Zorg om het water

.

.

 

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7,5 minuten.

Ik lig in het donker in mijn hangmat. Alle mensen slapen. Het is al laat en ik slaap nog steeds niet. Onrustig lig ik te draaien. Ik weet niet wat ik heb. Dan hoor ik de eerste druppels op het dak. Steeds harder gaat het. Een fikse regenbui frist de wereld op. Het geluid is zo geruststellend, ik ontspan meteen en al snel val ik in slaap.

De volgende ochtend, na het ontbijt, loop ik mijn rondje. De sproeiers die gisteren nog vol op stonden te draaien, zijn nu uit. Het land is nog nat van de buien. Ik sta stil en keer mijn gezicht naar de hemel. De wind jaagt nog steeds dikke grijze regenwolken langs het zwerk. Ik loop verder naar de sloot, die langs de weg ligt. Hij is leeg, er is niet genoeg gevallen om hem te vullen. Daarvoor moet het dagen achtereen gaan plenzen. Een paar weken geleden stoven er nog twee wilde eenden op, wanneer ik hier langsliep. Die waren in de sloot aan het fourageren. Maar het water, dat van de winter zo hoog stond, is razendsnel gezakt. Het is zolang droog geweest!
De eiken langs de weg staan er gelukkig nog monter bij. Het jonge blad is fris en lichtgroen. Het waait hard. Overal liggen kleine groene rupsjes op de weg, die uit de boom gevallen zijn. Een grote groep spreeuwen is driftig aan het pikken en vliegt op wanneer er een auto aan komt.

Alles lijkt in orde. Verderop ligt het natuurgebied met de aaneenschakeling van meren en wuivend riet. Daar broeden de roerdomp en de rietzanger. Daar grazen grote groepen ganzen in nabijgelegen weilanden. Daar staat het water staat nog steeds evenhoog.

Alles lijkt in orde. Toch heb ik een ongerust gevoel, dat sterker wordt naarmate de tijd vordert. Het is nog maar voorjaar. De droogte is absurt vroeg. Het water in de Rijn heeft nog nooit zo laag gestaan in deze tijd. Dat las ik gisteren. In Duitsland kan de rivier helemaal droogvallen, als het zo doorgaat. Dat is ernstig.

Ik loop door het veld langs volle sloten en denk aan al die plekken, waar het water steeds meer een probleem vormt. In de winter valt er veel te veel tegelijk en wordt het naarstig afgevoerd. De rivier staat hoog en er is kans op overstromingen. Maar de zomers veranderen ook. Het ene na het andere droogterecord sneuvelt. Dat dit problemen gaat opleveren is duidelijk. Ik ben een watermens. Ik voel me er niet alleen toe aangetrokken, ik vind het ook machtig interessant. Water is de sterkste verbinder die er is. Het is levengevend en bedreigend. Het spoelt, het schittert, het kabbelt en het kan met geweld huizen uit elkaar slaan. Maar vóór alles hebben we het nodig. Het is zó vanzelfsprekend dat het uit de kraan komt. Dankzij die geweldige voorzieningen kunnen we onze handen wassen. Precies volgens de voorschriften. Maar het gaat niet goed met het water. Het grondwater komt steeds lager te staan en de sproeiers sproeien maar door.

Er is samenwerking nodig en een goed beleid om het tij te keren. Daar zijn alle wetenschappers het over eens. Door Corona zijn we erg op onszelf gericht. Technische details over de ziekte en de economie beheersen het nieuws. Zelfbescherming blokkeert het vormen van een visie hierover. De grote verbinder, het water, heeft onze aandacht nodig. Water, voor leven.

.

De Aarde te zien als een wonder
te weten dat ik slechts te gast ben
en met jullie zorg draag
voor alles wat er is.

.

Lees hier: Water kan volgende Europese splijtzwam worden. (De Standaard)

.

(Sorry voor het slechte geluid in het begin, beetje jammer. Ik heb maar een simpel opnameprogramma. )

 

Klein en vertrouwd

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 9,5 minuut.

.

Ik heb een hele mooie kachel. Hij staat in de hoek bij de deur. Daar past hij precies. Het is een kleine Salamander. Het is een hele oude, en doet denken aan vroeger tijden, toen de wereld nog overzichtelijk was en iedereen in het dorp elkaar kende. Er stond een keteltje op met heet water. De koffie stond altijd klaar.
De kachel is slank, rond en hoog en is bedekt met een laagje sjieke bruine emaille. Bovenop is in het dekseltje een salamander gegraveerd. Dat deksel geeft toegang tot het binnenste, dat al door zoveel handen is gevuld met hout. Alles is tot as vergaan, jaar in jaar uit opnieuw.

Om de kachel heen is het een zootje. Er liggen oude kranten, schoenen, houtblokjes, een koffiekom, en soms wat vuile sokken die de was in moeten.
Onder de kachel moet eigenlijk een vonkvaste plaat. Die heb ik nog niet. In de vloer zit hier en daar een brandplekje. Ook zitten er een paar krassen in van de bijl. Ik heb me er lang aan gestoord. Maar ach, alles went. Op een gegeven moment weet je niet anders meer.
„O?“ zegt iets in mij, „Dat laat je toch niet zomaar gebeuren met je prachtige huisje! Dit is het begin van het verval.“

Dus nu heb ik besloten dat dit een goed moment is om de boel eens lekker op te knappen. Met frisse moed maak ik een plan. Ik zaag de dikke vloerplanken af, rond de kachel. Ik laat ze bij het timmerbedrijf door de vandiktebank halen. Daarna schroef ik er een stalen plaat op. Die moet verroest zijn. De roest maakt het oppervlak stroef, waardoor de verf goed blijft zitten. Dat moet bij een kachel, want het is een werkhoek. Je moet er kunnen hakken met de bijl. Ik wil de plaat maisgeel maken, dezelfde kleur als de rest van de houten vloer.

Waar haal ik dat staal? Bij de oudijzerboer natuurlijk. En dan niet zo’n grote, maar een kleintje. Zo’n ouwe rommelaar, die moet ik hebben. Ik vind hem al snel, het is een half uurtje fietsen. Ik bel hem op en kan meteen komen. Eigenlijk sluit hij om vijf uur, maar hij zal wachten tot ik er ben. Het duurt iets langer, want ik fiets eerst verkeerd, en kom bij een ander bedrijf uit. Het terrein ligt vol enorme schroothopen en er rijden grote kranen rond. Ik keer meteen om. Ik moet een stuk terug zijn.
Uiteindelijk ben ik er. Het bedrijfje is aanzienlijk kleiner. Er staat een verroeste Atlaskraan, een kast met pannetjes, bakken met geplette blikjes, een bak met het hele interieur van een professionele keuken. Ik loop verder. Achter een stoffig raam zie ik een gestalte en de houten deur gaat open.

„Ah ben je daar! Hoe kon je nou bij mijn concurrent terechtkomen?!“ In zijn stem klinkt verbijstering door. Dat snap ik wel, stel je voor dat al zijn klanten uitkomen bij de concurrent, die toch al rijk zat is. „Ik wist wel dat ik verkeerd zat hoor, zo n groot bedrijf daar heb je niks aan. Hier moet ik wezen en nergens anders.“ Mijn stem klinkt vastbesloten. Hij grijnst gerustgesteld en ik vertel wat ik moet hebben. Hij leidt me rond en uiteindelijk vind ik een goede plaat, mooi recht en verroest. Alleen een beetje te groot. Maar dat is geen probleem. Die snijdt hij wel door met de snijbrander. Hij legt de plaat op een stevige ijzeren werkbank, en tekent de lijn af. Dan legt hij er een H-profiel op en gebruikt hem als geleider. De vlam gaat keurig langs de rand, tot het laatste stukje toe. „Kijk eens hoe mooi!“ straalt hij. Ik ben vol bewondering. „Niet aankomen hoor! Het is nog heet, “ waarschust hij. Ik waag het niet, want ik dat weet ik maar wat goed. Hij loopt naar de deur. „Wil je nog een bakkie koffie? Dan kan het ondertussen afkoelen.“
Ik volg hem door de donkere schuur. Er staat een mooi trekkertje te koop tussen tal van andere zaken. Aan de wand hangen grote roestvrijstalen harpsluitingen. In de hoek zit een deur. Achter de deur is een klein kantoortje met bruine wanden. Er hangen foto’s van honden en mensen.
Hij schuift een stoel naar me toe. „Doe je aan corona?“ vraagt hij me. Ik zeg nee. Hier niet. Gelukkig, zie ik hem denken. De tafel is maar klein. Lang geen anderhalve meter. Hij schenkt koffie in een kop en zet hem voor me op tafel. Hij schudt zijn hoofd: „De mensen zijn zo bang! Ze doen alles wat Rutte zegt. Ik heb nu veel minder klanten. Hij is niet goed voor ons, werklui. Die andere is beter.“ Ik vraag wie hij bedoelt. „Ach, die met die moeilijke Franse naam. En Wilders, zegt ook wel goeie dingen, al is het een raar mannetje.“ Ik kijk hem geïnteresseerd aan. Maar zo boeiend is de politiek nou ook weer niet. Het gaat al snel over zijn vrienden, vriendinnen, en al de trouwe hondevrienden die hij in zijn leven heeft gehad. Hij geniet zichtbaar van mijn bezoekje. Na een half uur betaal ik hem en laat hij me uit. Ik bind de kachelplaat stevig vast op mijn bagagedrager. „Ik zie je vast nog wel eens terug!“ zegt hij vol vertrouwen.

Terwijl ik terugfiets over de smalle rustige plattelandsweg, denk ik eraan hoeveel we er mee zouden winnen als dorpen weer hun eigen bestuurders kenden. Als een dorp of wijk niet meer dan 500 bewoners had en eigen kleinschalige bedrijfjes. Dan kent iedereen elkaar. Dan zou de oudijzerboer op straat een praatje kunnen maken met de burgemeester. Hij zou zelfs kennis maken met dat ene Turkse of Marokaanse gezin. Dat ene is immers altijd anders dan de rest! Kleinschaligheid schept vertrouwen. Is dat het niet wat we nodig hebben in deze tijd? Klein beginnen. Gewoon, een bakkie doen bij de ijzerboer.

.

 

.

 

Niets staat stil

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 6 minuten.

.

Er brandt een vuurtje in mij. Het is een klein vlammetje, dat heel lang door kan branden. Het heeft maar weinig nodig om zijn licht te blijven spreiden. Maar toch kan het niet zonder brandstof.

Zo is het nu. Jarenlang heb ik mezelf op dreef gehouden, steeds een nieuwe uitdaging gezocht. Telkens weer stelde ik me een doel, deed wat ik bedacht had, en deelde mijn inspiratie. Ik deelde mijn proces van rouw  en afscheid nemen en ontspullen. Ik heb een huisje gebouwd en ging op pad. Daar schreef ik over. En nu ligt er een boek klaar om te publiceren.

Een boek vraagt om verdieping. Dat is een heel andere uitdaging dan op reis te gaan.

Op reis gaan betekent een breed palet aan inspiratie opdoen. Maar als je met zo’n bijzonder huisje onderweg bent als het mijne, dan ben je overal het onderwerp van gesprek. Inspiratie opdoen maakt nu plaats voor het verspreiden ervan.  „Oh wat een sprookjeshuis, daar droom ik van!“ Zoiets hoor ik vaak, soms wel tien of twintig keer per dag. Of „Ben je niet bang?“ en „Wat eet je onderweg?“ Maar om dieper in gesprek te raken, is het belangrijk om ergens te zíjn. Dat is echt nodig, voor mij. Het is voeding.

Ik streek neer bij Heerenveen, tussen een hoge heg vol kwetterende mussen en de oprit van Annemarie. Daar ben ik nog steeds. Hier kwam mijn manuscript uit de vingers. Mijn dagelijkse wandeling bestaat uit steeds hetzelfde ommetje, heen en weer over de landweg. De reis die ik de afgelopen maanden maakte, is vooral een reis in de geest. Door dit boek te schrijven hoop ik mee te denken aan de manier hoe we met elkaar een nieuwe wereld op kunnen bouwen. Met mijn verhaal maak ik een begin voor een gesprek. Dat vraagt om het juiste vervolg.

Voor mij is het tijd voor voeding en enthousiasme. En ook om geestige anekdotes uit te wisselen, muziek te maken en samen te tuinieren. Dat heb ik lang gemist. Ik heb wel een idee waar ik heen zou willen, het is een plek die ik al lange tijd ken, en waar ik van begin af aan bij betrokken was. Ik heb de vraag gesteld of ik mag komen, maar ik heb nog geen antwoord. Maar hoe dan ook, het komt vast goed. Waar ik ook terecht kom.

Er is een tijd van oriëntatie, dingen uitproberen en technieken opbouwen. Ik heb veel verschillende dingen gedaan. Mijn bodem is los en voedingsrijk, mijn mogelijkheden zijn divers. Maar de vlam staat nu al lang op hetzelfde pitje te branden. Ik weet maar wat goed: Enthousiasme maak je samen, het is energie. Om die energie te gebruiken is verdieping nodig. En door verdieping te zoeken geef je de jonge kiemen een bodem om te wortelen. Rust is nodig, en tijd met elkaar. Dat is onze voeding en zo kunnen we een nieuwe wereld opbouwen. Dat geloof ik. Samen lukt het. En ik ben vast niet de enige, die het zo voelt. Daarom denk ik deze gedachten hardop.

Houd de vlam brandende en geniet van wat er is. Soms moeten we geduld hebben. Maar niets staat stil. En hoe langzamer we gaan, hoe meer er gebeurt.

Dat denk ik. Alowieke.

.

 

Wat ik wél kan doen

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van  7 min

.

Op mijn vouwfietsje sla ik af, de brede straat in, naar het centrum van Heerenveen. Het rode PTT bakje zit stevig achterop mijn bagagedrager gebonden. Daar doe ik straks mijn boodschappen in. Het is altijd weer even een uitje, naar de Ecowinkel en terug. Het is 7 km, de bocht om de brug over, het park door. Je bent er zomaar.

Langs de kant van de weg  naast de huizen, zijn brede bermen met bomen er in. Er staat een vrouw gebukt boven het korte gras. Een grijze oudere dame met een net wit vestje aan. Ze plukt iets en doet het in het kleine tasje. Ik stop met trappen en stap van mijn fiets.
„Dag mevrouw! Plukt u madeliefjes?“ vraag ik. Verrast kijkt ze op. „Ja! Ik wil ze op een kaart plakken voor iemand,“ en ze kijkt een beetje bedremmeld naar het kleine kartonnen tasje. „Het is misschien een beetje gek om bloempjes te plukken en in een tasje te stoppen,“ zegt ze aarzelend. „Gek?“ Ik kijk haar vrolijk aan. „Helemaal niet gek hoor, dat doe ik ook altijd.“ Ze lacht opgelucht. „Ja, we beginnen het nu langzaam te bevatten, wat de impact is, van alles,“ begint ze langzaam en ze is even stil. „In deze tijd kun je wel heel somber worden over grote dingen en daarom…“ ze zoekt naar woorden en kijkt nadenkend de kruin van de boom in. „Daarom wilt u vooral genieten van kleine dingen!“ Vul ik haar aan. Ze knikt enthousiast en gaat meteen verder „En om goed voor elkaar te zorgen. Elkaar verrassen. Dat is ook belangrijk. Ik maak me soms zorgen over mijn kleinkinderen. Ik wil graag dat ze het net zo goed hebben als ik. Wij zijn gepensioneerd, wij zitten gebakken. Maar zij….. “ Ze praat steeds zachter, alsof ze hardop nadenkt.
„Ja dat begrijp ik,“ zeg ik „Al die grote leningen die nu worden gedaan door de regering, gaan ten koste van hún financiele toekomst.“ Toevallig heb ik daar net een artikel over gelezen in Follow The Money. Ze is blij met de aanvulling op haar gedachten.
„Ik zou willen dat ze het net zo goed krijgen. Maar ik kan niks doen. Daarom maak ik vandaag een mooie kaart met bloemen erop. Dat kan ik wél doen.“ Ik kijk haar stralend aan. „Dat vind ik mooi, mevrouw!“
„Dank je,“ zegt ze „En wat ik ook kan doen is op een goede partij stemmen. Ik ga duurzaam stemmen, zeker weten. Al die grote bedrijven die steeds maar doorgroeien, dat gaat niet goed. Dat moet maar eens afgelopen zijn.“ Grijnzend knik haar toe. „Daar ben ik het helemaal mee eens.“
Haar blik gaat naar de overkant en haar ogen lichten op. „Ik ga nog even verder met plukken. Ik zie daar nog meer madelieven.“ Ik volg haar blik naar de overkant. „Oh ja, daar zijn er een hoop!“ Mijn stem schalt door de straat. Ze lacht om mijn enthousiasme en steekt de weg over. Ik stap op de fiets, kijk nog één keer om, steek mijn hand op. Ze kijkt nog. „Een gezonde toekomst!“ roept ze. „Lekker buiten in de frisse lucht!“ roep ik terug. Glimlachend fiets ik verder.

We moeten goed voor elkaar zorgen, zei deze mevrouw. Voor mijn vriend Dick en ik gaat die zorg over grote afstand. We bellen. Maar deze week zouden we elkaar voor het eerst weer zien. We spraken af in Zwolle, dat ligt mooi tussen Brabant en Friesland in. Na twee maanden afzondering was het extra leuk. Lekker fietsen, zonder doel. Gekke plekjes en onverwachte paadjes vinden. We vonden ook een leeg podium bij een verlaten broedplaats. Daar heb ik een toespraakje gehouden, over alles wat we kunnen doen. Dick filmde het. Het was een heerlijk dagje.

.

Lege trein

.

 

Wat vroeger niet mocht is nu het beste

.

 

Stationspiano tegen de lift geschoven

.

 

Een eenzame café-eigenaar

.

 

Druk op de markt in Zwolle

.

 

Ronald A. Westerhuis, vlakbij Gerrits tuin met het lege podium.

 

.

Klik hier om de spontane toespraak te beluisteren op het lege podium

Gefilmd door Dick Verheul.

.

.

.