Expeditie naar de Millranch

Op pad om muildieren te zien.

Denk je dat we op tijd komen?” vraagt Dick. Als een ploegpaard hangt hij over zijn stuur gebogen, boven het grote pakket aan bagage, waar ons bed in zit. Zijn fiets maakt een hard tikkend geluid, want de kettingspanner is kapot. De versnelling doet het ook niet. Terwijl ik fluitend naar boven scheer, op de hoogste versnelling, worstelt hij zwaar trappend achter mij aan.
“We zijn vast precies op tijd!” beantwoord ik zijn vraag.
Om vijf voor half één rijden we onder een poort door, waar een groot plastic paard boven hangt. “The Millranch.”
In een doolhof van stallen en stegen vinden we uiteindelijk de weg naar een kantine, gebouwd van ruwe planken. In de deur zit ondoorzichtig glas en er zijn zo goed als geen ramen. Er blaft een hond. Ik doe de deur open, de hond besnuffelt me vriendelijk en aan een grote houten tafel zitten vijf mensen te eten bij lamplicht.
“Ik had een afspraak om half één, om vragen te stellen over muildieren.”
“Ja, met mij!” roept een schone brunette, vlak voor ze de lepel opnieuw in haar mond steekt. Dit zal Chantal zijn, met wie ik gesproken heb. Maar voor ze verder iets kan zeggen, neemt een stevige vent het woord over.
“Wat wil je met het muildier?”
Ik vertel dat ik langdurig wil gaan trekken met een zigeunerwagen, die ik zelf ga bouwen.
“Zorg dat het dier niet langdurig in de regen staat. Daar houden ze niet van. Paarden wel, maar ezels niet. Muildieren ook niet.”
“Hoe doe ik dat?”
“Een regendeken is genoeg,” hoor ik. En dan zegt hij: “Ga eens om het hoekje kijken, ik heb een ezeltje, zo eentje heb je nog nooit gezien!”
We laten de eters achter ons en lopen in de richting die hij ons wees. Er staan diverse paarden. Maar wat het meest in het oog valt is een enorme roodbruine ezel. Een prachtig dier, en onderzoekend steekt hij zijn grote fluwelen lippen tussen het hek door. Het is een Franse “Poitou” horen we later. Ik raak het dier nieuwsgierig aan, vol bewondering.
Als we even later terugkeren, staat Chantal op. Ze is klaar met eten. “Kom maar mee!” zegt ze. We lopen de ranch af, langs de weides met paarden. Chantal praat vol enthousiasme. “Ik vind het zo leuk dat je me dit allemaal vertelt,” zeg ik, “als kind liep ik altijd rond in de manege, maar toen mocht ik daar niks. Dit is voor het eerst dat iemand, speciaal voor mij de moeite neemt om zoveel te vertellen!”
Chantal heeft plezier in die opmerking en gaat gedreven verder. “Kijk” zegt ze. “Dit is een heel temperamentvol muildier. En deze is hier, is meer een vriendelijke lomperik. Die nemen we mee als we heel rustig willen rijden. Ik houd het meest van de lomperik. Hij is heel lief. En sterk dat ze zijn! Oersterk en nooit ziek. Maar niet teveel eten geven, dan krijgen ze hoef- of spierbevang.” zegt ze deskundig.
Langzaam lopen we weer terug naar de ranch. Ze leidt een muildier aan de teugels, wij lopen er naast. “Muildieren zijn fijne dieren. Het duurt langer voor ze naar je luisteren, ze moeten je eerst vertrouwen. Maar daarna doen ze alles voor je!”
“Dus het is echt een maatje, een makker.”
“Ja!” zegt ze volmondig. “en als ik jou was, dan zou ik eerst een poos gaan werken op een plek waar ze zijn, zodat je aan de dieren kan wennen. Niet meteen op pad gaan met een muildier wat je helemaal niet kent.”
Hoe langer ik naast Chantal tussen de dieren loop, hoe mooier ik het vind. We lopen door tot de stallen. Daar gaat Chantal verder aan het werk en wij stappen op onze fiets. Verder. En wie weet, waar de weg nu weer naartoe leidt.

. . .

Wiekies kolibri met paardje

Dit wordt hem.

Slapen in een Ierse huifkar

Ierse huifkar

.

“Stam of Van de Giessen,” vraagt Dick. Hij bekijkt het adresboekje van Vrienden op de fiets. “Stam,” zeg ik. Daar zullen we slapen vannacht. We hebben langs rivieren gefietst en zijn verdwaald geweest. We hebben gezocht naar de overkant en hebben die gevonden. Het doel is Ede, om muildieren te bekijken. Er is daar een kenner en ik wil hem die hemd van het lijf vragen. Ik heb de maquette van mijn nieuw te bouwen woonwagen meegenomen en heel zorgvuldig ingepakt in een kistje.
De zon is al aan het ondergaan als we bij ons slaapadres aankomen. We bellen aan. Aan de overkant zie ik een woonwagen staan en een Ierse huifkar. Maar die zijn natuurlijk van de buren, denk ik in een oogwenk, voor de deur open gaat. Het is een kleine blonde vrouw die open doet. Ze stelt zich voor en loopt kordaat voor ons uit. “Ik zal jullie meteen laten zien waar jullie slapen. Het past echt bij jullie!” zegt ze. Zou het, vraag ik me af.
Tot mijn verrassing lopen we naar de overkant. Bij het kleine Ierse woonwagentje houdt ze halt. “Hier is het. Ik heb deze wagen pas gekocht met een trekker erbij. Ik wilde er mee gaan reizen. Maar de trekker is kapot. Daarom mogen jullie er nu in slapen.”
“Wat ontzettend leuk! Ik wil een woonwagen gaan bouwen,” zeg ik en ik haal de maquette uit zijn kistje. Ze zet grote ogen op.
“Echt waar, ga je dat doen?” vraagt onze gastvrouw, “en wist je van niks, voor dat je hier kwam?”
“Nee,” zeg ik.
“Toeval bestaat niet,” zegt ze.
We kruipen de wagen in. Het is klein en gezellig. Voor ik naar bed ga, haal ik eerst de rolmaat uit mijn fietstas. Ik meet alles op wat ik maar zie. Zo krijg ik idee van de grootte van mijn eigen nieuw te bouwen wagen. Als ik naar bed ga ligt Dick er al in. Het bed is niet groot, maar groot genoeg. Al gauw liggen we op één oor, moe van een lange dag fietsen.

Kleine verwarring na kleurrijk bezoek

Muildier voor zigeunerwagen

.

Ik sta in de deur en kijk het veld over. Ik verwacht een vriend. Leuk, het gebeurt niet vaak. Fiets langs het kanaal,” zei ik hem. “Dat is een mooie route.” Dat zou hij doen, mijn vriend Marc.

Ik zie nog niemand en keer om, naar binnen. Op dat moment hoor ik rinkelende belletjes, luider en luider. Ik draai me om en zie een echte zigeunerwagen het veld op rijden. De wagen stopt en ik loop er naar toe. Ik zie twee mensen op de bok. Ik herken ze.

Wat leuk dat jullie er zijn! We hebben elkaar al eerder ontmoet, is ’t niet?”

“Ja, dat was vorig jaar.” zegt de man van het stel. Hij ziet er uit als een ouwe hippie met lang zwartgrijs haar in een staart,  levendige bruine ogen. Naast hem zit zijn vrouw, hip gekleed in een paarse legging. Voor de wagen staat een klein muildier, prachtig opgetuigd, met glimmende riemen en rode pluimen. Het lijkt alsof ze al jaren zo de wereld doortrekken.

“Weet je nog dat ik vorig jaar zei dat ik een wagen ging bouwen?” vervolgt hij, “Nu is het klaar. Dit is onze eerste tocht.”

Hij vertelt vol enthousiasme en laat alles zien. Het is een heel kleine wagen, met ronde huif. Als je op de bok staat kan je er over heen kijken. De huif heeft geen zijramen. Er is een kleine ruimte waarin ik net kan staan, op de verlaagde vloer. Hij legt uit hoe handig het is, de ruimte op de as,  tussen de wielen te gebruiken. “Ja”, erken ik,  “Ik heb kastruimte ontworpen, op die plek.”

De man is nog lang niet uitverteld. Er is zoveel om te laten zien! Er is een bedbank, uitschuifbaar. Hij vouwt zijn handen en laat met zijn vingers zien hoe je het lattenwerk uit elkaar kan schuiven. Het idee is zo simpel en doeltreffend, dat ik verbaasd ben dat ik het nog niet eerder heb gezien of bedacht.

Hij vertelt me nog veel meer en bij vertrek zegt hij: “Kom vanavond voor een borrel en neem je schetsboek en maquette mee.”

“Neeeee!” zeg ik luidkeels. “Voor vandaag is het genoeg. Ik heb alweer zoveel gezien, anders raak ik helemaal in de war. Ik kom morgenochtend koffie drinken. Okee?”

“Dat is goed.” zegt hij tevreden, en zo gaat ieder terug naar zijn eigen stekkie.

.

De volgende ochtend kijk ik opgewekt naar buiten, waar het tentje van Marc staat. Ik zie hem nog niet. Rond de zigeunerwagen is het ook stil. Terwijl ik koffie zet komt het veld langzaam tot leven. Onder een stralende, tijdloze hemel gaat ieder zijn gang en kletsen we verder, nog urenlang. Tot ik iedereen heb uitgezwaaid en het veld leeg achterblijft.

Ik staar naar het groene gras en de lucht daarboven. Ik denk aan het ontwerp van mijn eigen zigeunerwagen, “Wiekie’s Kolibri”.  Ik vraag me af, is wat ik gemaakt heb goed? Of zal ik opnieuw beginnen? Ik loop naar de tafel, pak pen en papier. Aarzelend begin ik te tekenen. Een wagen die lager is, zodat je er overheen kan kijken. Kan ik daar wel in leven? En het is zò anders dan mijn eerste ontwerp! Trouwens, ik mis de stroom en de geestdrift. Met plezier herinner ik me de dagen die in sneltreinvaart voorbij gingen, uren die verstreken zonder besef van tijd, terwijl ik nadacht, tekende en knutselde. “Dit is niet te herhalen.” besef ik met een stelligheid die mezelf verrast. Ik leg mijn pen neer en neem ik het kleine groene wagentje in handen. “Dit is de mijne, en geen andere. Dit is wat ik ga maken.”

Opgelucht draai ik me om naar het aanrecht. Eerst thee, dan verder.

.

.

Latcho Drom

Latcho Drom”, staat er op de wagen die ik van binnen mocht bekijken. Het betekent “Goede reis”. Een bekende groet onder Roma. Er bestaat een documentairefilm met dezelfde naam van Tony Gatlif,  waarin het harde leven van zigeuners wordt getoond, in allerlei landen. Veel muziek en dans.

.

.

Links:

“Wiekie’s Kolibri” : https://alowieke.wordpress.com/2014/06/19/vanuit-de-chaos-komt-het/

“Latcho Drom”: http://vorige.nrc.nl/film/article2425783.ece/Latcho_Drom

Kippen!

Haan in mijn tuin

.

Ik heb een tuin voor mijn deur. Ik onderhoud het zelf. Een weelderige boel is het geworden, vol verrassingen. Het kostte veel geduld en nu is het zoals het is. Maar één hoekje heeft nog teveel zwarte grond, naar mijn zin. Daar moet het nog groeien.
Ik kijk langs een kier van het witte gordijn naar buiten. Een blauwe lucht schemert tussen het luchtige bladerdak van de vlier. Het lijkt een aangename dag te worden. Ik heb de gordijnen vast dicht gedaan om de koelte vast te houden en ook heb ik vogelzaad gestrooid, onder de haagbeuk en de kerspruim. Door mijn kier zie ik alles daarbuiten. Het fladdert en scharrelt. Ze woelen en pikken. Een ringmus gooit zijn borst met met volle kracht tegen een dorre pol gras, die in de weg ligt. Ik glimlach.
Dan hoor ik opeens een luid gekukel in de bosjes. Het is het nieuwe haantje. Wat doet hij daar, met zijn twee hennetjes? Gewaarschuwd kijk ik door het zijraampje en zie ze de tuin in lopen, tussen de bosjes en verder. Naar zaad zoekend schrapen ze rakelings langs mijn kleine plantgoed, en lopen er bovenop.
Resoluut doe ik de deur open. “Wat mot dat!” roep ik. Ik pak de langwerpige steen die ik helemaal meegenomen heb uit Roemenië, en slinger hem de tuin in. Alle vogeltjes vliegen weg. De kippen rennen op een holletje het hoekje om. Ze begrijpen me meteen. Ik ga de tuin in om mijn steen weer op te halen. Ik zie hem nergens meer. Nou ja. Dan maar geen steen uit Roemenië.
Na een minuut zie ik de kippen vanuit een andere hoek terugkeren. Lekker zaad en leuke scharrelhoekjes lokken. Dat onthoudt een kip goed. De rest zal ze een worst wezen.

Daar sta ik dan. Gooien met stenen lijkt zinloos en primitief. Ik moet iets anders bedenken. Ik besluit om barrières neer te leggen. Materiaal genoeg. Ik loop naar het bosje verderop en raap een armvol takjes op. Ze liggen er genoeg, er is deze winter flink gesnoeid. Ik zet ze rechtop in de grond, tussen de planten. Even sta ik ernaar te kijken. Kan ik nog meer doen? Ik herinner me de stapel stenen en kapotte dakpannen naast het pad bij de oprit. Die zijn ook handig. In meerdere opzichten zelfs. Ze houden meteen het vocht vast in de grond, en de steen zelf houdt warmte vast. Fijn voor kleine plantjes, die nog groeien moeten. Dat doe ik. Met mijn fietskar hobbel ik er heen en stapel de kar flink vol.

Uiteindelijk ligt mijn tuin vol rode scherven en staan overal stokjes. Om te testen heb ik nieuw zaad gestrooid. Terwijl ik er bij sta zie ik de kippen terugkeren. Ze lopen er gewoon tussendoor en krabben er lustig op los. Ik stuur de kippen weg, pak een stapel zwarte potjes achter mij en maak de compositie nog ingewikkelder. Even later kijk ik van een afstandje. De lichte plastic bakjes gooien ze gewoon om. Uiteindelijk werp ik de ene barrière op na de andere. Als mijn tuin vol takkenzooi, potjes en keramiekscherven ligt, kijk ik vol spanning toe. Opnieuw komen ze terug en .. wagen zich er niet meer in! Twee heggenmussen pikken ongestoord. Een koolmees zit bovenop een neergegooid takkenbosje. Hij kijkt of er nog zonnebloempitten liggen. Opgelucht begin ik eindelijk aan mijn ontbijt.

 

kippenbarrières

 

kippenbarrieres

 

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

 

kippenbarrières

Ik geloof dat het nu toch eindelijk gelukt is..