Breek de muur, bewaak de stilte (Break the wall, guard the silence)

.

.

Ik ben bezorgd over het toenemend geweld van geluiden. Het verstikt verhalen en verwondering. Dat hebben we nodig om te zien wat van waarde is. Ik sta in het veld als stille activist.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click in the button underneath the text.

Ik ben aan het werk bij de bult. Het Verhalenpad heeft voedsel nodig. Takken, riet, mulch. Planten, zaad en bomen. En vooral, rust en tijd. Gras wordt niet overal rigoureus afgemaaid, maar komt her en der tot bloei. De muizen eten het zaad en maken gangen onder de gevallen halmen. De muizen zijn nu weg. Er vlogen soms wel vier roofvogels tegelijk. Het gras is dun uitgedroogd hooi geworden en ik trek het zo weg. De bodem eronder is prachtig rul gemaakt door al die holletjes. Ik grijns tevreden. Hier kan ik mooi twaalfjarige luzerne zaaien! Goddank weten maar weinigen van dit Verhalenpad. Rust en tijd is even nodig als compost. Ik loop er voorzichtig langs om de bodem niet te pletten. Ik waak over de grond. Ik kijk en verwonder me. Verwondering heeft stilte nodig.Van ontzag word je vanzelf stil.

Net wanneer ik me dit bedenk klinkt er een toenemend gedreun. Het komt snel dichterbij. Onder de grijze wolken schieten vijf straaljagers voorbij, in formatie. Wat vliegen ze laag! Wat een kik moet dat geven om samen op te vliegen en zo hard. Het lawaai doordringt alles. In een mum zijn ze weer voorbij en het gebrom sterft langzaam weg. De enorme groep smienten in de sloot vliegt op met een alarmerend gefluit. Een groep ganzen komt paniekerig aanvliegen in de ijzig koude wind. Gakkend maken ze een halve cirkel en gaan dan toch weer terug. Langzaam keert de rust weer terug.

De volgende dag staan er mannen in het veld. Ze hebben honden en jachtgeweren. Ze zijn met zijn vieren en in elke wei staat een jager, doodstil te loeren. Maar niet in onze wei. Daar mogen ze niet komen. De laatste jager staat precies aan de rand van het stuk wat ik altijd met rust laat. In de permacultuur noemen we het zone 5, de Wilde Hoek, het heilige der heilige. Gewaarschuwd loop ik er heen. De caramelkleurige hond zit nog naast hem, maar dat kan zo veranderen. Die honden rennen overal achteraan en trekken zich niks aan van grenzen. Maar hier mogen ze niet komen. Als ze het toch doen stuur ik ze weg. Ik loop tot ik vlak bij hem ben. Hij staat aan de overkant van de sloot. Twintig meter is er tussen mij en hem. Hij heft zijn geweer, net als ik even niet kijk. Er klinkt een knal. Ik vloek en sta stijf stil. De man hoort het en kijkt naar me, met ontastbare onverschilligheid. Wat nu te doen? Hij mag daar staan, dat is niet illegaal. Maar ik kan wel iets anders doen, waardoor ik zijn jacht kan belemmeren. Ik ga zingen. Hazen zien de stille jager niet, in het bruin gekleed, als een standbeeld bij de sloot. Maar als ik zing weet de haas dat er mensen zijn. Ik schraap mijn keel en begin. Op mijn hurken trek ik het gras uit bij de jonge bomen. Ik ga op in het werk en zing het ene lied na het andere. Als ik weer op sta zie ik dat de jager weg is. Ook de andere jagers zijn in geen velden of wegen te bekennen. De smienten zijn ook weg. Ik zie ze nergens meer.

Het duurt twee dagen voor ze terug zijn. Het zijn schrikkerige vogels, net als de aalscholver die vaak bij ons in de buurt is. De zwarte vogel heeft een dikke nek en kan hele grote vissen doorslikken. Zijn kop lijkt ook op een vis. Bij de Swetteblom is veel voedsel voor hem, dat weet ik van de hengelaars. Ik vind de aalscholver een paar dagen later. Stil ligt hij in diepe slaap bij de steiger. Totaal uitgeput of verzwakt. Ik herinner me de waterscooter die gisteren voorbij raasde. Het gebrul, de golven. Arme aalscholver. Eerst straaljagers en knallende geweren, en daarna dit. Constant op de vlucht. Als je vlucht kan je niet eten. Ook heeft een aalscholver tijd nodig om rustig op te drogen, want hij heeft geen vet op zijn veren. Met al dat gedoe is het daar vast niet van gekomen. Met die ijskoude wind is hij misschien wel onderkoeld geraakt. Misschien was hij al wat ouder, maar toch…

Waarom gebeurt dit? Het wordt steeds erger. Ik ben bezorgd over het toenemende geweld van geluiden. Het verstikt de verhalen en de verwondering, die we nodig hebben om te blijven zien wat van waarde is. “Ze komen wel weer terug”, zeggen de jagers over de dieren. De straaljagerpiloten en de waterscooteraar zeggen precies hetzelfde. Ze gaan hun gang en kijken niet achterom. Het riet beweegt wild in de golven. Het lawaai groeit en groeit. Vogels vliegen in paniek in de scherpe koude wind. Ze verliezen energie en kunnen ondertussen niet eten. De aalscholver ligt kapot op de kant. “Ze komen wel weer terug” zeggen de mannen. Maar er komt een einde aan. Als elk geluid een steen is, dan is het met elkaar een muur. Achter de muur ligt de verwondering. Er zijn openingen in de muur, maar steeds minder. Tot de dag komt dat we er niet meer bij kunnen. Zover mag het niet komen. Ik ben hier. Ik werk aan het Verhalenpad. Geen mensenverhalen, nee. Het zijn de verhalen van “niet mensen” die daar groeien. Ze hebben ruimte nodig. Weinig buren komen kijken, naar wat ik doe. Maar ik werk eraan als een stille activist. En vele ogen kijken mee. Kleine zwarte ogen. Breek de muur, bewaak de stilte. Voor hen, voor ons, voor alles.

.

NEDERLANDS

ENGELS

I am worried about the increasing violence of sounds. It crashes stories and wonderment. And that ’s what we need to see what is of value. Here I stand as a silent activist.

Met elkaar voor Moeder Aarde

Ik denk aan jullie!

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

De dagen worden korter, nog even en de zonnewende maakt de wereld weer lichter. Dat schept hoop. Dat hebben we nodig, hoop en licht. Anders groeit er niks. Ik heb er veel van, hoop. Het gloeit zachtjes in het donker. De duisternis kan me niet deprimeren. Ik ga vroeg naar bed en slaap als een roos.

Ik word wakker. Het is nog donker. Voor het eerst in mijn leven ben ik elke ochtend vroeg, dit hele jaar al. Ik heb het altijd al gewild en nu kan ik het. In de zomer, toen het vroeg licht was, toen begon het. Maar nu is het winter en het gaat nog steeds door. De ochtend is jong en vol herfstige verwachtingen. Ik open de klamboe die als een kleine tent om mijn hangmat hangt en druk op het lichtknopje. De wekker op het nachtkastje wijst half zeven aan. Ik doe het licht weer uit en kruip er weer in. Een tijdloze ruimte omarmt mij. Hier in mijn warme hol, daar ontstaat het. Ik mijmer over voedsel. Dat het spaak loopt met de voedselhandel. Die ligt in handen van vier multinationals. De nood wordt hoger om kleinschalig te gaan werken. Maar hoe dringend het is, dat zal de geschiedenis vertellen als het voorbij is. Ik ben maar een klein figuurtje in de eindeloze tijd van het bestaan. Klein, geduldig en opgewekt.

.

.

Alleen lig ik in mijn hangmat, alleen sta ik met mijn handen in de aarde. Ik plant en mulch en volg het groeien. Alleen ben ik en toch samen. Ik weet van de anderen, ieder op zijn eigen plek. Klarien, Marin, mijn vrienden van Frijlan, Fransjan, Estella, Manon, Linder en Alex…. en natuurlijk de mensen van de Vlierhof, waar ik zo graag kom met Dieuwke. Er zijn nog vele anderen. Ik denk aan ze, één voor één. Zelden ontmoeten we elkaar, want ieder is druk met zijn of haar eigen plek. Allemaal zorgen we voor moeder Aarde en zijn we bezig met een andere manier om voedsel te verbouwen. We kijken naar de natuur en volgen haar wondere wegen. We inspireren anderen of geven les. Ik ben niet de enige die in het donker ligt te peinzen. Ik glimlach en spring over naar een andere gedachte. Waar zal ik de perenbomen vandaag neerzetten? De gedachte kabbelt weg op de stroom, om later weer terug te keren. Ochtendmijmeringen gaan hun eigen gang. Ik geef me er graag aan over. Maar de zon komt op, het wordt tijd om te kiezen. Ik loop in gedachten naar de voedseltuin. Die tuin ligt helemaal in het begin van het Verhalenpad. Ik zie precies de plek waar ze moeten komen, iets hoger, tegen de bult aan, het noordwesten van de tuin. Het hele jaar heb ik die plek bedekt met een dik bed van riet. Er groeit geen gras meer. Vele beestjes hebben eronder hun gangen gemaakt, zodat de grond los is. Daar gaat de spa de grond in, vandaag nog. De peren krijgen hun plek.

Ik luister naar de geluiden. Zacht spettert de regen op het dak. Mooi weer om te planten. Tevreden en stil wacht ik op het teken. Ik wacht tot ik ze hoor. Hun ratelende roep in de schemering. “Hier ben ik!” Roepen ze. “Waar ben jij?” Langzaam wordt het licht. Als zij eruit gaan, ga ik ook: De winterkoninkjes.

Ik klim uit mijn hangmat en stap naar buiten. Het is daar een stuk kouder dan binnen. De warmte is mooi blijven hangen in mijn kleine huis. Het gras is nat van de regen. Een felrode zonnegloed hangt boven de horizon. Ik blijf een poos staan kijken. De rest van de lucht is bedekt met een loodgrijze deken. Dan loop ik verder, op mijn klompen door het witte straatzand, dat in lage bulten bij mijn woonwagen ligt. Het zijn de eerste voorbereidingen voor de plantenkas. Het fundament heb ik de afgelopen weken gelegd, vele kruiwagens zand waren nodig om de stenen hun plek te geven. Het zand was zwaar maar de stenen waren nog veel zwaarder. Het was een grote vrachtauto die ze bracht. Die moest helemaal het kleine weggetje af, twee kilometer lang, en dan keren en weer terug. Maar het is gelukt en toen kon het feest beginnen. Een vloer leggen in wildverband. Er waren joekels bij van wel veertig kilo. Hoe doe je dat? Samen met Dick liet ik de enorme tegels zakken met sterke dunne spanbanden. Elke tegel kwam precies op zijn plek. Een strakke vloer is geworden. Het solide podium toont nu een zwart geschilderd aluminium frame. Het fundament van de plantenkas. Hierop bouwen we voort. Vanuit mijn achterdeur kijk ik er straks op uit. Hoe vaak heb ik me dat inmiddels voorgesteld!

Een kas van tien vierkante meter. Hier zal ik planten opkweken voor ze de koude grond in gaan. Er komt een kleine zithoek. Laat die belangrijke lui maar in hun sop gaarkoken, met hun grote zaken, die alleen om geld gaan. Wij maken er wat moois van, met elkaar! Ik weet dat jullie er zijn!

.

Adendum: De jonge enthousiase boer Sjoerd met zijn permacultuur, Boer Leen van het Marlanner kaashuis, Boer Gerrit en Petra Jukema uit het hoge noorden, Doetie van de geiten, Monique van Jouw Dagelijkse kost, mijn oude vrienden van Vereniging Hoge weide in Utrecht, Thomas en Martijn uit Amsterdam, Caroline uit Wales die zo lekker kookt, Leo en Juriaan met hart voor heggen en bomen, Annemarie van Natuurouders, Frodo van de oerbacterie, Wobby die van wanten weet, de poëtische Jalf en Reinnetta uit Aalten, Marten de boer die strijdt voor bloeiende bermen, net als Margaretha. Helder van de Wilde Wei die nu in Zuid Amerika is, maar ook mijn oude buurvrouw uit Haghorst die ik nooit meer heb gezien met haar vogelland en mijn vader van 93 die nog altijd in de tuin werkt. En natuurlijk Corrie en Dorothé als trouwe aardeminnende volgers. Als ik je vergeten ben, meld je maar! Dan zet ik je erbij.

NEDERLANDS:

ENGELS:

We need to grow food on a small scale and include nature. I create a place for food and animals and think of all the people who work on it. Together we stand for Mother Earth.

Het raadsel van qi en de slijmzwam (The riddle of qi and the slimemold)

.

Raadselen die overal doorheen gaan, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Raadselen boeien. Mysteries maken nieuwsgierig. Van de week zag ik een polletje gras, met sneeuw erop. Hé dacht ik, dat kan niet. Er ligt geen sneeuw. Ik liep erheen en raakte het aan met mijn vinger. Het kleefde. En nu ik er met mijn neus bovenop stond, zag ik dat de substantie een wat hoekige structuur had. Wat later vertelden ze me dat het de grote kalkzwam was, een slijmzwam. Slijmzwammen zijn een buitengewoon boeiend raadsel. Ze bestaan uit een hele massa organismen, die zich als één wezen gedragen. Het kruipt langzaam voort en het vindt zijn weg door miniscule gaatjes, als je het in een doosje stopt. Hoe kan een kwakje drab zo intelligent zijn! Raadselen gaan overal dwars doorheen, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk. De oude gedachten van o.a. Lao Tze trachtten dat weefwerk te doorzien. Hij bekeek de schepping bekeek vanuit een heel andere tijd en cultuur dan de onze. Daarover heb ik mij ook enorm verbaasd.

Ik denk dat ik vijftien was, toen ik voor het eerst de Chinese I Tjing in handen kreeg. Ik ging er meteen mee naar de vriendin, met wie ik graag filosofeerde over het leven. Het eeuwenoude boek doorziet de wegen die onze energie gaat en schetst beelden als oorzaak en gevolg. Het is ontstaan in een andere tijd, in een land met andere maatschappelijke verhoudingen. Toch is het nog steeds goed te vatten en dat vond ik toen ook. Voor ons bevatte het een raadselachtige magie, die in ons schoolse leven vrijwel ontbrak. Hoe kon het dat een paar muntjes precies het juiste antwoord gaven? Eens stelden we de vraag: “Is het waar wat dit boek ons zegt?” We schrokken van het antwoord. “Je moet de meester niet onnodig lastigvallen”, was de uitkomst. We hadden vanaf dat moment geen enkele twijfel meer dat dit boek op één of andere manier werkte. Bovendien, er waren wijzere mensen mee bezig geweest dan wij, domme kinderen. In het lange voorwoord stond een heel verhaal van de grondlegger van de analytische psychologie, Carl Jung. Het ging over synchroniciteit. Ik las graag over Jung en hield van zijn boek over de mens en zijn symbolen.
Ook toen ik ouder werd, verdiepte ik mij in andere levenswijzen en religies. Ik las soms van Tagore, een Indische dichter en filosoof die in de hele natuur het goddelijke zag. Ik geloofde niet in een God die als een vader in de hemel was, los van de aarde en de schepping, voor mij was alles verweven. Tijdens een godsdienstles heb ik daar over gesproken. De docent keek me ontsteld aan. “Maar wij zijn Christenen!” riep hij. Ik zat ten slotte op een Christelijke school. Soms brengen mensen elkaar boodschappen die compleet uit een andere wereld komen. Zo ging dat ook in de zeventiende eeuw. Maar dan andersom.

In de zeventiende eeuw brachten jezuïtische missionarissen de nieuwe Europese wetenschap naar China. De Chinese geletterden waren geïntrigeerd en uitermate verheugd om ideeën te kunnen bestuderen als de relatieve posities van de hemellichamen, de fasen van Venus en het bestaan van het primum mobile – ideeën die in Europa eerst grote opschudding hadden veroorzaakt. Maar ze stonden versteld van het idee dat een god ingekapseld zat in een tiende onbeweeglijk hemel aan de buitenrand van de kosmos. Waarom zou de godheid, die de jezuïeten de “Heer van de Schepping’ noemden, er genoegen mee nemen om zich te beperken tot een klein deel van het universum dat hij had geschapen? De confucianistische geleerde FangYizhi (1611 -1671) concludeerde dat men in het Westen was gespecialiseerd in materieel onderzoek, maar gebrekkig in het begrijpen van de oorspronkelijke kracht. Qi. De essentie van het zijn, die duistere en samenbindende lagen van mysteries.

Dit lees ik in het boek “Heilige natuur” van Karen Armstrong. In de zeventiende eeuw verdween de magie, de mythe. De logica won en dit ging drie eeuwen door, schrijft ze. Ook een ander schreef hierover, vanuit een heel andere hoek, de bosbouw. Het kan niet anders, of een man van de natuur weet iets van onnoembare energie, die alles doordringt. Le Clerq schrijft dit in zijn boek, 1943 , Boomspiegel voor de wandelaar:

Er zal wel niemand zijn die zou willen betwisten dat de negentiende eeuw de eeuw der grote ontdekkingen is geweest. De wetenschap is in die honderd jaar meer vooruitgegaan dan in de vierduizend jaren die eraan voorafgingen. Deze snelle ontwikkeling heeft een enorme invloed gehad op ons gehele leven, en zij gaat nog steeds in onverminderd tempo verder. (.) De grote vlucht, welke de natuurwetenschappen namen, deed bij velen het idee ontstaan, dat zij er nu ook alles van wisten. Hoe knapper de mensen werden, hoe eigenwijzer. Inderdaad, men werd erg knap in scheikunde, geologie, mineralogie en allerlei andere wetenschappen. Maar men vergat, dat de eigenlijke levensfuncties van de planten nog nagenoeg geheel onbekend terrein waren. De knapheidswaan was echter zo sterk, dat men zonder dralen de bossen te lijf ging, gewapend met de pas verworven en ten dele nog zeer onrijpe kennis. Bosbouw werd een rekensom. En voor een bedrijf, dat zo op de natuur is aangewezen, is dat zeer gevaarlijk.

Hoe knapper hoe eigenwijzer, zegt le Clerq. Hadden de wetenschappers ook maar naar de Chinezen geluisterd. De knapheidswaan is tot in onze tijd doorgeschoten. Dat is ernstig. Pas in onze tijd leren we heel langzaam, hoe weinig we weten. En dat alles samenhangt, dat er een onderaards internet is, dat het plantenleven met elkaar verbindt. Dat het niet alleen maar strijd om het bestaan is met enkel afgescheidenheid. Het raadsel ligt in de verbinding. De slijmzwam is het meest extreme voorbeeld. Hoe kan een groep eencellige wezens zich als één intelligent organisme gedragen! Daar kunnen wij nog wat van leren. Met vele eindeloze discussies zijn we nog geen stap verder gekomen. Kijk naar de slijmzwam en leer hoe te gaan. Snel gaat het niet, maar dat is niet erg.

.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

How can a group of single-celled creatures behave like one intelligent organism! We can learn something from that. With many endless discussions we have not gotten any further. Look at the slime mold and learn how to go. It’s not fast, but that’s okay.

.

Van hoever komen we (From where do we come)

.

.

De bult voor ik begon te planten, gemaakt met grond die niet van ver kwam. Zo hoort het.
Wat er is, dat is er en dat scheelt een hoop heen en weer gedoe. Hoe lang
doen we dat al? Hakken, graven en slepen, overal en ergens?

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik heb een jonge walnootboom in mijn hand. Hij is geënt. Het is een bijzonder exemplaar, dit boompje wordt niet hoger dan drie meter en geeft binnen een paar jaar al aardig wat bloesems en noten. Dit soort boompjes, daar moet je naar zoeken en ik schep daar plezier in. Hij komt tussen allerlei wilde, kleine bomen in te staan en inheemse struiken als rozenbottel, hazelaar, els en lijsterbes. Langzaam maar zeker groeit hier een paradijs.

Ik loop over het smalle pad op de lange bult, op zoek naar een goede plek. De notenbomen moeten hoog staan, dan doen ze het veel beter. En dit is niet de enige, ik heb er nog acht. Die moeten hier allemaal worden geplant. Dat is wel een heel werk, want er staat veel riet. Dat wil ik diep weghakken, rond de boom. Dat riet is hier niet zomaar gekomen. De grond van de bult komt namelijk uit de sloot. Op een dag moest die worden verbreed en boer Jochum vond het niet nodig om de grond af te voeren. “Leg maar op de kant neer, dat kan nog van pas komen!” zei hij. Dat werd dus deze lange bult, van meer dan honderd meter. Wat dichtbij te vinden is, hoef je niet van elders te halen. Zo hoort het te zijn. Maar o, wat zijn we afgedwaald. Er wordt veel onnodig heen en weer gesleept. Het meeste komt van ver. En hoelang is dat al bezig!

Eeuwenlang heeft Europa de hele wereld naar zich toegetrokken uit eigenbelang. Na de Middeleeuwen groeide de bevolking snel. Overal werd lukraak hout gekapt, voor huizen, schuren en brandhout. Er werden schepen gebouwd en de VOC werd opgericht. Rijke landen voeren uit om andere continenten te koloniseren. Er kwam koffie en nootmuskaat en suiker. Voor het vele werk werden slaven geronseld. Het bracht schatkisten vol geld op, voor grotere huizen met prachtige versieringen om mee te pronken. Perfect aangelegde parken met exotische planten, alles voor de welgestelde Europeaan. Steeds grotere haarden kwamen er, omdat ze ook als lichtbron dienden. Je zag dat bij arm en rijk. Er werd turf gestookt, steenkool, maar ook hout. Tijdens lange winteravonden werd bij de haard gelezen, gesponnen en gebreid door de mannen. Er werden netten geknoopt en manden gevlochten. Het hout vloog er doorheen. Het bouwen van schepen en schuren hield ook niet op. Nederland werd kaler en kaler. Landgenoten voeren de oceanen op, overal naartoe. Er werd gekapt en gekapt. Aan herbebossing deed men niet.

.

.

In 1850 was er nog 1 procent bos over. Toen Zocher in Utrecht het singelpark ontwierp, waren bomen in de wijde omtrek zeldzaam. Alleen parken en landgoederen hadden nog bossen, zoals Amelisweerd, zulke heren zorgden in Nederland goed voor hun bomen, dat gelukkig wèl. Maar verder, hoelang is ons volkje al bezig de omgeving op te consumeren en naar de hand te zetten? Nederlanders staan ver van de natuur af. Het is leuk om doorheen te rijden, op vakantie. Maar wilde natuur is eng. Het bijt, het kruipt, het schimmelt. Het is giftig, het kriebelt en maakt rommel. Tegelijkertijd telt Nederland de meeste mensen die doneren aan natuurorganisaties. Daar heeft David Attenborough hoog van opgegeven. Nederlanders zijn geweldig met natuur, vond hij. Wist hij veel. Hij keek alleen naar de cijfers. Maar ik heb mijn twijfels bij grote natuurorganisaties. Ze bestaan al decennia, en zijn opgericht toen men besefte dat het fout ging. Maar natuur hoort deel van ons leven te zijn, niet iets buiten jezelf waar je aan moet doneren om het in stand te houden. Dat maakt het alleen maar erger.

Als ik besef hoelang de afscheiding van de natuur al bezig is, hoeveel moeten we dan nog doen terug te komen? De uitdijende beweging moet stoppen. Maar de schepen zijn alleen maar gegroeid. Ze zijn allang niet meer van hout en er staan nu duizenden containers op, die continue de zeeën doorkruisen. De houten schuren van ooit zijn gigantische metalen blokkendozen geworden, soms wel honderden meters lang. We strekken onze armen ver uit om te pakken wat we nodig hebben en alles moet worden opgeslagen en en heen en weer gedragen. Ecosystemen gaan eraan kapot.

.

.

Ik zet mijn schep in de grond. De boom krijgt een mooi plekje, tussen de meidoorns in. Verderop staan een stel berken. Ik werk om het terug te krijgen. Dat wat ik nodig heb, dichtbij is. Klein en eenvoudig leven is niet alleen romantiek. Het is noodzaak. Wat er is, dat is er. Als je er niet voor weg hoeft, dan doe je dat niet. Ik ben blij dat Jochum de grond hier heeft laten liggen, die uit de sloot kwam. Dat scheelt heel wat vrachtwagens vol aarde die niet heen en weer hoeven. Het scheelt veel gedoe en verspilde brandstof. Er ligt werk voor mij. Dat kost tijd. En dat hebben we nodig. Tijd. Met mijn klomp trap ik de spade de harde grond in. Morgen gaat het regenen.

.

“Sjoch werom om troch te gean.”

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

I’m planting one of my many trees. I work to get it back. Back what we lost.That takes time. How long has that been going on, this cutting of trees without any care, this dragging around from here to there?

.

.

De bult, nu.

.

.

Bronnen: Historamarond1900.nl
Bomenspiegel voor de wandelaar 1949 W.l. Le Clerq
Restauration refugees, Dowie.

.

.

Als donkere nachten wederkeren (As dark nights return.)

.

.

Mijn eigen kleine huis met stroom van enkele zonnepanelen. Ik heb een lithium accu.

.

Wat gebeurt er als een grote zonnestorm de Aarde treft? Ik kijk naar de horizon, het witte licht dat schijnt, de stad die nimmer slaapt. Ik ben niet bang, ik ben vooral nieuwsgierig naar wat daarna komt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Alles is ritme. Het ontluiken in de lente, de explosie van gerijpt zaad in de late zomer. De donkere dagen van december doen de blik naar binnen keren. Het licht is later en lager. Slaap komt eerder en blijft als een sluier liggen voor het halfdonkere venster. Alles wat je doet gaat langzamer, maar van binnen groeien de keuzes voor het lichtjaar na de zonnewende. Alles groeit in relatie tot elkaar. Dit denk ik, terwijl ik buiten sta. De grond rond mijn woonwagen is nog hard. Het is herfst, in deze tijd hoort het zompig en nat te zijn. De wilgen en esdoorns hebben hun blad nog niet verloren. Erachter liggen de weiden in de duisternis van de nacht. Een zwaar wolkendek verbergt de sterrenhemel, maar aan de horizon reflecteert een baan van licht de lucht in. Lichtjes klein en groot, de stad die nimmer slaapt.
Ik staar ernaar voor de zoveelste keer. Hoe zou het zijn als op een avond het licht uit is? Ooit gebeurt dat. Steeds opnieuw komt die gedachte in me op. Als het gebeurt dan wil ik hier zijn. Ik zou op ontdekkingsreis kunnen gaan. Maar dan zou ik dit moment missen, die horizon van koud wit licht. En dan de zwarte nacht, die harder valt en dieper.

De volgende dag sta ik in een oud gebouw uit de vorige eeuw, de Haniahof. Ik doe mijn jas uit om aan de kapstok te hangen. Ik heb hier een zeefdrukcursus. Hoewel het buiten warm is, is het binnen koud en vochtig. Ik ril en gauw doe ik mijn jas weer aan. Ik weet niet waarom ik hier ben. Ooit heb ik besloten dat ik eens wat in de stad moest gaan doen, met kunst. Dus nu sta ik hier. Achter een open deur zitten drie vrouwen en een man. “Hallo” zegt de man hartelijk. “Kom binnen!” Hij vertelt over de techniek. Om te drukken heb je een enorm sterke daglichtlamp nodig. Je smeert een goedje op het raster, en dan wordt het hard. Alleen niet waar het zwart is. Dus zo krijg je iets wat je kan afdrukken. De hele middag zitten ze achter de computer, foto’s te shoppen. Ik niet, want ik heb een eenvoudige tekening. Ik wilde met mijn handen werken. “Kan je geen zeefdrukken maken zonder elektriciteit?” vraag ik. “Nee,” zegt de man. “Dat kan niet. En trouwens, waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn? Het geeft ons warmte, het maakt het leven zoveel makkelijker…” Al pratend draait hij zich om, terug naar de computer.

Ik wilde nog meer zeggen. De woorden blijven in mijn mond liggen. Ik wilde vertellen wat ik gelezen heb. Het gaat over dat ene. Op een dag gaat het licht uit. Het lijkt alsof het niet kan, alsof het nooit zal gebeuren. Ons lichaam en geest zijn gewend geraakt aan het gemak. Elektriciteit legt ons in de watten, als een eeuwige geliefde, die nooit sterven zal. Toch is ons systeem kwetsbaar en vooral door zonnestormen. Ik las erover. Eens in de honderd jaar is er een megagrote zonnestorm. Dat is een bombardement van elektromagnetische deeltjes. De laatste is meer dan honderd jaar geleden. Toen was er geen elektriciteit, dus kon het geen kwaad. Het ziet eruit als een enorm poollicht. In onze samenleving wordt er tot nog toe te weinig over nagedacht. Dat is duidelijk te zien. We zijn van wieg tot graf afhankelijk geworden van elektriciteit en de high tech wordt steeds verfijnder. We zijn verslaafd en verwend. Ik probeer me ervan los te maken. Ik wil ook zonder kunnen. Al zijn er steeds meer die dat doen, ik ben nog steeds een eenling. “Waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn?”
Jazeker is het fijn. Maar stel dat de stad die nimmer slaapt op een dag in het donker ligt. Zelfs het vuurtorenlicht, het baken van veiligheid, is gedoofd. Tot aan de horizon ligt het duister als een donkere deken en sterren stralen als vonken in de hemelkoepel. Het zou een verademing zijn. De aarde kan opnieuw ademhalen. Maar voor ons is het een schok. Tenminste, dat is het als je er nooit rekening mee hebt gehouden dat dit ooit zou kunnen. Voor wie denkt dat het leven eeuwig is, komt de dood hard aan. Het steekt aan tot woede, het was immers zo fijn en nu is het van je afgenomen. Maar met boos zijn schiet je niks op. Het is zoals het is. Eerlijk gezegd maakt het me ook wel nieuwsgierig. Hoe zou het zijn, zo’n totaal andere wereld? De gedachte zet me aan tot keuzes. Als ik zou leven zonder stroom, wat is dan belangrijk?
Ja, een plantenkas. Om zaad in op te kweken en om een warme zithoek te maken. Een kooktoestel waarmee je met een paar houtjes een maaltijd kan koken. Een vonkenmaker uit het leger. Een waterfilter, een warme trui. Fruit en notenbomen, en vooral: goede vruchtbare grond.

Wat ik zelf hebt, dat is alvast mooi meegenomen. Maar we hebben elkaar ook nodig. En als er geen internet meer is, waar vind je dan het bedrijf wat je zoekt? Er is geen papieren bedrijvengids meer en ook geen telefoonboek. Als de stroom uit is, weten we alleen de plaatselijke bedrijven nog te vinden, die adverteren in de lokale krant. Al het vervoer is weggevallen, dus je zou toch niet ver komen. De smartphones liggen als dode afgoden in de hoek. De elektrische poorten van beveiligde bedrijven zitten potdicht en zijn niet meer open te krijgen. Mensen slaan een ruit in om buiten te komen. Hier en daar rijdt nog een oude auto, zonder ingewikkelde techniek. Iedereen wil nu bij zijn vrienden zijn, of thuis bij familie. Sommige mensen zwoegen op hun zware elektrische fiets, die zonder stroom ineens niet zo fijn meer is. Hier en daar zie je een paard en wagen, maar slechts enkele, want de meeste boeren hebben die verrotte karren allang de deur uit gegooid.
Ik heb mijn fiets. Er zitten nieuwe banden onder. En ik heb een fietskar en twee gezonde benen. Ik maak me niet zo druk. Ik ben in dit leven al meerdere doden gestorven en weet dat het leven daarna door gaat. Maar ik bestel toch maar meteen die plantenkas, waar ik al zolang van droom. Ik zorg voor mezelf en voor de aarde. Wij zorgen voor elkaar. Daaraan denk ik, terwijl ik hier sta, en kijk naar de baan van licht aan de horizon. De stad die nimmer slaapt. Hoelang zal ze daar nog liggen, flikkerend in het witte kunstlicht? Eens keert het natuurlijke ritme terug, zoals het altijd is geweest. Alles, in de eeuwigheid van het Zijn. En al deze verhalen zullen verdwenen zijn. Behalve in het hart van wie erdoor geraakt werd..

.

ZONNESTORMEN

Meer feitelijke info:

Je hebt zonnestormen en superstormen. De kans op een zonnestorm is nu groter, omdat het eens in de elf jaar opleeft, in een zgn zonneminimum. Dat is nu. Dit zijn gewone zonnestormen. De superstormen heten CME’s, en dat is andere koek. Die zijn tientallen malen krachtiger. Dit is heel weinig onderzocht. Dat is geen wonder, want dat hebben we nog nooit meegemaakt. Deze superstormen keren elke eeuw terug. De laatste was in 1921. De vonken sloegen uit de telegraafstations. We kunnen dus alleen maar gissen, wat het effect zal zijn op onze huidige samenleving vol high tech. Wat kunnen we doen, behalve eenvoudiger leven? Belangrijk is om kleinere stroomnetten te maken. En bij nood het systeem uit te schakelen. Op dit moment kunnen ze een superstorm drie kwartier van te voren zien aankomen. Dat is behoorlijk kort dag, maar er wordt aan gewerkt.

Een storm komt nooit alleen, zeggen ze. Het aanleggen van nieuwe stroomprojecten is nu lastiger, en onderhoud aan het oude kan dat ook zijn. Er is soms een lange wachttijd op onderdelen, daar kan boer Jochum over meepraten. Veel ervan komt uit China. Veel nieuwe stroomprojecten liggen nu ook plat. Dat komt door hoge materiaalkosten en de onbetrouwbaarheid van de energieprijzen, waardoor er geen winstberekening gemaakt kan worden. Bovendien is de rente hoog en dit soort projecten worden vaak met leningen betaald. (Bron Financieel Dagblad) Tot zover deze samenvatting van wat ik erover gelezen heb.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

What happens when a major solar storm hits Earth? I stand in the night looking at the horizon, the city that never sleeps. I’m not afraid. Just curious about a life with less electricity.

https://www.nporadio1.nl/nieuws/wetenschap-techniek/19aba0d3-2b25-40be-a5ab-306b81f07e36/wat-kan-een-zonnestorm-aanrichten-op-aarde

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/09/09/zonnestorm/

https://www.veron.nl/nieuws/tag/zonnevlekken/

https://crisiscentrum.be/nl/risicos-belgie/natuurlijke-risicos/risicos-uit-de-ruimte

https://www.swpc.noaa.gov/phenomena/coronal-mass-ejection

Verbonden op afstand (Connected at a distance)

.

.

Het is de dag van inheense volkeren. Soms zou ik erheen willen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISCH translation? Click on the button underneath the text.

.

Ik ben in het huisje dat Dick huurt. Negen maanden lang is hij weer hier. Ik lig op mijn buik op het bed uit het raam te kijken. Het weiland, de koeien, het riet. Alles is nog steeds zoals het was, en toch is het elke dag anders. Die rust… Dat is niet overal zo. Ik denk aan de oproep van Survival International, waar ik trouw donateur van ben. “Gek hè” zeg ik tegen Dick “Nou is Ellen fijn naar Peru, maar zij weet niks van die oliemaatschappij die dat stuk oerwoud daar wil kappen.” Dick knikt. “Ja, zo gaat dat vaker. Van ver hoor je meer. Ik las een verhaal over een Surinaamse jongen die in de Bijlmer woonde, toen dat vliegtuig neerstortte.” Nieuwsgierig kijk ik hem aan. “En?” Vanuit de opastoel achter de kachel vertelt hij verder. “Nou, ze woonden in een flat vlakbij. Ineens hoorden ze een hels kabaal, en daarna allemaal sirenes en ziekenauto’s, maar ze wisten nog steeds niet wat er aan de hand was. En toen belde familie uit Suriname. Wat is dat allemaal bij jullie? Zijn jullie in orde?” Ik grinnik. “Toen wisten ze het pas..” zeg ik.

Op afstand kunnen we elkaar evengoed veel vertellen. Afstand en rust geeft concentratie. Ik kan dieper kijken als ik rustig thuis ben dan wanneer ik druk in de weer ben elders. Ik merk dat met mijn verhalen. Als ik veel weg ben dan gaat dat ten koste van het onderzoek. Door dieper te gaan kom ik niet alleen meer te weten, ik ga ook in mezelf een laag dieper, en ik kan het laten zakken en rijpen als het fruit aan de boom die langs het pad staat. Zo deden de monniken in het klooster het ook. En hoeveel wetenschap hebben zij verspreid! Met elkaar bespreken wat we lezen. Ik doe dat met Dick. Ook over Peru. Ik vertel hem er meer over.

“Het gaat om een heilig reservaat, dat wordt bedreigd. De Tapo Nigre. De inheemsen hebben al keer op keer bewezen dat zij recht hebben op die grond. En nu moeten ze wéér! Teken jij ook?” vraag ik. Als ik vertel van welke organisatie het komt, twijfelt hij geen moment. Maar eerst leest hij het verhaal helemaal door. Van begin tot einde. Dan buigt hij zich diep naar voren om zijn naam te plaatsen.

Ik kijk weer uit het raam. Er rent een haas weg, die vlak onder het raam zat. Ik denk aan de uitgestrekte oerwouden, aan de andere kant van de oceaan. Een hemelsbreed verschil, met dit weidse Friese land. Soms vind ik het zo vreemd, dat ik hier rustig zit, terwijl er elders zoveel aan de hand is. Dat mensen vrienden en familieleden verliezen en de grond onder hun voeten, waar ze al 10.000 jaar voor hebben gezorgd. Al die gekapte bomen, en die oprukkende woestijn als gevolg. Onvoorstelbaar! En daar, langs slimme slingerpaden, lopen mensen die hun leven wagen. Velen van hen zijn jong. Het oerwoud is hun leven. Hier vinden ze hun voedsel en medicijnen. Zonder dat zullen ze reddeloos verloren zijn. Ik zou er wel heen willen om te helpen, maar ik weet dat het weinig zin heeft. Ik ben daar helemaal niet thuis, in dat land.

Ver weg gaan om te helpen. Dat willen er wel meer. Natuurlijk zit daar stiekem ook het avontuur in. Een vreemd exotisch land verkennen, dat het bloed doet stromen. Maar waarom, denk ik bij mezelf. Dat is toch alleen voor mijn eigen plezier? Nee, ik ga niet weg. Niet naar Ierland en ook niet naar Peru. Daar zijn anderen, die het doen. Zij zullen het wellicht beter doen dan ik. Ze kennen hun land zoals ik het land van de Swetteblom en het pad naar het dorp ken. En ik luister naar hen, zo goed als ik kan. Want ook ver weg kunnen we verbonden zijn. Er komen steeds meer berichten. Het broeit. Van afstand zie ik, helderder dan ooit.

.

Klik op deze link om de brief te ondertekenen:

https://act.survivalinternational.org/page/114579/action

Achtergronden: https://www.survivalinternational.org/about/perenco

.

NEDERLANDS

ENGELS

Sometimes I like to help faraway, where people need our attention. But at a distance I often can do more. Far away, there are others, who do it. I listen and tell about it.

September

.

.

September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het is een mooie avond. De zon gaat onder met een warm licht, en overal zijn vogels in het gras. Ik geniet met volle teugen. Dan hoor ik een piepend gefluit, achter me. Een hele groep is het. Dat herken ik. Ik draai me om. Het zijn de smienten! Ze zijn terug! De zwart witte vogels vliegen in steeds kleinere cirkels boven de plek die hen zo vertrouwd is, fluitend, piepend, alsof ze de thuiskomst vieren. Dan strijken ze neer. Elke winter komen ze hier, op steeds hetzelfde plekje, achter de bult, vlak achter het Verhalenpad. Het riet staat hoog. Ook hier heb ik nu het beheer en ik maai het niet in één keer. De watervogels zwemmen beschut in de sloot erachter en op het weiland zitten er ook enige tientallen.

Waar zijn ze geweest, de smienten? Ik weet het niet. Ik kan niet met ze meevliegen. Ik kan wel weggaan, net als zij, ver weg. Maar ik doe het niet. Hoewel, soms twijfel ik. Meestal is dat in de maand september, als ik het hele jaar voor de aarde en de planten heb gezorgd. Dan ben ik het helemaal moe. Logisch. Ik weet het nog goed dat ik me zo voelde, die dag, begin september. Ik heb toen van alles verzonnen, om te doen. Goeie ideeën en minder goeie.

“Ik ga naar Ierland, volgend jaar,” zeg ik tegen Henk. Henk heeft hier een mooi huisje. Hij is er maar soms, gewoon om even ergens anders te zijn. Hij leest dan wat en zegt weinig. Maar nu antwoordt hij vrolijk: “Naar Ierland, wat leuk! Wanneer ga je?”
“Volgend jaar, zei ik. Nu nog niet.”
“Waarom niet? ” vraagt hij verbaasd.
“Omdat ik nog voor mijn huis moet zorgen. En het land. Ik ga nooit zomaar weg. In de afgelopen dertig jaar ben ik maar een paar keer de grens over geweest.”
“Waarom doe je dat niet?! Je kan gaan wanneer je wilt, het is toch leuk om spontaan weg te gaan? Geweldig, Ierland!” Hij begrijpt er niks van.
“Ja, vast een bijzondere ervaring” zeg ik. ”Maar dit is mijn plek. Het dak moet in de olie, de isolatie moet worden gelucht voor de herfst komt. Ik wied de tuinen, vlecht de wilgenhaag. En ook al die grond rond de nieuwe aanplant vraagt om een nieuw, warm bed van mulch.”
“Het doet je vast goed om te gaan”, houdt hij vol.
“Misschien wel”zeg ik. “Maar als ik ga, dan wil ik daar ook een tijdje werken. Dan leer ik de mensen en het land echt kennen. Daar heb ik zeker een maand voor nodig. En dat doe ik niet zomaar. Zolang wil ik hier niet weg, nu. Henk staat even stil. “Okee”, zegt hij en loopt verder. Misschien snapt hij het, misschien niet.

Uiteindelijk ben ik dus vier dagen naar de Vlierhof gegaan, bij Nijmegen. Daar heb ik over verteld. Ik werd weer hartelijk ontvangen. Ik maakte een schilderij in het atelier, werkte in de tuin en fietste met Dick over de dijk langs de Rijn. Ik zag het vertrouwde beeld van de scheepswerf in Millingen en zag vele vrachtschepen over het lage water varen. Vier dagen was genoeg. Toen ik thuis kwam was ik mijn onrust helemaal kwijt, temeer omdat er in september vele culturele activiteiten zijn. Niet alleen het optreden van Lisa Hannigan, waar ik verslag van deed. Het gebeurt zelfs heel dichtbij huis. September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst. Zo is het altijd geweest, en ik voel elk jaar weer dat alles in mij daarom vraagt. Het is goed. Alles is er, er ontbreekt mij niets.

Maar nu alles goed is, nu vraag ik me af: ga ik eigenlijk wel naar Ierland volgend jaar? Lang weggaan betekent veel achterstallig werk. Hoe groen mijn vingers ook zijn, achterstallig werk is niet leuk om te doen. In feite geef ik een heel tuinjaar op, door zomers een lange tijd weg te gaan en de boel de boel te laten. Ik zou natuurlijk in de winter weg kunnen gaan. Net als de vogels. Maar waarom dan helemaal naar Ierland? Als het echt zo is, dat ik me daar zo thuis voel, dan wil ik er daarna steeds weer heen. En ik heb al drie plekken om heen te gaan, gewoon in Nederland. Dat is al heel veel. Als ik van Ierland zou gaan houden, dan heb ik nóg een band om te onderhouden. En ik moet er zelfs twee zeeën voor oversteken!

Verre streken lokken. Ook Ierland. Maar ik ga niet. Wellicht ooit, als ik mijn handen vrij heb. Dan maak ik een lange reis, als beloning.

Ik sta met mijn klompen in het lange natte gras en kijk naar de ondergaande zon. Een zwerm spreeuwen vliegt op. Kievieten roepen. De smienten zwemmen nu stil in de sloot. Hier en daar staat een reiger in opperste concentratie, wachtend op de volgende muis die door het gras schiet. Schuimend witte wolkenkoppen kleuren langzaam roze. Wat is het hier toch prachtig. En morgen is er muziek. Gewoon in het kerkje van Bears!

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

In september, when I m tired of working, I doubt about going far away or not. But I won’t. I ‘ll stay and enjoy the harvest. Don’t get too carried away…

Het lied van Lisa Hannigan (The song of Lisa Hannigan)

.

.

Tivoli, Utrecht. “We, the drowned” zingt ze. Een geweldig lied en ik denk erover na. Het lijkt alsof alles zich steeds verder loszingt van de aarde, in een vlucht van alles wat we zelf hebben veroorzaakt. Maar waar begon het mee?

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

De laatste woorden van het lied klinken door de grote ronde zaal van Tivoli. Mijn vriendin en ik zitten ademloos te luisteren. Lisa Hannigan staat op het podium en zingt met opperste beheersing en overgave. Vanuit de lage hese diepte van haar stem klimt ze omhoog, hoger en hoger. Tot de allerlaatste toon. Het ensemble Stargaze is al even verbazingwekkend. Blazers en snaarinstrumenten, percussie en piano, alles! Anderhalf uur lang zaten we met oren gespitst en wisten soms niet meer waar te kijken, zoveel gebeurde er. En nu is het echt afgelopen. Het applaus is denderend.

Lisa Hannigan is nieuw voor mij. Hoewel ze Iers is (ik hou van iers) en al vijftien jaar solo zingt kende ik haar niet. En mijn vriendin ook niet, die naast me zit. Samen lopen we het grote gebouw uit en halen onze fietsen uit de stalling. “Welk lied vond je het mooist?” vraagt ze. “We, the drowned” antwoord ik zonder twijfelen.

Als ik eenmaal weer thuis in Friesland ben, luister ik er steeds weer naar. De muziek is geweldig. Alles leidt naar een uitzinnig hoogtepunt. Maar wat zingt ze nou eigenlijk? Een paar woorden pik ik op, als stapstenen in een donkere rivier. Ik moet het echt voor me zien. Ik zoek dus de tekst op en kijk lang naar. Dan stap ik op mijn fiets en rijd door de weilanden. Het is een perfecte manier om iets te laten bezinken. En dit is de tekst.

.

We, the drowned
Hold our hollow hearted ground
Till we swallow ourselves down
Again
Wij, die verdronken zijn
Houden ons vast aan leeg liefdeloos land
Tot we onszelf inslikken, omlaag, omlaag
Steeds weer
We, the ashes
We spend our days like matches
And burned ourselves as black as
The end
Wij, de as
Gebruiken de dagen als zwavelstokjes
En branden onszelf zo zwart als
Het einde
We know not the fire in which we burn
But we sing and we sing
And the flames grow higher
We read not the pages which we turn
But we sing and we sing and we sing
We weten niet van het vuur waarin we branden
Maar we zingen, we zingen, we zingen
En de vlammen laaien op
We lezen de bladzijden niet die we omslaan
Maar we zingen, we zingen, we zingen
We, the wrong
We the sewn up and lang gone
Were before and al along
Like this
Wij, die fout waren
Allang, allang verdwenen
We waren hier eerder en gaan verder
Zoals het is en was
We, the drowned
The lost and found out
We are all finished
again again again…….
Wij die verdronken zijn
Verloren of opgedoken
We zijn weer aan ons einde
allemaal
alweer, alweer…..

Beluister het filmpje helemaal onderaan.

.

Wat een in en in somber gedicht! Ik moet mezelf er toe zetten om het te lezen. Toch past het zò in deze tijd. De lege liefdeloze grond, het opeenstapelen van steeds dezelfde fouten, weer en weer. Dagen die gebruikt worden om op te branden, dagen die tot as vergaan. Tot ze op zijn en de zwarte dood overblijft. We kennen het vuur niet waarin we leven, we beseffen de inhoud niet van wie zijn en wat we veroorzaken. Mensen die zichzelf inslikken van eenzaamheid en alleen een uitweg vinden in muziek. Muziek die verheft als een vuur dat steeds hoger oplaait. We zingen, we zingen we zingen.
Het lijkt alsof alles zich steeds verder loszingt van de aarde, in een vlucht van alles wat we zelf hebben veroorzaakt. Maar waar begon het mee, was het niet het lege liefdeloze land? In het vuur van de vlucht raken we verder en verder van de aarde af. De heilige grond roept om terug te keren. Het roept om bezongen te worden en geliefd. Wij zijn het, die de aarde in onze handen houden en de liefde weer terug kunnen brengen tot de bodem waarop we staan. Eindelijk. Na al die eeuwen komt het besef dat de bodem ons nodig heeft.
Ik schrijf in één beweging alles op wat ik denk. Ik weet niet of Lisa het zo bedoeld heeft, maar dit is wat ik eruit haal. Ik zie ook de hang naar muziek, het verlangen om te vluchten van alles wat onze manier van leven heeft veroorzaakt. Maar ik zie ook dat de terugkeer het enige is wat werkelijk vervulling geeft. Daarom ben ik hier. Geworteld en wel, in Friesland.

(Bovenstaande foto is van mijn vriendin Jeannette.)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:.

I was at a concert of the Irish Lisa Hannigan. It was amazing, her voice, and all these instruments. She sang: “We, the drowned.” For me it was the most breathtaking moment of the evening. Later I realized what this song means to me. I wrote down everything I thought in one stroke. I don’t know if Lisa intended it that way, but this is what I get out of it. I also see the longing for music, the desire to flee from everything that is caused by our way of life. But I also see that the only thing that really brings fulfillment is the return. The holy ground is calling. It calls to be sung about and loved. That saves us from drowning again. That’s why I’m here. Rooted and well, in Friesland.

Een schoentje voor Houdini (A mouse shoe for Houdini)

.

Smart work of a little mouse

Alles heeft zijn plek in het bestaan. Daarom heb ik spinnen in huis en vliegen. Maar met muizen heb ik geen pardon. Die vang ik. Maar sommigen zijn zó slim! Zoals Houdini, genoemd naar de bekende boeienkoning.

.

“Alles heeft recht op leven” zei mijn man, toen ik de zoveelste naaktslak door de plee spoelde. “Ach joh, in het riool stikt het vast van de slakken. Ze kruipen er gewoon weer uit en komen ’s nachts door het afvoerputje weer het huis in.” dat zei ik. Niet dat het me erg veel kon schelen. Gek is dat. Voor mijn gevoel geef ik mijn hele leven al om beestjes, groot en klein. En toch is het pas na de dood van mijn man goed op gang gekomen.

Het was twee of drie jaar later. Ik zat op de rand van een vijver. Mijn oude jeugdvriendin zat naast me. Ik had haar al vele jaren niet meer gezien. Ze wilde omscholen. “Ik wil verpleegster worden,” zei ze. Ondertussen viste ze me haar wijsvinger een spartelende vlieg uit het water. “Het is heel leuk, zo’n vijver, maar ik vind het zo erg om al die beestjes te zien verdrinken, het gaat de hele dag door! Ik kan ze er niet allemaal uitvissen…” Verbaasd keek ik naar het vliegje op haar vinger. En dan naar al die andere spartelende beestjes. Ik hoorde de echo van mijn man. “Alles heeft recht op leven!”
En nu is het alsof het altijd al zo geweest is. Ik red bijna elke dag wel wat: een vlieg in een emmer water, een worm die ligt uit te drogen op het fietspad. Of het is een langpootmug in een verlaten spinnenweb, of een wesp uit de stroop. Dan was ik hem voorzichtig af met een nat strootje. Ik vermoord geen wespen. In deze tijd zijn ze op zoek naar zoetigheid. Dus voer ik ze suikerwater. Merels en ook andere vogels eten wespen. Dat is erg welkom in deze tijd van droogte. Alle dieren hebben niet alleen recht op leven, maar betekenen iets in het geheel. Waarom zou ik doden alleen omdat ik er last van heb?
In mijn huis leven spinnen, verstopt in hoeken en kieren. Vooral roofspinnen, die geen web maken. Die eten de vliegen of zuigen ze leeg. Ik vind het prima. Maar waar ik geen pardon mee heb, zijn muizen. Die vang ik in een val. Eentje waar ze niet dood in gaan. De slimste van hen heb ik Houdini genoemd, naar de boeienkoning. Hij ontsnapt telkens weer.

Het is drie uur als ik wakker word door een harde klap. De muis! Gisteravond heb ik toch maar de val gezet. Ik hoop dat ik geen muizen meer heb, maar je weet nooit. Gisteren heb ik alle gaten dichtgestopt. Zoals de kier onder de achterdeur. Maar ook boven het markies onder de dakrand vond ik er gaatje. Het was dus niet genoeg. Nu zit er eentje in de val.“Ze kunnen door kiertjes ter grootte van een potlood!” zei de man van de ijzerwinkel. Hij krijgt veel mensen die vallen kopen. De val die ik bij hem kocht doet het goed. Het enige probleem is dat sommige muizen dus razend intelligent zijn. Zoals Houdini. Alles opeten en de klep achter zich dicht laten vallen. Een draadje om het palletje heen te winden en de klep blokkeren met een luciferdoosje. Ongelooflijk. Maar nu heb ik toch echt een muis in de val. Nieuwsgierig klim ik uit mijn hangmat. Is het hem? Het is een veldmuis. Bruin. Druk rent hij heen en weer, tot zoverre als dat kan in het kleine hokje. Ik gooi nog was extra havervlokken door het gaas en werp een handdoek over de val. Dan kan hij rustig worden. Morgen zet ik hem uit, aan de andere kant van de Swette.

Ik zwem. De ingepakte val net boven het water in mijn ene arm, met de andere doe ik schoolslag. Ik wil hem uitzetten in het wilgenbosje, naast het verlaat. Voor het verlaat hoef ik niet meer te zwemmen. Het wordt er steeds ondieper. Ik buk, om onder het bruggetje door te gaan. Daarachter is het verlaat, een gemetseld huisje dat de waterstand regelt. Links en rechts een schuine oever van beton, begroeit met glibberige algen. Dan blijf ik stokstijf staan. Die ogen! Vlak voor me zit een zwarte kat, die me gefascineerd aankijkt. Moet ik mijn muis hier wel loslaten? Even aarzel ik. Dan zet ik door. Houdini is vast slim genoeg om de kat zijn klauwen te ontlopen. “Kssssjt!” zeg ik. Het dier rent weg. Het lijkt me een jong beest, en fanatiek ook nog. Ik klauter omhoog en houd me vast aan de betonnen wand die naast de glibberige helling staat. De kat verdwijnt tussen de spijlen van het hek, dat om het gemaal heen staat. Daar weet ze zich veilig. Op het gemaaide veldje naast de muur houdt ze alles in het oog wat ik doe. Ik loop verder, tot ik haar niet meer zie. Onder de bosjes is een boomstronk, blad en zaagsel. Dit is een goede plek. Ik druk de klep open en de muis rent weg, Roetsj! Houdini heeft zijn vrijheid terug. Ik wens hem een mooi hol met veel slimme kinderen. Hoewel, was het hem wel? Dat weet je maar nooit, met muizen. Had ik hem maar een schoentje aangedaan. Een schoentje voor Houdini.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Everything has a right to live. I have spiders in my house. But mouses are not welcome. I catch them in a trap. But some of them are so smart!

Denk aan je pensioen, zei hij

.

.

Ik was achttien toen een leraar het zei: Denk aan je pensioen. Ik was stomverbaasd dat iemand kon geloven dat de wereld er over veertig jaar nog steeds hetzelfde uit zou zien.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

.

Ik leg de smartphone neer op de tafel van de buitenkeuken. Hoe lang zullen we nog met zo n ding rondlopen? Ik kijk nog even naar alle barsten in het kleine schermpje. Ja, beter om hem hier te laten liggen. Ik pak de sikkel van de haak. Door het vochtige gras loop ik naar het Verborgen Verhalenpad. Ik zie er nooit iemand. De anderen zijn allemaal bij hun eigen huisjes bezig. Wat het uiteindelijk worden zal? Dat weten degenen die na mij komen. Ik weet maar weinig. Ik doe. Jaren gaan voorbij en iedereen wordt ouder. Zoveel mensen komen en gaan. En telkens weer loop ik alleen verder, met vuile vingers van het werk.

Terwijl ik de overhangende rietstengels ontwijk, denk ik aan een docent van lang geleden. Ik moet achttien zijn geweest of zo. Ik kan me zijn gezicht niet meer herinneren en ik weet ook niet meer wat hij gaf. Ik weet alleen nog dat hij zei. “Het is heel belangrijk dat jullie nu al aan je pensioen denken!” Ik lach even bij de gedachte en vouw mijn broekspijpen omhoog om ze droog te houden in het bedauwde gras. Die man, ik heb hem met open mond aangegaapt. Ik hield me met heel andere dingen bezig. Ik had net mijn kamer opgeruimd en alle overbodige luxe verwijderd. We komen met zijn allen nog eens om in die luxe, dacht ik. Ik wilde eenvoudig leven en een pensioen had ik vast ook niet nodig als ik oud was.

Ik kijk om me heen en luister. Het mist een beetje en de snelweg verderop ruist en suist. Wat een drukte. Het wordt steeds erger. Allemaal mensen onderweg naar hun werk. Zouden die allemaal denken dat ze ooit met pensioen zullen gaan? Als ik vijfenzestig ben, dan is er helemaal geen pensioen meer. Dat dacht ik, toen die leraar dat zei. Ik was stomverbaasd dat iemand kon geloven dat de wereld er over veertig jaar nog steeds hetzelfde uit zou zien. Maar er kwam nooit een gesprek over. En eigenlijk is dat nog steeds vaak zo. Mensen zeggen tegen me: “Dat maak jij vast niet meer mee.” Dat klinkt geruststellend. Maar ik weet hoe het gaat. Gehechtheden zijn als een geliefde. Je denkt dat hij nooit zal sterven en dat je altijd samen blijft. Maar dan opeens is daar de dag van zijn dood. Zo gaat het. Iets wat je niet wilt, komt altijd eerder dan je dacht. Al heb je alle grafieken bekeken die je vertellen dat het nog lang niet zover is.

De komende tien jaar gaat er veel veranderen. Dat vermoed ik. Daarom blijf ik waar ik ben en werk aan een plek. Een plek waar het leven kan opbloeien en voedsel kan groeien. Ik voel de sikkel in mijn hand. Heel zachtjes ga ik langs de snijkant, met de toppen van mijn vingers. Hij is goed scherp. Hier kan ik me wel mee redden. Glimlachend ga ik aan het werk. Ik hak het riet en het hoge gras en gooi het op de lege perken. De bodem bedekken, dat is het belangrijkste nu. Een gezonde bodem waar voedsel groeit, dat is mijn pensioen en ook voor hen die na mij komen. Ik schuifel over het smalle paadje. Mijn armen kunnen de grote bos riet maar net vasthouden. Ik gooi het neer en de bult wordt steeds hoger. De grond eronder is nog altijd vochtig. De geplante bomen staan in ruime kring om de bedekte plek heen. Ze maken allemaal nieuwe blaadjes aan, en het is al bijna september! Alles verandert, maar ik weet, waar ik met liefde mijn handen vuil voor maak, dat groeit. Maak er wat moois van, zei hij tegen me. Hij, lang geleden. Dat doe ik. Niet alles wat sterft, is verdwenen.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Think of your retirement, he said

I was eighteen when a teacher said it: Think about your retirement. I was stunned that anyone could believe that the world would still be the same 40 years from now. But there was never a conversation about it. And in fact that is often still the case. People say to me, “You probably won’t experience that in your life.” That sounds reassuring. But I know how it goes. Attachments are like a lover.

.

Dezelfde dag dat mijn blog uitkwam, kreeg ik zomaar een elegant kledingstuk. Zoek maar wat uit, zei de buuv en ze opende een grote doos met alles wat haar teveel was. Ik koos deze rok. Hoewel blauw nooit mijn kleur was, staat hij fantastisch. Vandaag heb ik pas de rust om te lezen wat erop staat. Ik lees: “Siembra el presente”. Vertaald: Zaai het heden. Het lijkt op “pluk de dag”, maar dit gaat dieper. Hierin zit ook de toekomst vervlochten op een zwierige manier. Wat een gaaf cadeau. Het sluit perfect aan bij mijn verhaal.

.