Wat heb ik nodig? (What do I need?)

.

.

Bestel iets, en het is er. Van overal en ergens wordt het helemaal naar je toegebracht. Dat is verrekte bijzonder. Ik vraag me af wat ik echt nodig heb in het leven. Nu kan het nog en je weet maar nooit of dat zo blijft. In dit verhaal lees je wat dat is.

Eigenlijk ben ik een kind dat niets heerlijker vindt dan natte klei tussen de tenen door te laten sijpelen. Ik hoef nergens heen en heb aan weinig genoeg. Des te meer verbaas ik me over de toenemende stroom aan onnodige spullen en de verwijdering die dat geeft. Een steeds efficiënter transportsysteem maakt mogelijk dat alles overal vandaan komt. En tegelijkertijd is het gevoel voor essentie steeds verder zoek, tegen beter weten in. De meest idiote spullen worden verscheept in vierkante kolossen van een halve kilometer lang. Hoe langer ik stilsta, hoe meer ik me bij mezelf afvraag, hoelang nog? Hoelang hebben we nog beschikking tot alles wat we maar willen? Ik las in de Correspondent dat we een bizarre mijlpaal hebben bereikt in ons consumptiegedrag. De weegschaal staat nu precies in evenwicht. Het gewicht van door mensen gemaakte spullen is op dit moment even groot als al het leven op aarde bij elkaar. Beton telt het zwaarst daarin. Aan de andere kant wegen we de mensen, dieren, planten, maar ook schimmels en bacteriën. Maar al is dit de zoveelste noodklok, er geen afname van de goederen- en grondstoffenstroom. Het lijkt erop dat al die spullen een onverzadigbare honger opwekken. Zodra je ermee begint maak je een innerlijk gat dat steeds dieper wordt. Wat verslaving kan doen.

Wat is het, wat ik echt nodig heb? Hoe harder anderen rennen, hoe vaker ik stilsta, om die vraag te beantwoorden. Ik loop rustig naar huis, op het Swettepaad, en het miezert. Buren snellen voorbij in de auto. Een knikje vanachter het raam. Ik lach terug. Ja, denk ik ondertussen. Ik heb ook beton nodig. Portlandcement, voor mijn kas. Meer dan ik dacht. Vandaag gaan we verder, met de bouw, Dick en ik. Ik kijk over de weilanden naar de drukke weg, in de verte. Ik wil voedsel dichtbij huis. Daarvoor is die kas nodig. Dat wist ik vroeger niet, ik dacht best zonder kas te kunnen.

Ik herinner me het nog goed. In 2007 begon ik met planten en zaaien. Brave Hendrik was mijn eerste poging. Het zou lijken op spinazie, maar was een vaste plant. Dat leek me wel wat. Zo’n plant die zelf wel wist wat hij moest doen. Ik had geen zin in gemoeder. Het zaad strooide ik uit over mijn tuin en Hendrik moest het verder zelf maar uitzoeken. Het kwam nog op ook. Helemaal vanzelf. Maar toen kwamen de merels. Die wisten het meteen te vinden en er bleef geen sprietje van over. Ik zou dus niet ontkomen, aan moederen over zaad. Maar inmiddels vind ik zaad prachtig. Het is zo bijzonder om een erwt uit te zien komen als een danser, of een zonnebloem. Maar zonder voorzorg doen ze het dus niet. Dat weet ik nu. Keer op keer zag ik de vogels terugkomen, maar ook de slakken en de woelmuizen. Er bleef niks van over. Daarom ben ik nu een kas aan het bouwen. Plantjes mogen bij mij eerst sterk worden, voor ze de grond in gaan.

Ik stap van het pad af, de kleine poort tussen de wilgenbomen door. Met een grote pas stap ik over de langwerpige dozen heen. Daar zit de tuinkas in. We hadden ze rechtop tegen het schuurtje aangezet, maar nu liggen ze kris kras door elkaar over de grond. Dat komt door de harde wind. Die waait alles om. Behalve het glas. Dat staat mooi vastgebonden tegen de wilgenhaag aan. Ik kijk weer op en zie dan pas mijn vriend Dick staan. “Je bent er al!” roep ik “Zullen we gelijk maar beginnen dan?”

Achter de woonwagen staan we uit de wind. Hier moet hij komen, een tuinkas van wel tien vierkante meter. Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar en groot zijn de stenen. Het onderstel is van zwart aluminium gemaakt. Vandaag leggen we het waterpas. “De buren denken dat ik een terras maak,” zeg ik tegen Dick “Een terras met een laag zwart hekje erom. Haha, niks voor mij! Wat kennen ze me slecht!” Nee, Dick en ik weten precies wat het gaat worden. Een kas met een puntdak, helemaal van veiligheidsglas. Maar eerst moet dat rare hekje de grond in met zijn pootjes. Dat wordt het fundament. We maken gaten in de grond. Dat noem je “poeren” vertelde een ervaren fundamentenmaker. We boren diep, tot wel zeventig centimeter. Het is vette klei. Elke keer drukken we de kluiten uit de grondboor, om dan weer dieper te gaan. Uiteindelijk zijn de zes gaten klaar. We duwen de laatste pvc pijp het gat in. Dan laten we het zwarte hekje met de poten in de grond zakken. Het klopt precies! Nu het cement nog. Cement met grind erin. Of grind met cement. Maar we hebben niet genoeg. We moeten eerst bijhalen. Op de fiets naar de stad dus. Maar dat komt morgen wel.

.

Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar zijn de tegels.

Er is een hoop nodig voor een kas van tien vierkante meter. Vier kuub scherp zand, cement, stenen, glas, rubber, aluminium, het grind,en dan nog schroeven en moertjes. Het is eigenlijk een wonder dat alles er zomaar is. Twee weken na bestelling lag de kas er al. De stenen en het zand werden later geleverd door weer andere vrachtwagens. Het enige wat wij op de fiets moeten halen is honderd kilo aan kiezels en cement. Het kan allemaal! Het is er. Dat is heel bijzonder.

Maar stel dat die levering gaat horten en stoten. Ooit. Met corona hebben we daarvan een voorproefje gehad. Containers stonden op verkeerde plaatsen en de logistiek was in de war. Nu lijkt alles weer normaal. Maar normaal is niet normaal. Het is verrekte bijzonder dat je zomaar alles kan laten brengen of halen in de winkel. Dat er zand is, aluminium en veiligheidsglas en alles wat er maar te halen is op deze aardbol. We zijn ongelooflijk bevoorrecht en dat gaat niet eeuwig duren. Natuurlijk, straks is er ook nog wel zand. Het is niet verdwenen, het is alleen in gebruik. Dan moet je het weghalen op een plek waar het al lag. In die nieuwe tijd gaat alles langzamer en met veel meer overleg. Dat moet wel. Maar nu kan het nog. Je bestelt wat en het is er. Dus ik bereid me voor. Wat heb ik echt nodig? Nog even en hij staat er. Een echte plantenkas..

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Order something, and it’s there. From wherever it is brought all the way to you. That is very special. I wonder what I really need in life. Now it’s still possible and you never know if it will stay that way. In this story you can hear what that is.

https://decorrespondent.nl/13985/de-mens-bouwt-door-maar-breekt-daarmee-de-aarde-af-hoe-geven-we-de-toekomst-vorm/3578728061865-131fc7b9?pk_campaign=daily.

.

Zo groot wordt de mijne niet….

De roep van water en levend land (The call of water and living land)

.

.

Kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Nederland boeit me. Dat er op maar vier miljoen hectare grond zoveel belangen spelen, daar kan ik met mijn hoofd niet bij. Er moeten wegen komen, bedrijventerreinen voor de groei-economie, er moeten een miljoen huizen worden gebouwd. De boeren willen ploegen en oogsten en met zware machines het land op. En wat is de grote gemene deler, die op de achtergrond staat te grijnzen? Wateroverlast! Toenemende verharding en inklinking van de bodem eist zijn tol. Water wordt gezien als een lastig ding, een vijand die moet worden verdreven. Zo was het vele eeuwen lang. Verschillende partijen zijn er nu druk mee bezig. Waterstaat, rijksoverheid en provincies. Wel vijftienhonderd kilometer dijk moet er worden verhoogd. De grootste operatie ooit.

Het was maar even, dat ze langs kwamen. Van de ene dag op de andere stonden er overal houten stokjes. Sommige hadden een blauwe kop, anderen een rode. Langs de hele oever staan ze nu, bij het grindpad dat naar de boerderij loopt tot in de weide er achter. “Ze gaan de dijk ophogen met dertig centimeter, vanwege de hogere waterstanden” zegt boer Jochum. Dat onze weg een dijk is, daar denken maar weinigen aan. Vorig jaar nog heeft mijn buurman een sleuf in de weg gegraven, om een leiding te leggen. Op die plek is de weg nog steeds drassig. In feite heeft hij dus gewoon een gat in de dijk gemaakt!

Onze dijk is maar een kleintje. Er liggen veel grotere plannen. Voor elke meter hoger moeten die dijken vijf meter breder worden. Dat kost enorm veel geld en er zijn protesten van bewoners die natuur en huizen kwijtraken. Maar kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.

Mijn klompen zijn onbruikbaar geworden in de modderpoel. Ik loop nu altijd op laarzen. Op het zompige pad verdwijnen de grassprietjes langzaam maar zeker onder een dikke laag modder. Heen en weer ga ik, elke dag opnieuw. Veel boompjes van vorig jaar staan nu in een kuil met water. Voor ik nieuwe bomen kan gaan planten, moet ik eerst het waterwerk verbeteren. Dat is nu bijna klaar. Het is een mooi gezicht, de glinsterende wadi’s en het water dat door de sleuven wegstroomt naar het laagste punt. In de greppel heb ik diverse kuilen gegraven, het loopt nu niet direct de sloot in. Overal staat water. Hoe langer ik het vocht vast kan houden hoe beter. De zomers worden alsmaar droger en de bomen zullen het straks hard nodig hebben.

Ik sta bovenop de bult te kijken naar mijn creatie. Dit zou Nederland kunnen zijn, in het miniatuur. Onze kustprovincies en langs de rivieren. Maar ook rond de steden zou het er zo uit kunnen zien. Allemaal opslag voor water, water voor de bomen en de dieren. Water voor de mensen. Maar in de eerste plaats voor de bodem.

.

.

Dertien procent van de Nederlandse bodem is verhard. Het water spoelt weg over de daken, door de straten de riolen en de grachten in. Het stroomt verder naar de rivieren en dan naar zee of het Ijsselmeer in. Goed geregeld, dachten we als Nederlanders. Tot de rekening kwam. Toenemende droogtes in de zomer, wateroverlast in de winter. De riolen lopen over. Rivieren slijten uit door het water dat er veel te snel doorheen stroomt. Land droogt uit en klinkt in. Niet alleen in de stad is er een probleem. Ook de manier hoe het land bewerkt wordt. We doen er allemaal aan mee. Er wordt veel gevraagd van de Aarde en aan teruggeven wordt weinig gedacht.

Ooit was de grond als een spons. Een overvloed aan planten en bomen groeide er, die bloeiden, zaad droegen en wortelstokken maakten. Ze stierven af en werden tot vruchtbare humus, een bodem die massa’s water kon opslaan en waar talrijke planten en bomen hun thuis konden vinden. Ik zie het voor me, hoe het zou kunnen zijn. Ik zag het in mijn dromen. Een land met veel lage elzen en wilgenbosjes en talloze waterstromen. Glooiende velden vol grassen en bloemen. Het is het land waar ik me thuis voel. Het is ook het land van mijn overleden man, Michiel. Ik zag hem wegvaren in een lange smalle boot, bomend met een lange stok. Het is het land waar mijn ziel huist. Handen helpen bouwen wat de ziel verlangt. Al is het maar een speldenknop. Het gaat om de herinnering.

Herinner je. Blijf waar je bent, vol verwondering, je handen klaar voor het heilige werk. En dan begint alles opnieuw, als een gesprek met de schepping. Het verhaal van water en aarde, van leven en laten leven zonder veeleisend te zijn. We drinken het heldere water en weten: Wij zijn hier slechts gasten. Wat een geschenk om er te zijn.

STOWA (Kenniscentrum van regionale waterbeheerders):

De conditie van landbouwbodems is op orde als ze de natuurlijke spons- en zuiverende werking behouden. Voor een goede sponswerking moeten bodems goed doorlaatbaar zijn, een goede structuur hebben en veel open ruimtes bevatten.
De conditie van onze landbouwbodems gaat echter aantoonbaar achteruit. De helft kampt momenteel met verdichting door het gebruik van zware machines en intensieve bewerkingen (zie Box 1). Beworteling en bodemleven laten te wensen over en het organische stofgehalte is vaak niet optimaal. Hevige neerslag infiltreert daardoor niet snel genoeg in de bodem, waardoor plassen op het land komen te staan en regenwater snel naar de sloot stroomt. Zo gaan kostbaar zoet water en meststoffen verloren en nemen de emissies naar het oppervlaktewater toe. Bij droogte houdt een schrale bodem niet genoeg water vast en door verdichting kunnen gewassen minder diep wortelen en daardoor niet genoeg grondwater opnemen.
Door het veranderende klimaat komen steeds vaker perioden van droogte en perioden met extreme neerslag voor. Een goede spons- en bufferwerking van bodems wordt daarom steeds belangrijker.

Nootje na:

De actiegroep Lutkemeerpolder is voor mij een voorbeeld van hoe burgers horen te vechten voor hun water en land. Deze polder stond op het punt om te grabbel te worden gegooid aan investeerders. Sinds 2018 voeren zij campagne. De mail die ik vandaag krijg sluit perfect aan bij mijn verhaal. Hoera!
.
Goed nieuws! Donderdag 12 januari heeft het Waterschap een motie aangenomen ter bescherming van de Lutkemeerpolder. Die het bestuur opdraagt “een zienswijze in te dienen, die ertoe oproept verharding in de polder te voorkomen en zo de Lutkemeerpolder te redden, waarin we water kunnen vasthouden voor drogere perioden.

Water en bodem moeten sturend worden voor het te voeren beleid.

Uit cijfers van het Waterschap blijkt dat de Lutkemeerpolder vrijwel het enige gebied in Amsterdam is waar de waterkwaliteit nu nog gezond is. Door de bouw op het naastgelegen perceel gaat de kwaliteit echter snel achteruit.
En dat is een landelijk probleem, want steeds vaker lopen we tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan. Bodemdaling en lage waterstanden zorgen voor veel schade aan het landschap, gebouwen en infrastructuur en daling van de biodiversiteit. Voldoende goed drinkwater is niet langer vanzelfsprekend.

Daarom stelt het kabinet nu dat water en bodem sturend (WBS) moeten zijn bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. De huidige plannen voor distributie vallen duidelijk niet binnen de kaders van WBS.
.
Er is een PDF bestand ter inzage van dit besluit van het ministerie. Dat gaat dus over heel Nederland en is opgesteld op 25 nov 2022.

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/11/25/kabinet-maakt-water-en-bodem-sturend-bij-ruimtelijke-keuzes

https://weblog.wur.nl/uitgelicht/klimaatslimme-stad-meer-groen/
https://www.wur.nl/nl/show-longread/zeven-redenen-om-te-investeren-in-een-groene-stad.htm
https://www.rijkswaterstaat.nl/water/waterbeheer/bescherming-tegen-het-water/maatregelen-om-overstromingen-te-voorkomen/hoogwaterbeschermingsprogramma
https://pointer.kro-ncrv.nl/dijkbewoners-in-verzet-tegen-plannen-voor-hogere-dijken
https://www.stowa.nl/deltafacts/zoetwatervoorziening/droogte/bodem-als-buffer#Overzicht

NEDERLANDS:

ENGELS:

Can’t we do more than raise dykes? Can’t we embrace the water more often in the Netherlands? There is also a lot going on about this. My own cheerful plodding is a good example of how that can be done on a larger scale.

.

.

Moeders, vaders, helden! (Mothers, fathers, heroes!)

Mensen als micchorizae. Afbeelding uit het boek "Langs kantelende wegen." Uitgeverij Louise.

Ik deed het voor Moeder Aarde.

.

Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. En vergeet de wormen niet.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het leven heeft een harde kant en een zachte. We horen veel over de harde feiten, maar de zachte blijven meestal onopgemerkt naast de kantlijn. Toch zijn er kantelingen. Goeie boeken die steeds populairder worden. Over leven, mens en aarde. Over schimmels, zaad en voedsel. Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras”. Robin Wall Kimmerer heeft het hierin ook over moederschap. Heeft moeder Aarde meer moeders nodig? Als onze Aarde ons voorziet in zoveel heerlijkheden, dan zorgen wij toch ook voor haar?

Elke ochtend strooi ik het zaad op de voedertafel. Dat is voor de vogels. Er zijn mezen, ringmussen, merels, groenlingen, vinken spreeuwen, een grote bonte specht en zelfs een fazant. Als ik wegga, doe ik zachtjes de deur open en dicht om ze niet te storen. Mijn regenbroek ritselt als ik van het bordes afstap. Vandaag heb ik mijn vuile werkkleren aan. De modder van gisteren heb ik er alleen oppervlakkig afgeveegd. Morgen is het weer even vies. Want ik wil verder met dezelfde klus als gisteren. Een natte klus. Bomen planten in de modder. Het vraagt om een energieke inzet en veel geduld.
Ik loop naar de donkerbruine berg compost. Er ligt een schep bij met een afgebroken steel en er staat een kruiwagen. Die moet vol, om mee te nemen het land op. Ik steek de schep bovenin de berg, daar is het nog droog en los. Maar ik ben niet de enige die dat weet. Als alles nat en zompig is, zoekt alles wat droog wil blijven een weg naar boven. Een duizendpoot vlucht weg, vlak voor de rand van mijn vervaarlijke schep. Op duizendpoten moet je zuinig zijn. Zoveel zie je er niet, in dit land van zompige klei. Ik leg de spade neer en schep hem met beide handen op, heel voorzichtig, samen met de compost. Ik breng hem naar een beschutte hoek onder de grote wilg. Daar ligt een berg hele fijne takjes en blad. Dat is een goed plekje voor de duizendpoot.
Ik schep tot de kruiwagen vol is. Ik ga langs hetzelfde spoor over het veld. Elke dag wordt het drassiger. Het spoor komt uit bij het ijzeren hek. Even openduwen, dan kan ik erdoorheen. Ik rijd de kruiwagen naar de plek waar ik gebleven was. Het is er een modderpoel. Veel bomen en struiken houden daar niet van. Ze verrotten. De dagenlange regen vraagt me om geulen te graven en wadi’s. Het is zwaar maar mooi werk. De ene na de andere boom roept me. Het is bijna of ik ze hoor. “Help! Mijn wortels staan in het water! Dit houd ik niet lang vol!” Ik red ze. Alleen de wilgen en zwarte berken sla ik over, die kunnen wel tegen een beetje zompigheid. Ik graaf kuilen en slenken om de plekken heen, waar veel bomen staan. Zo ontstaat er een heel nieuw landschap. Enkelingen schep ik uit om een ander plekje te geven. Druipend ligt de wortelkluit om mijn spade. Aan het eind van de dag ben ik zo moe dat ik bijna uitglij. Mijn laarzen zijn veranderd in massieve modderkluiten en alles om me heen is glad en glibberig. Maar het doet me goed om de drenkeling in een warm bed te zetten van vruchtbare compost, en dan weer te bedekken met een deken van riet en gras. Ik veeg de modder van de steel van mijn spade met een handvol gras. Dan kom ik overeind en kijk naar het gat dat ik achterlaat, de plek waar de drenkeling zojuist nog stond. Verscheidene wormen komen naar buiten kruipen, uit de natte wand van grijze zeeklei. Dunne roze wormpjes en ook hele dikke grijze. Ineens houdt hun gang daar op, er is geen grond meer maar lucht. Dat moet heel vreemd zijn voor een worm. Bezorgd kijk ik toe. Terwijl ik het ene redt, verniel ik het andere. De kuil vult zich al snel met water. Een worm valt naar beneden, in de kleine poel die ontstaat. Met mijn hand vis ik hem op en leg hem onder een kluit. Die heb ik in elk geval gered.
Er zijn vele wezens, waarom ik mij bekommer. Ze maken mijn dag. En niet alleen de mijne. Ik weet van de anderen, die net zo bezig zijn als ik. En al lijkt het maar klein wat we doen, het is zeker niet nietszeggend!

Balans is nodig, van hard en zacht, van groot en klein, van zakelijkheid en liefde. Een politieke beslissing is nodig om sowieso iets mogelijk te maken. Veel land is in handen van het grote geld. Er moet actie worden ondernomen om het terug te krijgen. Maar het eigenlijke werk kan alleen door duizenden handen worden gedaan. Daar is dringend behoefte aan en iedereen kan ermee beginnen. Al is het maar één vierkante meter. Hoe meer mensen eraan werken hoe liever. Elke uitvinding, elke techniek, hoe waardevol ook, is bedacht door een paar mensen. Een enkel genie komt vol in de schijnwerpers en vangt een hoop opdrachten. Maar die mensen kennen hun bodem zeer waarschijnlijk niet. Ze kennen de oorwurmen niet en de vogels. Ze staan los van de aarde. Er is geen machine die de zorg voor het leven kan overnemen zoals wij dat doen. Machines kennen geen liefde. We hebben moeders nodig. Maar ook helden. Strijders die rondbazuinen dat het anders moet en die het gevecht om aandacht lang vol kunnen houden.

Rutger Bregman publiceerde vandaag een stuk in de Correspondent. Hij zei: Aan bewustzijn alleen hebben we niks. We kunnen wel weten dat het anders moet, maar we moeten het ook doen. Het gaat om realistisch idealisme. In zijn betoog kom ik diverse sociale misstanden tegen, die al dan niet met succes zijn aangekaart. Maar er is één ding wat ik mis en hij is niet de enige die het vergeet. Hoe meer machines het overnemen van de mensen, hoe groter de kloof, hoe verder we er los van staan. Het is de zorg om eigen bodem. De bodem geeft ons immers het leven. Hoe essentieel is dat! Ja, we hebben moeders nodig en vaders, die Moeder Aarde liefhebben met vuile handen. Maar we hebben ook helden nodig die een lange adem hebben. Mensen die grond los kunnen krijgen en de grote industrieën kunnen laten stoppen met hun kwalijke activiteiten. Ik noem het praktisch idealisme.

Er zijn allerlei manieren om actief te zijn. Wil je iets doen buiten je eigen tuin, dan is er keus genoeg. Natuureducatie met kinderen, een buurttuin opzetten, bomen planten bij Urgenda. Of steun “Land van Ons” om grond los te krijgen voor collectief en gezond landgebruik. Ook een initiatief als het “Behoud Lutkemeer” is de moeite waard om te steunen, hun succes zou een mijlpaal kunnen zijn voor andere initiatieven. Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. Als we dat niet laten merken, dan verandert er niks. Ik wens iedereen heel veel succes en geluk ermee. En doe de wormen de groeten.

https://www.ivn.nl/vrijwilligers

meerbomen.nu/over-de-actie

dezwijger.nl/update/voedsel-uit-eigen…

http://behoudlutkemeer.nl/

voedselanders.nl

landvanons.nl

caringfarmers.nl

urgenda.nl

viacampesina.org/en

.

NEDERLANDS

ENGELS:

It must be made clear that we, citizens, want to take care of our earth, our land, our country. If we don’t show that, nothing will change. I wish everyone a lot of success and happiness with it. And don’t forget to say hello to the worms for me!

.

.

.

De tijd van het zevende vuur ( The time of the seventh fire)

.

.

Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras” van Robin Wall Kimmerer en herken de hoopvolle symboliek.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Het is al dagenlang mistig. Ik houd van die dagen rond de zonnewende. Het is een sluier, die het nieuwe zonnejaar verbergt. De mist nodigt uit om te dromen, dromen van wat er komt en dan weer stilletjes aan in te dommelen, om dan weer verder te dromen, als een egel in zijn winterbed van dor blad. En dan, als de zon weer terugkeert, helder en stralend, dan ontvouwen zich de nieuwe mogelijkheden. Wie vastberaden is onthoudt haar of zijn dromen. Dromen krijgen handen en voeten. Ze lijken klein in het tumult van alledag. De krant staat bol van oorlog, klimaatverandering, biodiversiteitsverlies. Hardnekkige multinationals die niet willen opgeven wat ze hebben. Er is een groeiende kloof tussen arm en rijk, terwijl we van de ene crisis in de andere belanden. Maar ook groeit er veel onder, in de schaduw van de tijd. En zonder dat we elkaar ooit hebben ontmoet, dromen we van dezelfde dingen.

Het was dan ook een feest van herkenning, toen ik in het boek begon dat al lang op mijn lijstje stond: ”Een vlecht van heilig gras,” van Robin Wall Kimmerer. Alleen al de inleiding die ze schreef in de nieuwste druk, in 2022. Ik kwam beelden tegen die ik zelf ook gebruik. Dit is wat ik las.

De hemel wordt donker. Maar zoals altijd laat ik me leiden door de bossen, die ons iets over verandering leren. De krachten van schepping en vernietiging zijn zo nauw met elkaar verbonden dat we soms niet kunnen zien waar de ene begint en de andere ophoudt. Een oud bladerdak kan generaties lang overheersen in een bos en de ecologische omstandigheden creëren waarbij het zelf goed gedijt, en tegelijkertijd anderen onderdrukken door alle natuurlijke hulpmiddelen voor zichzelf te gebruiken. Maar al die tijd brengt het alles in gereedheid voor wat er daarna gebeurt – en er gebeurt altijd iets wat krachtiger is dan dat bladerdak: een brand, een storm, een ziekte.
Uiteindelijk wordt het oude bos verstoord en vervangen door de ondergroei, door de begraven zadenbank die zichzelf heeft voorbereid op dit moment van transformatie en vernieuwing. Er ontstaat een compleet nieuw ecosysteem om te vervangen wat niet meer werkt in een veranderde wereld. Kimmerer zegt: Ik hoop dat “Een vlecht van heilig gras” deel uitmaakt van die ondergroei, gezaaid door vele denkers en doeners die de zadenbank vullen met allerlei soorten, zodat wanneer het bladerdak sneuvelt, wat ongetwijfeld gaat gebeuren, er al een nieuwe wereld opkomt. Nieuw, maar ook oud, met zijn oorsprong in het inheemse wereldbeeld van een juiste relatie tussen land en mensen. Wat het bladerdak van kolonialisme probeerde te onderdrukken, zwelt aan. Het is de voorspelde periode van het Zevende Vuur, een heilige tijd waarin de wereld verandert door collectief te herinneren. Een donkere tijd en een tijd vol licht. We herinneren ons de vaak gebruikte verzetswoorden: ‘Ze probeerden ons te begraven, maar ze wisten niet dat we zaden waren.’ 

Het beeld van het sneuvelende bladerdak staat ook in mijn geest gegrift. Ik weet van de vele kiemen die eronder groeien en de kracht ervan. We verspreiden het zaad en dragen het mee in onze harten en in kistjes op koele plekken. Het is de tijd van het Zevende Vuur. Hoe maken we de sprong naar de nieuwe tijd? Hier laat ik Robin weer aan het woord.

Wat is ervoor nodig om te stoppen met wat niet werkt en de risico’s van onzekerheid te nemen? We zullen moed nodig hebben; we zullen elkaars hand moeten vasthouden en erop moeten vertrouwen dat de ganzen ons opvangen. Het zou helpen als we zongen. Het kan zijn dat we niet zacht landen, maar de natuur bevat veel medicijnen. Voortgestuwd door liefde, klaar om de handen uit de mouwen te steken, kunnen we de sprong maken naar de wereld die we samen willen scheppen, met zakken vol zaad. En wortelstokken. (Robin Wall Kimmerer, New York, 2020 )

Zing voor de elfen. Laat de elfen weer zingen, voor alles wat er is. Plant het zaad, verspreid de wortelstokken. Een nieuw lichtjaar is op komst. (Alowieke)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Many young sprouts grow under the heavy canopy. One day it will fall. Colonialism is coming to an end, new forces are getting light. I’m reading “Braiding sweetgrass” by Robin Wall Kimmerer. I recognize this hopefull symbolism..

Lieve bodem, groei!

.

.

Het is in de eerste plaats de natuur die ons moet inspireren, want zij is de enige echte garantie voor duurzaamheid.” Pierre Rabhi

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Ik loop naar het Verhalenpad. Het gras is wit en kraakt onder mijn voeten. Ik kijk naar de grote groep eenden, die bij het enige plekje zit, wat niet bevroren is, in de sloot. Stil zitten ze bij elkaar, de veren dik opgezet om warm te blijven. Het is vlakbij het hek, waar ik normaal langs ga. Ik maak nu een omweg om ze niet te storen. Laat ze maar, met die kou. Ze hebben hun energie hard nodig. Voorzichtig stap ik op het ijs van de sloot. Er is geen kraakje te horen, het is sterk genoeg. Zonder twijfel ga ik eroverheen. Aan de overkant van de sloot stap ik de kant op en loop verder naar het Verhalenpad.
De tekst op het bordje is aan het verbleken. Eigenlijk vind ik dat wel okee. Want ik vraag me af voor wie dat bordje er staat. Het is een Verhalenpad, maar vooral voor mij. Dat is omdat ik erbij ben. Ik volg het pad, ik creëer het en zie veel gebeuren. Kleine veranderingen vol leven. De verhalen komen tot mij en ik volg. Ik vertel erover, hier, aan jullie. Ik hoop dat het inspireert bij het maken van andere verhalenpaden. Want wij zijn de diversiteit. Wij moeten het doen, in dit land dat al honderden jaren wordt omgeschept.
Ik mag vooral niet te snel gaan. Dan verdwijnen ze, de verhalen. Dan vertrap ik ze onder mijn voeten en ik spit ze doormidden. Zolang ik blijf kijken en geduldig opvolg wat ik zie, dan kom ik verder. Ik denk aan Momo, die met Cassiopeia door de versteende straten liep in het boek van Michael Ende. De verstening, dat zijn de weilanden die er allemaal hetzelfde uitzien. Glanzend raaigras, zonder greppels, nu wit van de rijp. De winter maakt van alles een sprookje. Langzaam kuier ik verder. Ik loop langs het vervaagde naambordje heen, dat in een stapel stenen is geplant. Hier moet de mensentuin komen. Het is de bedoeling dat er op een dag een overvloed aan voedsel groeit. Voor ons, voor mij en de boer. Maar het pad is veel langer. De dieren krijgen de meeste ruimte. Slechts tien procent is voor de mensentuin, veertig is voor ons samen, en vijftig is voor hen alleen. Dat is een dierenverhalenpad. Niet alle verhalen hoeven te worden gekend, anders is de magie weg.

Ik denk aan de hele rij zaad, die ik kocht om op te kweken. Waar moet ik dat allemaal kwijt dit jaar? Het is allemaal zaadvast, daar heb ik goed op gelet. Broccoli en koolrabi. Een hele rij kruiden en sponskomkommer. “Wat leuk, dan krijg ik sponsjes uit jouw tuin!” riep mijn vriend Dick gisteren. “Ja” zei ik. “Maar het belangrijkste is het zaad, niet jouw schone keuken! Voor je het weet is alles opgebruikt en hebben we weer niks. Net zoals het in de rest van de wereld gaat. Wel opmaken, maar niet zorgen voor later. Zonder zaad loopt alles dood.”

Mensen moeten vooral niet het belang van kleine oplossingen bagatelliseren. Deze zijn verre van onbetekenend en dragen bij aan het opbouwen van een wereld waar we met steeds meer individuen naar verlangen. (Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg, pag 68.)

Verleidingen zijn groot. Beloftes snel gemaakt. In abstracties kun je de wereld in mum van tijd veranderen. Het is niet echt, het zijn maar ideeën. Maar de grond heeft tijd nodig. En zaad, hoeveel potentie het ook heeft, vraagt om de juiste omstandigheden om te groeien. Daar werk ik aan. En vele anderen doen dat ook. Het zijn kleine stappen. Soms ben ik ongeduldig. Onder de laag riet, karton en compost, zijn de wortels van het kweekgras nog steeds niet dood. En de klei is hard als oude kaas. De vaste luzerne moet er eerst gaan groeien, en de elzen en de andere bomen en struiken, die de plek omringen. Mijn hart klopt vol verwachting. Ze zijn toch al hard gegroeid, dit eerste jaar. Hun wortels zullen de bodem luchtig maken. Miljarden beestjes zullen er wonen, wriemelend in het donker. Wat een ongeziene verhalen langs mijn pad! Zelfs een theelepel grond bevat meer verhalen dan ik in mijn hele leven kan vertellen. Ze hebben tijd nodig en aandacht.
Ik droom van wortels in donkere grond, van wilde lijsterbes en sleedoorn. Van elzen en paarse luzerne, diep wortelend de bodem in. Beide zullen zorgen voor stikstof. Dat is nodig voor het verteringsproces van al die bergen riet, die ik er bovenop gooi en het karton dat het kweekgras ontmoedigt. Hoe meer tijd ik neem om de bodem klaar te maken, hoe beter het is. Al duurt het twee jaar, of drie. Ten slotte gaat het niet om mij. Het gaat erom dat de bodem weer gaat leven. En tegelijkertijd de planten, de kleine zoembeestjes en de vogels. Ik ben de verzorger en als verzorger moet ik eten, anders kan ik er ook niet over vertellen. Meer is het niet. Genoeg is genoeg. Hoe minder ik neem, hoe meer krijgt de bodem, om te groeien. Lang leve de Aarde.

In dit verhaal citeer ik Pierre Rabhi. Hij is boer, schrijver en filosoof, en een van de pioniers van de ecologische landbouw in Frankrijk. Hij verdedigt een andere maatschappij, een die respectvoller omgaat met de mens en de aarde en hij ondersteunt de ontwikkeling van agro-ecologie over de hele wereld. Rabhi heeft een groot oeuvre, waaronder het boek: Het geluk van het genoeg.

NEDERLANDS

ENGELS

.

We are the diversity! Give more, take less. The less you take, the more will grow around you. Thus we build our soil together, the bottem of creation. The bottem. My eternal teacher who learns me to be patient all the way. Keep it small and stay healthy. I walk to the Story Path through the frost.

Op 13 dec is het manifest Rechten voor de natuur aangeboden in Den Haag. Een kleine mijlpaal. Of groot? We zullen zien.

Manifest – ‘Rechten voor de natuur’ aangeboden aan Tweede Kamer

De robuuste kiem van Alles (The robust seed of Everything)

.

.

.

Een verrassend gesprek in de trein over autonomie en zelf voedsel verbouwen en zaden telen. Met aan het eind een cadeautje van de conductrice.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik sta in de trein van Antwerpen naar Rotterdam en kijk door de open deur naar de bewegende menigte op het perron. Twee dagen lang verdiepte ik me in de autonomie van zadenteelt en ik ben geheel vervuld van het onderwerp, dat zo verbonden is met lokaal voedsel telen en sociale verbondenheid.

Het is erg druk in de trein, maar ik vind toch nog een klapstoel op het balkon. We zijn nog niet weg, we hebben nog even de tijd. Naast me staat een pittige conductrice met een blonde staart. Al snel raken we in gesprek en ik laat haar mijn kaartje zien, de lichtblauw met groene woonwagen, het Rijdende Verhalenhuis. Nee, vertel ik, ik reis er niet meer mee. Ik ben geworteld, om me te verbinden met het land. “Ben je ook zelfvoorzienend?” vraagt ze. “Wat bedoel je daarmee?” vraag ik, “Ik kan me redden met mijn zonnepanelen, als het moet. Maar mijn eigen voedsel kan ik nog niet telen. Een heel klein beetje maar. Die kennis te verrijken, dat vind ik belangrijker dan energie…”

Tot mijn verrassing vind ik herkenning. En dat op de laatste plek waar je het kan verwachten. Hier, bij een conductrice in een Vlaamse trein. Ik noem haar Lena. We praten over voedsel. Voedsel uit zaad, knollen of wortels, dat opgroeit vanuit een vruchtbare bodem, liefdevol bewonderd en verzorgd. Het wordt geproefd, gedeeld en besproken. Het wordt geoogst en gaat van hand tot hand, tot het op tafel belandt. Ons lichaam verwerkt de voedingsstoffen en die belanden opnieuw in de bodem. Zo hoort het te zijn. We hebben het niet alleen nodig om te leven, maar ook om het leven zin te geven, met elkaar. Het maakt het leven op aarde vol, levendig en vruchtbaar. Lena noemt het: “Wakker zijn.” Het maakt mij niet uit hoe ze het noemt, we willen hetzelfde: handen terug in de aarde. Eigen voedsel kweken en de afscheiding met de natuur ongedaan maken.

“We hebben de productie helemaal uitbesteed aan slechts enkele multinationals,”zegt Lena strijdvaardig. Ze wil er niet meer aan meedoen. “Ja,” zeg ik. “Voedsel is een mager gebeuren geworden. Het gaat allang niet meer om de honger van mensen te stillen. Het gaat om de portemonnee van de aandeelhouders. Het voedsel zelf is van ondergeschikt belang. Het is een optelsom van nutriënten van de industrie. Die wordt steeds efficiënter. Steeds vaker zie je pasklare maaltijddrankjes, zodat je altijd door kan werken in de veeleisende groei economie. Dat heeft met voedsel weinig te maken. Ik vind het ongelooflijk dat mensen daar intrappen. Snap jij dat?” Lena schudt haar hoofd. “Weten zij het nog, van het zaad? Daar komt het leven uit voort! Ik wil dat het zaad weer in onze handen komt, in handen van levendige en geïnspireerde mensen met liefde in hun lijf. Zoals jij en ik.” Haar gezicht staat vastbesloten. Ze is niet de enige. Er zijn er steeds meer. Ik vertel haar wat ik geleerd heb, de afgelopen dagen. Hoe kunnen we weer zelf onze zaden telen? Het is niet vanzelfsprekend, bedrijven ondervinden een hoop regels en wetten, daarin. Lena luistert, ik vertel.

Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg.

De teelt van zaden wordt heel strikt gecontroleerd. Enerzijds is dat om de handel gezond te houden. Er mogen absoluut geen ziektes en schimmels worden verspreid. Dat is begrijpelijk. Maar schimmels en ziektes kan je ook bestrijden door je systeem gezond te maken. Uiteindelijk is dat ook veel efficiënter! Dat doet ecologische landbouw. Door meer soorten bij elkaar te zetten maken de planten elkaar gezond. Maar niet alleen ondersteunen ze elkaar, je bent ook niet meer afhankelijk van één enkel product. Wie meerdere paarden voor zijn wagen spant, is minder kwetsbaar. Als het één wat minder is dat jaar, dan is er altijd nog het ander wat het wel doet. Toch overheerst vooral de angst dat het mis kan gaan en dat is allesbepalend. Vandaar die grote controle op zaadgoed, bij gangbare en biologische zaden.
“Dus daarmee wordt de natuurlijke voortgang gefixeerd!” zegt Lena. “Dat is belemmeren van de evolutie! En dat in deze tijd van verandering. Alles wil in beweging komen, toch?” Ik knik en ga verder.

“En dan heb je bovendien nog de patenten. Het patent op zaden. Zaden kunnen vaak niet worden vermeerderd, gewoonlijk zijn ze niet zaadvast,” zeg ik. “Als je er iets uit laat groeien krijg je allemaal rare dingen, maar niet meer de oorspronkelijke kool of sla. Er zijn maar een paar bedrijven die zorgen voor ons voedsel. Zij hebben het zaad in handen. Elk jaar opnieuw moet de boer daar zaad inkopen en zo hebben die multinationals de macht. Het gaat immers om geld. Gangbaar voedsel en zaad is volledig gebonden aan de financiële markt. De aandeelhouders, daar gaat het om. Maar wat gebeurt er als die markt instort? Wat staat er dan nog op tafel?” We kijken allebei stil voor ons uit. Ik vraag me af of Lena niet nodig kaartjes moet gaan knippen. De trein rijdt alweer een poosje. Inderdaad, ze kijkt onrustig om zich heen. Iemand van de beveiliging komt langslopen. Ze groet me en verdwijnt gauw door de schuifdeuren.

Als ik alleen ben, denk ik na over die eerste vraag van haar. Lena vroeg mij of ik zelfvoorzienend ben. Tegenwoordig wordt daar vrijwel altijd eigen opgewekte elektriciteit bedoeld. De focus van de samenleving ligt nu op alternatieve energiebronnen. Toch, zonder laptop, telefoon en andere elektrische apparaten kan ik nog wel leven. Maar zonder voedsel en warmte kan ik niet. En daarin zit hem de clou. Daarom plant ik bomen. Voor snoeihout om mijn kleine, goed geïsoleerde huisje te warmen. Voor noten en bessen. Op de uitgestrekte Friese weiden vormt het een windhaag. Dat is nodig voor de jonge planten die erachter zullen groeien: de kruiden, de pastinaken en de koolrabi. De vlinders en de bijen zoemen rond in de luwte en bezoeken de ene bloem na de andere. Er moeten veel meer van deze plekken komen, voor ons én voor de dieren. Voor voedsel en diversiteit. Alleen zo kunnen we weer deel uit gaan maken van het ecosysteem Aarde. We hebben veel meer mensen nodig, die weten hoe je voedsel laat groeien, en daar met liefde mee bezig kunnen zijn. Daarom schrijf ik erover. We moeten het terugpakken, weg van de grote industrie en de aandeelhouders. Met elkaar weer gaan genieten van de vele variaties en smaken die er zijn, het proeven en er samen over hebben.

Een poosje later komt ze terug, Lena, de conductrice. Ze wil graag nog iets vertellen. Ze heeft een nieuw baantje, zegt ze. Bij een bejaarde bollenteler, in Noord Holland. Hij kweekt alleen geen bollen meer. Hij teelt nu een variëteit aan biologisch voedsel. Er werken allerlei mensen op zijn land. Hij is bijna doof en blind, die man. Maar dat houdt hem niet tegen. Hij wil het goedmaken, wat hij verkeerd heeft gedaan. Ze vertelt het met glimmende ogen. Geboeid luister ik. Goddank, het is overal. We zijn niet alleen. Alles is in beweging en werkt aan dat ene. De robuuste kiem van alles.
“Ik vond het een heel bijzondere ontmoeting,” zegt Lena. “Daarom wil ik je iets aanbieden. Je mag van mij in de eerste klas gaan zitten.” Dankbaar sta ik op van mijn klapstoel en kijk haar stralend aan. Ik pak mijn versleten groene rugzak en zoek de weg naar mijn erezetel. Er is nog een lange reis te gaan. Buiten hangt een dichte mist. Ik ga zitten en staar in het niets.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

A surprising meeting in the train. We talk about being self sufficient and our food supply. About multinationals and how the food market is completely in hands of just a few. We have to take it back again!

PS: De conductrice heeft in werkelijkheid een andere naam en uiterlijk. Ook is het gesprek uitgebreider weergegeven dan het was, vanwege de leesbaarheid en de wezenlijke inhoud.

.

Dit boekje van Velt werd mij tot driemaal toe in handen gedrukt.

Breek de muur, bewaak de stilte (Break the wall, guard the silence)

.

.

Ik ben bezorgd over het toenemend geweld van geluiden. Het verstikt verhalen en verwondering. Dat hebben we nodig om te zien wat van waarde is. Ik sta in het veld als stille activist.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click in the button underneath the text.

Ik ben aan het werk bij de bult. Het Verhalenpad heeft voedsel nodig. Takken, riet, mulch. Planten, zaad en bomen. En vooral, rust en tijd. Gras wordt niet overal rigoureus afgemaaid, maar komt her en der tot bloei. De muizen eten het zaad en maken gangen onder de gevallen halmen. De muizen zijn nu weg. Er vlogen soms wel vier roofvogels tegelijk. Het gras is dun uitgedroogd hooi geworden en ik trek het zo weg. De bodem eronder is prachtig rul gemaakt door al die holletjes. Ik grijns tevreden. Hier kan ik mooi twaalfjarige luzerne zaaien! Goddank weten maar weinigen van dit Verhalenpad. Rust en tijd is even nodig als compost. Ik loop er voorzichtig langs om de bodem niet te pletten. Ik waak over de grond. Ik kijk en verwonder me. Verwondering heeft stilte nodig.Van ontzag word je vanzelf stil.

Net wanneer ik me dit bedenk klinkt er een toenemend gedreun. Het komt snel dichterbij. Onder de grijze wolken schieten vijf straaljagers voorbij, in formatie. Wat vliegen ze laag! Wat een kik moet dat geven om samen op te vliegen en zo hard. Het lawaai doordringt alles. In een mum zijn ze weer voorbij en het gebrom sterft langzaam weg. De enorme groep smienten in de sloot vliegt op met een alarmerend gefluit. Een groep ganzen komt paniekerig aanvliegen in de ijzig koude wind. Gakkend maken ze een halve cirkel en gaan dan toch weer terug. Langzaam keert de rust weer terug.

De volgende dag staan er mannen in het veld. Ze hebben honden en jachtgeweren. Ze zijn met zijn vieren en in elke wei staat een jager, doodstil te loeren. Maar niet in onze wei. Daar mogen ze niet komen. De laatste jager staat precies aan de rand van het stuk wat ik altijd met rust laat. In de permacultuur noemen we het zone 5, de Wilde Hoek, het heilige der heilige. Gewaarschuwd loop ik er heen. De caramelkleurige hond zit nog naast hem, maar dat kan zo veranderen. Die honden rennen overal achteraan en trekken zich niks aan van grenzen. Maar hier mogen ze niet komen. Als ze het toch doen stuur ik ze weg. Ik loop tot ik vlak bij hem ben. Hij staat aan de overkant van de sloot. Twintig meter is er tussen mij en hem. Hij heft zijn geweer, net als ik even niet kijk. Er klinkt een knal. Ik vloek en sta stijf stil. De man hoort het en kijkt naar me, met ontastbare onverschilligheid. Wat nu te doen? Hij mag daar staan, dat is niet illegaal. Maar ik kan wel iets anders doen, waardoor ik zijn jacht kan belemmeren. Ik ga zingen. Hazen zien de stille jager niet, in het bruin gekleed, als een standbeeld bij de sloot. Maar als ik zing weet de haas dat er mensen zijn. Ik schraap mijn keel en begin. Op mijn hurken trek ik het gras uit bij de jonge bomen. Ik ga op in het werk en zing het ene lied na het andere. Als ik weer op sta zie ik dat de jager weg is. Ook de andere jagers zijn in geen velden of wegen te bekennen. De smienten zijn ook weg. Ik zie ze nergens meer.

Het duurt twee dagen voor ze terug zijn. Het zijn schrikkerige vogels, net als de aalscholver die vaak bij ons in de buurt is. De zwarte vogel heeft een dikke nek en kan hele grote vissen doorslikken. Zijn kop lijkt ook op een vis. Bij de Swetteblom is veel voedsel voor hem, dat weet ik van de hengelaars. Ik vind de aalscholver een paar dagen later. Stil ligt hij in diepe slaap bij de steiger. Totaal uitgeput of verzwakt. Ik herinner me de waterscooter die gisteren voorbij raasde. Het gebrul, de golven. Arme aalscholver. Eerst straaljagers en knallende geweren, en daarna dit. Constant op de vlucht. Als je vlucht kan je niet eten. Ook heeft een aalscholver tijd nodig om rustig op te drogen, want hij heeft geen vet op zijn veren. Met al dat gedoe is het daar vast niet van gekomen. Met die ijskoude wind is hij misschien wel onderkoeld geraakt. Misschien was hij al wat ouder, maar toch…

Waarom gebeurt dit? Het wordt steeds erger. Ik ben bezorgd over het toenemende geweld van geluiden. Het verstikt de verhalen en de verwondering, die we nodig hebben om te blijven zien wat van waarde is. “Ze komen wel weer terug”, zeggen de jagers over de dieren. De straaljagerpiloten en de waterscooteraar zeggen precies hetzelfde. Ze gaan hun gang en kijken niet achterom. Het riet beweegt wild in de golven. Het lawaai groeit en groeit. Vogels vliegen in paniek in de scherpe koude wind. Ze verliezen energie en kunnen ondertussen niet eten. De aalscholver ligt kapot op de kant. “Ze komen wel weer terug” zeggen de mannen. Maar er komt een einde aan. Als elk geluid een steen is, dan is het met elkaar een muur. Achter de muur ligt de verwondering. Er zijn openingen in de muur, maar steeds minder. Tot de dag komt dat we er niet meer bij kunnen. Zover mag het niet komen. Ik ben hier. Ik werk aan het Verhalenpad. Geen mensenverhalen, nee. Het zijn de verhalen van “niet mensen” die daar groeien. Ze hebben ruimte nodig. Weinig buren komen kijken, naar wat ik doe. Maar ik werk eraan als een stille activist. En vele ogen kijken mee. Kleine zwarte ogen. Breek de muur, bewaak de stilte. Voor hen, voor ons, voor alles.

.

NEDERLANDS

ENGELS

I am worried about the increasing violence of sounds. It crashes stories and wonderment. And that ’s what we need to see what is of value. Here I stand as a silent activist.

Met elkaar voor Moeder Aarde

Ik denk aan jullie!

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

De dagen worden korter, nog even en de zonnewende maakt de wereld weer lichter. Dat schept hoop. Dat hebben we nodig, hoop en licht. Anders groeit er niks. Ik heb er veel van, hoop. Het gloeit zachtjes in het donker. De duisternis kan me niet deprimeren. Ik ga vroeg naar bed en slaap als een roos.

Ik word wakker. Het is nog donker. Voor het eerst in mijn leven ben ik elke ochtend vroeg, dit hele jaar al. Ik heb het altijd al gewild en nu kan ik het. In de zomer, toen het vroeg licht was, toen begon het. Maar nu is het winter en het gaat nog steeds door. De ochtend is jong en vol herfstige verwachtingen. Ik open de klamboe die als een kleine tent om mijn hangmat hangt en druk op het lichtknopje. De wekker op het nachtkastje wijst half zeven aan. Ik doe het licht weer uit en kruip er weer in. Een tijdloze ruimte omarmt mij. Hier in mijn warme hol, daar ontstaat het. Ik mijmer over voedsel. Dat het spaak loopt met de voedselhandel. Die ligt in handen van vier multinationals. De nood wordt hoger om kleinschalig te gaan werken. Maar hoe dringend het is, dat zal de geschiedenis vertellen als het voorbij is. Ik ben maar een klein figuurtje in de eindeloze tijd van het bestaan. Klein, geduldig en opgewekt.

.

.

Alleen lig ik in mijn hangmat, alleen sta ik met mijn handen in de aarde. Ik plant en mulch en volg het groeien. Alleen ben ik en toch samen. Ik weet van de anderen, ieder op zijn eigen plek. Klarien, Marin, mijn vrienden van Frijlan, Fransjan, Estella, Manon, Linder en Alex…. en natuurlijk de mensen van de Vlierhof, waar ik zo graag kom met Dieuwke. Er zijn nog vele anderen. Ik denk aan ze, één voor één. Zelden ontmoeten we elkaar, want ieder is druk met zijn of haar eigen plek. Allemaal zorgen we voor moeder Aarde en zijn we bezig met een andere manier om voedsel te verbouwen. We kijken naar de natuur en volgen haar wondere wegen. We inspireren anderen of geven les. Ik ben niet de enige die in het donker ligt te peinzen. Ik glimlach en spring over naar een andere gedachte. Waar zal ik de perenbomen vandaag neerzetten? De gedachte kabbelt weg op de stroom, om later weer terug te keren. Ochtendmijmeringen gaan hun eigen gang. Ik geef me er graag aan over. Maar de zon komt op, het wordt tijd om te kiezen. Ik loop in gedachten naar de voedseltuin. Die tuin ligt helemaal in het begin van het Verhalenpad. Ik zie precies de plek waar ze moeten komen, iets hoger, tegen de bult aan, het noordwesten van de tuin. Het hele jaar heb ik die plek bedekt met een dik bed van riet. Er groeit geen gras meer. Vele beestjes hebben eronder hun gangen gemaakt, zodat de grond los is. Daar gaat de spa de grond in, vandaag nog. De peren krijgen hun plek.

Ik luister naar de geluiden. Zacht spettert de regen op het dak. Mooi weer om te planten. Tevreden en stil wacht ik op het teken. Ik wacht tot ik ze hoor. Hun ratelende roep in de schemering. “Hier ben ik!” Roepen ze. “Waar ben jij?” Langzaam wordt het licht. Als zij eruit gaan, ga ik ook: De winterkoninkjes.

Ik klim uit mijn hangmat en stap naar buiten. Het is daar een stuk kouder dan binnen. De warmte is mooi blijven hangen in mijn kleine huis. Het gras is nat van de regen. Een felrode zonnegloed hangt boven de horizon. Ik blijf een poos staan kijken. De rest van de lucht is bedekt met een loodgrijze deken. Dan loop ik verder, op mijn klompen door het witte straatzand, dat in lage bulten bij mijn woonwagen ligt. Het zijn de eerste voorbereidingen voor de plantenkas. Het fundament heb ik de afgelopen weken gelegd, vele kruiwagens zand waren nodig om de stenen hun plek te geven. Het zand was zwaar maar de stenen waren nog veel zwaarder. Het was een grote vrachtauto die ze bracht. Die moest helemaal het kleine weggetje af, twee kilometer lang, en dan keren en weer terug. Maar het is gelukt en toen kon het feest beginnen. Een vloer leggen in wildverband. Er waren joekels bij van wel veertig kilo. Hoe doe je dat? Samen met Dick liet ik de enorme tegels zakken met sterke dunne spanbanden. Elke tegel kwam precies op zijn plek. Een strakke vloer is geworden. Het solide podium toont nu een zwart geschilderd aluminium frame. Het fundament van de plantenkas. Hierop bouwen we voort. Vanuit mijn achterdeur kijk ik er straks op uit. Hoe vaak heb ik me dat inmiddels voorgesteld!

Een kas van tien vierkante meter. Hier zal ik planten opkweken voor ze de koude grond in gaan. Er komt een kleine zithoek. Laat die belangrijke lui maar in hun sop gaarkoken, met hun grote zaken, die alleen om geld gaan. Wij maken er wat moois van, met elkaar! Ik weet dat jullie er zijn!

.

Adendum: De jonge enthousiase boer Sjoerd met zijn permacultuur, Boer Leen van het Marlanner kaashuis, Boer Gerrit en Petra Jukema uit het hoge noorden, Doetie van de geiten, Monique van Jouw Dagelijkse kost, mijn oude vrienden van Vereniging Hoge weide in Utrecht, Thomas en Martijn uit Amsterdam, Caroline uit Wales die zo lekker kookt, Leo en Juriaan met hart voor heggen en bomen, Annemarie van Natuurouders, Frodo van de oerbacterie, Wobby die van wanten weet, de poëtische Jalf en Reinnetta uit Aalten, Marten de boer die strijdt voor bloeiende bermen, net als Margaretha. Helder van de Wilde Wei die nu in Zuid Amerika is, maar ook mijn oude buurvrouw uit Haghorst die ik nooit meer heb gezien met haar vogelland en mijn vader van 93 die nog altijd in de tuin werkt. En natuurlijk Corrie en Dorothé als trouwe aardeminnende volgers. Als ik je vergeten ben, meld je maar! Dan zet ik je erbij.

NEDERLANDS:

ENGELS:

We need to grow food on a small scale and include nature. I create a place for food and animals and think of all the people who work on it. Together we stand for Mother Earth.

Het raadsel van qi en de slijmzwam (The riddle of qi and the slimemold)

.

Raadselen die overal doorheen gaan, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Raadselen boeien. Mysteries maken nieuwsgierig. Van de week zag ik een polletje gras, met sneeuw erop. Hé dacht ik, dat kan niet. Er ligt geen sneeuw. Ik liep erheen en raakte het aan met mijn vinger. Het kleefde. En nu ik er met mijn neus bovenop stond, zag ik dat de substantie een wat hoekige structuur had. Wat later vertelden ze me dat het de grote kalkzwam was, een slijmzwam. Slijmzwammen zijn een buitengewoon boeiend raadsel. Ze bestaan uit een hele massa organismen, die zich als één wezen gedragen. Het kruipt langzaam voort en het vindt zijn weg door miniscule gaatjes, als je het in een doosje stopt. Hoe kan een kwakje drab zo intelligent zijn! Raadselen gaan overal dwars doorheen, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk. De oude gedachten van o.a. Lao Tze trachtten dat weefwerk te doorzien. Hij bekeek de schepping bekeek vanuit een heel andere tijd en cultuur dan de onze. Daarover heb ik mij ook enorm verbaasd.

Ik denk dat ik vijftien was, toen ik voor het eerst de Chinese I Tjing in handen kreeg. Ik ging er meteen mee naar de vriendin, met wie ik graag filosofeerde over het leven. Het eeuwenoude boek doorziet de wegen die onze energie gaat en schetst beelden als oorzaak en gevolg. Het is ontstaan in een andere tijd, in een land met andere maatschappelijke verhoudingen. Toch is het nog steeds goed te vatten en dat vond ik toen ook. Voor ons bevatte het een raadselachtige magie, die in ons schoolse leven vrijwel ontbrak. Hoe kon het dat een paar muntjes precies het juiste antwoord gaven? Eens stelden we de vraag: “Is het waar wat dit boek ons zegt?” We schrokken van het antwoord. “Je moet de meester niet onnodig lastigvallen”, was de uitkomst. We hadden vanaf dat moment geen enkele twijfel meer dat dit boek op één of andere manier werkte. Bovendien, er waren wijzere mensen mee bezig geweest dan wij, domme kinderen. In het lange voorwoord stond een heel verhaal van de grondlegger van de analytische psychologie, Carl Jung. Het ging over synchroniciteit. Ik las graag over Jung en hield van zijn boek over de mens en zijn symbolen.
Ook toen ik ouder werd, verdiepte ik mij in andere levenswijzen en religies. Ik las soms van Tagore, een Indische dichter en filosoof die in de hele natuur het goddelijke zag. Ik geloofde niet in een God die als een vader in de hemel was, los van de aarde en de schepping, voor mij was alles verweven. Tijdens een godsdienstles heb ik daar over gesproken. De docent keek me ontsteld aan. “Maar wij zijn Christenen!” riep hij. Ik zat ten slotte op een Christelijke school. Soms brengen mensen elkaar boodschappen die compleet uit een andere wereld komen. Zo ging dat ook in de zeventiende eeuw. Maar dan andersom.

In de zeventiende eeuw brachten jezuïtische missionarissen de nieuwe Europese wetenschap naar China. De Chinese geletterden waren geïntrigeerd en uitermate verheugd om ideeën te kunnen bestuderen als de relatieve posities van de hemellichamen, de fasen van Venus en het bestaan van het primum mobile – ideeën die in Europa eerst grote opschudding hadden veroorzaakt. Maar ze stonden versteld van het idee dat een god ingekapseld zat in een tiende onbeweeglijk hemel aan de buitenrand van de kosmos. Waarom zou de godheid, die de jezuïeten de “Heer van de Schepping’ noemden, er genoegen mee nemen om zich te beperken tot een klein deel van het universum dat hij had geschapen? De confucianistische geleerde FangYizhi (1611 -1671) concludeerde dat men in het Westen was gespecialiseerd in materieel onderzoek, maar gebrekkig in het begrijpen van de oorspronkelijke kracht. Qi. De essentie van het zijn, die duistere en samenbindende lagen van mysteries.

Dit lees ik in het boek “Heilige natuur” van Karen Armstrong. In de zeventiende eeuw verdween de magie, de mythe. De logica won en dit ging drie eeuwen door, schrijft ze. Ook een ander schreef hierover, vanuit een heel andere hoek, de bosbouw. Het kan niet anders, of een man van de natuur weet iets van onnoembare energie, die alles doordringt. Le Clerq schrijft dit in zijn boek, 1943 , Boomspiegel voor de wandelaar:

Er zal wel niemand zijn die zou willen betwisten dat de negentiende eeuw de eeuw der grote ontdekkingen is geweest. De wetenschap is in die honderd jaar meer vooruitgegaan dan in de vierduizend jaren die eraan voorafgingen. Deze snelle ontwikkeling heeft een enorme invloed gehad op ons gehele leven, en zij gaat nog steeds in onverminderd tempo verder. (.) De grote vlucht, welke de natuurwetenschappen namen, deed bij velen het idee ontstaan, dat zij er nu ook alles van wisten. Hoe knapper de mensen werden, hoe eigenwijzer. Inderdaad, men werd erg knap in scheikunde, geologie, mineralogie en allerlei andere wetenschappen. Maar men vergat, dat de eigenlijke levensfuncties van de planten nog nagenoeg geheel onbekend terrein waren. De knapheidswaan was echter zo sterk, dat men zonder dralen de bossen te lijf ging, gewapend met de pas verworven en ten dele nog zeer onrijpe kennis. Bosbouw werd een rekensom. En voor een bedrijf, dat zo op de natuur is aangewezen, is dat zeer gevaarlijk.

Hoe knapper hoe eigenwijzer, zegt le Clerq. Hadden de wetenschappers ook maar naar de Chinezen geluisterd. De knapheidswaan is tot in onze tijd doorgeschoten. Dat is ernstig. Pas in onze tijd leren we heel langzaam, hoe weinig we weten. En dat alles samenhangt, dat er een onderaards internet is, dat het plantenleven met elkaar verbindt. Dat het niet alleen maar strijd om het bestaan is met enkel afgescheidenheid. Het raadsel ligt in de verbinding. De slijmzwam is het meest extreme voorbeeld. Hoe kan een groep eencellige wezens zich als één intelligent organisme gedragen! Daar kunnen wij nog wat van leren. Met vele eindeloze discussies zijn we nog geen stap verder gekomen. Kijk naar de slijmzwam en leer hoe te gaan. Snel gaat het niet, maar dat is niet erg.

.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

How can a group of single-celled creatures behave like one intelligent organism! We can learn something from that. With many endless discussions we have not gotten any further. Look at the slime mold and learn how to go. It’s not fast, but that’s okay.

.

Van hoever komen we (From where do we come)

.

.

De bult voor ik begon te planten, gemaakt met grond die niet van ver kwam. Zo hoort het.
Wat er is, dat is er en dat scheelt een hoop heen en weer gedoe. Hoe lang
doen we dat al? Hakken, graven en slepen, overal en ergens?

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik heb een jonge walnootboom in mijn hand. Hij is geënt. Het is een bijzonder exemplaar, dit boompje wordt niet hoger dan drie meter en geeft binnen een paar jaar al aardig wat bloesems en noten. Dit soort boompjes, daar moet je naar zoeken en ik schep daar plezier in. Hij komt tussen allerlei wilde, kleine bomen in te staan en inheemse struiken als rozenbottel, hazelaar, els en lijsterbes. Langzaam maar zeker groeit hier een paradijs.

Ik loop over het smalle pad op de lange bult, op zoek naar een goede plek. De notenbomen moeten hoog staan, dan doen ze het veel beter. En dit is niet de enige, ik heb er nog acht. Die moeten hier allemaal worden geplant. Dat is wel een heel werk, want er staat veel riet. Dat wil ik diep weghakken, rond de boom. Dat riet is hier niet zomaar gekomen. De grond van de bult komt namelijk uit de sloot. Op een dag moest die worden verbreed en boer Jochum vond het niet nodig om de grond af te voeren. “Leg maar op de kant neer, dat kan nog van pas komen!” zei hij. Dat werd dus deze lange bult, van meer dan honderd meter. Wat dichtbij te vinden is, hoef je niet van elders te halen. Zo hoort het te zijn. Maar o, wat zijn we afgedwaald. Er wordt veel onnodig heen en weer gesleept. Het meeste komt van ver. En hoelang is dat al bezig!

Eeuwenlang heeft Europa de hele wereld naar zich toegetrokken uit eigenbelang. Na de Middeleeuwen groeide de bevolking snel. Overal werd lukraak hout gekapt, voor huizen, schuren en brandhout. Er werden schepen gebouwd en de VOC werd opgericht. Rijke landen voeren uit om andere continenten te koloniseren. Er kwam koffie en nootmuskaat en suiker. Voor het vele werk werden slaven geronseld. Het bracht schatkisten vol geld op, voor grotere huizen met prachtige versieringen om mee te pronken. Perfect aangelegde parken met exotische planten, alles voor de welgestelde Europeaan. Steeds grotere haarden kwamen er, omdat ze ook als lichtbron dienden. Je zag dat bij arm en rijk. Er werd turf gestookt, steenkool, maar ook hout. Tijdens lange winteravonden werd bij de haard gelezen, gesponnen en gebreid door de mannen. Er werden netten geknoopt en manden gevlochten. Het hout vloog er doorheen. Het bouwen van schepen en schuren hield ook niet op. Nederland werd kaler en kaler. Landgenoten voeren de oceanen op, overal naartoe. Er werd gekapt en gekapt. Aan herbebossing deed men niet.

.

.

In 1850 was er nog 1 procent bos over. Toen Zocher in Utrecht het singelpark ontwierp, waren bomen in de wijde omtrek zeldzaam. Alleen parken en landgoederen hadden nog bossen, zoals Amelisweerd, zulke heren zorgden in Nederland goed voor hun bomen, dat gelukkig wèl. Maar verder, hoelang is ons volkje al bezig de omgeving op te consumeren en naar de hand te zetten? Nederlanders staan ver van de natuur af. Het is leuk om doorheen te rijden, op vakantie. Maar wilde natuur is eng. Het bijt, het kruipt, het schimmelt. Het is giftig, het kriebelt en maakt rommel. Tegelijkertijd telt Nederland de meeste mensen die doneren aan natuurorganisaties. Daar heeft David Attenborough hoog van opgegeven. Nederlanders zijn geweldig met natuur, vond hij. Wist hij veel. Hij keek alleen naar de cijfers. Maar ik heb mijn twijfels bij grote natuurorganisaties. Ze bestaan al decennia, en zijn opgericht toen men besefte dat het fout ging. Maar natuur hoort deel van ons leven te zijn, niet iets buiten jezelf waar je aan moet doneren om het in stand te houden. Dat maakt het alleen maar erger.

Als ik besef hoelang de afscheiding van de natuur al bezig is, hoeveel moeten we dan nog doen terug te komen? De uitdijende beweging moet stoppen. Maar de schepen zijn alleen maar gegroeid. Ze zijn allang niet meer van hout en er staan nu duizenden containers op, die continue de zeeën doorkruisen. De houten schuren van ooit zijn gigantische metalen blokkendozen geworden, soms wel honderden meters lang. We strekken onze armen ver uit om te pakken wat we nodig hebben en alles moet worden opgeslagen en en heen en weer gedragen. Ecosystemen gaan eraan kapot.

.

.

Ik zet mijn schep in de grond. De boom krijgt een mooi plekje, tussen de meidoorns in. Verderop staan een stel berken. Ik werk om het terug te krijgen. Dat wat ik nodig heb, dichtbij is. Klein en eenvoudig leven is niet alleen romantiek. Het is noodzaak. Wat er is, dat is er. Als je er niet voor weg hoeft, dan doe je dat niet. Ik ben blij dat Jochum de grond hier heeft laten liggen, die uit de sloot kwam. Dat scheelt heel wat vrachtwagens vol aarde die niet heen en weer hoeven. Het scheelt veel gedoe en verspilde brandstof. Er ligt werk voor mij. Dat kost tijd. En dat hebben we nodig. Tijd. Met mijn klomp trap ik de spade de harde grond in. Morgen gaat het regenen.

.

“Sjoch werom om troch te gean.”

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

I’m planting one of my many trees. I work to get it back. Back what we lost.That takes time. How long has that been going on, this cutting of trees without any care, this dragging around from here to there?

.

.

De bult, nu.

.

.

Bronnen: Historamarond1900.nl
Bomenspiegel voor de wandelaar 1949 W.l. Le Clerq
Restauration refugees, Dowie.

.

.