Doe het!

.

“Maak er wat moois van!” Dat zei hij altijd als hij weg ging. Dat zegt hij nog steeds.
.

Ik zit heel stil op mijn stoel in het zonnetje. De mannen van het glas zijn klaar met koffie drinken en komen uit hun busje om weer aan het werk te gaan, verder met het grote glazen windscherm dat straks mijn terrein omringt. Ik verwerk wat ik net gehoord heb en kan het bijna niet geloven. Ik kan een grote overkapping laten maken, boven het windscherm. Dat is nogal wat. Het plan lijkt te groeien, in razendsnel tempo, als een kuiken dat uit het ei komt.

Ik ben nog niet eens bijgekomen van de verrassing wanneer José komt aanlopen. Ze loopt voorzichtig over het betonpad om mij niet te storen en kijkt me vragend aan. “Hé José! Kom maar hoor!” roep ik uitnodigend. José lacht en neemt nu grotere stappen. “Wat bijzonder dat je mijn kant op komt, terwijl dat nooit gebeurt. Ik ben net een groot plan aan het overdenken, en wilde er niemand mee lastig vallen. En juist nu kom jij naar me toe!” José straalt. Dan leg ik haar uit wat de bedoeling is. Als ik klaar ben kijk ik naar José. Ze denkt na en kijkt naar de kachelpijp, die boven mijn dak uitsteekt. “Dan moet je er wel een gat in laten maken voor je schoorsteen, ” zegt ze nadenkend. Ik knik. Dat is een goeie, daar had ik nog niet aan gedacht. Ik bedank haar en we gaan ieder ons eigen weg.

Even later is in mijn huisje de vensterbank bedekt met schetsen. Niet alleen het windscherm en de overkapping moet erop staan. Ook mijn woonwagen, het podium dat straks een deel uitmaakt van de lichte buitenruimte, maar ook het torentje, waarvan het dakje en de palen al klaar liggen. Alles moet één geheel worden. Ik loop van binnen naar buiten en weer terug. Ik meet en teken tot ik tevreden ben. Dan loop ik naar de gemeenschapsruimte, in de boerderij. Ik wil het laten zien!
Er zitten vier vrouwen in de zithoek. Het is er donker, ik kan niet zien wie het zijn. Het is rustig, het is een geconcentreerd gesprek. “Kom maar binnen hoor,” zegt Elbrecht “We zijn even in bespreking.” Irma neemt het woord over. “Dit is Lia, van de provincie.” Ik heb van Lia gehoord, ze gaat over subsidiepotjes en kent heel veel mensen. “O,” zeg ik blij, “Dan kom ik op het juiste moment.” Irma had gisteren al gezegd dat het een goed idee was om haar in te lichten over mijn plannen. Het zou dat hele uitstraling van het terrein ten goede komen. Wat een toeval dat ik net deze tekening maak!

.

.

Even later staan we met zijn drieën op de betonplaat, waar het allemaal moet gebeuren, Lia, Irma en ik. Ik laat zien hoe je mijn huisje weg kan rijden en hoe de ruimte dan tot zijn recht komt. Op het podium kunnen we een concert geven en de mensen een paradijselijke ervaring  bieden.
“Alowieke is onze artist in residence,” zegt Irma. “Zij gaat over artistieke zaken en cultuur.” Verbaasd luister ik naar Irma. Goh, ben ik dat? Tja, het zou zomaar kunnen.
Irma kijkt naar het werk van de mannen en droomt hardop verder. “Ik vind die blauwe kleur van de palen zo mooi… Het doet me denken aan de zee. Dit wàs ook een zee vroeger, een binnenzee. We zouden een vloer kunnen storten van glad beton en daar kan Alowieke dan een zee op schilderen! We zouden er subsidie voor kunnen vragen. Lia knikt nadenkend. Ze weet wel waar je dan moet zijn, zegt ze.

Daar staan we dan. We kijken en zien het voor ons, drie ondernemende vrouwen met verbeeldingskracht. Lia wordt er heel nieuwsgierig van. “Als het af is kom ik kijken. Ik ben zò benieuwd! Ik schilder zelf ook zie je…”

.

Podiumhoek met overkapping

.

Ik maak de volgende ontwerptekening, dieper in details. Alles verandert nog twee keer. Dan weet ik hoe het moet worden. Er komen twee glazen overkappingen en een dichte, gemaakt op een stevige staalconstructie. Daar komt het podium. Aan één kant komt er zand op de vloer. Er komt transparant blauw doek onder het dak en langs de wand. Het heeft een ribbeltje dat beweegt in de wind. De schaduwen zullen golfjes maken op de vloer, de zeebodem.

Als ik die avond naar bed ga denk ik na over rechten en risico’s en kostenplaatjes. Dan slaat de twijfel toe. Heel even maar. Want opeens zie ik mijn overleden man voor me, mijn grote liefde. Ik had alles voor hem over en andersom. Dankzij hem krijg ik deze kans. Hij maakte mijn talent los. Hij gaf mij de erfenis. “Maak er wat moois van!” Dat zei hij altijd als hij weg ging. Dat zegt hij nog steeds.

Ik hoor het hem fluisteren, nu op dit moment…

“DOE HET”

 

 

 

Duikelend de vrijheid in

.

.

-kunstzwemmen-duikelend-de-vrijheid-in-kl-frm

.

.

Ik haal diep adem voor ik onder water duik. Ik tel tot acht terwijl ik met stevige slagen vooruit zwem. Ik weet dat de anderen hetzelfde doen. Dan duikel ik naar voren, tot ik met mijn buik omhoog lig en luister naar de muziek. Die is goed te horen onder water, door de speciale luidspreker, die eruit ziet als een kunststof plaatje. Ik blijf tellen. Als ik weer bij èèn ben gil ik hard. In het water draagt het geluid ver. Mijn medezwemsters kunnen me goed horen. Nu komt het balletbeen. Allemaal tegelijk steken we ons rechterbeen omhoog, de tenen komen net boven water uit, strak gestrekt. We spannen al onze spieren zodat we langzaam omhoog komen. Boven water belichten de theaterlampen acht meisjesbenen, die ver boven het water uit steken.

Als kind deed ik jarenlang aan kunstzwemmen. Dat is eigenlijk dansen in het water. Ik genoot ervan, om vrij als een dolfijn te zijn, en het gevoel te hebben dat ik kon vliegen. Als we even niks hoefden ging ik in mijn eentje en leefde me uit met allerlei capriolen die we helemaal niet hadden geleerd en die ook geen naam hadden. Maar ook synchroonzwemmen was heerlijk. De tijd bestond uit niks anders dan water, ritme, de muziek en wij.

Vandaag op deze stille herfstdag moet ik daar aan denken. Ik heb een dagje vrij genomen om eens rustig mijn gedachten te laten gaan, zonder iets te moeten en zonder te weten waar het toe zal leiden. En nu komt er dit in me op.

Soms denk ik, misschien ben ik wel niet alleen aan het werk. Misschien deel ik deze stille, o zo productieve tijd wel met anderen. Wellicht is dat wat ik doe onderdeel van iets groters, wat ik niet kan overzien. Dan zwemmen we met onze ogen dicht door het water, allemaal tegelijk als een groep dolfijnen. We hebben sterke getrainde lichamen, zodat we direct kunnen reageren op het signaal. Er zijn jongeren en ouderen, maar iedereen is er klaar voor en weet wat hij of zij moet doen. Vrije mensen, verbonden door het Onnoembare.

Van de week schoot dit lied me te binnen. Zomaar. Ik zong het voor het eerst toen ik achttien was, bij een protestmars, tussen duizenden anderen. Het lied voor de vrije geest.

.

Op een wagen van het slachthuis
stond een kalf met gebogen kop,
In de blauwe lucht daarboven
zocht een zwaluw de vrijheid op

refr.
En de aarde draait maar
met al haar ach en wee
En het windje waait maar
en voert de zwaluw mee
Donna donna donna, donna,
donna donna donna, don
donna donna donna donna,
donna donna donna don

Klaag niet zei de wagenvoerder
niemand dwingt jou een kalf te zijn
had je vleugels als een zwaluw
was je even vrij als hij

refr.

Kalf’ren worden vastgebonden
en in ’t abattoir geslacht
Leer dus als je vrij wilt blijven
zelf vliegen op eigen kracht

Refr.

..

VOETNOOT

Het laatste boek van de plank, van Judith Bark

voetnoot-judith-bark

.

Dit boek is tegelijk beklemmend doordat de vrouw letterlijk in een soort vissenkom zit, en tegelijkertijd lijkt het me ook een uitdaging. Ik vind het mooi hoe ze zich aanpast en bezig is met èèn ding.. elke dag overleven..maar daardoor heeft ook alles wat ze doet zin…

” Op zesentwintig april bleef mijn wekker stilstaan. Ik zat een overhemd te zomen toen het tikken ophield. eerst merkte ik het niet eens, dat wil zeggen, ik merkte alleen dat er iets was veranderd. Pas toen de kat haar oren spitste en haar kop naar het bed draaide, hoorde ik ook bewust de nieuwe stilte. De wekker was gestorven. Het was de wekker die ik in de hooggelegen jachthut op mijn tocht naar het aangrenzende dal had gevonden. Ik nam hem in mijn handen, schudde hem, hij zei nog een keer tik-tak en toen was het definitief met hem gedaan. Ik schroefde hem met de schaar open.Voor mij zag hij er heel gezond uit. Ik kon geen enkel mankement in zijn raderwerk ontdekken, er was niets kapot en toch wilde hij niet meer tikken. Ik wist meteen dat het me nooit zou lukken hem weer aan de praat te krijgen.Ik liet hem dus maar met rust en schroefde het deksel weer dicht. Het was drie uur s middags , kraaientijd, en dat wees hij vanaf dat moment aan. Ik weet niet waarom ik hem heb gehouden. Hij staat nog steeds naast m’n bed op drie uur.”

Ik vind dit een mooi stukje want hoewel er niet veel gebeurt, is het toch een moment van loslaten. Loslaten van tijd en van de manieren van vroeger toen de klok nog de regels maakte en de dag bepaalde..

.

.

.

OVER HET LIED

Donna donna, of Dana dana werd gecomponeerd door Sholom Secunda en Aaron Zeitlin ter gelegenheid van de theaterproduktie ‘Esterke’ in 1940-1941. Het is gezongen door vele artiesten en is in vele talen vertaald. Joan Baez is één van de bekendste vertolkers. Ook Donovan heeft het gezongen.

.

.

.

.

-kunstzwemmen-duikelend-de-vrijheid-in-kl-frm

 

Iedereen kan me zien

Het ei uit

Vlinders moeten rupsen worden
vogels kruipen in hun ei
vliegen hoort niet in de orde
van de mensenmaatschappij
en toch is er soms een weg. . .

 

Het eten is op, de pan is leeg. We zitten op de bank uit te buiken, Dick en ik. Ik kijk naar de zwarte strepen op de kurkvloer. Haakse hoeken van ductape, die ik er drie maanden geleden op plakte. Het geeft de ruimte weer van de wagen, die ik ga bouwen. Zo krijg ik er een beetje een gevoel bij. Vanmiddag heb ik de Witte Smid in Warnsveld gebeld voor een afspraak, voor het onderstel. Het gaat nu echt gebeuren.
Stil kijk ik naar de denkbeeldige ruimte op de vloer. Best klein, eigenlijk. Ik reken. “Weet je dat mijn vloeroppervlak straks de helft is van wat ik nu heb?” zeg ik. “Dick kijkt voor zich uit en maakt mompelend dezelfde som. “Ja, minder nog. Minder dan zes vierkante meter.”
“Ik vind het spannend,” zeg ik. “Nu ik een tijdje afstand heb genomen van het plan, is het nog enger. Maar ik doe het toch.” zeg ik.
“Ja,” zegt Dick, alsof hij niets anders had verwacht.
“Al is het dan minder dan ik nu heb, het is altijd meer dan een trekkerstent.”
“Zo kan je het ook bekijken,” beaamt hij.
“Het wordt mijn eigen plekje. Dat ik altijd bij me heb. Waar ik elk moment in kan kruipen en naar buiten kan kijken. Op hele stille plekjes, middenin de ruigte. Als het regent kruip ik lekker bij de kachel.”
“Zo is het.”
“En koken kan buiten, onder de markies.”
“Als je half buiten leeft, daar wen je daar gauw genoeg aan.”
“Iedereen kan me zien en een praatje maken.”

Af en toe denk ik aan Diogenes, een filosoof die leefde zo vierhonderd voor Christus. Hij leefde in een klein houten huisje, denken ze. Misschien wel net als ik. Of in een grote aardewerken pot, daar zijn ze nog niet over uit. In elk geval, hij vond dat mensen, op zoek naar waarheid, zich los moesten kunnen maken van conventies.
Ik ben geen filosoof. Ik zeg liever niks over wat mensen zouden moeten doen. Ik doe wat ik doe en als ik iemand inspireer ben ik blij.
Laag voor laag strip ik alles wat me teveel is. Wat heb ik te verliezen? Mijn huis wordt kleiner, maar mijn hart groter. Is dat het wat de filosoof “waarheid” noemt? Het meest wezenlijke van een mens, steeds meer zichtbaar voor de buitenwereld, langs een pad van zweet en tranen? Ik denk van wel. Dan is het er. Echter nog dan echt.

 

Bovenstaande regels komen uit een tekst, gezongen door Boudewijn de Groot. Titel is “Voor de overlevenden”, geschreven in 1966, door Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. Ik heb de tekening en dit verhaal naar hem opgestuurd en zijn assistente liet weten dat hij het mooi vond.