Uitproberen

blogtek uitproberen 003

.

“Ik vind het zo leuk dat we hem nu kunnen testen!” Ik kijk naar Dick, naast me. Hij staat uit te hijgen. Mijn superdeluxe kar staat midden op het karrenpad, vol beladen met stalen profielen en golfplaten. Die zijn voor de overkapping, die we gaan bouwen, een werkplek voor de wagen. We konden ze nog net tussen groeigrage stammen en kronkelende takken uittrekken, zonder te moeten kappen. Het lag er vast al een tijdje, daar achter de camping.
“Ik ben benieuwd of we de wagen zo meteen het veld op krijgen. Het is daar zó nat!”
“Dat lukt vast ook wel. Zullen we weer?” Dick zet zijn grote handen op het koude staal. Op de verharding van het brede pad rolt het lekker door. Aan het einde is de bocht naar de parkeerplaats. Ik trek de dissel naar links. Ik kan de voorwielen er helemaal dwars onder draaien, zodat de wagen extra korte bochten kan maken.  “Straks kantelt hij nog!” roept Dick een beetje bezorgd. “Nee hoor,” stel ik hem gerust. Ik heb veel vertrouwen in mijn solide kar met de korte, brede wielen. Die kantelen niet zomaar. Ik glimlach. Achter me hoor ik harde banden door de plassen gaan.

Het begin van het veld is een modderpoel. “Vaart maken!” roep ik. Bij een diepe plas staan we ineens stil. “Ik ga kijken of Paul er is.” Ik loop naar de grote woonwagen en klop op de deur. Niemand. Ik loop terug.
“Nog een keer proberen dan maar,” zegt Dick en haalt adem. “Eén twee drie! Eén twee drie!” Bij elke drie gaan de wielen twintig centimeter vooruit. Rondom het harde rubber borrelt het zompige gras zijn nattigheid er uit. Achter de wielen is de grond platgereden, maar het spoor is niet diep. Daar ben ik blij om.
“Mijn klompen glijden steeds uit over het natte gras,” klaag ik.
“Ja mijn laarzen ook.”
“Laten we maar stoppen dan. Hier staat hij ook prima, voor nu.” Ik laat de dissel los. “Okee.” Hij kijkt bedenkelijk naar de zware vracht. “Zou een paard dat wèl kunnen trekken?” “Vast wel. Een paard is veel sterker dan jij. En een muildier is nòg sterker.” Ik kijk naar mijn blauwe klompen die zich vastzuigen in de modderige bodem van een plas. “Ik zal liever niet met ze door een zompig grasveld heen rijden. Er zullen vast betere wegen zijn om te gaan.”

Ik geef Dick het touw en pak zelf een sterke spanband. Het gaat flink waaien morgen. Maar de harde zuidwestenwind zal er geen vat op krijgen, is mijn voornemen. Stevig trek ik  tot de band strak staat en de wind niet onder de golfplaten kan komen. Ik sta en kijk. Dit voertuig hoort bij me, zoals mijn boot vroeger bij me hoorde. Het wordt meer dan alleen mijn huis, het beweegt met me mee en ik mag er voor zorgen. Even ben ik vol van diepe tevredenheid. Mijn vriend is al vooruit gelopen om koffie te zetten. Hij kijkt naar me over zijn schouder. “Kom je?”

.

.

Traag, trager traagst

Slakkekop

Ik heb de kachel extra heet gemaakt en zit op de bank. Het is aangenaam in huis. Een heel verschil met buiten. De kromme greppel voor de deur is nu bedekt met een kleine ijslaag. De kippen slapen op de houtstapel onder mijn vloer. Ik hoor de kreet van een bosuil. Dan is het weer helemaal stil. In die stilte denk ik aan twee vrienden. Lange tijd waren ze op reis, mogelijkheden verkennend voor een nieuw bestaan. Ik heb ze lang niet gesproken. Ze stuurden mij weken geleden hun telefoonnummer, om bij te praten. Ik heb nog steeds niet gebeld. Ik pak mijn telefoon en zoek het nummer op.

“Heeee Alowieke!” hoor ik verrast aan de andere kant.
“Waar zijn jullie?”
“We zijn nu in Nederland, over een maand verhuizen we met onze spullen naar Spanje. Daar willen we in een ecologische gemeenschap gaan wonen.”
“Waarom Spanje?”
“Het land, de mensen.. En jij, ben je nog steeds op die camping in Brabant?”
“O ja… zo snel als jullie ga ik niet.”
“Snel? Veel mensen vinden juist dat wij langzaam gaan. We nemen geen vliegtuig, doen alles met de boot en met de trein, blijven vijf maanden op dezelfde plek om te werken…”
“Voor mij gaan jullie snel. Voor mijn wagen klaar is en ik langzaamaan ga vertrekken, zover ben ik nog lang niet. Eerst moet ik een overkapping gaan bouwen. Want ik wil graag fijne werkruimte voor mijn project en heb daar een plek voor gekregen. Er ligt hier wel materiaal ervoor, maar in mijn eentje kan ik niet uit de voeten. Zware spanten zijn het, die in elkaar moeten worden gezet. Ik wacht tot Dick er is. Of iemand anders die tijd heeft. Ondertussen leer ik andere dingen, die ik ook nodig heb en schrijf. Geduld hè..  Ik zie steeds meer uit naar straks, de lange wandeltochten, met mijn nieuwe huisje achter me.”
“Ja, wij hebben er ook aan gedacht om echt heel langzaam te gaan reizen, zoals jij wil gaan doen.”
“Als je met trein of boot gaat, moeten jullie toch elke keer landen, als je ergens aankomt. Kijken, waar ben ik. Wat gaan we hier doen. Waarheen. Ik reis graag stapvoets, omdat ik bij elke stap ben waar ik ben en mijn keuzes één voor één kan nemen. En altijd heb ik mijn huis bij me. Met alles erin wat ik graag om me heen wil houden. Ik ben altijd thuis.”
“Ja klopt, als je nog veel langzamer gaat, dan kan dat. Goh.. Nou, zeg eens, wil je nog een wagen bouwen als je met deze klaar bent?”
“Haha, wie weet,” zeg ik.

.

Kleddernatte windvlagen

.

Overgang dakspant-wand

Idee waar ik mee wakker werd. Stormbestendige dak-constructie met isolatielaag en condensdruipkier

.

Stormachtig waait de wind in vlagen langs de vier houten wanden van mijn stulpje. Ik lig op mijn rug in bed te luisteren. Ik ben al een tijdje wakker. Een verbeterde bouwtekening ligt naast me, met een potlood erbij. Zojuist was ik er nog mee bezig. Maar nu denk ik er niet meer aan. Ik hoor iets anders. Een ritmisch zoemgeluid herhaalt zich. Ik besef dat het de zwiepende staalkabel is, van de schoorsteenpijp op het dak. De kippen houden zich stil, ze schuilen zeker onder mijn wagen, hun verenpak uitgezet tot een rond bolletje om de warmte vast te houden.

Ik rek me uit en gaap.’t Wordt tijd om op te staan. Ik stap uit bed en voel de bruine glanzende tegels van mijn kachel. Hij is nog warm. Het kistje hout staat er naast. Ik pak een plankje van vurenhout, dat lekker snel brandt en doe het klepje weer dicht. Nieuwsgierig schuif ik het dunne witte gordijn opzij, dat voor het raam hangt. Onder de loodgrijze lucht staan grote plassen in het veld. Rond mijn wagen is de blubberige boel nog erger geworden, zie ik. Kennelijk heeft het urenlang geregend vannacht. De sleuf, die ik gegraven had, is niet genoeg om al het neervallende water te verzamelen. Er staat opnieuw een plas omheen. Daar ga ik zo meteen wat aan doen.
Ik was me bij de waskom, kleed me aan en ga naar buiten. De schep ligt om het hoekje bij het rechter voorwiel. Ik zet mijn klomp op de schep, zover als ik durf het water in. Toch voel ik mijn sok een beetje nat worden, maar niet erg. Ik graaf druipende kluiten blubber. Breder en breder wordt de geul. Het water verplaatst zich terwijl ik schep, en de holtes stromen vol. Het ziet er best aardig uit, met dat versgegraven heuveltje ernaast. Leuk straks, met bloemen en kruiden erop.

Ik kijk en zie. Winters worden warmer en natter. Regen valt met bakken tegelijk. Nederland waterspeelplaats. Tot nu toe vind ik het nog steeds leuk. Spelen met water en aarde. Laat mij maar schuiven.

.

.

Wadi voor de deur

.

.

kippenoog.

.

 

2015

wILD 2015

.

“Klimaatverandering gaat veel sneller dan gedacht”, lees ik. In december is er een grote demonstratie in Parijs. Ik ga er heen. Je komt er de hele wereld tegen, erg boeiend. Opwekkende verhalen en heel tragische, alles is er. Kopenhagen was in elk geval onvergetelijk, tijdens de klimaattop in 2009. Mogelijk wordt het nog grootser, met nog meer mensen op de been. Maar hoe wild 2015 ook wordt, verder blijf ik rustig doorwerken, hier in het stille Haghorst.

Er zijn grote dingen nodig, maar dat kan niet worden waargemaakt zonder vele kleine stappen.

Ik heb mijn voetafdruk kunnen verkleinen tot wat op dit moment minimaal is. Het ging ineens snel, het opruimen, oude huis verkocht, en nu leef ik al ruim twee jaar in een kleine wagen met zuinige houtkachel. Ik gebruik stukken minder energie, minder water en mijn eetpatroon is versoberd. Het smaakt me des te beter. Op een voedzaam ontbijt werk ik verder, aan mijn eigen reiswagen. Havervlokken eet ik, geweekt in water want dat valt beter. Ik maak het lekker met kaneel, rozijnen, noten en pompoenpitten. Met dit ontbijt achter de kiezen voel ik met zo sterk als een beer en kan ik opgewekt aan het werk. Bouwen!
De nieuwe wagen, die ik zelf ontworpen heb, wordt een stuk kleiner en veel beter geïsoleerd. Als een warm nestje, een cocon, die me precies past. Als dit project klaar is, dan wil ik heel graag ervaring opdoen met muildieren. Het lijkt me niet alleen een groot plezier om zo te trekken, ik maak mezelf ook onafhankelijk van fossiele brandstoffen. Samen met hen loop ik daarheen waar de weg me leidt. Ik kan rondkijken en helpen waar nodig is. In de zomer zou ik betaalde trektochten kunnen aanbieden en onderweg kunnen we samen eetbare planten gaan zoeken.

Ik verdiep me in bouwen met natuurlijke materialen en in alle wonderen die de natuur ons te bieden heeft. Als ik eet uit de natuur hoef ik minder naar de winkel. Als ik toch iets nodig heb, ga ik naar kleine zelfstandigen uit de buurt. Haast bestaat niet. Hoe minder haast, hoe meer ruimte ik heb in mijn hoofd. Die ruimte heb ik nodig om al die nieuwe dingen te leren. Het is niet alleen hard nodig om het tij te keren, op deze wijze verlicht ook nog eens de geest. Spelenderwijs kunnen we zoveel bergen verzetten, dat kan geen enkel hoofd bedenken.

“Live as if you were to die tomorrow, learn as if you were to live forever,” zei Gandhi. Ik doe het met een opgewekt hart.

.

.

Tekening tweeduizendvijftien.

.

.

.

.

Nieuwjaar

aankomst wagen details 007

.

De vuurkorf op het veld maakt een cirkel in de sneeuw. Er omheen zitten mensen, twee gitaren hoor ik en een fluit en stemmen klinken. Vanuit de verte kan ik het net horen. Ik sta met een jongen naast het toiletgebouw, bij mijn nieuwe onderstel. Hij heet Matthijs, zegt hij. De lamp bij het toiletgebouw licht ons nog net een beetje bij. “En ga je hier straks in wonen? Gaaf zeg, jij droomt je droom niet alleen, je dóet het ook!” Ik glimlach.
“Met z’n tweeën kun je hem zo optillen,” zeg ik en we pakken allebei het koude staal, met onze jasmouwen ertussen. De randen van het profiel zijn ijzig en scherp. Met zijn tweeën is het een koud kunstje om de voorkant op te tillen. De ogen van Mathijs beginnen te stralen. “Ik wil kijken of ik hem kan trekken.”
Hij probeert het meteen, maar er komt geen beweging in. Matthijs laat los. “Hij staat nog op de handrem”.
Ik druk de rem naar beneden en de handen van Matthijs omvatten de voorkant. Hij trekt en meteen komt er beweging in. “Wauw hee, houd je hem zo licht?” Lachend kijk ik hem aan. “Ik hoop het! Maar er komen nog heel wat kilo’s bij…”

De volgende ochtend, net ontbeten en op weg naar de buren, kom ik de beheerder tegen. Hij wenst me een gelukkig nieuwjaar en duwt me iets in handen. Het is de beloofde sleutel. Ik loop naar de schuur om hem uit te proberen. De deur gaat open. Dit wordt dus onze gezamenlijke werkplaats. We kunnen beginnen, 2015 begint niet alleen op rolletjes, het opent ook nog deuren.