Zeisreis

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

English translation underneath. No podcast, only text.

.

“Wijndomein De Vier Ambachten,” staat er op het ronde bord. We rijden de inrit op, het ijzeren hek door. Het is een wijngaard waar je kan slapen in kleine houten huisjes. Daar zijn we blij mee, zo ver van huis, helemaal op de grens van Zeeland en Zuid Holland. “Fijn dat je ons tot hier hebt gebracht,” zeg ik tegen de vrouw die ons reed. “Anders hadden we nog een uur moeten lopen!” We hebben zeisles gehad. Dick en ik, en deze vrouw was een medecursist. We hebben van alles geleerd het in elkaar zetten van de zeis, maaihouding en onderhoud. We stappen uit en de vrouw opent de achterklep. Daar ligt mijn fonkelnieuwe essenhouten steel. Ze geeft me ook de tas aan met de twee handvaten die nog moeten gemonteerd. In de ene zit een bocht, als in een deurkruk. In de andere niet. Dat is niet voor niks. Het is een slimme zeis. Dan komt het grote zeisblad zelf, wel vijfenzestig centimeter lang. Het is bedoeld voor ruigtes, maar als je hem erg scherp maakt, kan je er ook gras mee doen. Daarvoor heb ik een hulzenset gekocht. Dat is een luie manier om je zeis even scherp te krijgen als met een aambeeld. Je kan er elke hamer voor gebruiken die je maar hebt.

Ik kijk naar de grote achterbak van de oude Volvo. In de auto ligt nog een zeis. Een oude. Hij ziet er anders uit dan de mijne. De vrouw slaat de klep dicht en neemt afscheid. Mijn vriend Dick en ik blijven staan bij de muur. Met de steel in de hand herhaal ik waarom deze zeis zo mooi ontworpen is. Je kan kaarsrechtop blijven staan, als je werkt, zonder bukken, zonder je armen te hoeven buigen. Het kost bijna geen kracht. Het ontwerp komt uit Oostenrijk. De baas komt aanlopen, een lange pezige man. Zijn haar begint al te grijzen. “Wat een mooie zeis!”roept hij. “Je mag er meteen mee aan de gang hier, werk zat! Het blad moet er wel aan hoor, anders kun je er niks mee.” Ik lach naar hem, en praat dan verder tegen Dick, want ik was net halverwege een zin.

We lopen verder. Het veld staat vol druiven, in lange rijen, met paden ertussen gemaaid. Boven de ranken uit tooit een witte sluier van fluitekruid. Heel veel fluitekruid. De wijngaard is compleet omgeven door populieren. Ze staan dicht op elkaar. De bomen zijn deze winter geknot, op hoogte van een meter of zeven. Daardoor heb je nog meer het gevoel dat het een wand is. We lopen langs de huisjes, zetten onze bagage neer bij nummer acht, en gaan verder met onze verkenning. Je kan helemaal rondlopen. Aan de achterzijde is een meer en een paadje door de wildernis. Ook daar valt veel te maaien. Dick waagt het er niet op, het paadje op te gaan. De begroeiing is dicht en er zijn veel overwoekerde bruggetjes. Het water ligt er schemerig tussen verborgen. Aan het eind komt ik weer uit bij het grotere pad en ga weer naast hem lopen. “Ik zou best op reis kunnen gaan met mijn zeis en mijn diensten aanbieden,” zeg ik “als ik zou willen.” Dick grijnst. “Ja, een zeisreis!” We lopen ondertussen langs een rij bloeiende appelbomen. “Toch is dat helemaal niet nieuw hè,” Ga ik door. “Een eeuw geleden deden ze dat ook. Seizoensarbeiders reisden rond met de zeis.” Dick knikt en vult me aan. “Ze kwamen ook uit Duitsland. Dat waren de Hannekemaaiers. Ze hielpen de boeren.” Het moet een mooie tijd zijn geweest. Het snijdende geluid in het lange gras, met niets anders dan vogelgeluiden. Het was wel doorwerken, elke dag weer, wekenlang. Maar toch genoten de mannen van het werk, dat lees je nog steeds terug in oude boeken. “Het handwerk moet blijven,” zeg ik. “Dat is het echte ambacht. Het mag niet vergeten worden. Nooit niet.” Dick is het ermee eens. “Wat is er nou aan om de hele dag met oordoppen op te lopen achter zo’n lawaaierige bosmaaier? Het gaat niet eens sneller.”

Je bent helemaal niet gek, met een zeis in je hand. Het wordt steeds populairder. Zeisbrigades bestaan al, in diverse plaatsen zetten ze zich in om stukken van het landschap te onderhouden. Ambachtelijk, geruisloos en sociaal.

We zijn bij ons huisje aangekomen en openen de deur. Zorgvuldig zet ik de steel in de hoek, zó, dat hij niet omvalt. Het zeisblad leg ik neer op het tafeltje. We installeren ons. Morgen gaan we terug. Een hele reis voor mooi gereedschap, dat is het. Het is het waard.

.

.

.

https://zeisles.nl/
https://www.landschapsbeheerflevoland.nl/werkvelden/dat-doen-we-samen/maaien-met-de-zeis.html
https://landschapsbeheergroningen.nl/vrijwilligerswerk/vrijwilligersbrigades/

.

https://www.domein-de-vier-ambachten.nl/

.

scythe journey

“Wine estate De Vier Ambachts,” the round sign reads. We drive up the driveway, through the iron gate. It is a vineyard where you can sleep in small wooden houses. We are happy with that, so far from home, all the way on the border of Zeeland and South Holland. “Thank you for bringing us here,” I say to the woman who drove us. “Otherwise we would have had to walk another hour!” We had sailing lessons. Dick and I, and this woman was a fellow student. We learned everything about assembling the scythe, mowing position and maintenance. We get out and the woman opens the tailgate. There lies my brand new ash wood handle. She also hands me the bag with the two handles that still need to be mounted. One has a bend, like a door handle. Not in the others. That’s not for nothing. It’s a smart scythe. Then comes the great scythe blade itself, up to two feet long. It is intended for rough areas, but if you make it very sharp, you can also do grass with it. I bought a sleeve set for that. That’s a lazy way to get your scythe as sharp as an anvil. You can use any hammer you have.
I look at the big trunk of the old Volvo. There is another scythe in the car. An old. He looks different from mine. The woman closes the door and says goodbye. My friend Dick and I stop at the wall. Handle in hand, I repeat why this scythe is so beautifully designed. You can stay upright when you work, without bending over, without having to bend your arms. It takes almost no force. The design comes from Austria. The boss approaches, a tall wiry man. His hair is already starting to turn gray. “What a beautiful scythe!” he exclaims. “You can get started right away here, plenty of work! The blade has to be attached, otherwise you can’t do anything with it.” I smile at him, and then continue talking to Dick, because I was just halfway through a sentence.
We walk on. The field is full of grapes, in long rows, with paths mown in between. Above the tendrils adorns a white veil of cow parsley. Lots of fluff. The vineyard is completely surrounded by poplars. They are close together. The trees have been pruned this winter, at a height of about seven meters. This makes you feel even more like a wall. We walk past the houses, put our luggage at number eight, and continue our exploration. You can walk all around. At the back is a lake and a path through the wilderness. There is also a lot to mow there. Dick doesn’t dare, to follow the path. The vegetation is dense and there are many overgrown bridges. The water is dimly hidden between them. At the end I reach the larger path again and walk next to him again. “I could go on a journey with my scythe and offer my services,” I say, “if I wanted to.” Dick grins. “Yes, a scythe trip!” In the meantime we walk past a row of blossoming apple trees. “That’s not new at all, is it,” I continue. “They did the same a century ago. Seasonal workers traveled with the scythe.” Dick nods and completes me. “They also came from Germany. Those were the Hannekemowers. They helped the farmers.” It must have been a good time. The cutting sound in the long grass, with nothing but birdsong. It was work, every day, for weeks. But the men still enjoyed the work, you can still read that in old books. “The manual work must remain,” I say. “That’s the real craft. It should not be forgotten. Never ever.” Dick agrees. “What’s the point of wearing earplugs all day behind such a noisy brushcutter? It’s not even faster.” You’re not crazy at all with a scythe in your hand. It’s getting more and more popular. Scythe brigades already exist, in various places they are committed to maintaining parts of the landscape. Traditional, silent and social.

We have arrived at our cottage and open the door. I carefully place the handle in the corner, so that it does not fall over. I put the scythe blade down on the table. We install ourselves. Tomorrow we go back. A whole journey for beautiful tools, that’s it. It’s worth it.

.

.

De balans tussen willen en laten (The balance between wanting and leaving)

.

Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik sta voor de zoveelste keer in de kas te kijken. Van de bloemkolen zijn er maar drie opgekomen. Waarom? De maand maart was donker. Misschien is het zaad verrot in de te natte bakjes. Ik ben niet de baas, als het niet mee zit doe je er niks aan. Dat willen mensen graag. Dat de natuur zich aan hun wensen voegt. Tot in de puntjes. Het opkweken van voedsel is daarvan het meest extreme voorbeeld.
Ik ben pas laat begonnen met zaadjes in bakjes stoppen. Plantjes die zo kwetsbaar en afhankelijk zijn, daar moet ik aan wennen. Maar ook dat er een doel is. Het doel is bloemkolen eten. Van de honderd-en-dertig kolen zijn er maar drie opgekomen. Ben ik dan een slechte tuinierster? Nee natuurlijk niet. Want ik ben niet de baas over ze. Die zaadjes hebben hun eigen leven, waar ik maar een piepklein beetje van weet. Daarom heb ik dat doel “Ik wil jouw opeten” maar op de tweede plaats gezet. Veel mooier vind ik het om de natuur te volgen, dan om haar mijn wil op te leggen. Dat is een waar avontuur. Al meerdere mensen heb ik enthousiast gemaakt door tuinieren van die kant te belichten.
Ik struin door de weiden en langs de wilgen. Ik trek een veldje brandnetels weg, waar paarse dovenetel zich bescheiden een weg omhoog probeert te maken. De ruimte wordt met graagte ontvangen. En dan zien hoe het paars zich uitbreidt. Elke dag weer even kijken. Ook dàt is tuinieren! Ik volg en ik grijp in. En dan laat ik het weer. Het is net een spel.
Ik loop langs de rietkragen. Ik speur de oevers af van sloten en kuier door de natte greppels. Ik maak paadjes in het riet en de grote bossen die dat oplevert, stop ik in mijn fietskar. Hele bergen heb ik meegenomen en je ziet nauwelijks dat er wat weg is. Ik leg ze neer rond de perken, om de planten en het zaaigoed te beschermen. Ik vlecht het riet achter mijn huis, tot een schutting. Doordat ik er ben verandert het om mij heen. En niet omdat ik alles omploeg. Maar omdat ik kijk. Twee jaar lang was dit kleine hoekje wildernis. Maar nu grijp ik in, hier en daar. Ik trek brandnetels uit en kleefkruid. Niet alles, maar genoeg om het andere ook een kans te geven. Het look zonder look ziet nu eindelijk het luchtruim, en ook het zevenblad groet mij. Ik grijns naar ze. Groeien jullie maar lekker door. Jullie zijn sterk zat, om de brandnetel aan te kunnen. Als ik dan af en toe een paar blaadjes mag? Het lijkt me een goede ruil. Brandneteltoppen, zevenblad en look zonder look, ik eet ze graag. Waarom zou ik keihard vechten om een paar tere kropjes sla te verdedigen? Je houdt alleen maar kale grond over. Ik houd niet van kale grond. En ik heb die sla ook helemaal niet nodig, eigenlijk. Maar kool wèl… Het is mooie stevige kost, voor de winter. Daarom ben ik ze toch aan het bestuderen. Het hoeft niet meteen te lukken. Misschien duurt het wel twee jaar voor het uit mijn handen komt. Maar het begin is er. Vlak naast mijn kas staan de eerste drie miniscule koolplantjes, net uitgeplant. Je kan zien waar ze staan, want ik heb er rietstengels omheen geprikt, tegen de vogels. Het werkt goed. Ze staan er nog steeds.

Tuinieren en landschapsbeheer, het is prachtig. Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest. Er zijn klinkende trompetten, tedere fluitpartijen en stemmen als nachtegalen. Ik luister en ik dien. En soms, heel soms ben ik de baas. Maar meestal niet.

Dit is mijn land
hoever strekt de grond
waar het zaad dat ik strooide
zich spreidt in het rond
Hoe meer dat ik laat,
hoe meer dat het groeit,
Hoe meer dat ik luister,
hoe meer dat er broeit.

.

.

Mijn inspiratie haalde ik o.a. uit dit artikel: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Ook interessant is wat de Vlamingen vinden, en het verschil tussen hun wat rommelige aanpak en de grootschalige werkwijze van de Nederlandse natuurorganisaties. Wat is beter?

Over de noodzaak van verstilling in het natuurbeheer: https://edepot.wur.nl/148759

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Nature is like a piece of music with countless parts. Some of them I play, others accomplish the rest. (Alowieke)

Song of diversity

This is my land
how far does the soil extend
where the seed I sowed
spreads around despite the drought
The more that I let
the more it grows,
The more I listen
the more it glows.
And our brightful laughter
is like the needed water

.

I always try to trace my blogs to a deeper source. This time I got my inspiration from this article, which Jeroen de Ditches connoisseur sent me, exactly when I was looking for a theme for my new story. The philosopher Eric Higgs is a Canadian environmental philosopher. He distinguishes between two ways of land restoration. The technological approach and the focal. The latter explicitly focuses on the connection between man and nature. In other words, creating committed relationships between people and ecosystems. And that is exactly what my stories are often about: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Also interesting is this story by Glenn Deliège. He is affiliated as a research fellow of the FWO at the Higher Institute for Philosophy of the KU Leuven. He is currently working on a dissertation on a philosophical interpretation of conservation practices, paying particular attention to nature conservation as meaning and to nature conservation which brings about the continuity of meanings in the lifeworld. In this article he carefully distinguishes between two archetypes of nature conservation in Flanders and the Netherlands, with a view to the question of how well they succeed in establishing that continuity. The difference between the somewhat messy bottom-up approach and the large-scale approach of the Dutch nature organizations that is directed from above. What is better? About the need for stillness in nature management: https://edepot.wur.nl/148759