Het is ochtend. Ik slaap nog half en hoor geluiden die van buiten komen. Een vrachtwagen rijdt achteruit en laat daarbij de eerste twee noten horen van een bekend pianostuk. Ik moet altijd aan „Für Elise” denken als ik het hoor. Roepende mannenstemmen. Het licht dat door de witte gordijnen komt is nog schaars, maar het belooft een heldere dag te worden. Gewoonlijk verheug ik me daarop, want op een zonnige dag kun je zoveel doen. Maar vandaag is het anders. Ik spits mijn oren. Zijn ze met de loods bezig? De fundamenten lagen jarenlang vergeten in het veld. Het leek er nooit van te komen, die loods, en ik hoopte dat het ook nog lang zou duren voor hij er kwam.
Ik sta op en schuif het gordijn opzij om te kijken. Ik zie mijn vermoedens bevestigd. Drie mannen zijn aan het werk. Ik kan er makkelijk overheen kijken, over de schutting. Een grote kraan houdt een enorm stalen spant in de lucht, en als je het zo ziet lijkt de schuur een behoorlijke omvang te krijgen. Als ik straks naar buiten kijk zie ik een deel van de lucht niet meer, net het mooiste stukje boven de bomenrand. Het weilandje zie ik dan ook niet, met het oude paard en de ezel. En ook de windkering er achter is dan voor een deel buiten zicht, met alle bomen en struiken. Ik vind het leuk om naar de roeken en de buizerds te kijken. Ze zijn met een hele groep, die roeken en ze zitten vaak in de uiterste hoek van het terrein, waar nooit of zelden iemand komt. Soms zit één van de buizerds er ook, en hebben ze trammelant. Ik zie hoe de buizerd eigenwijs op een takje blijft zitten terwijl de roeken in duikvlucht over hem heen scheren. Ze kunnen een hoop herrie maken, met zijn allen. Dat alles kan ik dan niet meer zien vanaf hier, alleen horen vermoed ik.
Ik loop naar buiten om te controleren of dat klopt. Ik kijk over het hek, waar de laatste spant van de schuur moet komen. Ik zie dat er nog één spant bij moet komen. Met die wetenschap loop ik terug naar mijn wagen en ga recht voor het vensterglas staan. Ik ontdek dat als ik op één plek voor het raam ga staan, ik de buizerd in de hoek net kan zien. Het andere deel van het uitzicht wordt bepaald door een rij coniferen, met een afstervende kersenboom ernaast. Ik heb er vetbollen in gehangen, en daar komen heel veel vogeltjes op af. De pauw eet vaak de restjes op die eronder liggen. Ik kijk er graag naar. Er is altijd wel íets te zien. Maar ik ben toch niet echt blij met de loods.
Ik kan om een andere plek vragen voor mijn wagen, een plek waar ik de grote schuur niet zie. Zo’n privilege krijg ik waarschijnlijk alleen als vaste kampeerder. Ben ik dat? Ik ben me gaan hechten aan deze plek, maar ik besef dat dit niet mijn eindstation is. Ik weet het niet hoelang ik hier blijf. Ik wil eerst mijn spullen een plekje geven. Daarna wordt het zoetjes aan tijd om te gaan, heb ik steeds gedacht. Maar ik weet nog steeds niet waarheen. Als ik op reis ga, dan wordt alles weer anders. Geen pauw meer, die eenmaal per dag voor mijn deur kattenbrokjes komt vragen, en ook geen zwijntje meer, dat ik mijn voorraad tamme kastanjes opvoer. Ik hou ook van de schapen die me aanstaren en met zijn allen gaan blaten als ik over het terrein loop. Het zijn allemaal dieren en geluiden waar ik in korte tijd aan gehecht ben geraakt. Ik weet niet hoelang ik nog bij ze ben. Ik besef de tijdelijkheid van alles.
Twee dagen loop ik zo rond met de vraag “Wat nu”. De eigenaar van het terrein wil me graag als vaste kampeerder en wil me een nieuw jaarcontract geven. Dat geeft op dit moment een goede basis, besluit ik. Het geeft rust. Ik kan mijn wagen het beste laten staan, besef ik. Ik moet nu niet aan reizen denken, en de enorme voorbereiding die het kost, met een woonwagen achter je aan. Zeker met zo’n zware juf als de mijne. Hoe meer ik me in er in verdiep, hoe meer ik besef dat het niet niks is, om met zo’n lomp gevaarte achter je aan op de weg te rijden. Ik besluit om het hele reisidee voorlopig te laten voor wat het is. Eerst zal ik helpen om deze plek, waar ik nu ben, mooier te maken, te laten bloeien.
Soms is het goed dat er een streep door je uitzicht wordt getrokken. Zo kom je tot andere gedachten, en word je ertoe gezet om te bedenken wat echt belangrijk is. Voor dit moment weet ik het. Laat het nieuwe jaar maar komen.
Ps: De rij coniferen heb ik in de twee jaar hierna stukje bij beetje verwijderd. De omringende planten en bomen zijn er een stuk van opgeknapt en het uitzicht is veel beter geworden. Ik moest er voor de boom in, om het zorgvuldig te doen. Klimmen en klauteren is voor mij een groot plezier, zeker als het een doel dient.