Dansen op de grens

dansenopdegrens 003

.

„Wil je ook koffie? “ vraagt Nicole. Ze komt achter de caravan vandaan en doet een paar passen in mijn richting. “Ja graag, of eigenlijk liever thee als het kan.” Ik trek nog een paar graspollen weg en doe een pas achteruit om te kijken. Ik heb het perk breder gemaakt. Heel langzaam help ik de natuur met uitdijen. De grens is duidelijk zichtbaar. Een strakke, licht golvende lijn van frisgroen gras steekt scherp af tegen de klaargemaakte zwarte grond. Strakke grenzen, dat snappen mensen. Dan weten ze, dáár is wat. . . Daarom doe ik het hier zo. Dat werkt tenminste.
De novemberzon schijnt met een laag, warm licht. Ik loop naar de regenton en was mijn handen.

Glimlachend neem ik het warme glas thee in ontvangst. Henk en Nicole hebben hun koffie op de witte kampeertafel gezet. Ik geniet van momenten van samenzijn. Tegelijk met een toenemende vloed aan bloemen, planten en insecten, keert het leven terug op de camping.
Nicole kijkt me vrolijk aan. “Ik heb zaad van mijn tuin in Amsterdam in het nieuwe perk gestopt,” zegt ze. “Zo leuk, die plek bij het ronde minihuisje!”
“Elke keer is er weer iets veranderd” zegt Henk “daarom vinden we het fijn om hier te komen.” Blij kijk ik hem aan. “Ik heb op meer plekken uitgebreid,” vertel ik opgewekt. “Naast het huis in aanbouw ook. De boomspiegels onder de pruimen zijn nu nog groter. Maar ik moet daar wel ophouden. Ton wil graag om het huis heen kunnen om er aan te werken.” Henk en Nicole knikken begrijpend.
“Eigenlijk is perk al wat te groot,” vervolg ik, “want misschien komt er in de toekomst weer een steiger. Maar nu staat er géén steiger. Dan kunnen de bloemen toch nog mooi even verder groeien en zaad maken, dacht ik zo. . .”
“Maar ik kan me voorstellen dat je wel wil dat het blìjft, wat je allemaal doet.”
“Nee hoor,” zeg ik, “Ik stel me er steeds op in dat er iets anders kan gebeuren. Morgen kan er opeens een steiger in mijn perk staan. Of zo. Het gaat om de beweging. Ik stel geen paal en perk, ik begin steeds overnieuw. Waar dan ook.”
“Ja,” zegt Henk grijnzend, “Mooi is dat.”

Ik kijk naar wat beweegt en leg mijn oor te luister. Wat doe jij, wat doe ik? Het leven is een stroom, mensen, dieren, bomen, planten . . . Soms doe ik een brutale stap naar voren en help de natuur een handje. Maar het is niet altijd de natuur die wint. Mensen hebben ook tegels nodig en huizen. En wegen om te gaan. Waar nodig, trek ik me terug en laat ruimte in aandacht. Samen spelen we met grenzen, van de ene wereld met de andere.

Eeuwige dans die verder gaat
van stille eb tot volle vloed
steeds ben ik waar ik wezen moet
en kijk dan waar jij staat

.

.

Revolutie van de kolibri’s

 

.revolutievdkolibries 001

Revolution of the hummingbirds
. . . .

 

Mijn vriend Kees is er. Fijn. Het was al een jaar geleden dat ik hem zag.
„Moet je eens zien wat er allemaal veranderd is,” zeg ik opgewekt, terwijl ik naast hem langs de bedden loop. Van alles gaat langs onze voeten voorbij. De witte bloemschermen van wilde en tamme peen, oranje oost-indische Kers, blauwe borage, de snel groeiende takken van een wijnbes, de zich voort slingerende pompoenen en courgettes, de kruiden die overal tussen in staan en nog zoveel meer.
“Alles is één groot paradijs,” zegt Kees, een tikkeltje afwezig. En even later, wat verontwaardigd:
“Toch is het idioot, hiernaast zijn ze ik weet niet hoeveel hectares grond aan het platwalsen, openscheuren, pletten, door elkaar gooien en nog eens en nog eens. En jij bent hier hele dagen aan het tuinieren op maar honderd-en-zestig vierkante meter.”
“Iets meer,” zeg ik. “Hier en daar legde ik eilandjes met andere planten aan. Waar alleen maar gras staat of brandnetels. Vlier, Grote Klis, Smeerwortel, en Koningskaars zijn goed aangeslagen. Het effect daarvan is niet uit te drukken in vierkante meters, Kees. Ik noem het guerillagardening met nazorg.”
“Ja,” zegt hij wat somber, “Maar toch…”

Als Kees weg gaat is hij blij en uitgerust. “Het heeft me zo goed gedaan, hier even te zijn,” zegt hij. “Ik krijg allemaal goeie gedachtes.” Ik glim.
Als Kees op zijn fietsje de hoek om is, ga ik voor het raam zitten. Buiten, vlak voor het venster staan grote zonnebloemen. Er vliegt een pimpelmees langs en hij landt op een stevige bladstengel. De enorme bloem wiegt een beetje. Dromerig kijkt het meesje om zich heen en vliegt dan verder. De zon schemert vaag door sluierwolken. Ik laat de afgelopen dag aan mijn geest voorbij gaan.
Terwijl ik denk aan Kees zijn verontwaardiging, zie ik een kleine wollige hommel. Hij kruipt in een witte bloem van de pronkboon, die zich in de reuzenstengel voor mijn raam omhoog slingert. Zo’n klein beestje die zulk mooi werk doet… Die boon, díe groeit straks wel! Al wordt hij omringd door kale vlaktes.

Ooit bracht iemand me op een site van een collega-Kolibri. Het was een Franse site. Helaas is mijn frans niet best, dus kon ik het niet goed lezen. Maar ik begreep de strekking.
“Revolutie van de kolibri’s” las ik. Zo zie je maar, dacht ik toen. Ik ben niet de enige kolibri. Er zijn vast miljoenen bezige kolibri’s, op de hele wereld. Allemaal kleine eilandjes van bruisend leven. En als mieren bergen kunnen verzetten omdat ze met veel zijn, dan kunnen wij dat ook. Misschien is het er al, en groeit het. Zelfs zonder revolutie.

Maar groente komt toch uit de kas?!

.

e2-bk-randje-dra

Ik heb net de Smeerwortel water gegeven, die ik een tijdje terug in de berm heb geplant. Ik wilde hem graag in mijn buurt, het jonge blad is lekker om te roerbakken, en het is een prachtig kruid, ontstekingsremmend, verzachtend en genezend. Het zit tjokvol voedingsstoffen, en bevat twee keer zoveel kalium als stalmest. Dat zouden de boeren moeten weten, die ze rigoreus hun land uit werken. Tussen Esbeek en Haghorst is er maar een enkele te vinden.
Ik kijk nog eens tevreden naar mijn plant, hier tussen het nogal eentonige gras onder het jonge boompje. Hij doet het goed. Er zit een bijtje op. Een dikke wollige bij. Bijen houden ook van Smeerwortel. Hij kruipt in alle bloemetjes. Mijn fiets staat er naast, met een karretje eraan vast. Daarmee ga ik nog meer Smeerwortels halen, tien kilometer verderop, helemaal voorbij Esbeek. Daar staan er veel. Er komt een groep jongens voorbij, ook op de fiets. Eentje vraagt in het voorbijgaan wat ik doe. “Dit is een plant voor de bijen, die hebben hier helemaal niks te eten!” roep ik hem na. “Wat zou dat dan?!” roept hij verongelijkt, vanuit de verte.
Even later heb ik de groep ingehaald. “Gaat u nou dat hele eind fietsen voor een plánt?” vraagt hetzelfde jongetje. Ik houd vaart in en kijk hem aan. Hij is bijna thuis. De school is in Oirschot, thuis is in Diessen, vertelt hij. Dat is een heel eind. Toch begrijpt hij niet dat iemand het er voor over heeft om hetzelfde eind te trappen voor een plant. Ik leg hem nog eens uit waarom. “We hebben de bijen nodig voor de bestuiving, anders groeit er geen fruit en ook andere dingen niet.” “Maar groente en fruit komt toch gewoon uit een kas?” vraagt hij dan. “Heel veel niet”, zeg ik. “En overal in de natuur zijn bijen nodig. Ik wil niet alleen bijen in eigen tuin, ik wil overal bijen. En ik vind het zo leuk, dat gezoem van die beestjes…” zeg ik genietend. Hij lacht.

 

.