Een beter mens

.

Deze week deed ik een energie experiment. Ik heb keihard gewerkt, zonder adem te halen. Precies zoals veel politici het graag zien.

.

Het prille ochtendlicht kietelt als kwikzilver door de kier van het gordijn. Ik beweeg mijn heupen en schouders. Ik draai en wiebel wat heen en weer, voor ik zover ben dat ik het bed uit spring. Daar is moed voor nodig, want het is zo koud, dat mijn adem wolkjes maakt. Ik adem diep in en gooi resoluut de dekens opzij, om razendsnel zoveel mogelijk kleren over mijn pyjama heen te doen.
Vandaag doe ik alles anders dan normaal. Ik doe mijn oefeningen snel achter elkaar, zonder te bedenken wat ik vannacht gedroomd heb of naar buiten te kijken. Ik steek de kachel niet aan. Dan ontbijt ik maar met een deken om me heen.
Deze week ga ik als een speer. Dat is de bedoeling. Net als duizenden anderen maak ik deze week van mijn bezigheden een gesmeerde routine. Waarom? Omdat ik denk dat ik dan meer werk kan verzetten, misschien. Maar vooral omdat ik het lullig vind, dat ik op mijn gemak de dag begin, terwijl de rest van Nederland zich in het zweet werkt. Vandaag is het de vijfde dag, dat ik het zo doe.

Daar sta ik dan, om kwart voor negen in de ochtend, nog een beetje koud, moe en niet helemaal wakker, mijn blauwe klompen in het halfbevroren gras. Ik kijk naar mijn nieuwe wagen, mijn grote project, waar ik nu al drie jaar aan werk. Ik heb geen zin. En niet zomaar een beetje. Ik heb zelden zo tegen de dag opgezien. Ik kijk naar de kale kozijnen, die nog geschilderd moeten worden, het hobbelige dak. Wat een boel werk nog.

 

 

Ik kijk naar de binnenruimte, de glanzende vloerluiken, de geschilderde wanden.. Hoewel het rust uitstraalt en steeds mooier wordt, kijk ik ernaar met weerzin. Het is genoeg geweest. Ik houd het voor gezien, ik scheid er mee uit voor vandaag.

 

 

Mijn nieuwe huisje doet het maar even zonder mij. Ik ga vandaag helemaal niks doen. Met dit besluit loop ik terug naar de oude wagen. Binnen is het nog steeds koud en ongezellig. De zon is nog ijl en heeft te weinig kracht om mijn huisje te verwarmen. Ik hurk bij de kachel en maak een luchtig stapeltje van kleine houtjes. Ondertussen denk ik na, over mijn experiment. Ik doe het nu lang genoeg om het effect te merken. Ik werk van negen tot vijf. Acht uur werk, merk ik verrast op. Dat is precies evenveel als anders, als ik van elf tot zeven werk! Maar er is een groot verschil.

Gewoonlijk neem ik als éérste anderhalf uur de tijd om mijn oefeningen te doen. Als ik dat doe dan word ik van top tot teen wakker en ben ik één en al oor en oog. Maar hoewel de lente deze week is losgebarsten, heb ik er nu maar weinig van gezien. En om vijf uur ben ik te moe om er nog van te genieten. Bovendien moet er water worden gehaald en eten gekookt en de kachel moet worden aangemaakt. Dan heb ik geen tijd meer voor verwondering. En anders kan ik zo genieten, terwijl ik toch evenveel werk! Hoe kan dat?

De vlammen likken langs het blanke hout. Ik doe er een paar grotere blokken bij en sluit het deurtje. Het vuur knappert en de dag strekt zich uit in zalige tijdloosheid. Ik laat me achterover op de bank vallen en merk hoe moe ik eigenlijk ben.

Ik dacht dat ik meer zou presteren door hard werken en vroeg beginnen. Maar het is niets dan een idee, een idee over hoe het hoort in onze prestatiegerichte maatschappij. Alsof ik dan een beter mens ben. Nou, echt niet! Ik sla spijkers krom, snij me in mijn duim en ik heb geen inspiratie. Het allerergste is de weerzin die ik kweek. Zeker voor een langdurig project is dat dodelijk. Niet alleen voor de kwaliteit van het werk, maar ook voor mijn energie en levensplezier. Ik weet het nu zeker. In het vervolg begin ik gewoon weer om elf uur met bouwen.

Leven is ritme, als een gestadig kloppend hart, als de golven van de zee op het strand. Het is mìjn eigenwijze ritme, dansend op mijn harteklop geniet ik van wat er is en komt er iets moois uit mijn handen. Alleen zò wil ik leven. Ach… ik wist het toch eigenlijk al, is er niet een hele oude wijsheid, die zegt dat hardlopers doodlopers zijn?

 

 

Allemaal mensen die om zeven uur opstaan en keihard werken. Dit is waar de politiek nog altijd over praat, want het moet nog altijd beter dan hoe het is. Maar er is een bodem in de pot. Weten ze niet, dat het aantal burn-outs onder jonge mensen drastisch toeneemt?

Een natuurlijk levensritme gaat met de seizoenen mee. In de winter zijn de dagen korter en hebben we minder energie. In de donkerste maanden werkte ik maar drie uur per dag aan de nieuwe wagen, aan een erg ingewikkeld stuk.  Verder vul ik mijn tijd met winteractiviteiten als schrijven en tekenen en filmpjes maken. Dat ritme verandert met het licht mee. Nu het lente is heb ik er plezier in om lekker door te gaan zolang het licht is.

In deze prestatiegerichte maatschappij presteer ik op mijn eigen manier. Zo’n mooie woonwagen had ik nooit kunnen bouwen in een baan van negen tot vijf. Ik wilde dat iedereen de vrijheid kreeg om langs  kleine, vriendelijke paden te gaan om zijn of haar eigen levensritme en kwaliteiten te ontdekken.

https://www.gezondheidsplein.nl/dossiers/burn-out-bij-kinderen-en-jongeren/item67965    (Ook twintigers en dertigers)

 

 

Werk aan de winkel

 

.

Drakenlief op de bank kl frm.

.

De hele tafel ligt vol velletjes papier. De bank is ook al vol en het aanrecht, dat ik heel zorgvuldig schoon en droog heb gemaakt. Want één spatje kan een hoop verpesten aan een mooie prent. Buiten waait een gure oostenwind. Terwijl talloze daklozen en vluchtelingen zich maar moeten zien te redden, zit ik in een huisje op wielen dat wiegt in de wind, terwijl de kachel zachtjes brandt.
Ik werk. Omdat ik rust heb, kan ik iets moois maken en het laten zien. Dat is nodig, rust. Al is het nog zo shockerend, grensverleggend of baanbrekend wat je naar buiten brengt, als de grond onder je voeten vandaan wordt gehaald sta je sprakeloos tussen de puinhopen en is de meest getalenteerde professor, schrijver of kunstenaar gelijk aan een vuilnisman.

Wat een voorrecht, te kunnen werken in stilte. Hoewel er van alles is dat mijn aandacht kan afleiden, laat ik het niet toe. Ik koester de rust als een vruchtbare bodem en voed die met aandacht en discipline.
Mijn boek is bijna af, “Drakenlief“. De velletjes liggen overal, twee bij twee. Van elke linker is er een rechter pagina die erbij hoort. De hele wagen is gevuld met het regelmatige handschrift en kleurrijke tekeningen. Hoe zal het zijn om het boek straks in handen te hebben, gedrukt en wel? Het is vast een bijzonder moment, dat ik zeker zal vieren. Ik laat het zien als het er is. Ik ben zo benieuwd!

Ondertussen is er meer werk, dat wacht. Als het boek klaar is, komt ook de bouw in de slotfase. De prille lente is een mooi moment om lijstjes te maken. Dit is die van mijn nieuwe woonwagen.

Wanden
plafond
ramen
deuren
isolatie
het bed
kastjes
de markies en
energiesysteem bouwen
met zonnenpanelen.
Kortom, nog heel wat te doen!

Straks, als de lente losbarst, dan komt de kwast en de zaag weer tevoorschijn! Ik verheug me er op.

Wat hier groeit is de oogst van een rijk leven en een paar jaar werk in stilte. Een eigen gebouwd huisje zal glimmen in de zomerzon. En een boek vol verhalen en platen ligt er, op de nieuwe vensterbank. Straks. Ik wil er met volle teugen van genieten, elke hamerslag, elke kwast- of pennestreek. Zeker weten.

Uitproberen

blogtek uitproberen 003

.

“Ik vind het zo leuk dat we hem nu kunnen testen!” Ik kijk naar Dick, naast me. Hij staat uit te hijgen. Mijn superdeluxe kar staat midden op het karrenpad, vol beladen met stalen profielen en golfplaten. Die zijn voor de overkapping, die we gaan bouwen, een werkplek voor de wagen. We konden ze nog net tussen groeigrage stammen en kronkelende takken uittrekken, zonder te moeten kappen. Het lag er vast al een tijdje, daar achter de camping.
“Ik ben benieuwd of we de wagen zo meteen het veld op krijgen. Het is daar zó nat!”
“Dat lukt vast ook wel. Zullen we weer?” Dick zet zijn grote handen op het koude staal. Op de verharding van het brede pad rolt het lekker door. Aan het einde is de bocht naar de parkeerplaats. Ik trek de dissel naar links. Ik kan de voorwielen er helemaal dwars onder draaien, zodat de wagen extra korte bochten kan maken.  “Straks kantelt hij nog!” roept Dick een beetje bezorgd. “Nee hoor,” stel ik hem gerust. Ik heb veel vertrouwen in mijn solide kar met de korte, brede wielen. Die kantelen niet zomaar. Ik glimlach. Achter me hoor ik harde banden door de plassen gaan.

Het begin van het veld is een modderpoel. “Vaart maken!” roep ik. Bij een diepe plas staan we ineens stil. “Ik ga kijken of Paul er is.” Ik loop naar de grote woonwagen en klop op de deur. Niemand. Ik loop terug.
“Nog een keer proberen dan maar,” zegt Dick en haalt adem. “Eén twee drie! Eén twee drie!” Bij elke drie gaan de wielen twintig centimeter vooruit. Rondom het harde rubber borrelt het zompige gras zijn nattigheid er uit. Achter de wielen is de grond platgereden, maar het spoor is niet diep. Daar ben ik blij om.
“Mijn klompen glijden steeds uit over het natte gras,” klaag ik.
“Ja mijn laarzen ook.”
“Laten we maar stoppen dan. Hier staat hij ook prima, voor nu.” Ik laat de dissel los. “Okee.” Hij kijkt bedenkelijk naar de zware vracht. “Zou een paard dat wèl kunnen trekken?” “Vast wel. Een paard is veel sterker dan jij. En een muildier is nòg sterker.” Ik kijk naar mijn blauwe klompen die zich vastzuigen in de modderige bodem van een plas. “Ik zal liever niet met ze door een zompig grasveld heen rijden. Er zullen vast betere wegen zijn om te gaan.”

Ik geef Dick het touw en pak zelf een sterke spanband. Het gaat flink waaien morgen. Maar de harde zuidwestenwind zal er geen vat op krijgen, is mijn voornemen. Stevig trek ik  tot de band strak staat en de wind niet onder de golfplaten kan komen. Ik sta en kijk. Dit voertuig hoort bij me, zoals mijn boot vroeger bij me hoorde. Het wordt meer dan alleen mijn huis, het beweegt met me mee en ik mag er voor zorgen. Even ben ik vol van diepe tevredenheid. Mijn vriend is al vooruit gelopen om koffie te zetten. Hij kijkt naar me over zijn schouder. “Kom je?”

.

.

2015

wILD 2015

.

“Klimaatverandering gaat veel sneller dan gedacht”, lees ik. In december is er een grote demonstratie in Parijs. Ik ga er heen. Je komt er de hele wereld tegen, erg boeiend. Opwekkende verhalen en heel tragische, alles is er. Kopenhagen was in elk geval onvergetelijk, tijdens de klimaattop in 2009. Mogelijk wordt het nog grootser, met nog meer mensen op de been. Maar hoe wild 2015 ook wordt, verder blijf ik rustig doorwerken, hier in het stille Haghorst.

Er zijn grote dingen nodig, maar dat kan niet worden waargemaakt zonder vele kleine stappen.

Ik heb mijn voetafdruk kunnen verkleinen tot wat op dit moment minimaal is. Het ging ineens snel, het opruimen, oude huis verkocht, en nu leef ik al ruim twee jaar in een kleine wagen met zuinige houtkachel. Ik gebruik stukken minder energie, minder water en mijn eetpatroon is versoberd. Het smaakt me des te beter. Op een voedzaam ontbijt werk ik verder, aan mijn eigen reiswagen. Havervlokken eet ik, geweekt in water want dat valt beter. Ik maak het lekker met kaneel, rozijnen, noten en pompoenpitten. Met dit ontbijt achter de kiezen voel ik met zo sterk als een beer en kan ik opgewekt aan het werk. Bouwen!
De nieuwe wagen, die ik zelf ontworpen heb, wordt een stuk kleiner en veel beter geïsoleerd. Als een warm nestje, een cocon, die me precies past. Als dit project klaar is, dan wil ik heel graag ervaring opdoen met muildieren. Het lijkt me niet alleen een groot plezier om zo te trekken, ik maak mezelf ook onafhankelijk van fossiele brandstoffen. Samen met hen loop ik daarheen waar de weg me leidt. Ik kan rondkijken en helpen waar nodig is. In de zomer zou ik betaalde trektochten kunnen aanbieden en onderweg kunnen we samen eetbare planten gaan zoeken.

Ik verdiep me in bouwen met natuurlijke materialen en in alle wonderen die de natuur ons te bieden heeft. Als ik eet uit de natuur hoef ik minder naar de winkel. Als ik toch iets nodig heb, ga ik naar kleine zelfstandigen uit de buurt. Haast bestaat niet. Hoe minder haast, hoe meer ruimte ik heb in mijn hoofd. Die ruimte heb ik nodig om al die nieuwe dingen te leren. Het is niet alleen hard nodig om het tij te keren, op deze wijze verlicht ook nog eens de geest. Spelenderwijs kunnen we zoveel bergen verzetten, dat kan geen enkel hoofd bedenken.

“Live as if you were to die tomorrow, learn as if you were to live forever,” zei Gandhi. Ik doe het met een opgewekt hart.

.

.

Tekening tweeduizendvijftien.

.

.

.

.

Het lijkt wel oorlog op de akker

.

.

`Het lijkt wel oorlog`, zegt een jongen die naast een van de tentjes staat. Een grote stofwolk waait over het veld van de Augustehoeve, over de bossages en over het dak. Er lopen mensen met ontwerptekeningen in de hand, voor de grond die rond de hoeve ligt. Ze doen hier een tiendaagse cursus permacultuur en ze proberen zich niets van het het geraas en het stof aan te trekken. Met aandacht buigen ze zich in groepjes over hun werk. De wolk van stuifzand is zo groot dat de tenjes maar klein lijken. Achter de tentjes is een hek van twee meter hoog. Heras hekwerk. Rakelings daarlangs rijdt een enorme combine. Met veel kabaal worden erwten geoogst. Het lijkt erop dat ze niet zullen stoppen voor het klaar is. Verderop zijn nog drie van dezelfde machines. `Het is niet minder dan dertig hectare wat geoogst moet worden,` vertelt de jongen ernstig. Het geraas van de machines begon vanochtend om zes uur, pal naast de kleine tentjes startten de kolossen hun motor en reden rakelings langs de slapende mensen. `Net oorlog` zegt de jongen nog eens en kijkt gefrustreerd naar de langsrazende combine, die net weer een rijtje af heeft.
Hier zijn wij een avond en een ochtend te gast. Ik slaap met oordopjes in, maar evengoed beleef ik een onrustige nacht. Als we wakker worden, zijn ze nog steeds bezig. De cursisten gaan weer gemotiveerd aan het werk, geslapen of niet geslapen. Wij pakken onze fiets om weer te vertrekken. Het veld is nu kaal, er staat niets meer op. Aan het einde ervan staan de vier grote wagens in een cirkel om een klein groepje jongelui heen. Vier kleine mensen, drie jongens en een meisje ontbijten gezellig in de ochtendzon. Het ziet er heel onschuldig uit. Weten zij veel, wat er aan de andere kant van het hek is.

Ik moet denken aan de tijd toen ik zeventien was. Ik heb vakantiewerk gedaan, bij de Machinering. Ik heb duizenden smeerwortels uitgetrokken, in de polder, tussen de rijen bieten. Geen moment heb ik me afgevraagd wat voor plant dat was, die smeerwortel. Dat is nu dertig jaar geleden. Het boerenbedrijf wordt steeds grootschaliger, tot monsterlijke proporties. Anders is het niet meer winstgevend, men ziet geen andere uitweg. De jongeren die de machines besturen, die willen alleen maar werk en stellen geen vragen. Ze doen wat ze krijgen opgedragen. Voor de mensen in de tentjes bestaan ze eigenlijk niet. Hetzelfde geldt vise versa. Wie weet het, wat er aan de andere kant is van het hek, welke mensen? Waarom eigenlijk, een hek? Wat is oorlog? En is schaalvergroting ècht de enige manier? Veel vraagtekens. Wij fietsen verder, naar de stille camping bij Haghorst.

Meer over de Augustehoeve: http://www.augustehoeve.nl/

.

Wij doen niks meer

.

Heilig en stil als marmer

.

Ik loop naar de kassa van de C1000 in Middelbeers. Ik heb honing en rijstemelk in mijn mandje, voor de koffie. En fruit, want dat was op. Ik ben moe. Gisteren heb ik zestig kilometer gefietst, om acht vierkante meter Red Cedar op te halen, helemaal voorbij Helvoirt. Het zijn schroten, voor de kast die ik ga bouwen, voorop de wagen. Dwars door de Campina ging de tocht, met mijn fietskarretje. Dat zijn een hoop bochtjes op smalle paadjes. Het ging best. Heb de twee meter lange stapel maar eenmaal opnieuw hoeven aansjorren. Dat was gisteren. Toen was ik niet moe. Dat kwam vandaag pas.
Ik kijk vermoeid welke kassa ik zal nemen. Ze zijn allemaal in werking. Het gepiep dat er vandaan komt, maakt me dof en onverschillig. Net als een oud wijf die niks meer hoeft en niks meer wil. Op dit moment ben ik helemaal niet de levenslustige vrouw van 48, die net een nieuw leven is begonnen. Ik wil het liefst zo snel mogelijk de winkel uit. Maar eerst moet ik in de rij staan. Daar ontkom ik niet aan.

Voor me staat een vrouw van tegen de zestig, met geverfd haar. Ze heeft een lange rok aan van ruwe ongebleekte katoen en bloemen erop geborduurd. “Mooie rok heeft u aan.” zeg ik. Ik vind het leuk dat er toch nog iets moois te zien is hier. “Dank je! “ zegt ze, “Hij is al zeker tien jaar oud. Maar wij verslijten niet zoveel meer hè?” Ik kijk haar niet begrijpend aan. “Op onze leeftijd,” zegt ze “Wij doen niet zoveel meer”. Ik grinnik. “Ik verslijt nog best wel eens wat,” zeg ik en ik denk aan de maillot, die ik gisteren nog gemolestreerd heb door er mijn haakse slijper in te zetten, tijdens een staalborstelkarwei. Er was niet veel van over, maar mijn been zat er gelukkig nog aan. Ik heb toch maar even mijn zaagbroek aangetrokken. Ik knik begrijpend en geef dan eindelijk antwoord. “Ach nee, zoveel doen wij ook niet meer.” Ziet ze het, de glinstering in mijn ogen? Ik geloof van niet.

Aarde, zweet en hamerslagen

.

.

Het is weekend. Paasweekend. Ik ben een paar dagen ergens anders, Dick is ook mee. Een plek waar mensen zijn, en waar wordt gebouwd. We zijn net aangekomen in Olst. Langzaam verrijst daar, aan de rand van het dorp, iets bijzonders. Grenzend aan boerenakkers wordt de ene na de andere wand gebouwd. Dikke wanden, gemaakt van autobanden. Een heel rijtje mensen staat met hamers de ene na de andere band vol te stampen met aarde. Het worden aardehuizen.
We lopen over het terrein. Een vriendelijke man laat ons alles zien. Verderop zijn de eerste huizen al klaar. De voorgevels zijn geïsoleerd met stro en bestreken met leemstuk. We mogen binnen kijken, in een van de huizen. Het is een aangename verrassing. Het is lekker warm binnen en het zonlicht schijnt overvloedig door de grote ramen. Ik zie een oud boerenvenster in een lemen binnenwand en een prachtig mozaïek met parelmoer. Het licht wordt erdoor weerkaatst en ik word er rustig van als ik ernaar kijk. De bewoners hebben er met passie aan gewerkt, dat zie je zo. Dit soort details kiezen de mensen zelf, voor hun huis. Dat zijn de leukste dingen, zegt onze gids opgewekt. Dan gaan we weer verder, naar de kast met werkschoenen. Het is tijd om te beginnen.

Een paar uur later hebben we onze spieren flink gebruikt. We zitten in de loods. Hier is een gezellige zit- en eetruimte gemaakt. De tafel staat vol met leeg gegeten borden. We hebben hard meegewerkt en de lekkere soep smaakt er nog beter door. Het werk bestaat op dit moment vooral uit aarde in banden stampen, tot een zwaar stabiel geheel. Van afgedankte autobanden worden dikke muren gemaakt. Ze worden in lange rijen opgestapeld, en moeten stijf en keihard opgevuld worden met zand. Achter de bandenwanden komt straks een heuvel. Maar zover is het nog lang niet. Er ligt nog veel werk te doen. In totaal worden er 23 huizen gebouwd, voornamelijk met vrijwilligers, en de toekomstige bewoners zelf. Ik vind het leuk en interessant om hier te zijn. Gezellig ook.
Tegen de wand aan is een rocketstove gebouwd, een soort leemkachel, met een bank eraan vast, die een heerlijk warmte afgeeft. Op de warme lemen bank zit een man met een stuk of wat kinderen om zich heen. Hij speelt gitaar, terwijl hij ook nog een dreumes op schoot heeft.
Ik praat met Ruurdje, een van de initiatiefneemsters. Net vertelde ik over mijn woonwagen en de tuin waarmee ik begonnen ben. We hebben het over het verschil tussen het woord verplichting, een taak die van buiten af wordt opgelegd, en het engelse woord “commitment”. Je maakt met jezelf een afspraak om ergens mee door te gaan, om iets waar te maken, zegt Ruurdje. Voor mij gaat het over toewijding, besef ik. Ik ben me ervan bewust hoe klein mijn projectje is vergeleken bij het hunne. En hoe overzichtelijk. Ruurdje vertelt over de tegenslagen die ze moesten verwerken terwijl ze hun droom wilden realiseren, en al de concessies die ze moesten doen. En nog steeds. Alles wat gebouwd wordt, gebeurt uit naam van de vereniging, die bestaat uit de toekomstige bewoners. Er moet over veel zaken vergaderd worden. Ik heb bewondering voor ze. Voor haar en de mensen die hier al die jaren aan werken en zullen werken. Ik kom graag een keer terug.
Ik ben hier maar even. Straks ga ik weer naar mijn eigen stekkie. Mijn woonwagen in Brabant. De tuin roept me. Mijn eigen kleine project. Ik ben er al druk zat mee. En wie weet wat hier mijn rol is. Soms groeit iets wat klein bedoeld is onverwacht groot, soms ben je daar blij mee, soms minder. Daar hebben we lang niet altijd iets over te beslissen. Het gebeurt. Als zaad goed terecht komt. Wie zal het zeggen. Het is maar goed dat we het niet allemaal van te voren weten.

.

Een werker op weg over bandenwand in aanleg.