Sombere twijfel en een helder idee

.

.

 

Luister hier naar het voorlezen van dit verhaal.

.

“De wereld is mooi!” had ik net opgeschreven. Ik was lekker op weg, trof overal aardige mensen en het schrijven erover ging goed. Tot ik mijn chatbox op facebook weer eens opende. Ik kijk daar nog zelden in en vond een heel lijstje ongeziene babbels. Plotseling werd ik verrast door een onvriendelijk berichtje dat ik niet begreep. Ik staarde ernaar met ongeloof, het was of ik in een vriendelijk lentebos liep en er opeens een nijdige parkwachter voor me stond. Mijn verstand zei, joh, leg het naast je neer, dit gaat niet over jou, het is iemand die je nauwelijks kent! Maar mijn lichaam was er niet op voorbereid en reageerde ogenblikkelijk. Stress schoot als een bliksemflits door het lijf. Mijn onderrug verstijfde en die nacht lag ik urenlang te draaien in mijn bed.
De volgende ochtend stond ik kokhalzend in het gras naast de mooie parkeerplaats onder de kastanjes. Ik kwam net weer een beetje overeind, toen er een man aan kwam lopen. “De grindweg hier is openbaar, maar de parkeerplaats niet, het is privéterrein. Je kan hier niet blijven staan, mijn buren doen er moeilijk over. Als ze straks thuiskomen krijg je ongetwijfeld problemen.” Ja, hij bracht het vriendelijk en vond het rot om me weg te sturen terwijl ik ziek was, maar wilde toch het liefst dat ik weg ging. “Prima hoor,” zei ik “Dank u voor het waarschuwen.” Dus sjouwde ik mijn fiets weer naar binnen en trok mijn hele hachje weer terug door het privébos naar de openbare weg. Daar vond ik al snel een brede berm. Ik besloot niet verder te zoeken, parkeerde mijn wandelhuis, en dook meteen mijn bed in.

Ik heb een hele nacht en twee dagen in bed gelegen en nu is het avond. Mijn huisje staat scheef als een oud wijf. De berm die ik vond loopt lichtelijk schuin af naar de sloot. Aan één kant is de grond keihard. De weg is zo smal, dat er regelmatig auto’s noodgedwongen over het gras heen rijden, wanneer ze elkaar passeren. Verderop, richting de sloot, is de grond heerlijk zacht en los en ik zag een paar molshopen. Zolang de mollen mijn huisje niet nog schever graven, is dit geen slechte plek om te staan. Ik sta niemand in de weg en het is geen privéterrein. De auto’s en landbouwgevaartes die af en toe voorbij zoeven neem ik maar even voor lief.
Achter de dikke rietkraag hoor ik geluiden van jonge meerkoeten. Af en toe klinkt er de schelle kreet van een volwassen koet en geplons, alsof ze een ander wegjagen. Het geluid van water klinkt me als muziek in de oren. Ik krijg zo’n zin in zwemmen, om het zieke zweet van me af te spoelen!
Ik word aangetrokken door de zeedijk, die ik in de verte zie liggen. De zeedijk is de horizon en daarachter is het grote water. In de avondschemering loop ik het pad af. Ik weet dat ik het water niet kan bereiken vanaf dit punt, maar toch trekt het me aan. De akker ernaast is ingezaaid met rucola, de blaadjes zijn al tien centimeter hoog. De weg eindigt midden in het land. De Waddenzee lijkt nog heel ver weg te zijn. Ik hoor niks en ik ruik niks. In de verte zie ik grote blokkendozen, het zijn de contouren van de haven van Harlingen. Harlingen, de bedoeling is dat ik daarheen ga. Maar op dit moment ben ik niet overtuigd. Ik voel me moe en somber. Ik twijfel aan het reizend bestaan dat ik koos om dit verhaal te schrijven. Waar zijn al die vriendelijke mensen nou gebleven?
Die avond slaap ik niet direct in. De tientallen muggen zijn onuitstaanbaar. Ik pleeg diverse moorden, voor ik rust vind en uiteindelijk inslaap. Maar het is een goede slaap, waar ik echt van uitrust. En daardoor word ik wakker met een helder idee. Ik ga mensen opzoeken. Er is een geitenboerderij hier vlakbij en daar ga ik heen. Ik strek mijn rug en haal diep adem. De ochtendlucht is nog fris en de lage mist boven het land heeft zich pas net opgelost in de warme zon. Het is heerlijk om mijn benen te strekken. Ik heb de tas met lege flessen bij me om te vullen met water en geitenmelk en in de andere hand houd ik de kaart van Friesland vast. Ze kunnen me vast verder helpen, hoe dan ook.

Het is de biologisch dynamische boerderij van Sander en Marjolein. “Gerbrandastate, landbouw en zorg”, staat er op het bord. Er is een bloemrijk grasveld op te zien, met een grote menigte geiten erachter. In de verte is een breed gebouw met een dak dat geen nok heeft maar in plaats daarvan een lichte ronding maakt. Als ik het pad op loop zie ik hetzelfde beeld in werkelijkheid. Alleen de geiten zie ik niet. Wel word ik verrast door een groot en vriendelijk erf met bloemen, een glooiende weide, bessenstruiken en fruitbomen. Ik zie kippen scharrelen in de boomgaard en langs het pad is een man onverstoorbaar grote blokken hout aan het doorzagen met een handzaag.

 

De oprit is lang en aan de rechterkant omzoomd met oude hoge ratelpopulieren die ruisen in de constante bries van het Friese noorderland. Erachter zie ik een wei met twee ezels. Middenin de wei staan een paar fruitbomen. Een goede plek voor de dieren, die eigenlijk uit zuidelijke streken komen en in koude streken eerder ziek worden. De wei ligt beschut en is aan alle kanten omzoomd door bomen en struiken. Twee witte populieren strekken hun takken ver over de zonnige weide uit. Ik zie gladde lichtgrijze stammen van hoge esdoorns. Nu ik goed kijk, bespeur ik ook verschillende essen. Ik houd van hun fijne geveerde blad, waar toch zoveel licht tussendoor schijnt. Ertussenin staan overal iepenstruiken, die de beschutte bomenhaag compleet maken. Aan de noordkant zijn op één plek geen struiken. Daar is een kleine houtwal gemaakt, het zorgt ervoor dat de binnenwei mooi is afgeschermd tegen gure wind. Ik geniet van de zorg die er besteed is aan deze plek en hoe alles wat hier groeit zijn plek gevonden heeft. Ik geniet van de oude bomen, die er nog altijd staan. Ik kijk nog eens naar de twee ezels. Tevreden staan ze te kauwen en kijken maar heel even op, wanneer ze me zien.

 

Ik loop verder langs de hoge lindes, ze staan al tientallen jaren als slank opgesnoeide wachters langs de oprijlaan. Aan het einde van het lange pad is een erf met een geitenstal. Een vrouw is bezig hooi over het hek te gooien en vele geitenkoppen kijken haar acties vol verwachting tegemoet. Ik vraag aan de vrouw of ik hier mijn waterflessen kan vullen. Dat kan zegt ze, en ze wijst me de kraan. Terwijl ik erheen loop, word ik opgehouden door een man, die zich voorstelt met de naam Simon. Hij biedt me thee aan, het is net pauze. De ontvangst is allerhartelijkst. En uiteindelijk komt de boer zelf aanlopen. Sander is een man van indrukwekkende lengte en een rustige optimistische uitstraling. ”Je mag hier best een paar dagen op de kopwei staan hoor, je staat daar lekker rustig in de schaduw. Je mag hier ook douchen en als je de wasmachine nodig hebt vind ik het prima. De melk krijg je van me.” Ik slaak een verheugde kreet. Iedereen lacht zachtjes. Opnieuw bedenk ik bij mezelf, zie je wel, je hoeft het alleen maar te vragen. Als ze je niet zien, dan kunnen ze je ook niet helpen. Mensen vinden het zo leuk om te geven en de ander te zien stralen van dankbaarheid!
Dan weet ik het weer, het is goed dat ik op reis ben. Juist daarom, om dit mee te maken, het niet allemaal zelf te doen, maar te ervaren wat het is, om hulp vragen en daar verheugd over te zijn. Mijn vertrouwen groeit, als de kruin van een diep gewortelde boom, die zijn takken open naar de hemel strekt.

.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s