roemenie

Het is al een aantal dagen geleden dat ik Tjechie achter me liet. Nu ben ik voor de derde dag bij Anet Verwey in Valsanesti. Het is een rijk bebost heuvelachtig gebied dat tegen de bergen aan ligt. Het dorp bestaat uit twee straten. Een verharde, doorgaande weg, en een grindpad.  Het was vandaag warmer dan gisteren. Anet is naar Bucarest en ik ben hier twee dagen alleen. Ik heb de parasOL gemaakt die was omgevallen, vond  twee lege accu’s die ik maar ben gaan opladen en heb even in de koele kamer naar geluiden geluisterd. Tussendoor naar het magazin gelopen, een gewoon huis, en niet als winkel te herkennen als de deur niet openstaat. Maar ik zag daar niemand en ook de straat was bijna verlaten. Ben weer teruggelopen en zojuist opnieuw de deur uit gegaan. Nu is het avond en de zon staat laag en het licht is niet meer zo ongenadelijk als midden op de dag. In de winkel hadden ze paprika tomaat, worteltjes, brood, een paar pakjes soep in een pakje, wat boter en wat snoep. Ik kocht brood paprika en tomaat en ben een rondje gaan lopen. Werd bijna verlegen van alle blikken en een vrolijk rondbuikig mannetje zei dat hij ook de heuvel op wilde die ik gekozen had en hij raakte me meteen aan. Toch maar niet, zei ik met mijn armen over elkaar. En ik maakte hem duidelijk dat ik toch maar liever de dorpsweg wilde zien. Veel mensen hier spreken  volgens mij alleen roemeens en ik kan net genoeg verstaan om ze een beetje te begrijpen. Als ik het niet begrijp herhaal ik hun woorden en kijk ze aan, het resultaat is tot nog toe vaak dat ze gaan lachen of tevreden gaan kijken.  Er zat een klein oud vrouwtje op een bankje, en toen ze mij met rode  rok en strohoed voorbij zag gaan, schoot ze me aan en zei ze volgens mij dat zij vroeger ook zo was en heel veel gekust werd. Maar nu was ze oud en krom. Draga, mompelde ze glimlachend toen ik verder liep en ik keek nog even naar haar om en lachte haar toe