.

.
Elke ochtend als ik wakker word denk ik aan water. Water in rivieren, water in vennen. Ik denk aan het water in mijn sloot. Als ik opsta ga ik meteen kijken hoe het ermee is. Het is nog maar een kleine poel. Als ik aan kom lopen hoor ik overal kleine plonsjes, van de kikkers die hier hun laatste toevluchtsoord vonden. Ik sta op het houten vlonder en zie dat het opnieuw is gezakt. Als het niet snel gaat regenen verdampt alles, ondanks de schaduw die ik heb gemaakt, door deze vlonders over de sloot heen te leggen. Gisteren heb ik het aangevuld. Ik had er 40 liter kraanwater voor nodig. Dat ga ik niet elke dag doen.
Zo is het nu overal in Europa. Ik denk aan jonge bomen die nog moeten groeien, aan schippers en laag water, aan de boeren die de helft van hun oogst mislopen. Wie had kunnen denken dat ook Nederland te kampen zou krijgen met droogte?
.

.
Ik kijk naar mijn poel, die hopelijk net op tijd wordt gered door regenval. Woensdag slaat het weer om, zeggen ze. Ik verlang naar die regen, de geur van natte grond, jonge dieren en jonge vogels die verbaasd rond spetteren in grote plassen, een vrolijke verkenning van de nieuwe natte wereld.
.

.
Ik verlang niet alleen naar een natte wereld, ik ben ook blij met de droogte. Nederland heeft geleerd om tegen het water te moeten vechten. Daarom hebben we nu een tekort. Alles is ingericht op het afvoeren ervan. Rivieren zijn gekanaliseerd, polders zijn droog gepompt. En nu hebben we spijt. Spijt dat we het water zo snel laten weglopen. Er worden plannen gesmeed om het water weer terug te krijgen, terug in de polders en in de bodem.
.

.
In het gebied rond Frijlân wordt ook gesproken over de terugkeer van het water. Wordt het grondwaterpeil straks weer omlaag gebracht in het voorjaar? Gaat het net als anders en voeren we het af via sloten en kanalen? Of houden we het water vast? Vroeger was hier overal water. Het was een nat en drassig land. Voor dit land is deze droogte vreemd..
Ik ben geboren in de NoordOostPolder. Ik zwom en kanoode in de Lemstervaart en speelde langs de sloot. Later werd ik rondvaartschipper en voer met mijn grote liefde door heel Nederland. Ik ging door rivieren en door sluizen. Ik liet me acht meter naar beneden schutten om mijn geboortedorp te bezoeken per boot. Ik keek naar de ontzagwekkende hoge natte wand boven mij, voor de sluisdeuren zich weer openden en de polder voor mij lag.
.

.
Ik hou van water en modder, mijn leven lang al. Daar heeft nooit iemand iets aan kunnen veranderen. Ik hoop al heel lang dat er veel meer aandacht komt voor waterreservoirs, die werken net zoals mijn kleine poel in de sloot, maar dan in het groot. Alles heeft het nodig, ons land wordt er mooier van! Met meer waterbuffers hebben we niet alleen zelf een reserve, maar ook planten en dieren van vroeger komen weer terug.
Laten we het water bij ons houden en koesteren. Laten onze kinderen weer met modder in de sloot spelen en geulen graven langs meren en kusten. Laat ze helpen met het zorgen voor de jonge bomen. Straks, als de jonge loten groot zijn, zullen de groene oases zorgen voor verkoeling en het zal verdamping tegengaan en zorgen voor een klimaat dat veel minder extreem is dan nu wordt voorspeld.
Laten we ons land weer mooi maken, het lage land aan de zee, met meanderende rivieren, meren en vennen. Dat is mijn droom, daarom werk ik zo hard. Daarom groef ik deze poel in de bodem van de sloot toen het water er nog ruimschoots in stond. Alleen al om te zien hoe machtig het is en hoe het werkt als het water zakt. En daarom plant ik straks vierhonderd bomen, om voor verkoeling te zorgen en aangename luwtes en om het vocht in de bodem vast te houden. Daarom vertel ik dit verhaal, in de hoop dat het elders wordt voortgezet, in ons natte landje aan de zee.
.

.
Alle tekeningen zijn van eigen hand. De tekeningen met tekst maakte ik in 1996, na één van onze reizen met de boot door Nederland.
.
Link naar Vroege Vogels: Grondwaterstand moet omhoog.