Deze week in Utrecht en Eindhoven

.

.

.

Lieve lezers van mijn blog,

.

Ik ben deze week in Utrecht en Eindhoven, met mijn boek Drakenlief om het te signeren voor liefhebbers. 

Op 2 en 3 mei ben ik van 17.00 – 19.00 in café de Morgenster, Oudegracht 323 Utrecht.

Op 6 mei ben ik te vinden bij Omslag in Eindhoven. ’s Middags bij de theetuin, ’s avonds bij “Vuur en Soep”.

Het boek kost 20 euro.

Natuurlijk vind ik het ook gezellig als je gewoon even langskomt!

.

Hartelijke groet,

Alowieke

.

tt.alowieke@gmail.com

Link van Omslag: http://www.omslag.nl/index.html

.Agremone Drakenlief boek Hoofdstukembleem

Boeken vervagen waar tijd zich vult met zijn

.

Tijdkolk van vervaagde boekn kl frTijdkolk van vervaagde boeken . . .  of is het een fontein?

 

.

Een fikse regenbui klettert tegen de ramen van de bus. Als kleine riviertjes druipen de straaltjes regenwater naar beneden. Naast me zit een man. Hij is middenin een verhaal. Ik draai mijn hoofd weer om, kijk hem aan en luister. Hij vertelt over een bijzondere ontmoeting, die hij gisteren had.
„En toen zat ik zomaar ineens twee uur lang met die Viëtnamees te praten, daar op dat bankje in het park,“ zegt hij. „Maar dàt was een ontwikkeld man! Hij vond Rotterdam een mooie stad omdat Erasmus daar vandaan kwam en hij wist dat die gezegd had, dat alle mensen wereldburgers zijn.“
„Ja, dat is mooi, dat hij dat weet van ons land,“ zeg ik. Ik ben stil en weet niet meer wat te zeggen. Ik kijk weer naar de regen, waarachter het groen van de lente al heel uitbundig is geworden. De zon breekt door, o prachtig. Nu het nat is lijkt het ontluikende lentegroen nog frisser, met dit licht is het adembenemend. Even vergeet ik alles.
Maar de woorden van de man echoën na en leggen een waas over het uitzicht. Mijn ogen staren naar het raam. Ik luister naar mijn gedachten. Een ontwikkeld man, wat is dat eigenlijk. Ik weet niks van Erasmus uit Rotterdam. Ben ik dan minder ontwikkeld? Moet je veel boeken lezen om ontwikkeld te zijn? Ik lees nauwelijks meer. Vroeger nog wel, nu niet meer. De tijd vult zich volledig met “zijn“. Er is zoveel te zien, te ruiken, over na te denken en te filosoferen. En er is zoveel te planten en te bouwen. Echt een boek lezen, ik kom er niet toe. Al een hele tijd niet meer. Ik kijk, ik ben, ik leef.
Ondanks alle heerlijke vruchtbare dagen, rijst een oud vraagteken uit het vergeten stof. Zou ik dan toch de mindere zijn van zo’n ontwikkeld man? Het is een oud gevoel, dat veel vrouwen in de loop der eeuwen moeten hebben gevoeld. De mannen waren het, die alles wisten, die lazen, studeerden en de wereld veroverden. De vrouwen leefden, keken en zorgden. Sommigen studeerden in stille hoekjes op schaarse momenten, om gelijk daarna hun handen weer uit de mouwen te steken. Maar de kennis van vrouwen was veel levender dan die van dorre veelweters. Wijze vrouwen waren gevaarlijk. En als ze ook nog mooi waren, waren ze dubbel gevaarlijk. Een tijdlang werden ze als heks verbrand. Nu niet meer. Maar de kenniscultuur is nog altijd dominant. Nog altijd, en op grote schaal.
Ook inheemse volkeren, die nog dicht bij de natuur leven, noemt men nog steeds minderwaardig, minder ontwikkeld ten opzichte van de cultuur van het denken en de koude efficiënte wereld, die de Westerse man heeft gecreëerd. De bemoeienis is groot. En nog steeds vallen er doden door een breed scala aan gevolgen. Dat is pijnlijk en onverdraaglijk. Gelukkig is er iets aan het veranderen.

Als ik thuiskom zijn mijn schoenen nat. Ik doe ze uit en steek een kaars aan. Nog lang denk ik na over het woord “ontwikkeld“. Nee, ik ben niet minder omdat ik geen grote boekenkast heb. Ik heb er niet eens plek voor. Ik volg mijn hart, kijk wat er nodig is en doe het of laat het.
En ik ben niet alleen.
Natuurmensen, mensenmensen, kunstenaars of muzikanten, alle gekken en verliefden, samen zijn we als parels in een grijze zee, als bloemen in het veld, als witte wolken aan de hemel. Straal toch, lieve allemaal. Waar je bent, overal. Omdat we wereldbroeders zijn en zusters. Zoals een wijze man al zei, in een ver verleden.

De vochtige bodem van stilte

.

.

Vochtige stilte

.

.
Het veld is verlaten. An en Jan zijn vertrokken naar onbestemde verten. Ik ben opnieuw alleen, maar toch ook niet. Er zijn steeds meer vogels, hoe langer ik hier woon. Ik geniet van hun gezang en leer ze goed kennen. Ik kijk door het open raam naar buiten. Maar dan zie ik wat anders. Vanuit een ooghoek beweegt iets, hier binnen, niet ver van mij af. Het muisje dat onder de vloer woont, komt onder het aanrecht vandaan. Rustig wandelt hij de kurkvloer op. Het is een mooi rond muisje, met kleine oortjes. Ik ken hem. Hij is alleen, net als ik. Razendsnel beweegt het puntje van zijn neus. Sneller dan ik ziet hij gemorste zaadjes op de vloer liggen. Hij pakt ze met twee pootjes beet, en peuzelt het op, net als een eekhoorntje. Als ik beweeg om hem beter te zien, richt hij zich op. Waakzaam, om daarna  rustig verder te scharrelen.

Het muisje is weer weg. Het is stil. De stilte is anders, als je weet dat je alleen bent. Anders dan wanneer verderop ook een schoorsteen brandt, of wanneer ik af en toe een heldere meisjeslach hoor. Erg? Nee, erg is het niet.

Ik hang uit het open raam. Het is avond en hier op het terrein is geen zuchtje wind. Het is of de wolkenlucht nu dichterbij is. Alsof ik zo mee kan rijden op hun zachte rondingen. Een tochtje langs het zwerk. O, dat zou fijn zijn. Zacht vallen de druppels van een lichte lenteregen op het natte groene gras, en op de witgetooide pruimenbomen. De rode bloesems van de ribes lijken nog roder dan ze zijn. Een donkerblauwe wolk rolt in gekrulde vegen over een zonnige avondlucht. Ik adem de vochtige lucht in. Het is als een glas geurige donkerrode wijn, of een muziekstuk dat me steeds weer onbekend is, en me telkens weer verrast.

Ik heb de stilte nodig. Deze winter heb ik mezelf helemaal gegeven aan het boek, Drakenlief. Nu ben ik moe. Ik hoef even niks meer. Helemaal niks. Zelfs de voortgang van de bouw kan wachten. Ik heb toch al een lekker huisje en een fijne kachel! Geen haast. De nieuwe wagen kan best even zonder mij.
Ik werp een blik door het achterraampje. Het gewapende plastic dat de wagen bedekt, zit nog steeds op zijn plek. Ik zie de contouren, het houten skelet voor wanden en dak. Alles is klaar voor de start. Straks is het zover. Straks, als de lentezon me weer helemaal opgeladen heeft. Het is bijna donker nu, de contouren vervagen en een laatste merel zingt in de verte.

De nieuwe wagen wacht op mij. Dit jaar komt het af. Ik ben verwonderd. Hoe kan het? Zoveel moois wat er achter elkaar uit mijn handen komt. Waar komt het vandaan? Ik denk dat het niet van mij is.  Niet vàn mij, wel dóór mij. Door mij gemaakt. Maar ik kan het niet alleen. Ik heb er mijn liefste vriend bij nodig. Hij komt als hem de gelegenheid wordt gegeven. Zoals een schuw dier dat bij je komt als je hem laat zijn. In rust laat hij zich vinden.

„Karakter en talent vormen zich in stilte“, heeft Goethe ooit gezegd. Ik hoorde deze uitspraak op mijn vijftiende en ik ben het nooit vergeten. Ik weet nu hoe waar het is. De stilte is mijn vriend. En ik waak voor hem. Want bescheiden gast als hij is snel verdwenen.

Drakenlief en Selderij

.

Drakenlief en selderij kl. frm

.

Oersterk kronkelt de dikke houtige stengel omhoog, de lucht in. Om zich heen heeft hij een menigte aan piepkleine plantjes gezaaid. Het is de selderij, die ik ooit zaaide.
Zo’n klein zaadje heeft het allemaal in zich. Alles om groot en sterk te worden! Verbazingwekkend. Naast de indrukwekkende plant staat de Margriet, ook een kei in het winnen van terrein. Vlak boven de grond wriemelen haar kinderen met gladde, donkergroene blaadjes kris kras door elkaar, met gegolfde randjes. Het lijkt wel een wedstrijd wie het hardst de zon kan begroeten. Ook het grote onverwoestbare Roemeense duizendblad staat als een dappere strijder klaar om kale vlaktes te beheersen, in dit vreemde land. Tussen deze sterke lieden door weet een aardig bloemenstruikje nog net een plekje te vinden.
De grond van dit perk, twee jaar geleden nog gazon, is in korte tijd doorweeft met een ondoordringbaar pakket aan wortels. Dat moet ook. Planten moeten hier sterk zijn, boordevol levenskracht. Ze zijn er om aarde en vocht vast te houden, om leven te scheppen en mogelijk te maken. Je zal zien hoe snel ze een woestijn kunnen bedekken. Als ze maar de kans krijgen!

Ik kijk met bewondering naar de enorme selderijplant. Zo wil ik ook zijn. Zo vol energie. Met allemaal kleintjes om me heen. Ik sta hier. Ik ben. Ik volg het groeien en draag zorg. Ik creëer. En nu heb ik een boek geschreven. Ik hoop dat het een boek is als de selderij, fris, sterk, vol levenskracht. Mijn boek komt voort uit zaad. Zo zal ook dit boek op zijn beurt zaad afwerpen. Hoe dan ook.

.

Agremone Drakenlief boek Hoofdstukembleem

Het boek heet „Drakenlief“.
Ik werkte er drie maanden aan
maar eigenlijk langer.
Handgeschreven, getekend en gekleurd,
met de concentratie van een monnik.
Staande achter de lessenaar.

Het boek telt 58 dikke pagina’s waar de prenten
mooi op uit komen.
Van de eerste druk heb ik er 50 gemaakt.
Elk boek wordt met de pen genummerd en gesigneerd.

Het kost 20 euro excl. verzendkosten 4 euro.
Interesse?
Mail naar: tt.alowieke@gmail.com
Dan volgt de rest vanzelf.

Begin mei ben ik ook in Utrecht met de boeken. Datum laat ik zo snel mogelijk weten.

.

Dit is de boektrailer. Over het verhaal, waarom ik het schreef, en wat het me doet.

.

Scheppingsverkeer

.

.

Scheppingsregels

.

Aloïsius kijkt
naar het werk
van zijn handen
een grote E
met blauwe randen
Eerste letter
van het blad
Sierlijk straalt de
gouden krul
van verse inkt
nog nat

Hij weet

„God schiep de wereld
in zes dagen en Hij keek
en Hij zag dat het goed was
en rustte op de
zevende dag.“

Maar

Dat was vroeger
voor de wereld van cijfers
het beeld ging domineren
O, ik weet
niet meer
wat ik zie

Ik tekende en vulde
vijftig vellen vol
vele lieve letters
op stralend wit papier
ik stopte ze in mijn toverdoos
vlijtig als een mier

Ik poetste en ik werkte door
goochelde met beelden
ik keek ernaar en ja
ik dacht
dacht echt dat het goed was
toen ik het
de deur uit mailde

Warm van ’t werk verwacht ik nu
de grote dag
van publicatie
ik dans en vrolijk lach ik

De dag die na de zevende
zie ik mijn mooie schepping dus
gelijk terug
in de brievenbus

Verkeerde resolutie

.