.

.
Op de thee bij Ege. Een gesprek: “Misschien is dat het wel, waarom we hier zijn. Om het Weefwerk te herstellen.“
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Rather listen? Click in the button down under the text
Ik zit in de kamer van Ege. Het is een klein oud huisje dat bij de boerderij hoort, met zware balken in het plafond. Er hangt een dik gordijn om de warmte van de kachel vast te houden. Daarachter is de keuken. Ege maakte een kast naast het fornuis, voor de potten en de pannen. “Ik kan alleen maar vierkant timmeren,” zegt Ege. “Zo heb ik het geleerd.” Hij pakt zijn glas van tafel en neemt een slok kruidenthee. Ik ben net binnen. Ik zag zijn fiets staan. Even buurten, dacht ik. En nou zit ik hier. Zijn opmerking maakt iets wakker. “Ja, nou je het zegt,” denk ik hardop, “ Er was niemand die mij leerde timmeren. Dat was niet voor vrouwen. Ik maakte een hut van het riet dat langs het kanaal groeide. Of ik weefde met takken. In het bos leer je heel andere dingen…”
Ik denk aan mijn moeder. Toen zij vijfenveertig was, was ik tien. Ik ben nu meer dan tien jaar ouder dan zij, toen. We woonden op de bodem van de Zuiderzee, in de polder. Ze vroeg nooit waar ik heen ging. Ik speelde waar ik wilde, het Emmeloordse bos was mijn oerwoud en ik was volledig vrij in wat ik deed. Behalve toen we een diep hol hadden gegraven in een bult. Dat moesten we dichtgooien vanwege instortingsgevaar. Wel klauterde ik in de hoogste bomen, zwom in het kanaal, groef klei uit langs de oever en boetseerde er beeldjes van. Met mijn vriendinnen plukten we meidoornbloesems voor thee, die naar amandelen smaakte. Soms was ik alleen met mijn moeder Janky en zochten we naar hazelnoten. Ik was wel eens hebberig en daar zei ze wat van. “Niet alles hè! Ook wat laten liggen”, leerde ze mij. We kregen schapenvachten van de boer, sponnen wol en verfden het. Mama breide er meestal truien van. Ik hield niet van breien. Ik weefde liever. Mijn moeder had geen vastomlijnd plan. Ze was nieuwsgierig en probeerde gewoon van alles uit. “Hé, zullen we deze wol eens met zuring verven? Kijken welke kleur dat geeft,” opperde ze vrolijk, en dan gingen we samen het bos in. Zuring stond er genoeg, daar hoefden we niet zuinig mee te zijn. Even later stond ze in keuken te roeren met een dikke houten stok. De ketel dampte en ik stond er met mijn neus bovenop. Ik rook de geur van wol, gekookte planten en een vleugje kopersulfide.
Mijn moeder gaf me vrijheid, die ik met beide handen aangreep. Samen waren we nieuwsgierig en dol op dit soort creatieve experimenten. Voor al die dingen ben ik nog steeds dankbaar.
Ege kijkt me lachend aan. “Dat is jouw geluk geweest! Ik wil graag meer organisch leven. En bouwen ook. Dat ik niet steeds alles van te voren bepaal. Meer kijken in vrijheid, wat er is en wie er is. Dat we het samen laten groeien. Dat wil ik leren.” Ik begrijp dat zijn kindertijd heel anders was dan de mijne. “Hoe heb jij leren timmeren?” vraag ik.
“Op school en van mijn vader. Vierkant denken en bouwen leerde ik, zoals veel meer jongens. Alles volgens plan.” Hij glimlacht even en vervolgt “Op de boerderij was altijd wel wat te doen…” Ege groeide op in Fryslân, niet ver bij ons vandaan. We kenden elkaar niet. En nu zitten we samen thee te drinken.
Ik kijk uit het raam. Tussen het hoog opgeschoten gras en verwilderde bramen loopt boer Jochum met Jeroen, de greppelkenner. Die is pas terug uit Groningen. Ze lopen tussen de struiken naar de open vlakte. Daar, bij het weiland, staan ze een poos stil, alsof ze het helemaal in zich opnemen. Jeroen wijst en zegt wat. Er komt een gedachte in me op. “Ik denk dat de natuur in onszelf zit, dat het deze weiden zijn, de grutto en het water, de wilgen langs de kant…” zeg ik en draai me om naar Ege. “Weet je” ga ik verder “De Yanomami, de Hopi en vele anderen, ze geloven dat het land een geest heeft. Dat de geest van het land zich met de mensen wil verweven. Ik voel dat ook. Misschien is dat het wel, waarom we hier zijn. Om het Weefwerk te herstellen. Om de gescheiden werelden weer één te maken. Te spelen als kunstenaars, met draden en kleuren die er tevoorschijn komen.” Ik denk aan de dagen met mijn moeder, toen ik een meisje was en zwijg even. Ege is ook stil. Hij kijkt alsof hij een wortel uit de grond trekt die niet mag breken. Rustig buigt hij voorover en zet zijn glas op tafel. Dan recht hij zijn rug en kijkt me aan.
“Ja,” zegt hij. “Dat denk ik ook. Het begint bij luisteren. Ik heb geen zin meer om overal een oplossing voor te zoeken. Dat houdt me er alleen maar vanaf.” Ik kijk naar de vastbesloten trek op zijn gezicht, het lange donkerblonde haar met maar ietsje grijs erin. Graag ga ik nog eens vaker op de thee bij dit taaie manmens. “We doen het met elkaar!” beëindig ik het gesprek. “Zo is het” grijnst hij en zijn ogen schitteren.
.
The hidden creek speaks
I am just a simple creek
hidden, out of sight
they covered me with heavy ground
and now I long for light
Where are the hands of former days
of people wise and strong
who came to cut the reed with sickles
and free me for a season long
My existance did not count
the gouvernment that choose
the way of money, not of life
so I had to loose
The wheels that cross me
four of a kind
I don’t get them
they are blind
I am just a hidden creek
covered in a bottom of clay
when will my water flow again
when will it be, that day
.
De Nederlandse versie van deze tekst heb ik speciaal geschreven voor Groene Verhalen, en zal daar op 1 februari, om 10.00 te beluisteren zijn.