Het roert zich rond de lege pannen

Ik was bij de demonstratie voor Gaza in Leeuwarden.

.

.

Ze zit op de stenen rand die het grasveld afbakent, voor het station van Leeuwarden. Bij de twee grote witte kinderhoofden is het druk. Dit is het beginpunt van de demonstratie voor Gaza. Ik ken haar wel, Ina is er bij elke demonstratie. Ik zie haar, maar groet niet, want ik ben geconcentreerd op de pan in mijn handen. “Neem lege pannen mee,” stond aangekondigd. Lege pannen voor Gaza, waar schonkige vaders voor hun hongerige kinderen het leven wagen, alleen maar om voedsel te bemachtigen. Waar tientallen vrachtwagens vol voedsel van hardwerkende hulporganisaties geen toegang krijgen. Waar mensen worden doodgeschoten als ze een zak meel proberen te bemachtigen op de locaties die daarvoor bedoeld zijn. En dit wordt nog steeds getolereerd door de huidige politiek. Daarom zit zij daar, tussen vele anderen, Ina. Heeft zij ook een lege pan? Ik zie niets. Weinig pannen zie ik. Of ja toch, hier en daar zie ik er eentje uitsteken in een tas, met een pollepel erbij. Een pan als slaginstrument. Samen herrie maken voor Gaza. Een demonstratie is ook een moment om moed te verzamelen, energie op te trommelen, gelijkgestemden te ontmoeten. Ik loop van de ene kant naar de andere. Ik kijk naar het voorbijgaande verkeer en laat uitdrukkingsloos mijn lege pan zien. Ik heb geen pollepel mee. Mijn pan is gewoon leeg. Ik weet niet of ze het snappen, de automobilisten als er geen spandoek naast staat. Uiteindelijk loop ik naar Ina toe. Ze kijkt verrast als ze me ziet. “Hoe is het? Met mij niet zo best. Ik denk heel veel aan Gaza. Elke dag. Ik word er neerslachtig van,” zegt ze. “Maar ik heb een vlag opgehangen van Palestina, aan mijn voorgevel.” Ik begrijp het: “Dan laat je nog steeds zien waar je voor staat, terwijl je ondertussen ook aan andere dingen kan denken.” Ze knikt. Ik kijk even stil voor me uit en zeg dan dat ik weer verder ga. Ik wil verder niet meer praten en ook geen lawaai maken. Dat doen de anderen al. Bij mij zal de stilte spreken, stilte tussen de vele stemmen. De lege pan in mijn hand moet het vertellen.
We vertrekken. Langzaam stappen we voort, ik loop naast een spandoek over de uithongering. De voorspreker roept door de megafoon. “Dertigduizend kinderen dood! Israël pleegt kindermoord! Nederland financiert!” Bij elke stap dringt het dieper door. Ze hebben dit goed voorbereid. Ik zie hoe anderen blij worden, dat ze niet alleen staan met hun verdriet en afkeer over de huidige koers. Ze trommelen er flink op los, met hun pollepels en deksels. Maar de woorden hameren er bij mij hard in, versterkt door de stille zwijgende houding waar ik voor koos. Ik vang de zinnen in mijn lege pan, die zwaarder wordt. Een fotograaf ziet het. Hij kijkt naar mijn gezicht, hurkt op zijn knieën en maakt een foto.

We lopen de hele binnenstad door, en als we in het park zijn lopen we rond de vijver bij de Prinsentuin. Hier zie ik pas goed hoe lang de stoet is, ik zie het einde niet eens. Het lijkt wel of er onderweg steeds meer mensen bijgekomen zijn. De tocht leidt ondertussen terug naar de binnenstad. Ik kijk naar anderen die aan de kant staan, ze stoppen en kijken, eerst verkennend naar de reden, dan verschijnt er een nadenkende blik. Soms is er een glimp van respect of een glimlach. Er zijn er ook die keihard doorlopen, tegen je aanstoten in het voorbijgaan, alsof ze kwaad zijn dat er alweer een demonstratie de weg blokkeert. Een keurig opgemaakte Indische dame haalt minzaam haar wenkbrauwen op, wanneer ze het lawaaierige zootje passeert. Maar die reactie is veruit in de minderheid. Meer dan tachtig procent van de bevolking is het ermee eens, weten we inmiddels. De moordpartij in Gaza moet stoppen.

Over de hele wereld groeit de verontwaardiging. Dit is de herhaling van WO2. En de politiek gedraagt zich lomp en onverschillig. Onverdraaglijk is dat.
Maar terwijl ik door de stad loop zie ik ook iets heel anders. Iets kleins wat me verheugt. Er is niemand die er op let. Maar ik zie het in de perken, tussen de velden klaver bij het station, en tussen de huizen. Bloemen zie ik met rondzoemende hommels, steeds meer bloemen en steeds meer hommels. Zoemende bloemen laten bij mij iets trillen. Het geluk dat ik hierdoor oogst, zet ik in voor hen, die op plekken leven zonder bloemen, zonder hommels. Ik begrijp nu dat dit het is, waardoor ik door kan gaan. Het gezoem is een energiebron die nooit stopt. Leven maakt licht en alleen een vrolijk hart brengt genezing. Waar las ik dat ook alweer? We lopen langs de gracht, waar net een rondvaartboot voorbijgaat. De gids stopt met spreken en kijkt omhoog. We komen bij de Waag. De demonstratie is ten einde. Iedereen gaat in een kring om de spreker staan, behalve ik. Ik sta nog steeds met mijn gezicht naar buiten gekeerd, naar de anderen. Mensen wandelen door, zoeken vertier bij terrasjes en winkels. Doodstil sta ik, met in mijn handen de lege pan. In Gaza is een holocaust aan de gang. Hier sta ik en ik kan niet anders.

Een eind verderop zit een man op een bankje, een man met een baard. Hij kijkt terug. Minutenlang.

.

.

Gelijkheid en rechtvaardigheid

Oprechte aandacht voor iedereen. Ook voor journalisten.

.

.

Zaterdag 22 maart liep ik naast een verslaggeefster van de Trouw. Het was tijdens de demonstratie in Amsterdam, tegen  rascisme en fascisme en zoals ik het zelf noem,  voor gelijkheid en rechtvaardigheid. Het was een plezier om haar geinterresseerde vragen te beantwoorden. Zelf schrijf ik ook.  Als schrijver doe je je best om op eigen wijze iets duidelijk te maken. Ook journalisten als zij doen dat, zij geven hun verslag zo objectief mogelijk maar toch op hun manier.  Elk mens zal dat anders doen. Daarom zeg ik dit:  het woord “mainstreammedia” is een vreemd woord en het spijt me het steeds vaker te horen. Het spijt me ook te horen dat een journalist als zij steeds vaker met wantrouwen bekeken wordt. “Tien jaar geleden was het nog heel anders”, zegt ze met een gepijnigde blik. “Gelukkig is er in deze demonstratie meer bereidheid om iets te vertellen”  zegt ze dan.

Mainstream bestaat niet.  De schrijvers zijn allemaal afzonderlijke mensen die hun vak uitoefenen. Niet iedereen vindt dezelfde dingen belangrijk. Dat is nou eenmaal zo.  Maar je kunt om te beginnen  gewoon luisteren naar wat iemand je wil vragen. Dan kun je daarna altijd nog beslissen of je antwoord geeft. Je zal zien: wat je van die ander denkt klopt vaker niet dan wel. Journalist of niet. Er zijn wel eens mensen die erop uit zijn om je voor gek te zetten. Dat is rot. Maar daar gaat het nu niet over.

Ik vraag nu de aandacht voor dit nieuwe, half engelse woord: “mainstreammedia”. Ik hoop dat het uitsterft. Ik pleit voor oprechte aandacht, voor elk mens afzonderlijk. Ook voor journalisten.

Deze foto is gemaakt door Irma Abelskamp.

.

Een van de hoofdreacteuren van de Trouw, Karel Smouter,  gaf zijn reactie:

Het is mij uit het hart gegrepen, je oproep. Deze term wordt gebruikt als een verdachtmaking.

Op pad voor een eerlijke wereld

Een ander verhaal

Demonstratie TTIP kf-10-10-15 001

.

Buiten tjilpen vinken. Binnen brandt de kachel op een paar kleine houtjes. De lucht is grijs en slaperig. Het eenvoudige leven dat ik leid, is ver genoeg van de bewoonde wereld om alles te kunnen vergeten. Maar dat laat ik niet toe. Ik wil wakker blijven, vooral nu. De stilte maakt mijn hoofd helder.
Tegen de muur geleund, naast de bedbank, staat een bord. Een soort spandoek is het, met een stok eraan. “Share and Care” staat er op, in mooie zwarte letters. Het bord heeft diverse demonstraties meegemaakt. Hij is in Kopenhagen geweest in 2009, tijdens de klimaattop. En ik had hem bij me op de Dam, tijdens een solidariteitsdemonstratie voor Egypte. De tekst klopt altijd. Ook nu, want zaterdag is het weer zover. Dan blaas ik het stof eraf. De Tibetaanse gebedsvlaggetjes die ik eraan vastmaakte, zullen weer wapperen in de wind. Ik zal er bij zijn. De demonstratie tegen TTIP. Een monsterlijk groot vrijhandelsverdrag tussen Europa en de VS.
Dit verdrag gaat niet over kosten van invoer. Die barrières zijn allang verdwenen. Het gaat om macht, om de kleine lettertjes die onder het verdrag staan. Lettertjes die pas op het laatst genoemd worden, aan het einde van de onderhandelingen. Snel, mompelend, zoals mijn hongerige oom het Onze Vader bad, voor hij zijn bord dampende aardappels verorberde. Die lettertjes zijn het, waarmee geld verdiend wordt, waarmee de Multinationals hun onverzadigbare honger willen loslaten op talloze landen ter wereld. Grondstoffen, olie, gas. Daar gaat het om. En nu gaat het om ons.

Toen de westerse landen hun koloniën kwijtraakten, zagen ze langzaam hun bezittingen verdwijnen. Het land eiste zijn bezit terug, er volgden onteigeningen. Om dit proces tegen te gaan, werd iets nieuws bedacht. Iets heel slims. Een manier om volkomen legaal hun bezit op te eisen zonder dat er wapens en legers nodig zouden zijn.
Het werkt zo. Onder het mom van diplomatieke goodwill, bezoeken westerse landen hun koloniën. Een gelegenheid met veel glimlachjes, uitwisseling van traditionele gerechten en ceremoniën en handen schudden. Het tekenen van een vriendschapsverdrag volgt. Ondertussen zit het addertje al hebberig te loeren, daar onder het gras. En als alles in kannen en kruiken lijkt te zijn, en de feestelijkheden zijn voorbij, dan komt het eruit. Het addertje wordt een vraatzuchtig monster, dat eist en nog meer eist. Hoe kan dat?
Investeerders Staat Arbitrage. Dat is de Nederlandse vertaling er voor. De multinational is de aanklager. Ze willen iets hebben en ze mogen hun gang niet gaan. Olie, gas of andere kostbare grondstoffen. Ze mogen niet, want het land dreigt te verzakken, of een rivier zal overstromen als er geboord wordt. De mensen van het land en de Overheid, zijn er over eens, het kan echt niet. Maar dan komt het. Het bedrijf eist een schadevergoeding. Drie advocaten spreken recht over de zaak. Eentje voor het bedrijf, een tweede voor het land in kwestie, en dan nog een derde die gekozen wordt door de Wereldbank. De Wereldbank is erg Amerikaans van karakter, dus eigenlijk is het twee tegen één, begrijp ik. Het onderonsje vindt plaats achter gesloten deuren in een achterkamertje van de Wereldbank. Hier worden keuzes gemaakt die gaan over miljarden aan belastinggeld.

Met de ISDS clausule kan een bedrijf overheden aanklagen als ze zich gedwarsboomd voelen. Groningers kunnen de grond in zakken. Als de regering de mensen steunt en de gaskraan dicht draait, dan kunnen ze een miljardenclaim verwachten. Dus zullen ze hier bij alle beslissingen rekening mee houden. Veel landen ondertekenden al een verdrag met deze clausule. Nederland verdient er zelf óók aan. Vooral door handelsverdragen aan de andere kant van de evenaar. Die landen hebben spijt als haren op hun hoofd. Nu wil Europa dit verdrag zelf aangaan, met de VS. Zo kunnen grote Europese bedrijven zich in Amerika gedragen als een Amerikaanse multinational. En  Amerikaanse multinationals zullen hìer hoog van de toren kunnen blazen. Regeringen zullen zich meer en meer gaan richten op deze buitenlandse bedrijven, uit angst voor schadeclaims. En wij, we kunnen fluiten naar een openlijke handel en eerlijk delen op eigen grond. Dokken, dat mogen we. Tenzij we de torens afbreken. Langzaam maar zeker. Samen met de natuur wellicht, waar niet mee valt te spotten.

Ik ga er heen, naar Amsterdam, zaterdag 10 oktober. Ik neem mijn sopranino mee, mijn allerkleinste fluitje. “Deel en zorg” zegt mijn spandoek. En op de achterkant schrijf ik: ISDS, NEE! Ik hoop dat er veel mensen meedoen.

.

2015

wILD 2015

.

“Klimaatverandering gaat veel sneller dan gedacht”, lees ik. In december is er een grote demonstratie in Parijs. Ik ga er heen. Je komt er de hele wereld tegen, erg boeiend. Opwekkende verhalen en heel tragische, alles is er. Kopenhagen was in elk geval onvergetelijk, tijdens de klimaattop in 2009. Mogelijk wordt het nog grootser, met nog meer mensen op de been. Maar hoe wild 2015 ook wordt, verder blijf ik rustig doorwerken, hier in het stille Haghorst.

Er zijn grote dingen nodig, maar dat kan niet worden waargemaakt zonder vele kleine stappen.

Ik heb mijn voetafdruk kunnen verkleinen tot wat op dit moment minimaal is. Het ging ineens snel, het opruimen, oude huis verkocht, en nu leef ik al ruim twee jaar in een kleine wagen met zuinige houtkachel. Ik gebruik stukken minder energie, minder water en mijn eetpatroon is versoberd. Het smaakt me des te beter. Op een voedzaam ontbijt werk ik verder, aan mijn eigen reiswagen. Havervlokken eet ik, geweekt in water want dat valt beter. Ik maak het lekker met kaneel, rozijnen, noten en pompoenpitten. Met dit ontbijt achter de kiezen voel ik met zo sterk als een beer en kan ik opgewekt aan het werk. Bouwen!
De nieuwe wagen, die ik zelf ontworpen heb, wordt een stuk kleiner en veel beter geïsoleerd. Als een warm nestje, een cocon, die me precies past. Als dit project klaar is, dan wil ik heel graag ervaring opdoen met muildieren. Het lijkt me niet alleen een groot plezier om zo te trekken, ik maak mezelf ook onafhankelijk van fossiele brandstoffen. Samen met hen loop ik daarheen waar de weg me leidt. Ik kan rondkijken en helpen waar nodig is. In de zomer zou ik betaalde trektochten kunnen aanbieden en onderweg kunnen we samen eetbare planten gaan zoeken.

Ik verdiep me in bouwen met natuurlijke materialen en in alle wonderen die de natuur ons te bieden heeft. Als ik eet uit de natuur hoef ik minder naar de winkel. Als ik toch iets nodig heb, ga ik naar kleine zelfstandigen uit de buurt. Haast bestaat niet. Hoe minder haast, hoe meer ruimte ik heb in mijn hoofd. Die ruimte heb ik nodig om al die nieuwe dingen te leren. Het is niet alleen hard nodig om het tij te keren, op deze wijze verlicht ook nog eens de geest. Spelenderwijs kunnen we zoveel bergen verzetten, dat kan geen enkel hoofd bedenken.

“Live as if you were to die tomorrow, learn as if you were to live forever,” zei Gandhi. Ik doe het met een opgewekt hart.

.

.

Tekening tweeduizendvijftien.

.

.

.

.

Een wereldwijde demonstratie

Het is zaterdagmiddag, in Wageningen. Ik heb mijn bord meegenomen, “Share and Care”, staat erop. Velen met mij zijn de straat op gegaan voor een wereldwijd protest. Geweldig. Honderd-duizenden mensen demonstreren tegelijk, vandaag. Is dat ooit eerder gebeurd, vraag ik me af. Het gaat om niets anders dan onze aarde, deze mars tegen Monsanto. Een bedrijf dat enorme macht heeft op de wereldmarkt. Een demonstratie tegen gif, tegen genetisch gemanipuleerde zaden. Dat is heel kort gezegd. Maar er is meer. Er kleven veel oneindig veel verhalen aan, meer dan ik ooit zou kunnen vertellen. Vooral heel veel leed. Maar er is veel in beweging!

Het is een flink eind lopen, vanuit Wageningen de stad uit. Ik kan het begin en het einde van de stoet niet zien. Het is een bonte optocht, mensen van jong tot oud, joelende roodharige vrouwen met bloemen in de haren, mannen met grote borden op hun blote schouders waarop een tekst staat over zaad. Kinderen plukken bloemen of slapen in een kinderwagen. Een lange stoet slingert langs een landelijke weg. Tot we bij een pand aankomen van Monsanto. Het staat met grote oranje letters op een fantasieloos, vierkant gebouw. De Universiteit van Wageningen werkt hier mee aan onderzoek. Dit is ons einddoel, en hier houden we halt.
Waar het terrein van Monsanto begint, daar leggen we onze bloemen neer, voor de doden. Doden die we niet kennen, en waar de meesten nooit van horen. Mensen die het slachtoffer werden van deze wereldmacht. Tijdens de hele tocht was het een chaos van geluiden, geroep van leuzen, en muziek, maar hier is het stil. Ik sta tussen de anderen en leg mijn boeket neer, dat ik onderweg heb geplukt. Boterbloemen, fluitekruid, heermoes en lange madelieven.
Ik denk aan de boeren, kleine boeren wereldwijd, die hun eigen traditionele landbouwmethodes moesten vergeten, om zaad van Monsanto, kunstmest en bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Ik denk aan de dwang die hier bij te pas komt, en de schat aan eeuwenoude kennis die verloren gaat in allerlei culturen. Monsanto zegt dat landbouw zonder chemische middelen elitair is. De geweldloze communicatie zegt, dat een oordeel meer over jezelf vertelt dan over de ander. Elitair? Ik vind het schrijnend. Boeren overal ter wereld betalen zich blauw aan investeringen. Zoals in India. Ze zien de eerste paar jaar een goede oogst, zoals beloofd. Maar al rap loopt de opbrengst terug. De veel te eenzijdige kunstmest werkt niet meer, de insecticide ook niet, het land degenereert en verliest zijn vruchtbare bodem. Veel kleine boeren kunnen de schulden niet terug betalen. Uit wanhoop en ellende maken velen een einde aan hun leven.
Dit gebeurt niet alleen in India of Afrika, ook in Nederland komt het voor dat boeren geen uitweg zien. Of in Amerika. Alleen de rijksten kunnen overleven, en kopen het land van kleine boeren op. Steeds grotere peperdure olieslurpende machines walsen over de aarde en transformeren haar tot een eenheidsworst zonder leven. Voor wie?

Elke plant, elk dier, elk mens heeft een eigen plek. De plek waar je in je element bent. Op natte zandgrond of in rotsachtige bergen. In de zompige klei aan de koele zee, of op een warme hoogvlakte. Als reiziger kun je je verwonderen over al die verschillen, en hoe uitbundig de natuur is met al haar gaven. Hoe hartelijk de mensen je kunnen onthalen met alles wat ze in huis hebben. Als één bedrijf patent heeft op de gehele voedselproductie, en al het zaad dat op grote schaal wordt verbouwd, dan verdwijnen al die soorten, dan is er geen thuis meer voor niets en niemand. Dan is er niets dat zijn eigen plek nog heeft. Inclusief de mensen zelf, met al hun kleuren, gewoontes en cultuur. De aarde kan niet zonder deze rijkdommen. Alles heeft elkaar nodig.
Wat er onder mensen wereldwijd in beroering is, is niet te overzien. Maar duizenden kleine initiatieven rijgen zich langzaam maar zeker aaneen. Het groeit uit tot een beweging die niet tegen te houden is. We zijn niet alleen, dat is zeker. En alles wat er is werkt mee. Ik ook. Vanuit mijn kleine wagen, tussen dooie akkers in Brabant.

http://youtu.be/Cux7S8M1gOQ

De foto aan de kop komt van de site van “Earth matters”