Iets laten groeien is niet niks (Before it grows!)

Wat nodig is… Een beker kennis, een vat vol liefde en een oceaan van geduld. . . . . . . . . . . . Franciscus van Sales (1567 – 1622)

Alleen een oceaan van geduld vult onze beker van kennis tot in het oneindige, zonder hoogmoedig te worden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Alowieke (1965)

.

Edwin Harris, 1855 – 1906, Spring

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Mijn nieuwe kas is ingewijd en heeft nu alle weersomstandigheden gehad. Vandaag stormt het. Ik heb de schuifdeuren moeten vastbinden. Gisteren lag er nog sneeuw op het dak. De dag dat ik terugkwam van weggeweest.

Ik loop over het veld naar mijn nieuwe tuinkas. Ik heb een drukke tijd gehad en was veel op pad. Het is lang geleden dat ik zo vaak ben weg geweest. Het was leuk. Maar vaak weg zijn eist zijn tol. Ik moet eraan wennen weer terug te zijn. Ik stap over een greppel heen. Er staat een klein beetje water in met een dun laagje ijs erop. De grond is nog bevroren en het kraakt onder mijn laarzen. Vlak voor de kas blijf ik staan. Er ligt een dun laagje sneeuw op het dak. Er mag geen sneeuw op het dak liggen, stond er in de handleiding. Maar de zon geeft al veel warmte. Af en toe valt er met een doffe plof een klont naar beneden. Laat de boel maar smelten, dan heb ik er geen werk aan. Ik wil naar binnen. Moeizaam probeer ik de schuifdeur te openen maar het lukt niet. Oei, niet forceren, nu. Eerst kijken. Waarom doet hij het niet? Dan zie ik zie het. IJs belemmert de goede geleiding. Ik heb nog geluk dat de deur niet op mijn kop is gevallen. Ik peuter het ijs uit de geleidingsgoot en probeer het voorzichtig opnieuw. Er komt beweging in tot het een kier is, net groot genoeg voor mij. Nieuwsgierig wring ik mezelf erdoor, de glazen ruimte in. Nog steeds wordt ik blij, als ik tussen de glazen wanden sta. Toch neem ik geen tijd om daarvan te genieten. De stellingkast achterin wil ik zien. Hoopvol schiet ik erheen en sta stil, met mijn neus erbovenop. De zaaitrays staan er nog net zo bij als hoe ik ze achterliet. Ik kijk naar de zwarte bladaarde, die ik zo mooi heb gezeefd, voor het in de tientallen aanééngesloten potjes ging. Het zit in de allerbeste zaaitrays die ik kon vinden. Ze zijn sterk en stevig en van gerecycled plastic en gaan nog vele jaren mee. De nieuwe kas is prachtig en redelijk warm, hoewel er af en toe een koude wind door de kieren waait. Ik heb veel moeite gedaan voor die piepkleine zaadjes. Alles is optimaal. Dat dacht ik. En toch, zwart is de aarde, alleen maar zwart. De zaadvaste bloemkool en koolrabi zitten er al twee weken in en doen nog niks. De kruiden die ik vorige week zaaide ook niet. Het is een dooie boel. Kom op zaadjes, ga het nou doen! Ik heb alles voor jullie over!
Tja…
Zaad groeit niet omdat ik het wil. Zelfs al bouw ik er een glazen kasteel omheen met een luxe kachel erin. Zelfs al geef ik elke dag een groot concert om de lucht uitnodigend te laten vibreren. Misschien gebeurt er wel helemaal niks. Dan zal ik toch doorgaan, het op een andere manier proberen. Iets laten groeien vraagt om geduld en volharding. Je moet erbij blijven, ernaar kijken en ervoor zorgen. Het laten mislukken als het moet, bedenken wat er anders kan en opnieuw beginnen.

Ik kijk naar de uitgestrekte weide, bedekt met een witte sluier. Dikke pollen groen gras steken boven de sneeuw uit. Het gras heeft mij niet nodig, om te groeien. De grond zit vol wormen, die de bodem voeden. Vooral hier, waar de bomen staan zijn het er veel. Deze plek wordt dan ook druk bezocht door merels. Die lusten wel een wormpje. Jonge plantjes trouwens ook. Vooral bloemkoolplantjes, fris en mals. Ik houd van de merels, maar je moet ze wel in de gaten houden. Of zorgen dat er eten is. Wormen, beestjes, bessen. Struiken, blad, een mesthoop. Dan hebben ze geen honger meer. Kunnen ze fluitend de boom in, met een volle maag. Maar nu is er niks te horen. Geen merel, geen winterkoning roert zich. Geen zaad wat opkomt, geen vogels om me te begroeten… Ik voel me leeg en heb de neiging om gelijk weer weg te gaan. Ik haal diep adem en weet. Hier moet het gebeuren. De plek waar mijn huis staat. Waar ik ben daar groeit het. Alles waar ik zoveel tijd en liefde heb ingestopt roept om mij. Vooral die kleine dingetjes waar leven in schijnt te zitten. Soms maar een millimeter groot. Ik kijk in de zaaitrays naast me. Is er echt geen eentje die op komt? Nee, niks.
Dan zie ik dat één tray wat droog is. Ik pak het kopje van de tafel en dompel hem onder in de grote wijnrode emmer, met water uit de sloot. Ik giet het water over de rulle grond in de potjes en hoop dat het zo goed is. Meer kan ik niet doen. Dan loop ik door dezelfde kier weer naar buiten en schuif de deur dicht. Een klodder gesmolten sneeuw valt vlak naast me neer, net niet op mijn hoofd. Ik glimlach.

.

En de wind die waait maar door, en door en door……..

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Only an ocean of patience fills our cup of knowledge to infinity, without becoming haughty. . . . . . . . . . . . Alowieke (1965)

I come home after being away a lot. I look at the seeds I sowed in my new green house.

.

.

Bloemkool, door bijen bestoven.

.

.

Vorige week vertelde ik een verhaal op een bijeenkomst over zaden en de toekomst. Ik heb beloofd dat ik dat verhaal hier zou publiceren, dus doe ik dat bij deze.

.

In het lage zonlicht kijkt boer Jan uit over zijn land. Het is het eind van een lange werkdag. Zijn twaalfjarige zoon staat naast hem. Op de lichtgroene bloemkoolbladeren ligt dauw. Ze zijn keurig naar binnen gevouwen en beschermen de roomwitte schat er binnenin ‘De kolen horen bij ons’ mijmert hij. ‘Het zijn net kinderen. Mijn pa kweekte het zaad uit het zaad van mijn grootvader en overgrootvader. Het verbindt ons met de generaties voor ons en met het land. Weet dat, jongen, dat we dit nooit vergeten. De schat die voor ons ligt wordt steeds zeldzamer.’ ‘Elk gebied had vroeger zijn eigen rassen. Overal waren boeren als wij, trots op hun eigen unieke zaad. Wij zijn de laatsten der Mohikanen’.
De boer is één van de weinigen die nog zaadvast kweekt. Zaad dat bestoven wordt door bijen en insecten. Zaad dat verbonden is aan de bodem waar het vandaan komt, of het nou klei is, veen of zand. Het is sterk en vol vruchtbare groeikracht.
‘Ze zijn wel iets kleiner dan die die uit hybride zaad komen,’ zegt boer Jan langzaam. ‘Maar wij zijn onafhankelijk en vrij! Wat er ook gebeurt, we kunnen er altijd op vertrouwen.’
‘Maar waarom nemen we dat andere zaad niet, als dat zoveel groter wordt?’ vraagt de jongen.
‘Die andere worden steeds opnieuw gekweekt uit dezelfde twee ouders. Hybride, noem je dat. De vader en moeder verschillen wel erg van elkaar. En het zaad dat daaruit komt is niet altijd vruchtbaar. Er zijn er die wel ontkiemen, maar dan is het een warrige boel. Ze zijn allemaal verschillend. De kool zelf heeft er weinig aan, en wij ook niet. Ik denk, laat de kool maar kiezen hoe hij zich aanpast. In vaste bodem weet hij dat vast en zeker beter dan wij. Het klimaat verandert sneller dan we dachten. Weet je nog hoe droog het was vorig jaar? Maar onze bloemkolen zijn sterk. Met ons zaad zijn wij goed voorbereid.’ De jongen glimlacht tevreden.

Hybride zaden geven grotere vruchten, knollen en kolen, en zijn vaker bestand gemaakt tegen ziektes. Maar op den duur is de fut eruit. Het mist een vaste bodem. Daarom is het belangrijk dat er altijd zaadvaste familieleden blijven. Planten die vruchtbaar zijn, en waar we altijd naar terug kunnen. En hoe mooi is het, dat voedsel, of het nou kolen, knollen of peren zijn, zo’n geschiedenis kent! Daarom is het belangrijk dat het blijft. Dat iedereen het weet, dat boer Jan er is en anderen zoals hij. Kijk of vraag ernaar, is het zaadvast of hybride wat je koopt? Wisseling van spijs doet groeien!

Met dank aan de Zaderij, vooral Marran: https://www.zaderij.nl/

In België te verkrijgen bij Velt: https://velt.nu/samenaankoop-biologische-zaden

Een kleine kern die zich voorbereidt (A small core preparing)

Bestaat de grond van ons bestaan niet uit voedsel? Het zijn de vele goede verhalen die zich hierover moeten verspreiden. Verhalen over smaak en veerkracht. Er moeten veel meer boeren en boerachtigen komen met hart voor zaad en bodem. En dat al die mensen kunnen en mogen uitwisselen. Voedsel en voedselsoervereiniteit.

.

Tekening Alowieke

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het polderlandschap trekt aan ons voorbij. Theo Boon, de directeur van Odin zit naast me aan het stuur. Hij is al bijna vijfenveertig jaar bezig met biologisch voedsel. Ik ben blij dat ik met hem mee terug kan rijden. Het is een goede dag geweest, en ik was erbij, als schrijver en verteller. Het was een studiedag over zaadvaste zaden. Dat zijn zaden die groeien door bestuiving van bijen en beestjes. Zaden die zelf ook weer zaad kunnen maken met jonkies die op hen lijken en die ook weer bestoven worden en jonkies maken. En.. zo.. voort.. Prachtig. Dan denk je misschien: Maar dat hoort toch zo?!? Ja, dat is de natuurlijke weg. Maar de zakelijke wereld van ons voedsel is heel anders. (Binnenkort vertel ik daar meer over, in een extra blog.)

Ik ben gevraagd hierover een verhaal te vertellen en dat heb ik gedaan vandaag. “Het was heel mooi hoor!” zegt Theo. “Je had alle aandacht, het was ineens muisstil. Ik dacht: Wat gebeurt hier?! Ik grijns. Dat het een succes was, kwam ook door de locatie en de bescheiden groep. De aula van de Warmonderhof is een mooie plek. Er is een gedempte akoestiek, dat is fijn. Het is een ruimte die niet rond is en ook niet vierkant. Het heeft een groot podium als een nis. Er zijn asymetrische hoeken en veel hout. Een hoog, diep oranje gordijn verspreidt een warme gloed door de zon die erachter schijnt. Je voelt je hier gekoesterd. Zo’n ruimte wil wel helpen, voor een goed verhaal. En een groep, net niet te groot om een korte voorstellingsronde te doen. Er waren medewerkers van Odin, van de Beersche hoeve die voor de winkels van Odin levert. Ook zag ik de mij bekende lui van de Zaderij, waar je biologische zaadvaste zaden kan bestellen. Er was een vrouw met een voedselmuseum, een door de wol geverfde journalist van een akkerbouwkrant, en meer bijzondere mensen.
De directeur van Odin woont vlakbij de plek waar ik zes jaar lang heb gewoond, op de Brabantse zandgrond. Ik zie het zo voor me; de stille laan met de majestueuze beuken. Het bos en de beek die erdoor stroomt. Het gefluit van mezen en vinken in de bomen. En dan de weide en die oude hoeve, als je de coulissen van het bos verlaat. Ik krijg bijna zin om terug te gaan.

“Hoe is het daar nu?” vraag ik hem “Het is al best droog hè? Stel je voor deze lente ook niet regent. Wat dan?” vraag ik. Theo kijkt bedenkelijk. “Ja het is nu al behoorlijk droog. Dat gaat dan heel moeilijk worden als het zo doorgaat. Voor de ontkieming hebben we toch echt vochtige grond nodig.” Ik kijk voor me uit en denk aan de sloten in Friesland, die altijd gevuld zijn met water. Aan andere plekken in Nederland die verbonden zijn met het IJsselmeer. Of plekken waar toevallig net wat meer regen valt dan in Brabant. In een flits gaat het door me heen. We zullen het niet redden in de toekomst, als we gedwongen worden om te blijven concurreren. Als boerderijen als de Beersche Hoeve alleen blijven staan. De klimaatverandering dwingt verandering af. We moeten samenwerken en de aarde gezond maken. Het is buigen of barsten. De biologische sector werkt aan verbetering van de bodem. Aan sterkere groenten en knollen. Een door bijen bestoven en zaadvaste biologische witlof kan vijf keer zoveel droogte aan als een gangbare, vertelde een jongen vandaag. Hij had het zelf onderzocht en was er trots op. Het zijn deze verhalen die zich moeten verspreiden. Er moeten veel meer boeren komen met hart voor het zaad en de bodem. Zaden moeten uitgewisseld kunnen worden.
Dit alles gaat door me heen, terwijl ik opzij kijk, naar de man naast me. Ik zeg hardop wat ik denk. “Het kan niet zo zijn dat eentje alles moet doen. Het telen van zaadvaste zaden moet overal gebeuren waar het kan. Het kan niet anders.” De man naast me knikt. Ook hij weet het. Al is het niet makkelijk, voor geen enkele boer. Er zijn steeds meer controles. Veel tijd gaat verloren aan het verkrijgen van certificaten. Op elk plantje moet “een sticker”. Patenten worden aangescherpt. Het gaat niet alleen meer om soorten, maar ook om eigenschappen. Stel je voor: Alle meisjes met blond haar zijn van mij! Dat kan toch niet? De mogelijkheid om te spelen met veranderingen wordt almaar verder ingeperkt. Het drijft menige boer tot wanhoop. De wereld is hard bezig zichzelf vast te werken terwijl de klimaatverandering steeds sneller gaat. Een grote golf komt aanrollen, maar we mogen onze surfplank niet gebruiken.
Toch ben ik niet somber. Ik denk aan de mensen die ik ontmoette, vandaag. Ik weet: Zij gaan door. Het is belangrijk elkaar te ontmoeten. Ik ben blij dat ik vandaag een bijdrage heb kunnen leveren. Het geeft hoop en inspiratie. Buiten wordt het schemerig. De weg gaat licht omhoog, we rijden de polder uit, Friesland in. Nog even, en dan ben ik thuis. Daar is Dick. Hij heeft de tafel al gedekt, met aardappels en spruiten van Odin. Hij wacht tot ik terug ben. Tenslotte, liefde gaat door de maag.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Doesn't the basis of our existence consist of food? It is the many good stories that have to spread about this. Stories about taste and resilience. There must be many more farmers with a heart for seed and soil. And that all those people can and are allowed to exchange. I was at meeting about seeds and foodsoverngity and sit in the car, we are driving back, and I talk with the driver.


			
		

Ik houd niet van doem (I don’t like doom)

.

Ik ben op de markt en heb een discussie. Ik voel me alleen. Ben ik de enige die nog ergens in gelooft? Is de voedselmarkt eeuwig gedoemd tot sommen winst, volume en eigenbelang? Geeft er nog iemand om? Jazeker! Er is een belangrijke beweging. Ik lees de Nyéléni verklaring van het internationale forum voor agro ecologie

Boerenforum, Toekomstboeren, Wervel, Oxfam, FIAN Belgium, Voedsel Anders, Alowieke

.

.

Mijn kinderen zijn niet van vlees en bloed. Het zijn bomen en beestjes. Het zijn verhalen en gesprekken op de markt en onderweg, wanneer ik door het weidse land fiets. Ik produceer ze niet. Ik plant ze, ik deel ze en ze geven het leven inhoud. Hetzelfde geldt voor de zaden, die klaarliggen om op te kweken, in de nieuwe kas. Het is meer dan voedsel. Het is zin. Dikwijls is dat anders. In de wereld van nu draait alles om een grote productie. Maar als leven een optelsom is, hoe vruchtbaar is het dan? En waar is het respect voor de aarde?

.

.

Er zijn dagen dat het discussies regent. De donkere dagen zijn voorbij, met lage luchten en motregen. Het is marktdag en de lucht is licht. Ik heb deze week veel nagedacht over mijn eenzame werk op het land, tijdens deze miezerige januaridagen. Ik dacht aan de toekomst van dit land en aan mensen dichtbij en ver, mensen waar ik van houd. Het ging door tot ik in bed lag. Ik slaap al jaren prima. Ik houd ervan, me over te geven aan de nacht. Maar nu lag ik wakker in mijn hangmat.

Ik doe mijn ogen open. Ik heb toch nog een poosje geslapen. Het is zeven uur, zegt de wekker, net als anders. Ik kruip niet terug in mijn hol, maar sta op met het vertrouwen dat het wel weer goed komt. Het is ook geen onprettig gevoel. Ik ben niet moe, er ligt alleen een waas over de wereld, als een lichte vitrage. Na slechts een paar uur slaap is het of mijn ziel dichter onder de huid zit. Het hart ligt broeierig op de tong. Ik was me met ijskoud water en kleed me netjes aan. Het is vrijdag en vrijdag is marktdag. Daar ga ik heen. Net als vorige week. En de week ervoor.

De markt is een heel eind fietsen. Ik ga ook een stukje met de trein, want er is een harde tegenwind. Dat is niet fijn met een fiets vol zware boodschappen. De biologische markt is op het hoekje van de veel grotere markt, niet ver van het station. Het is er gezellig en langzaamaan leer ik iedereen kennen. Mensen ontmoeten elkaar en eten soep bij de Reizende Kookvrouw. Een enkele marktman of vrouw houdt van een discussie of een kort gesprek over de bizarre vorm die het leven neemt in onze tijd. De één is serieus, de ander maakt er grapjes over.

Ik sta bij de laatste kraam voor vandaag. Ik wil nog boekweit kopen. Boekweit in een papieren zak. Dat hebben ze hier. De man achter de kraam praat met een klant, die al met één been weggelopen is. “De nierbonen van mij komen van eigen land,” zegt hij. “Ik produceer twee keer zoveel als Hak per hectare, maar ik ben dan ook al zeven jaar aan het veredelen. Zij beginnen pas, met biologische teelt!” Maar hij praat tegen dovemansoren. De vorige klant is al weg. Dus ik neem het gesprek over. “Zijn ze zaadvast?” vraag ik. Hij leunt voorover, zijn handen steunend op de kraam. “Daar gaat het niet meer om,” zegt hij. “Het gaat om een grote productie. De voedingswaarde gaat steeds meer achteruit, maar dat wil de markt. Vroeger komt nooit meer terug.” Verbaasd kijk ik hem aan. Ik geef tegengas. Dat niemand de toekomst kent. Dat er ook een andere tendens is. Maar hij gelooft er niet in. Hij glimlacht meewarig, terwijl hij mijn boekweit inpakt. Naast me staat de volgende klant te wachten. Ze lacht om mijn brede gebaren en deinst achteruit als ik haar bijna raak, met mijn vingertoppen. Ze staat breed te grijnzen alsof ik een clown ben. Ik wilde ook nog gierst, maar dat laat ik nu maar zitten. Ik betaal, pak de boekweit en vlucht weg. Ik voel me alleen en de laatste woorden liggen onuitgesproken op mijn lippen. Verdorie, ik ben toch niet de enige die nog ergens in gelooft? Is de voedselmarkt voor eeuwig gedoemd tot sommen van winst, volume en eigenbelang? Wie maakt het eigenlijk nog uit?

.

.

Bij een andere kraam zit een meisje op de lege kratten uit te blazen. Ze heeft me kort geleden nog geholpen. Ze glimlacht naar me. “Heb je pauze?” Vraag ik. “Nee,” zegt ze “Ik ben klaar voor vandaag.”. “O, zou ik dan wat mogen vragen?” Ze knikt en kijkt me nieuwsgierig aan. “Denk jij dat de voedselmarkt voor altijd gedoemd is tot meer en meer, ten koste van wat dan ook?” Ze kijkt me helder aan. “Ik houd niet van doem,” zegt ze kort en bondig. “Ik denk dat er wel degelijk een beweging is, de andere kant op. Steeds meer mensen willen dat helemaal niet, steeds meer en meer. Genoeg is genoeg, vinden ze.” Ze praat in alle rust verder, zonder dat ik haar nog maar één vraag hoef te stellen. Dit gaat ons aan, haar en mij. Ik luister aandachtig en het doet ons beide goed. “Dank je wel,” zeg ik uiteindelijk. “Ik had zojuist een discussie daarover. Ik ben blij dat ik in deze kraam iemand vind die net zo denkt als ik.” Ze knikt en antwoordt oprecht: ”Dat snap ik best.” Ik lach haar hartelijk toe, wanneer ik de zware tas weer oppak. Ook mijn rugzak is zwaar en mijn schouders verlangen naar ontspanning. Bepakt en bezakt kuier ik het plein af, de trein in en dan naar mijn fiets. Het is maar zes kilometer. Ik heb de wind schuin in de rug.

Eenmaal thuis pak ik het boekje met de Nyeleni verklaring, het internationale forum voor Agro ecologie. Want natuurlijk ben ik niet alleen. Overal op de wereld zijn mensen bezig. Met elkaar bouwen we aan een andere manier van leven. Ik blader en put hoop, meer nog dan anders. Dan kom ik bij punt zes:

Mens, natuur en spiritualiteit zijn aan elkaar verbonden.

De kern van onze holistische visie is het noodzakelijke evenwicht tussen de natuur, de kosmos en de mens. We erkennen dat we als mensen slechts een deel van de natuur en de kosmos zijn. We delen een spirituele band met ons land en met het web des levens. We houden van ons land en van onze volkeren. Zonder dat, kunnen we onze agro-ecologie niet verdedigen, niet vechten voor onze rechten, of de wereld voeden. Wij verwerpen de commodificatie van elke vorm van leven.

Goddank. Ik ben niet alleen.

(Commodificatie is het proces waarbij steeds meer aspecten van het menselijk handelen en de resultaten daarvan worden uitgedruikt in een geldwaarde in plaats van de intrinsieke waarde. Het begrip werd geïntroduceerd door Karl Marx.)

.

.

.

LINK naar Nyeleni Europe: https://nyeleni-eca.net/
De Nyéléni declaration in English: https://www.foodsovereignty.org/wp-content/uploads/2015/02/Download-declaration-Agroecology-Nyeleni-2015.pdf

.

NEDERLANDS:

.

ENGELS:

.

I’m on the market and having a discussion. I feel alone. Am I the only one who still believes in something? Is the food market eternally doomed to sums of profit, volume and self-interest? Who really cares anyway? Yes, yes! There is an important movement. I read the Nyeleni Statement of the International Forum for Agro Ecology:

The core of our cosmovisions is the necessary balance between nature, the cosmos and human
beings. We recognize that as humans we are but a part of nature and the cosmos We share a spiritual
connection with our lands and with the web of life. We love our lands and our peoples, and without that,
we cannot defend our agroecology, fight for our rights, or feed the world. We reject the commodification
of all forms of life.

.

Song that calls for action: Fight for our lands and web of life

.

Fights for our rights

hands for our lands

every man and every wife

will take part of web of life

Every woman with her spouse

creates a world that not allows

the loss of value of the hart

an economic world so smart

in last spasms it is curled

we don’t need to feed the world

feed yourself an feed your neighbour

an end will come to senseless labor

without a soul within

.

Oer is pittig! ( Primal frute is pithy)

.

.

.

Als de appel veel pitten had, dan werd het een vruchtbaar huwelijk. Een pittig meisje is dus eigenlijk een vrouw die veel kinderen kan krijgen. Het is bijzonder om terug te lezen hoe levenskracht deel uitmaakte van de hele cultuur. Een vitale pittige toekomst hebben we er letterlijk uit gekweekt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik steek de spade in de grond en laat mijn armen naast mijn lichaam vallen. De laatste boom heeft een plek gekregen langs het Verhalenpad. Het was hard werken, om ruimte te maken in het riet. De hele bult staat er vol mee. Dat krijg je, als je grond uit de sloot op het land dropt. De wortels gaan diep de grond in, want ze willen maar één ding. Terug naar het water! Ik krijg ze wel, dacht ik. Nou, mooi niet. Een hele afgrond werd het, en het einde was nog niet in zicht. Ik heb ze toch maar doorgestoken, die lange lichtgele staken van wortels. Maar de spade was één modderkluit. Die moest ik er eerst afpeuteren. Rietwortels zijn vreselijk taai, en schoon gereedschap is noodzaak, wil je ze kort en klein krijgen. Maar het is gelukt. Tevreden kijk ik hoe het geworden is. Alle grond ligt weer op zijn plek. En in het midden staat hij, mijn grote trots.

Het is een bijzonder boompje, dat daar staat. Een inheemse wilde appelboom! Malus Sylvestris. Ik dacht dat die uitgestorven was in Nederland. Maar dat is dus niet zo. Bij Vroege Vogels weten ze er meer over. Er waren nog maar 125 exemplaren in Nederland, vooral rond de Veluwe en in de Achterhoek. Dat lijkt niet veel, maar om ze te laten overleven is het genoeg. Wilde appels kun je goed uit zaad telen. Het heeft groeikracht. Als ze maar ruimte krijgen en licht, want dat ontbreekt vaak in de bossen waar ze staan. Maar de appel is oersterk. Alle gekweekte soorten stammen van hem af. Het zaad van gekweekte bomen heeft die kracht niet meer. De bomen die daar uit groeien worden snel ziek. Ze krijgen laat vruchten en veel minder ook. En als er dan uiteindelijk een appeltje aankomt, dan is het maar afwachten hoe hij eruitziet. Dat krijg je als je soorten te lang door kweekt.

.

.

Ik kijk naar de jonge loot voor me. Helemaal oer issie. En sterk. Met mijn vingers ga ik over de gladde, donkere schors. Het is nu niet meer dan een tak, maar straks wordt het een kleine boom. “It beamke fan de takomst!” Ik verheug me op roze bloesems in mei en de kleine appeltjes in de herfst. Dan denk ik aan appels in de supermarkt. Die zijn vooral zoet. Ze glanzen mooi en lokken ons met rode wangetjes. Het zijn maar een paar soorten en de inhoud wordt steeds meer hetzelfde. En dat terwijl er zevenduizend rassen bestaan! Het gaat nu vooral om een hoge productie.

De mensenwereld zit vol grote verwachtingen en hoge eisen. Dat kost heel veel energie. Het gaat ten koste van kracht, inhoud en verscheidenheid. Een burn out dreigt zich te verspreiden, in alles wat fabrieksmatig wordt geproduceerd. Het gaat dwars door alles heen. Ook door de mensen zelf. Het zaad van de toekomst heeft ons nodig. Want dat wordt almaar zwakker. We hebben meer wilde pitten nodig. De wilde appel, symbool van onsterfelijkheid en eeuwige jeugd.

Het woord pittig komt kennelijk van fruit waar veel pitten in zitten. Pittig fruit lijkt ook smaakvoller te zijn. Tegenwoordig vind men pitten maar lastige dingen. Vroeger keken ze daar heel anders tegen aan. Pitten waren belangrijk. Bij de geboorte van een kind werd er een appelboom geplant, opgegroeid uit zaad. De ziel van de boom en het kind waren met elkaar verbonden. Bij een huwelijk werd er een appel van geplukt en doorgesneden. Je keek in het klokhuis als een vijfpuntige ster, het volmaakte symbool van vrouwelijkheid en de vijf zinnen: horen, zien, voelen, proeven en ruiken. Als de appel veel pitten had, dan werd het een vruchtbaar huwelijk. Een pittig meisje is dus eigenlijk een vrouw die veel kinderen kan krijgen. Het is bijzonder om terug te lezen hoe levenskracht deel uitmaakte van de hele cultuur. Een vitale pittige toekomst hebben we er letterlijk uit gekweekt.

Tegenwoordig hebben we een zorgverzekering. We denken dat we zo gezond de toekomst in kunnen. Daar betalen we voor. Vroeger geloofden ze in andere dingen. Toen waren het seizoensgebonden rituelen, waarin de mensen hun voorouders en de goden om levenskracht vroegen. In Nederland is er het bekende “appelhappen” uit een teil met water. Dit komt voort uit een oud Engels ritueel, dat op Halloween plaatsvond. Het is de bekende nacht van 31 oktober op 1 november, de dag die door de kerk als “Allerzielen” werd gedoopt om het heidense feest eruit te krijgen. Het commerciële Halloween van nu heeft nog maar weinig met het oorspronkelijke feest te maken. Volgens de oude Kelten is op dit moment de grens tussen de levenden en de doden op zijn smalst en is het contact met de voorouderlijke stam het grootst. Het appelhappen was dus meer dan een spelletje. Zo vroeg je de voorouders en de goden om een lang en gezond leven. De appel als symbool van de eeuwige jeugd. Als je het doet, neem dan wel de kleine oerappel, de pittige wildeling, heilige boom van de Kelten. Mocht je ook een boompje willen, dan kan je over een paar jaar bij mij de pitten komen halen.

Ik droom van veel wilde appelbomen en mensen die zaad komen halen. Ik grijns naar mijn kleine, pas geplante boom. Groei jij maar! Ik zal vaak naar je komen kijken. Al zijn je appeltjes klein en zuur, jij mooie pittige wildeling, je draagt wèl de toekomst in je!

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

I plant a wild apple. It has many pips. Seeds used to be important. There used to be the wedding apple. If the apple had a lot of pits, then it would be a fruitful marriage. So a pithy girl is actually a woman who can have many children. It is special to read how life force was part of the whole culture. We have literally grown out of it a vital, pithy future. (Look good at the picture above.)

Recepten met wilde appel:
Als dressing in salades, gemengd met honing, ook wel “most” genoemd.
Gebruiken als vervanging van azijn.
Je kunt er groenten en fruit mee inmaken.
Het is het basisingrediënt van Calvados.

Bronnen:

https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/redding-zeldzame-wilde-appelboom
https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=22633
http://www.stemderbomen.nl/pages/mainpages/geheim-van-de-appelboom.htmhttp://www.stemderbomen.nl/pages/artikelen/art_wilde%20appel.htm

.

Wat heb ik nodig? (What do I need?)

.

.

Bestel iets, en het is er. Van overal en ergens wordt het helemaal naar je toegebracht. Dat is verrekte bijzonder. Ik vraag me af wat ik echt nodig heb in het leven. Nu kan het nog en je weet maar nooit of dat zo blijft. In dit verhaal lees je wat dat is.

Eigenlijk ben ik een kind dat niets heerlijker vindt dan natte klei tussen de tenen door te laten sijpelen. Ik hoef nergens heen en heb aan weinig genoeg. Des te meer verbaas ik me over de toenemende stroom aan onnodige spullen en de verwijdering die dat geeft. Een steeds efficiënter transportsysteem maakt mogelijk dat alles overal vandaan komt. En tegelijkertijd is het gevoel voor essentie steeds verder zoek, tegen beter weten in. De meest idiote spullen worden verscheept in vierkante kolossen van een halve kilometer lang. Hoe langer ik stilsta, hoe meer ik me bij mezelf afvraag, hoelang nog? Hoelang hebben we nog beschikking tot alles wat we maar willen? Ik las in de Correspondent dat we een bizarre mijlpaal hebben bereikt in ons consumptiegedrag. De weegschaal staat nu precies in evenwicht. Het gewicht van door mensen gemaakte spullen is op dit moment even groot als al het leven op aarde bij elkaar. Beton telt het zwaarst daarin. Aan de andere kant wegen we de mensen, dieren, planten, maar ook schimmels en bacteriën. Maar al is dit de zoveelste noodklok, er geen afname van de goederen- en grondstoffenstroom. Het lijkt erop dat al die spullen een onverzadigbare honger opwekken. Zodra je ermee begint maak je een innerlijk gat dat steeds dieper wordt. Wat verslaving kan doen.

Wat is het, wat ik echt nodig heb? Hoe harder anderen rennen, hoe vaker ik stilsta, om die vraag te beantwoorden. Ik loop rustig naar huis, op het Swettepaad, en het miezert. Buren snellen voorbij in de auto. Een knikje vanachter het raam. Ik lach terug. Ja, denk ik ondertussen. Ik heb ook beton nodig. Portlandcement, voor mijn kas. Meer dan ik dacht. Vandaag gaan we verder, met de bouw, Dick en ik. Ik kijk over de weilanden naar de drukke weg, in de verte. Ik wil voedsel dichtbij huis. Daarvoor is die kas nodig. Dat wist ik vroeger niet, ik dacht best zonder kas te kunnen.

Ik herinner me het nog goed. In 2007 begon ik met planten en zaaien. Brave Hendrik was mijn eerste poging. Het zou lijken op spinazie, maar was een vaste plant. Dat leek me wel wat. Zo’n plant die zelf wel wist wat hij moest doen. Ik had geen zin in gemoeder. Het zaad strooide ik uit over mijn tuin en Hendrik moest het verder zelf maar uitzoeken. Het kwam nog op ook. Helemaal vanzelf. Maar toen kwamen de merels. Die wisten het meteen te vinden en er bleef geen sprietje van over. Ik zou dus niet ontkomen, aan moederen over zaad. Maar inmiddels vind ik zaad prachtig. Het is zo bijzonder om een erwt uit te zien komen als een danser, of een zonnebloem. Maar zonder voorzorg doen ze het dus niet. Dat weet ik nu. Keer op keer zag ik de vogels terugkomen, maar ook de slakken en de woelmuizen. Er bleef niks van over. Daarom ben ik nu een kas aan het bouwen. Plantjes mogen bij mij eerst sterk worden, voor ze de grond in gaan.

Ik stap van het pad af, de kleine poort tussen de wilgenbomen door. Met een grote pas stap ik over de langwerpige dozen heen. Daar zit de tuinkas in. We hadden ze rechtop tegen het schuurtje aangezet, maar nu liggen ze kris kras door elkaar over de grond. Dat komt door de harde wind. Die waait alles om. Behalve het glas. Dat staat mooi vastgebonden tegen de wilgenhaag aan. Ik kijk weer op en zie dan pas mijn vriend Dick staan. “Je bent er al!” roep ik “Zullen we gelijk maar beginnen dan?”

Achter de woonwagen staan we uit de wind. Hier moet hij komen, een tuinkas van wel tien vierkante meter. Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar en groot zijn de stenen. Het onderstel is van zwart aluminium gemaakt. Vandaag leggen we het waterpas. “De buren denken dat ik een terras maak,” zeg ik tegen Dick “Een terras met een laag zwart hekje erom. Haha, niks voor mij! Wat kennen ze me slecht!” Nee, Dick en ik weten precies wat het gaat worden. Een kas met een puntdak, helemaal van veiligheidsglas. Maar eerst moet dat rare hekje de grond in met zijn pootjes. Dat wordt het fundament. We maken gaten in de grond. Dat noem je “poeren” vertelde een ervaren fundamentenmaker. We boren diep, tot wel zeventig centimeter. Het is vette klei. Elke keer drukken we de kluiten uit de grondboor, om dan weer dieper te gaan. Uiteindelijk zijn de zes gaten klaar. We duwen de laatste pvc pijp het gat in. Dan laten we het zwarte hekje met de poten in de grond zakken. Het klopt precies! Nu het cement nog. Cement met grind erin. Of grind met cement. Maar we hebben niet genoeg. We moeten eerst bijhalen. Op de fiets naar de stad dus. Maar dat komt morgen wel.

.

Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar zijn de tegels.

Er is een hoop nodig voor een kas van tien vierkante meter. Vier kuub scherp zand, cement, stenen, glas, rubber, aluminium, het grind,en dan nog schroeven en moertjes. Het is eigenlijk een wonder dat alles er zomaar is. Twee weken na bestelling lag de kas er al. De stenen en het zand werden later geleverd door weer andere vrachtwagens. Het enige wat wij op de fiets moeten halen is honderd kilo aan kiezels en cement. Het kan allemaal! Het is er. Dat is heel bijzonder.

Maar stel dat die levering gaat horten en stoten. Ooit. Met corona hebben we daarvan een voorproefje gehad. Containers stonden op verkeerde plaatsen en de logistiek was in de war. Nu lijkt alles weer normaal. Maar normaal is niet normaal. Het is verrekte bijzonder dat je zomaar alles kan laten brengen of halen in de winkel. Dat er zand is, aluminium en veiligheidsglas en alles wat er maar te halen is op deze aardbol. We zijn ongelooflijk bevoorrecht en dat gaat niet eeuwig duren. Natuurlijk, straks is er ook nog wel zand. Het is niet verdwenen, het is alleen in gebruik. Dan moet je het weghalen op een plek waar het al lag. In die nieuwe tijd gaat alles langzamer en met veel meer overleg. Dat moet wel. Maar nu kan het nog. Je bestelt wat en het is er. Dus ik bereid me voor. Wat heb ik echt nodig? Nog even en hij staat er. Een echte plantenkas..

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Order something, and it’s there. From wherever it is brought all the way to you. That is very special. I wonder what I really need in life. Now it’s still possible and you never know if it will stay that way. In this story you can hear what that is.

https://decorrespondent.nl/13985/de-mens-bouwt-door-maar-breekt-daarmee-de-aarde-af-hoe-geven-we-de-toekomst-vorm/3578728061865-131fc7b9?pk_campaign=daily.

.

Zo groot wordt de mijne niet….

De roep van water en levend land (The call of water and living land)

.

.

Kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Nederland boeit me. Dat er op maar vier miljoen hectare grond zoveel belangen spelen, daar kan ik met mijn hoofd niet bij. Er moeten wegen komen, bedrijventerreinen voor de groei-economie, er moeten een miljoen huizen worden gebouwd. De boeren willen ploegen en oogsten en met zware machines het land op. En wat is de grote gemene deler, die op de achtergrond staat te grijnzen? Wateroverlast! Toenemende verharding en inklinking van de bodem eist zijn tol. Water wordt gezien als een lastig ding, een vijand die moet worden verdreven. Zo was het vele eeuwen lang. Verschillende partijen zijn er nu druk mee bezig. Waterstaat, rijksoverheid en provincies. Wel vijftienhonderd kilometer dijk moet er worden verhoogd. De grootste operatie ooit.

Het was maar even, dat ze langs kwamen. Van de ene dag op de andere stonden er overal houten stokjes. Sommige hadden een blauwe kop, anderen een rode. Langs de hele oever staan ze nu, bij het grindpad dat naar de boerderij loopt tot in de weide er achter. “Ze gaan de dijk ophogen met dertig centimeter, vanwege de hogere waterstanden” zegt boer Jochum. Dat onze weg een dijk is, daar denken maar weinigen aan. Vorig jaar nog heeft mijn buurman een sleuf in de weg gegraven, om een leiding te leggen. Op die plek is de weg nog steeds drassig. In feite heeft hij dus gewoon een gat in de dijk gemaakt!

Onze dijk is maar een kleintje. Er liggen veel grotere plannen. Voor elke meter hoger moeten die dijken vijf meter breder worden. Dat kost enorm veel geld en er zijn protesten van bewoners die natuur en huizen kwijtraken. Maar kunnen we niet meer doen dan dijken verhogen? Kunnen we het water niet vaker omarmen? Ook daarin is veel gaande. Mijn eigen vrolijke geploeter is een mooi voorbeeld, voor hoe dat in het groot kan gaan.

Mijn klompen zijn onbruikbaar geworden in de modderpoel. Ik loop nu altijd op laarzen. Op het zompige pad verdwijnen de grassprietjes langzaam maar zeker onder een dikke laag modder. Heen en weer ga ik, elke dag opnieuw. Veel boompjes van vorig jaar staan nu in een kuil met water. Voor ik nieuwe bomen kan gaan planten, moet ik eerst het waterwerk verbeteren. Dat is nu bijna klaar. Het is een mooi gezicht, de glinsterende wadi’s en het water dat door de sleuven wegstroomt naar het laagste punt. In de greppel heb ik diverse kuilen gegraven, het loopt nu niet direct de sloot in. Overal staat water. Hoe langer ik het vocht vast kan houden hoe beter. De zomers worden alsmaar droger en de bomen zullen het straks hard nodig hebben.

Ik sta bovenop de bult te kijken naar mijn creatie. Dit zou Nederland kunnen zijn, in het miniatuur. Onze kustprovincies en langs de rivieren. Maar ook rond de steden zou het er zo uit kunnen zien. Allemaal opslag voor water, water voor de bomen en de dieren. Water voor de mensen. Maar in de eerste plaats voor de bodem.

.

.

Dertien procent van de Nederlandse bodem is verhard. Het water spoelt weg over de daken, door de straten de riolen en de grachten in. Het stroomt verder naar de rivieren en dan naar zee of het Ijsselmeer in. Goed geregeld, dachten we als Nederlanders. Tot de rekening kwam. Toenemende droogtes in de zomer, wateroverlast in de winter. De riolen lopen over. Rivieren slijten uit door het water dat er veel te snel doorheen stroomt. Land droogt uit en klinkt in. Niet alleen in de stad is er een probleem. Ook de manier hoe het land bewerkt wordt. We doen er allemaal aan mee. Er wordt veel gevraagd van de Aarde en aan teruggeven wordt weinig gedacht.

Ooit was de grond als een spons. Een overvloed aan planten en bomen groeide er, die bloeiden, zaad droegen en wortelstokken maakten. Ze stierven af en werden tot vruchtbare humus, een bodem die massa’s water kon opslaan en waar talrijke planten en bomen hun thuis konden vinden. Ik zie het voor me, hoe het zou kunnen zijn. Ik zag het in mijn dromen. Een land met veel lage elzen en wilgenbosjes en talloze waterstromen. Glooiende velden vol grassen en bloemen. Het is het land waar ik me thuis voel. Het is ook het land van mijn overleden man, Michiel. Ik zag hem wegvaren in een lange smalle boot, bomend met een lange stok. Het is het land waar mijn ziel huist. Handen helpen bouwen wat de ziel verlangt. Al is het maar een speldenknop. Het gaat om de herinnering.

Herinner je. Blijf waar je bent, vol verwondering, je handen klaar voor het heilige werk. En dan begint alles opnieuw, als een gesprek met de schepping. Het verhaal van water en aarde, van leven en laten leven zonder veeleisend te zijn. We drinken het heldere water en weten: Wij zijn hier slechts gasten. Wat een geschenk om er te zijn.

STOWA (Kenniscentrum van regionale waterbeheerders):

De conditie van landbouwbodems is op orde als ze de natuurlijke spons- en zuiverende werking behouden. Voor een goede sponswerking moeten bodems goed doorlaatbaar zijn, een goede structuur hebben en veel open ruimtes bevatten.
De conditie van onze landbouwbodems gaat echter aantoonbaar achteruit. De helft kampt momenteel met verdichting door het gebruik van zware machines en intensieve bewerkingen (zie Box 1). Beworteling en bodemleven laten te wensen over en het organische stofgehalte is vaak niet optimaal. Hevige neerslag infiltreert daardoor niet snel genoeg in de bodem, waardoor plassen op het land komen te staan en regenwater snel naar de sloot stroomt. Zo gaan kostbaar zoet water en meststoffen verloren en nemen de emissies naar het oppervlaktewater toe. Bij droogte houdt een schrale bodem niet genoeg water vast en door verdichting kunnen gewassen minder diep wortelen en daardoor niet genoeg grondwater opnemen.
Door het veranderende klimaat komen steeds vaker perioden van droogte en perioden met extreme neerslag voor. Een goede spons- en bufferwerking van bodems wordt daarom steeds belangrijker.

Nootje na:

De actiegroep Lutkemeerpolder is voor mij een voorbeeld van hoe burgers horen te vechten voor hun water en land. Deze polder stond op het punt om te grabbel te worden gegooid aan investeerders. Sinds 2018 voeren zij campagne. De mail die ik vandaag krijg sluit perfect aan bij mijn verhaal. Hoera!
.
Goed nieuws! Donderdag 12 januari heeft het Waterschap een motie aangenomen ter bescherming van de Lutkemeerpolder. Die het bestuur opdraagt “een zienswijze in te dienen, die ertoe oproept verharding in de polder te voorkomen en zo de Lutkemeerpolder te redden, waarin we water kunnen vasthouden voor drogere perioden.

Water en bodem moeten sturend worden voor het te voeren beleid.

Uit cijfers van het Waterschap blijkt dat de Lutkemeerpolder vrijwel het enige gebied in Amsterdam is waar de waterkwaliteit nu nog gezond is. Door de bouw op het naastgelegen perceel gaat de kwaliteit echter snel achteruit.
En dat is een landelijk probleem, want steeds vaker lopen we tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan. Bodemdaling en lage waterstanden zorgen voor veel schade aan het landschap, gebouwen en infrastructuur en daling van de biodiversiteit. Voldoende goed drinkwater is niet langer vanzelfsprekend.

Daarom stelt het kabinet nu dat water en bodem sturend (WBS) moeten zijn bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. De huidige plannen voor distributie vallen duidelijk niet binnen de kaders van WBS.
.
Er is een PDF bestand ter inzage van dit besluit van het ministerie. Dat gaat dus over heel Nederland en is opgesteld op 25 nov 2022.

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/11/25/kabinet-maakt-water-en-bodem-sturend-bij-ruimtelijke-keuzes

https://weblog.wur.nl/uitgelicht/klimaatslimme-stad-meer-groen/
https://www.wur.nl/nl/show-longread/zeven-redenen-om-te-investeren-in-een-groene-stad.htm
https://www.rijkswaterstaat.nl/water/waterbeheer/bescherming-tegen-het-water/maatregelen-om-overstromingen-te-voorkomen/hoogwaterbeschermingsprogramma
https://pointer.kro-ncrv.nl/dijkbewoners-in-verzet-tegen-plannen-voor-hogere-dijken
https://www.stowa.nl/deltafacts/zoetwatervoorziening/droogte/bodem-als-buffer#Overzicht

NEDERLANDS:

ENGELS:

Can’t we do more than raise dykes? Can’t we embrace the water more often in the Netherlands? There is also a lot going on about this. My own cheerful plodding is a good example of how that can be done on a larger scale.

.

.

Moeders, vaders, helden! (Mothers, fathers, heroes!)

Mensen als micchorizae. Afbeelding uit het boek "Langs kantelende wegen." Uitgeverij Louise.

Ik deed het voor Moeder Aarde.

.

Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. En vergeet de wormen niet.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Het leven heeft een harde kant en een zachte. We horen veel over de harde feiten, maar de zachte blijven meestal onopgemerkt naast de kantlijn. Toch zijn er kantelingen. Goeie boeken die steeds populairder worden. Over leven, mens en aarde. Over schimmels, zaad en voedsel. Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras”. Robin Wall Kimmerer heeft het hierin ook over moederschap. Heeft moeder Aarde meer moeders nodig? Als onze Aarde ons voorziet in zoveel heerlijkheden, dan zorgen wij toch ook voor haar?

Elke ochtend strooi ik het zaad op de voedertafel. Dat is voor de vogels. Er zijn mezen, ringmussen, merels, groenlingen, vinken spreeuwen, een grote bonte specht en zelfs een fazant. Als ik wegga, doe ik zachtjes de deur open en dicht om ze niet te storen. Mijn regenbroek ritselt als ik van het bordes afstap. Vandaag heb ik mijn vuile werkkleren aan. De modder van gisteren heb ik er alleen oppervlakkig afgeveegd. Morgen is het weer even vies. Want ik wil verder met dezelfde klus als gisteren. Een natte klus. Bomen planten in de modder. Het vraagt om een energieke inzet en veel geduld.
Ik loop naar de donkerbruine berg compost. Er ligt een schep bij met een afgebroken steel en er staat een kruiwagen. Die moet vol, om mee te nemen het land op. Ik steek de schep bovenin de berg, daar is het nog droog en los. Maar ik ben niet de enige die dat weet. Als alles nat en zompig is, zoekt alles wat droog wil blijven een weg naar boven. Een duizendpoot vlucht weg, vlak voor de rand van mijn vervaarlijke schep. Op duizendpoten moet je zuinig zijn. Zoveel zie je er niet, in dit land van zompige klei. Ik leg de spade neer en schep hem met beide handen op, heel voorzichtig, samen met de compost. Ik breng hem naar een beschutte hoek onder de grote wilg. Daar ligt een berg hele fijne takjes en blad. Dat is een goed plekje voor de duizendpoot.
Ik schep tot de kruiwagen vol is. Ik ga langs hetzelfde spoor over het veld. Elke dag wordt het drassiger. Het spoor komt uit bij het ijzeren hek. Even openduwen, dan kan ik erdoorheen. Ik rijd de kruiwagen naar de plek waar ik gebleven was. Het is er een modderpoel. Veel bomen en struiken houden daar niet van. Ze verrotten. De dagenlange regen vraagt me om geulen te graven en wadi’s. Het is zwaar maar mooi werk. De ene na de andere boom roept me. Het is bijna of ik ze hoor. “Help! Mijn wortels staan in het water! Dit houd ik niet lang vol!” Ik red ze. Alleen de wilgen en zwarte berken sla ik over, die kunnen wel tegen een beetje zompigheid. Ik graaf kuilen en slenken om de plekken heen, waar veel bomen staan. Zo ontstaat er een heel nieuw landschap. Enkelingen schep ik uit om een ander plekje te geven. Druipend ligt de wortelkluit om mijn spade. Aan het eind van de dag ben ik zo moe dat ik bijna uitglij. Mijn laarzen zijn veranderd in massieve modderkluiten en alles om me heen is glad en glibberig. Maar het doet me goed om de drenkeling in een warm bed te zetten van vruchtbare compost, en dan weer te bedekken met een deken van riet en gras. Ik veeg de modder van de steel van mijn spade met een handvol gras. Dan kom ik overeind en kijk naar het gat dat ik achterlaat, de plek waar de drenkeling zojuist nog stond. Verscheidene wormen komen naar buiten kruipen, uit de natte wand van grijze zeeklei. Dunne roze wormpjes en ook hele dikke grijze. Ineens houdt hun gang daar op, er is geen grond meer maar lucht. Dat moet heel vreemd zijn voor een worm. Bezorgd kijk ik toe. Terwijl ik het ene redt, verniel ik het andere. De kuil vult zich al snel met water. Een worm valt naar beneden, in de kleine poel die ontstaat. Met mijn hand vis ik hem op en leg hem onder een kluit. Die heb ik in elk geval gered.
Er zijn vele wezens, waarom ik mij bekommer. Ze maken mijn dag. En niet alleen de mijne. Ik weet van de anderen, die net zo bezig zijn als ik. En al lijkt het maar klein wat we doen, het is zeker niet nietszeggend!

Balans is nodig, van hard en zacht, van groot en klein, van zakelijkheid en liefde. Een politieke beslissing is nodig om sowieso iets mogelijk te maken. Veel land is in handen van het grote geld. Er moet actie worden ondernomen om het terug te krijgen. Maar het eigenlijke werk kan alleen door duizenden handen worden gedaan. Daar is dringend behoefte aan en iedereen kan ermee beginnen. Al is het maar één vierkante meter. Hoe meer mensen eraan werken hoe liever. Elke uitvinding, elke techniek, hoe waardevol ook, is bedacht door een paar mensen. Een enkel genie komt vol in de schijnwerpers en vangt een hoop opdrachten. Maar die mensen kennen hun bodem zeer waarschijnlijk niet. Ze kennen de oorwurmen niet en de vogels. Ze staan los van de aarde. Er is geen machine die de zorg voor het leven kan overnemen zoals wij dat doen. Machines kennen geen liefde. We hebben moeders nodig. Maar ook helden. Strijders die rondbazuinen dat het anders moet en die het gevecht om aandacht lang vol kunnen houden.

Rutger Bregman publiceerde vandaag een stuk in de Correspondent. Hij zei: Aan bewustzijn alleen hebben we niks. We kunnen wel weten dat het anders moet, maar we moeten het ook doen. Het gaat om realistisch idealisme. In zijn betoog kom ik diverse sociale misstanden tegen, die al dan niet met succes zijn aangekaart. Maar er is één ding wat ik mis en hij is niet de enige die het vergeet. Hoe meer machines het overnemen van de mensen, hoe groter de kloof, hoe verder we er los van staan. Het is de zorg om eigen bodem. De bodem geeft ons immers het leven. Hoe essentieel is dat! Ja, we hebben moeders nodig en vaders, die Moeder Aarde liefhebben met vuile handen. Maar we hebben ook helden nodig die een lange adem hebben. Mensen die grond los kunnen krijgen en de grote industrieën kunnen laten stoppen met hun kwalijke activiteiten. Ik noem het praktisch idealisme.

Er zijn allerlei manieren om actief te zijn. Wil je iets doen buiten je eigen tuin, dan is er keus genoeg. Natuureducatie met kinderen, een buurttuin opzetten, bomen planten bij Urgenda. Of steun “Land van Ons” om grond los te krijgen voor collectief en gezond landgebruik. Ook een initiatief als het “Behoud Lutkemeer” is de moeite waard om te steunen, hun succes zou een mijlpaal kunnen zijn voor andere initiatieven. Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. Als we dat niet laten merken, dan verandert er niks. Ik wens iedereen heel veel succes en geluk ermee. En doe de wormen de groeten.

https://www.ivn.nl/vrijwilligers

meerbomen.nu/over-de-actie

dezwijger.nl/update/voedsel-uit-eigen…

http://behoudlutkemeer.nl/

voedselanders.nl

landvanons.nl

caringfarmers.nl

urgenda.nl

viacampesina.org/en

.

NEDERLANDS

ENGELS:

It must be made clear that we, citizens, want to take care of our earth, our land, our country. If we don’t show that, nothing will change. I wish everyone a lot of success and happiness with it. And don’t forget to say hello to the worms for me!

.

.

.

Lieve bodem, groei!

.

.

Het is in de eerste plaats de natuur die ons moet inspireren, want zij is de enige echte garantie voor duurzaamheid.” Pierre Rabhi

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Ik loop naar het Verhalenpad. Het gras is wit en kraakt onder mijn voeten. Ik kijk naar de grote groep eenden, die bij het enige plekje zit, wat niet bevroren is, in de sloot. Stil zitten ze bij elkaar, de veren dik opgezet om warm te blijven. Het is vlakbij het hek, waar ik normaal langs ga. Ik maak nu een omweg om ze niet te storen. Laat ze maar, met die kou. Ze hebben hun energie hard nodig. Voorzichtig stap ik op het ijs van de sloot. Er is geen kraakje te horen, het is sterk genoeg. Zonder twijfel ga ik eroverheen. Aan de overkant van de sloot stap ik de kant op en loop verder naar het Verhalenpad.
De tekst op het bordje is aan het verbleken. Eigenlijk vind ik dat wel okee. Want ik vraag me af voor wie dat bordje er staat. Het is een Verhalenpad, maar vooral voor mij. Dat is omdat ik erbij ben. Ik volg het pad, ik creëer het en zie veel gebeuren. Kleine veranderingen vol leven. De verhalen komen tot mij en ik volg. Ik vertel erover, hier, aan jullie. Ik hoop dat het inspireert bij het maken van andere verhalenpaden. Want wij zijn de diversiteit. Wij moeten het doen, in dit land dat al honderden jaren wordt omgeschept.
Ik mag vooral niet te snel gaan. Dan verdwijnen ze, de verhalen. Dan vertrap ik ze onder mijn voeten en ik spit ze doormidden. Zolang ik blijf kijken en geduldig opvolg wat ik zie, dan kom ik verder. Ik denk aan Momo, die met Cassiopeia door de versteende straten liep in het boek van Michael Ende. De verstening, dat zijn de weilanden die er allemaal hetzelfde uitzien. Glanzend raaigras, zonder greppels, nu wit van de rijp. De winter maakt van alles een sprookje. Langzaam kuier ik verder. Ik loop langs het vervaagde naambordje heen, dat in een stapel stenen is geplant. Hier moet de mensentuin komen. Het is de bedoeling dat er op een dag een overvloed aan voedsel groeit. Voor ons, voor mij en de boer. Maar het pad is veel langer. De dieren krijgen de meeste ruimte. Slechts tien procent is voor de mensentuin, veertig is voor ons samen, en vijftig is voor hen alleen. Dat is een dierenverhalenpad. Niet alle verhalen hoeven te worden gekend, anders is de magie weg.

Ik denk aan de hele rij zaad, die ik kocht om op te kweken. Waar moet ik dat allemaal kwijt dit jaar? Het is allemaal zaadvast, daar heb ik goed op gelet. Broccoli en koolrabi. Een hele rij kruiden en sponskomkommer. “Wat leuk, dan krijg ik sponsjes uit jouw tuin!” riep mijn vriend Dick gisteren. “Ja” zei ik. “Maar het belangrijkste is het zaad, niet jouw schone keuken! Voor je het weet is alles opgebruikt en hebben we weer niks. Net zoals het in de rest van de wereld gaat. Wel opmaken, maar niet zorgen voor later. Zonder zaad loopt alles dood.”

Mensen moeten vooral niet het belang van kleine oplossingen bagatelliseren. Deze zijn verre van onbetekenend en dragen bij aan het opbouwen van een wereld waar we met steeds meer individuen naar verlangen. (Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg, pag 68.)

Verleidingen zijn groot. Beloftes snel gemaakt. In abstracties kun je de wereld in mum van tijd veranderen. Het is niet echt, het zijn maar ideeën. Maar de grond heeft tijd nodig. En zaad, hoeveel potentie het ook heeft, vraagt om de juiste omstandigheden om te groeien. Daar werk ik aan. En vele anderen doen dat ook. Het zijn kleine stappen. Soms ben ik ongeduldig. Onder de laag riet, karton en compost, zijn de wortels van het kweekgras nog steeds niet dood. En de klei is hard als oude kaas. De vaste luzerne moet er eerst gaan groeien, en de elzen en de andere bomen en struiken, die de plek omringen. Mijn hart klopt vol verwachting. Ze zijn toch al hard gegroeid, dit eerste jaar. Hun wortels zullen de bodem luchtig maken. Miljarden beestjes zullen er wonen, wriemelend in het donker. Wat een ongeziene verhalen langs mijn pad! Zelfs een theelepel grond bevat meer verhalen dan ik in mijn hele leven kan vertellen. Ze hebben tijd nodig en aandacht.
Ik droom van wortels in donkere grond, van wilde lijsterbes en sleedoorn. Van elzen en paarse luzerne, diep wortelend de bodem in. Beide zullen zorgen voor stikstof. Dat is nodig voor het verteringsproces van al die bergen riet, die ik er bovenop gooi en het karton dat het kweekgras ontmoedigt. Hoe meer tijd ik neem om de bodem klaar te maken, hoe beter het is. Al duurt het twee jaar, of drie. Ten slotte gaat het niet om mij. Het gaat erom dat de bodem weer gaat leven. En tegelijkertijd de planten, de kleine zoembeestjes en de vogels. Ik ben de verzorger en als verzorger moet ik eten, anders kan ik er ook niet over vertellen. Meer is het niet. Genoeg is genoeg. Hoe minder ik neem, hoe meer krijgt de bodem, om te groeien. Lang leve de Aarde.

In dit verhaal citeer ik Pierre Rabhi. Hij is boer, schrijver en filosoof, en een van de pioniers van de ecologische landbouw in Frankrijk. Hij verdedigt een andere maatschappij, een die respectvoller omgaat met de mens en de aarde en hij ondersteunt de ontwikkeling van agro-ecologie over de hele wereld. Rabhi heeft een groot oeuvre, waaronder het boek: Het geluk van het genoeg.

NEDERLANDS

ENGELS

.

We are the diversity! Give more, take less. The less you take, the more will grow around you. Thus we build our soil together, the bottem of creation. The bottem. My eternal teacher who learns me to be patient all the way. Keep it small and stay healthy. I walk to the Story Path through the frost.

Op 13 dec is het manifest Rechten voor de natuur aangeboden in Den Haag. Een kleine mijlpaal. Of groot? We zullen zien.

Manifest – ‘Rechten voor de natuur’ aangeboden aan Tweede Kamer

De robuuste kiem van Alles (The robust seed of Everything)

.

.

.

Een verrassend gesprek in de trein over autonomie en zelf voedsel verbouwen en zaden telen. Met aan het eind een cadeautje van de conductrice.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik sta in de trein van Antwerpen naar Rotterdam en kijk door de open deur naar de bewegende menigte op het perron. Twee dagen lang verdiepte ik me in de autonomie van zadenteelt en ik ben geheel vervuld van het onderwerp, dat zo verbonden is met lokaal voedsel telen en sociale verbondenheid.

Het is erg druk in de trein, maar ik vind toch nog een klapstoel op het balkon. We zijn nog niet weg, we hebben nog even de tijd. Naast me staat een pittige conductrice met een blonde staart. Al snel raken we in gesprek en ik laat haar mijn kaartje zien, de lichtblauw met groene woonwagen, het Rijdende Verhalenhuis. Nee, vertel ik, ik reis er niet meer mee. Ik ben geworteld, om me te verbinden met het land. “Ben je ook zelfvoorzienend?” vraagt ze. “Wat bedoel je daarmee?” vraag ik, “Ik kan me redden met mijn zonnepanelen, als het moet. Maar mijn eigen voedsel kan ik nog niet telen. Een heel klein beetje maar. Die kennis te verrijken, dat vind ik belangrijker dan energie…”

Tot mijn verrassing vind ik herkenning. En dat op de laatste plek waar je het kan verwachten. Hier, bij een conductrice in een Vlaamse trein. Ik noem haar Lena. We praten over voedsel. Voedsel uit zaad, knollen of wortels, dat opgroeit vanuit een vruchtbare bodem, liefdevol bewonderd en verzorgd. Het wordt geproefd, gedeeld en besproken. Het wordt geoogst en gaat van hand tot hand, tot het op tafel belandt. Ons lichaam verwerkt de voedingsstoffen en die belanden opnieuw in de bodem. Zo hoort het te zijn. We hebben het niet alleen nodig om te leven, maar ook om het leven zin te geven, met elkaar. Het maakt het leven op aarde vol, levendig en vruchtbaar. Lena noemt het: “Wakker zijn.” Het maakt mij niet uit hoe ze het noemt, we willen hetzelfde: handen terug in de aarde. Eigen voedsel kweken en de afscheiding met de natuur ongedaan maken.

“We hebben de productie helemaal uitbesteed aan slechts enkele multinationals,”zegt Lena strijdvaardig. Ze wil er niet meer aan meedoen. “Ja,” zeg ik. “Voedsel is een mager gebeuren geworden. Het gaat allang niet meer om de honger van mensen te stillen. Het gaat om de portemonnee van de aandeelhouders. Het voedsel zelf is van ondergeschikt belang. Het is een optelsom van nutriënten van de industrie. Die wordt steeds efficiënter. Steeds vaker zie je pasklare maaltijddrankjes, zodat je altijd door kan werken in de veeleisende groei economie. Dat heeft met voedsel weinig te maken. Ik vind het ongelooflijk dat mensen daar intrappen. Snap jij dat?” Lena schudt haar hoofd. “Weten zij het nog, van het zaad? Daar komt het leven uit voort! Ik wil dat het zaad weer in onze handen komt, in handen van levendige en geïnspireerde mensen met liefde in hun lijf. Zoals jij en ik.” Haar gezicht staat vastbesloten. Ze is niet de enige. Er zijn er steeds meer. Ik vertel haar wat ik geleerd heb, de afgelopen dagen. Hoe kunnen we weer zelf onze zaden telen? Het is niet vanzelfsprekend, bedrijven ondervinden een hoop regels en wetten, daarin. Lena luistert, ik vertel.

Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg.

De teelt van zaden wordt heel strikt gecontroleerd. Enerzijds is dat om de handel gezond te houden. Er mogen absoluut geen ziektes en schimmels worden verspreid. Dat is begrijpelijk. Maar schimmels en ziektes kan je ook bestrijden door je systeem gezond te maken. Uiteindelijk is dat ook veel efficiënter! Dat doet ecologische landbouw. Door meer soorten bij elkaar te zetten maken de planten elkaar gezond. Maar niet alleen ondersteunen ze elkaar, je bent ook niet meer afhankelijk van één enkel product. Wie meerdere paarden voor zijn wagen spant, is minder kwetsbaar. Als het één wat minder is dat jaar, dan is er altijd nog het ander wat het wel doet. Toch overheerst vooral de angst dat het mis kan gaan en dat is allesbepalend. Vandaar die grote controle op zaadgoed, bij gangbare en biologische zaden.
“Dus daarmee wordt de natuurlijke voortgang gefixeerd!” zegt Lena. “Dat is belemmeren van de evolutie! En dat in deze tijd van verandering. Alles wil in beweging komen, toch?” Ik knik en ga verder.

“En dan heb je bovendien nog de patenten. Het patent op zaden. Zaden kunnen vaak niet worden vermeerderd, gewoonlijk zijn ze niet zaadvast,” zeg ik. “Als je er iets uit laat groeien krijg je allemaal rare dingen, maar niet meer de oorspronkelijke kool of sla. Er zijn maar een paar bedrijven die zorgen voor ons voedsel. Zij hebben het zaad in handen. Elk jaar opnieuw moet de boer daar zaad inkopen en zo hebben die multinationals de macht. Het gaat immers om geld. Gangbaar voedsel en zaad is volledig gebonden aan de financiële markt. De aandeelhouders, daar gaat het om. Maar wat gebeurt er als die markt instort? Wat staat er dan nog op tafel?” We kijken allebei stil voor ons uit. Ik vraag me af of Lena niet nodig kaartjes moet gaan knippen. De trein rijdt alweer een poosje. Inderdaad, ze kijkt onrustig om zich heen. Iemand van de beveiliging komt langslopen. Ze groet me en verdwijnt gauw door de schuifdeuren.

Als ik alleen ben, denk ik na over die eerste vraag van haar. Lena vroeg mij of ik zelfvoorzienend ben. Tegenwoordig wordt daar vrijwel altijd eigen opgewekte elektriciteit bedoeld. De focus van de samenleving ligt nu op alternatieve energiebronnen. Toch, zonder laptop, telefoon en andere elektrische apparaten kan ik nog wel leven. Maar zonder voedsel en warmte kan ik niet. En daarin zit hem de clou. Daarom plant ik bomen. Voor snoeihout om mijn kleine, goed geïsoleerde huisje te warmen. Voor noten en bessen. Op de uitgestrekte Friese weiden vormt het een windhaag. Dat is nodig voor de jonge planten die erachter zullen groeien: de kruiden, de pastinaken en de koolrabi. De vlinders en de bijen zoemen rond in de luwte en bezoeken de ene bloem na de andere. Er moeten veel meer van deze plekken komen, voor ons én voor de dieren. Voor voedsel en diversiteit. Alleen zo kunnen we weer deel uit gaan maken van het ecosysteem Aarde. We hebben veel meer mensen nodig, die weten hoe je voedsel laat groeien, en daar met liefde mee bezig kunnen zijn. Daarom schrijf ik erover. We moeten het terugpakken, weg van de grote industrie en de aandeelhouders. Met elkaar weer gaan genieten van de vele variaties en smaken die er zijn, het proeven en er samen over hebben.

Een poosje later komt ze terug, Lena, de conductrice. Ze wil graag nog iets vertellen. Ze heeft een nieuw baantje, zegt ze. Bij een bejaarde bollenteler, in Noord Holland. Hij kweekt alleen geen bollen meer. Hij teelt nu een variëteit aan biologisch voedsel. Er werken allerlei mensen op zijn land. Hij is bijna doof en blind, die man. Maar dat houdt hem niet tegen. Hij wil het goedmaken, wat hij verkeerd heeft gedaan. Ze vertelt het met glimmende ogen. Geboeid luister ik. Goddank, het is overal. We zijn niet alleen. Alles is in beweging en werkt aan dat ene. De robuuste kiem van alles.
“Ik vond het een heel bijzondere ontmoeting,” zegt Lena. “Daarom wil ik je iets aanbieden. Je mag van mij in de eerste klas gaan zitten.” Dankbaar sta ik op van mijn klapstoel en kijk haar stralend aan. Ik pak mijn versleten groene rugzak en zoek de weg naar mijn erezetel. Er is nog een lange reis te gaan. Buiten hangt een dichte mist. Ik ga zitten en staar in het niets.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

A surprising meeting in the train. We talk about being self sufficient and our food supply. About multinationals and how the food market is completely in hands of just a few. We have to take it back again!

PS: De conductrice heeft in werkelijkheid een andere naam en uiterlijk. Ook is het gesprek uitgebreider weergegeven dan het was, vanwege de leesbaarheid en de wezenlijke inhoud.

.

Dit boekje van Velt werd mij tot driemaal toe in handen gedrukt.