Het winkeltje dat alles goedmaakt

Na een stressvolle dag kom ik in een winkel die gerund wordt met verstandelijk gehandicapten. Hier kan ik opgelucht ademhalen.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Je kent het wel. Er is een gevoel van onvrede en iemand moet de schuld krijgen. Soms gebeurt het op straat, soms op het werk of elders. Het is een ketting, de een steekt de ander aan. Er is al prestatiedruk en dan komt dit er nog bij. De stress neemt toe. Harde woorden gaan over en weer. Die ketting moet doorbroken worden. Om dat duidelijk te maken schrijf ik dit verhaal. Ik noem geen namen, geen locatie. Vraag je dus niet af waar dit zou zijn, of wie de mensen zijn waarover ik spreek. Dat is niet belangrijk. En vooral: Het gaat over hoe eenvoudige lieden met een beperkt verstand een groot geluk kunnen zijn in onze drukdoenerige wereld.

Naar de stad is bijna een uur fietsen. Het is een hele onderneming soms, zeker met veel bagage. Dit keer geef ik een klein optreden, een verhaal over bomen en mijn leven, met een uitstalling erbij. Het was passen en meten om alles mee te nemen, de boeken, de boomstronken en takken. Het is een klein zaaltje. Vijf mensen zitten uiteindelijk aan een lange tafel naar me te luisteren. Zojuist waren ze nog met iets anders bezig. Nu hebben ze hun bezigheden opzijgelegd en ik vertel het verhaal waarvoor ik uitgenodigd ben. Een beetje onwennig, met een publiek van maar vijf mensen. Ik weet niet wie ik aan moet kijken en dat maakt me verlegen. Ik vertel naar beste kunnen, een half uur lang. Dan kom ik tot het einde, alleen het liedje moet nog. Ik heb er opnieuw voor geoefend, het lied van de wilgeboom. Mijn gitaar ontbreekt helaas, de kar zat al zo goed als vol. Maar hier hangt er een aan de muur, dat wist ik. Vragend kijk ik naar degene die ernaast zit. Ze drukt hem verwachtingsvol in mijn handen. Mijn vingers beroeren zachtjes de snaren. Hij moet gestemd worden. Dat kan ik snel doen, het instrument is mij vertrouwd. De vijf toeschouwers wachten. Vlot stem ik een voor een de snaren. Dan kom ik bij de een na laatste, de B snaar. Er is iets mis. Het maakt me verward en zenuwachtig. Ik probeer het nog eens en nog eens. Hij reageert niet, de knop lijkt lam te zijn. De vrouw die me de gitaar aangaf begint te ongeduldig te roepen. Ik probeer het te negeren, maar het roepen houdt niet meer op. “Die gitaar is prima, wat doe je toch, begin nou maar gewoon, wat zit je daar nou allemaal te doen!” Ik zucht. Dan maar een liedje zonder gitaar. De vrouw kijkt boos en ontevreden. Toch zet ik opgewekt de eerste tonen in van mijn levenslustige lied en zing het uit tot het einde. Dan klinken de laatste woorden en is het optreden klaar. Een mager applausje volgt. Sommigen glimlachen, tot mijn opluchting. De vrouw doet haar best om vrolijk te kijken. Toch moet ze het daarna nog eens kwijt. Wat zat ik nou allemaal te doen met die gitaar. Daar was niks mis mee. Ze kijkt me kwaad aan. Denkt ze soms dat ik hem heb stukgemaakt? Ik wil iets terugzeggen maar beheers me. Ze moet het instrument maar eens laten nakijken door iemand die ze vertrouwt, zeg ik dan. Ondertussen denk ik aan het boekje dat ik gister las van de Boeddha, die zegt dat iedereen je vriend is. Geweld lost niks op. Terugschreeuwen ook niet. Ik denk aan het kleine gitaartje thuis. Dat had ik best cadeau willen doen, als de situatie anders was geweest. Nu houd ik verder mijn mond maar.
Het inpakken van de kar is nog een heel werk. Bij de kapstok zit ik op de grond om eerst mijn laarzen weer aan te doen, mijn regenbroek ligt naast me. Voor ik daarmee klaar ben gaat ineens het licht uit. “Ik ben hier nog bezig hoor!” roep ik. Een vrouwenstem roept haastig sorry, maar het licht gaat niet meer aan. Vreemd. Een man komt terug, hij komt in het donker naar me toe, wacht tot ik klaar ben en sluit de deur achter ons. Door de lange gang loop ik naar buiten met mijn kar. Dat was het dan. Nu gewoon maar weer naar huis. Gelukkig is de wind gaan liggen, dat scheelt. Anders had ik wind tegen gehad. De man wuift me vriendelijk na.

Ik slaap onrustig en de volgende dag heb ik een brakke kop. Ik besluit om lekker te gaan fietsen, er is nog steeds nauwelijks wind. In Wirdum is een winkel met gehandicapten, ik ben er lang niet geweest, daar wil ik heen. Als ik er binnenkom, zie ik een stevige meid in kerstmannenkleding. Onderuitgezakt zit ze tussen de kerstballen en andere versierselen. “Rustig aan hoor, rustig aan” zegt ze en nog eens. “Rustig aan.” Haar gemoedelijke gezicht is onverstoorbaar. Bedarend beweegt ze met haar handen alsof ze een hele menigte gerust moet stellen. Ze lijkt wel op een Boeddha met een kerstmuts. In de winkel is echter geen enkel teken van onrust, stress of rumoer. Er zijn overal mensen bezig en het is er gezellig. Veel schappen zijn leeg, maar dat is totaal geen probleem. Ik zie een paar mongolen, maar vooral hun familie en begeleiders. Iemand verkoopt zelfgemaakt gebak, ja wel even apart afrekenen graag. Een klein meisje loopt met een gebakje naar buiten, alsof het een schat is. Ik lach naar haar en ze begint te stralen. Wat een verademing. Wat is er nou eigenlijk voor nodig, om met elkaar een goed gevoel te krijgen. Zo belangrijk is het allemaal niet. En dan weet ik het: hier ligt mijn verhaal, in dit eenvoudige winkeltje vol lieve mensen en lege schappen. Deze plek heeft mijn hart gestolen.

.

Van kolossale glorie naar draaglijke lichtheid

Het grote werk verminderen naar duurzaam en klein. Vanzelfsprekende passiviteit vervangen voor onafhankelijke en veerkrachtige helderheid. Hoe kom je er toe?

.

.

Onverwacht is het er. Iemand komt met iets uit mijn verleden op de proppen. Het brengt me terug in de tijd en dat zet me aan het denken. Hoe alles er stap voor stap toe heeft geleid dat ik nu eenvoudig leef in mijn kleine huis, op deze plek.
Het begon bij een ex-collega schipper, die komt soms met beelden van schepen of vaarwegen waar we allebei wat mee hebben. Nu liet hij een site zien, waar mijn oude schip, de Koophandel 2 werd beschreven. Voor zulke gepassioneerde liefhebbers zijn schepen persoonlijkheden en dit schip was zeker een persoonlijkheid. Ons schip was gebouwd in 1903, was 21 meter lang, robuust met een elegante geveegde kont. Veel mensen hebben ervan gehouden. In die tijd bouwden ze de boten heel zwaar, de huid was wel 8 millimeter dik, met spanten om de twintig centimeter. Het was nog gebouwd met klinknagels waarvoor twee mannen aan het werk waren, eentje binnen en eentje buiten. Die werkten elke dag met elkaar samen. Mensen wisten wat werken was. De schepen werden met sterke handen goed onderhouden en dat was de instelling ook in die tijd. Als je ergens goed voor zorgt, dan gaat het lang mee.

Mijn man M. en ik wilden dat ook, er goed voor zorgen. Maar M. ging eerder ter ziele dan onze schuit, waar we zoveel plannen mee hadden. Ik hield veel van de Koophandel 2 en wilde hem niet kwijt. Nog een jaar heb ik het geprobeerd, met vrijwilligers. Die vonden het vooral leuk en gezellig. Het project was groot voor dit gezelschap, dit vroeg eigenlijk om een degelijke aanpak met mensen die er helemaal voor gingen. Bovendien had ik nog drie boten en een middeleeuwse werfkelder. In totaal was het 800 M2 aan oppervlak wat ik moest onderhouden. Bikken, schuren, schilderen, of stuken en betegelen. Toen ik ook nog de ligplaats kwijtraakte was het duidelijk. Er was geen andere keus, ik moest het schip wel verkopen. In 2006 kwam hij in Drachten terecht, en daar lag hij vanaf dat moment te verkommeren. Er waren mensen die dit aan het hart ging, via via hoorde ik dat.\

.

De Koophandel 2 in de jaren 50 aan de Albrechtskade in Rotterdam.

Je kunt spijt hebben van alles wat verloren gaat. Maar de ziel gaat door, het krijgt een andere vorm. Het schip heeft mij geïnspireerd in de manier hoe het gemaakt is, hoe het leeft als hoedanigheid. De vormen die ik maak, komen rechtstreeks van de schepen waaraan ik heb gewerkt, alleen is alles veel kleiner en lichter. Ik heb begrepen hoe je moet zwoegen om het schip in zijn volle glorie te laten stralen en dat dit werk nooit ophoudt. Dit heeft mij tot bepaalde keuzes geleid. Ik bouwde mijn huis klein en op wielen. Het kan bewegen, net als een schip, maar dan op het droge. Het nodige onderhoud heb ik minimaal gehouden, zodat ik hier oud kan worden zonder dat ik door het vele werk snel oud en moe ben. Het is niet groot, maar wel behaaglijk en ik ben onafhankelijker dan de meeste mensen. In noodsituaties zal ik nauwelijks verschil ervaren, met mijn manier van leven. Ik red me wel.
Iets moois bestaat niet zomaar. Iets groots en indrukwekkends ook niet. In deze tijd leven we op grote voet, grote huizen, grote auto’s. We weten niet meer wat een werk ervoor nodig was. Alles wordt vanzelfsprekend onderhouden of vervangen zonder dat we er zelf veel voor hoeven te doen. Hoelang nog? Ondertussen zijn er steeds minder mensen die praktisch werk kunnen verrichten. Dat is jammer en we worden steeds afhankelijker van grote bedrijven die ons moeten voorzien. Ik leef nu met veel genoegen in mijn kleine huis zonder badkamer of waterleiding. Ik heb het zelfgebouwd en ken elk hoekje. Als er een probleem is kan ik dat tot nog toe altijd oplossen. Ik vind het niet erg minder voorzieningen te hebben en heb mijn manier om daarmee om te gaan. Toch, maar weinig mensen zullen vrijwillig zo’n simpele levensstijl aannemen en soms worden ze er op veroordeeld.
Er zal een dag zijn dat niets meer vanzelfsprekend is. Dan zal het veranderen. De dag dat niet alles zomaar te vervangen is en de dingen weer een ziel krijgen. Alles in het leven moet hanteerbaar zijn, voor nu en in de toekomst. Dus ga ik uit van wat ik zelf wil en aan kan. Dus hier woon ik dan, in mijn eigen mooie lieve zelfgebouwde huis. Klein, maar wel geïnspireerd door de schepen waar ik aan werkte. Het ritme van de spanten, de huid, en hoe dit alles leeft in zomer en winter, bijna als een organisme. Het leven inspireert mij zelf en ik pas me aan aan de omstandigheden. Ik zou hier nog jaren kunnen wonen. Laat iedereen die eenvoudig leven wil dit kunnen doen.

.

.

Eenvoudig leven in een Meth

Wonen in een Mobile Ecologic Tiny House

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Ik heb een eigen huis. Al zien sommige mensen een huis anders voor zich, voor mij is het enorm bevredigend te wonen in mijn zelfgebouwde Meth. Een mobiel ecologisch tiny house, zo noem ik het. Ik ben vrij in eenvoud.

Als je een eigen huis hebt, ben je vrij en zelfstandig. Hoe groter hoe beter, vindt men. Dat is een goede investering voor de toekomst. Zo denkt men al jaren en de hele politiek, van links tot rechts speelt daarop in. Maar eigenlijk is het een ingewikkelde toestand en dat wordt alleen maar ingewikkelder. Er worden dure huizen bijgebouwd, want de grondprijzen stijgen flink. Alleen de mensen die dat kunnen betalen verhuizen naar hun nieuwe kasteel. Anderen kunnen doorstromen in de goedkopere woningen, die leeg achterblijven. Mensen in die grote dure huizen bemoeien zich nauwelijks nog met de buurt of met anderen die het minder treffen. Het is steeds meer ieder voor zich.

Deze week ontmoette ik Albert. Hij woont in een dorp in de buurt en stond hier op het veld van de camping, even weg van zijn gezin. Hij hoefde niet zo nodig ver weg, als hij maar lekker kon aanrommelen rond zijn tent. “Ik ben sociaal werker” zei hij. “Maar ik mis het werk met mijn handen. Ik droom ervan om, wanneer ik met pensioen ben, het kaatsveld te onderhouden.” Het is een eenvoudige echt Friese droom. Elk zichzelf respecterend Fries dorp heeft namelijk een kaatsveld en de oude traditionele sport wordt nog steeds fanatiek beoefend. Het is een van de dingen die de gemeenschap nog altijd samenbindt. “Ik zou het heel mooi maken, zoals het nu ook is, strakke randjes met bloemen eromheen.” zegt Albert stralend en dan denkt hij even na. “Maar als ik in een groot huis terecht kom, dan denk ik niet dat ik daar tijd voor heb.” Ik raad hem serieus aan dan geen groot huis te kopen. Ik hoop echt dat hij het gaat doen, met dat kaatsveld. De plek waar het hele dorp samenkomt.

Maar hoe kom je aan een huis? Het mooiste is als je zelf je huis kan bouwen, samen met de buren op een plek waar je je thuis voelt. Een huis dat even groot is als alle andere van het dorp, zodat iedereen gelijk is. Zo was het vroeger, op vele plekken in de wereld. Op sommige plaatsen is dat nu nog zo. Het is fijn om iets zelf te bouwen. Ik snap Albert wel, dat hij het mist, het werk met de handen. Ik ontwierp en bouwde mijn eigen huis, het brein en de handen werkten samen. Nu is het een plek die helemaal op mij is afgestemd. Ik noem het een Meth, een Mobile Ecologic Tiny House.

Het is ecologisch omdat het gebouwd is van zoveel mogelijk ecologische materialen. Maar ook ben ik deel van de natuur om me heen, met ogen, oren en handen. Ik plant bomen en werk aan de biodiversiteit, vier jaar nu, op deze boerderij. Ik sta er ingeschreven en de gemeente weet ervan. Zolang ik hier werk heb blijf ik.

De manier hoe er tegen woningen en woningbouw wordt aangekeken, loopt dood. De twintigers van nu ervaren dat aan den lijve en zoeken naar oplossingen. Een klein mobiel huis is ook zo’n oplossing. Ik denk dat we creatieve wegen op moeten zoeken, met eenvoudige haalbare doelen. Er zal niet altijd iemand zijn die ons de weg wijst. Een nieuw avontuur ligt voor ons.

Een waterwezen worden

.

.

Alle vogels fluiten. Het is zes uur en ik lig nog in mijn hangmat. De bovendeuren staan open, aan beide kanten van de wagen, en er waait een fris briesje door mijn huis. Ik trek de slaapzak wat hoger op maar echt behaaglijk warm krijg ik het niet. Gisteren was het een hete dag, Ik heb de deuren opengelaten. Maar nu is het niet warm meer. De wind is gedraaid. Gisteren was het nog heel anders.

Het is warm. Boven het water vliegen de zwaluwen en het riet groeit hard, na een periode met regen. Ik loop naar het water, bezweet na een lange dag gras trekken. De grote houten steiger is leeg en ook het fietspad aan de overkant is verlaten. Ik gooi het lange vest van me af en stap de ladder op die inmiddels diep in de modderige bodem is gezakt. Het water voelt koud aan mijn hete huid, maar al gauw went het. Halverwege de ladder houd ik stil. Ik laat mijn bovenlichaam zakken, tot ik in gehurkte houding op de ladder zit, met het water tot mijn kin. Nu wachten. Als ik heel stil ben komt het. Ik buig mijn hoofd om naar beneden te kijken, het puntje van mijn neus raakt het glinsterende oppervlak. De zon schijnt op mijn ondergedompelde huid en mijn benen zijn van groen goud. Verder zie ik nog niks. Niet wat ik verwacht te zien. Ik kijk weer op en wacht nog langer. Dan voel ik het. Een kleine subtiele aanraking in mijn zij, en nog een, en nog een. Hele kleine mondjes kussen mijn huid. Het is een gevoel dat nergens anders mee te vergelijken is. Als ik opnieuw naar beneden kijk zie ik ze. Kleine visjes zijn het van vijf centimeter lang. Nieuwsgierig verkennen ze mijn lichaam, een nieuw element in hun onderwaterlandschap. Ze zwemmen over mijn gehurkte benen heen en er weer onderdoor. Mijn groengouden huid is omgeven door kleine bewegingen. Kleine mondjes raken me aan. Er komen er steeds meer. Ik denk eraan hoe het zou zijn om hier te blijven, en een waterwezen te worden. Dat er niets anders zou zijn dan ik en de vissen, vertrouwd met mijn vel, dat almaar groener wordt, net als de steiger en het riet. Wonderlijk en tijdloos.

Heel langzaam strek ik me uit. Mijn natte vel glimt in de zon. De visjes schieten weer onder de steiger.

.

Oranje mannen voor snelle dingen

.

Voor deze ene keer heb ik AI gebruikt. Een snelle manier om een plaatje te krijgen. Ik had het nog nooit gedaan. Ik wilde het eenmaal uitproberen en zal het niet vaker doen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

.

Er is een ding waar ik sjaggerijnig van word: Graafmachines. Prachtige oude grasvelden vol klaver en kruiden gaan omver. De orde van het bodemleven, wat onder is, wat boven, oude wormengangen, al jaren in gebruik door tal van beestjes, dit alles wordt om zeep geholpen. Als er iets is waarmee we de toekomst kunnen voorspellen, dan is het wel de staat van onze bodem. Het is de grond van ons bestaan.
Nu hebben we het geluk dat we hier op acht hectare oud weideland zitten. Als het aan mij lag, dan lieten we het altijd zo liggen. Maar dat kan niet. De waterleiding moet worden verlegd, de dijk moet verhoogd. Er moet een weg aan worden gelegd naar een nieuw huisje en ook één naar de windmolen. En dan is het nog niet eens klaar. Nu moet er weer een kabel worden gelegd, voor razendsnel internet. Voor al die snelle dingen wordt wat traag is opgebouwd, weer afgebroken. Er moet heel veel gebeuren, voor je iets snel kan hebben. Dagenlang zijn de mannen bezig in hun oranje hesjes. Twee kilometer van de openbare weg af, naar de boerderij. Ik zie ze vanuit de verte. Ze komen steeds dichterbij. Zolang de machine ver weg is kan ik het nog wel hebben. Maar dan zijn ze bij de boerderij. Ik zorg daar voor de koeien, breng brandhout naar het huis van Dick. Haal water. Het is mijn dagelijkse gang. Mij zien ze steeds. Ik lach vriendelijk naar ze. Ten slotte doen zij gewoon hun werk. Het zijn allochtonen. Aardige lui. Een van hen spreekt goed Nederlands. Hij lacht vriendelijk terug. Steeds lichten me ze in over de gang van zaken. Alsof ik vrouw of dochter des huizes ben. Dan willen ze overleggen met de boer, en ze vragen waar hij is. Ik roep hem wel even, zeg ik. Door de luide stemmen op het erf, worden de koeien onrustig. Vooral de jongste. Zeurderig klinkt het geloei in de stal. Elke keer weer. En dan komen de mannen weer terug, aarzelend, ze kunnen de boer niet vinden. In de keuken issie, zeg ik. En dat zijn dan meteen mijn laatste woorden. Ik smeer hem. Op de fiets. Op een dag zal het toch wel ophouden met al dat gegraaf. Vandaag zullen ze toch wel klaar komen.
Ik hoop dat 2025 een traag jaar wordt. Een jaar waarin er niet veel hoeft en we alle tijd hebben om de bodem te laten rusten. Wachten tot het groeit. Helpen, de bodem met lucht en leegte. Help met tal van nieuwe wortels en gangen. Wacht en kijk. Kijk en wacht. En zie de mogelijkheden groeien.

Ik ga nu eerst aan het werk. Opnieuw meer dan honderd struiken planten. Alles ligt paraat. Plantmateriaal en losse grond. Ik heb er een tijdje op moeten wachten maar nu is het er. Hele mooie grond. Het is nog veel werk. Geduldig ga ik door. Elke dag, tot het af is. Net als de oranje mannen graaf ik. Maar ik doe het traag. Veel trager. En met mijn eigen handen. Dat kan, ik heb de tijd. Dag mijnheer de Worm. Dag mevrouw Duizendpoot. Ik wens u een gelukkig nieuwjaar.

.

.

Nootje na:

Eenvoudig leven is een voorwaarde om te kunnen leven in een kringloop met de natuur. Niet de graafmachine, maar de schep zal ons uiteindelijk redden. En de zaden, de bomen en alles wat daar uit voort komt.

Lees hier een stuk van filosoof, psycholoog en boerin Evelyne Janssens

https://www.mo.be/blog/denken-in-cirkels-de-logica-van-de-kleine-boer

Vanuit het bestaande verdergaan

.

.

Er was veel aandacht voor mijn vorige verhaal, over mijn bezoek aan de kunstacademie in Leeuwarden, en hoe verrassend dit bleek uit te pakken. Onverwachte wendingen scoren hoog. Iedereen ziet graag dat er om de hoek iets staat, wat je niet had opgemerkt, en wat je meteen blij maakt. Stel je voor, om elke hoek kan iets zijn wat je nog niet kende. Het is het nieuwe avontuur, dat het kind in jezelf weer omhoog haalt. Als meisje van acht zou ik er meteen inspringen. Leuk! Doen! Lekker spontaan. Achter mij zou het een enorme chaos zijn, van alles waar ik mee bezig was, voor ik opsprong. “Eerst opruimen!” zou mijn moeder roepen. Want ze kon er haar kont niet meer keren. Mijn spel domineerde de hele ruimte. Ja, ik was een enorme rommelkont als kind, vol ideeën en spontane spelletjes en heel creatief met materiaal. Niet iedereen vond dat leuk, dat merkte ik wel. Ik werd er onhandig van en vergat van alles. Als je dingen laat liggen, en tegelijkertijd in volle vaart aan iets nieuws begint, dan wordt het een puinhoop en als je dan niet een grote schoonmaak houdt, wordt die steeds groter.
Hoewel ik dus een rommelkont was, vond ik dat tegelijkertijd vervelend. Ik leerde uiteindelijk rustig te aarden, dingen af te maken en op te ruimen. Nu ben ik een redelijk geordend en opgeruimd mens geworden. Af en toe is het een rommel, als ik helemaal in mijn project zit. Als het klaar is ruim ik het weer op en dan ga ik er tevreden naar zitten kijken. Heel eenvoudig.
Iets nieuws waar ik enthousiast voor ben, hoeft niet meer met stel en sprong te gebeuren. Wat in het vat zit, verzuurt niet. Ik kan het nu rustig een tijdje opzij leggen, voor ik er aan begin. Het vuur onder de passie staat op een klein pitje. Zo doe je er lang mee, en het kookt het niet voortijdig over. Het is een fijn vooruitzicht, voort te kunnen, iets in het vizier te hebben waar ik me opnieuw op kan verheugen.
Terwijl ik werk aan het één, borrelt het volgende dus al in mijn gedachten, niet dominant, maar af en toe, tussendoor. Het komt en gaat, als een vis die onder het wateroppervlak naar vliegjes hapt. Het beeld van wat ik straks ga maken, raakt doordrenkt van de geur van het voorgaande. Knedend aan het één, krijgt het volgende ook gestalte. Zo wordt de schakel gelegd tussen het één en het ander. Zo maak ik verbanden, in wat ik doe. Het wordt een ketting, of misschien wel een spiraal, die rondcirkelt. Een cirkel, van binnenuit, steeds wijder. Elke stap is een steen in het spiraal. Een stapsteen in het labyrint, dat vanuit het midden begint. Dit vol te houden is mijn wens.

Zo ook zie ik deze nieuwe stap, de instaptoets voor de kunstacademie. Ik steek niet zo snel mogelijk over, al het andere vergetend. “Je mag er zo lang over doen als je wilt.” Dat zeiden ze. Hoe vaak krijg je die kans nou? Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Een goed verhaal werkt alleen als het rond cirkelt, om dezelfde kern. De kern waar het om draait.

Helaas is onze samenleving barstensvol van pop ups. In advertenties duikt de ene na de andere rage op. Geen wonder dat de politiek ook een soortgelijk tafereel wordt. Dat mensen denken dat met één nieuw wondermiddel alles kan worden opgelost. Eén persoon die het zal doen. De grote verrassing om de hoek. Ze denken dat een nieuwe partij het beter zal doen en toch loopt dat elke keer op een teleurstelling uit. Inmiddels zou men beter moeten weten. Net als in het gewone leven, werkt goed gefundeerd beleid stap voor stap, steeds voortcirkelend vanuit het bestaande. Verrassingen om de hoek zijn niet meer dan pop ups, als dwaallichten die je ervan afhouden. Wat er is, dat heeft je aandacht nodig. Wat er is kun je misschien tussendoor al verbinden met het voortgaande. Als een vis die van onder water naar vliegjes hapt. Maar ondertussen: eerst afmaken, opruimen, dan verder. Als je dat negeert, wordt het een puinhoop. Net als bij mij, toen ik acht was. Het kan heel inspirerend zijn, dat kinderlijke enthousiasme. Ik voel het nog steeds. Maar sommige dingen zijn echt voorbij. En niet voor niks.

In wonderen geloven, met voeten in aarde. Zo kan er meer en meer.

.

Hou vol! …. Hold on!

Leven naar de wet van wederkerigheid.

Living by the law of reciprocity.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

“Wat een mooi huis heb je” zeg ik. Ik ben even binnen bij een vriendin. Het is een groot huis, althans, voor mij dan. Voor andere mensen is het gewoon een redelijk kleine stacaravan. Maar toch, er is een slaapkamer, een keuken en een werkhoek. Bovendien een fijne zithoek en een plee. Er is een ingang waar je zonder moeilijk te doen in kan. Als ik even later thuiskom, ben ik het even zat, dat kleine kamertje, waar je alleen kan schrijven, slapen, dromen en naar buiten kijken. Geen plek om schilderijen te maken. Zeker niet met olieverf, dat duurt wel drie dagen, voor het droog is. In zo’n klein huisje zit alles eronder, als dat zo lang duurt. Deze winter kocht ik drie hele mooie tubes. Precies de goeie kleuren om alle tinten te kunnen mengen. Maar ja. Waar??

Wat doe ik dan wel, behalve schilderen? Ik ben altijd buiten aan het werk. Er is dan ook enorm veel gebeurd, dit jaar. Er is een verscheidenheid aan planten gaan groeien, op diverse plekken. Het begin van het Verhalenpad is echt mooi aan het worden. Tussen de opgroeiende bomen bloeit pastinaak, lila raapzaad, en twaalfjarige luzerne. Vijf aardappels zijn uitgegroeid tot planten van wel een meter doorsnee. Nooit heb ik zulke mooie bloemen gezien, aan aardappels. Paars met wit zijn ze. Ik kijk mijn ogen uit. Werk aan de bodem loont. En er zijn meer parels bij het pad gekomen. Er is nu ook wilde appel en wilde mispel. Ik verzorg een aantal kleinblijvende walnootbomen, die op de bult staan. Ik plantte een James Grieve en een Cox, appels die ik erg lekker vind. En nog veel meer.
Maar ook mijn woonerf is veranderd, met de nieuwe kas. De zwarte constructie valt mooi weg tegen het groen. Er is een dikke stenen vloer, die houdt de warmte vast. Op regenachtige dagen is het er nog steeds goed toeven. Ik zit er soms te lezen en met een bakkie koffie. Het harde werk is niet voor niks geweest.

En toch ben ik het soms opeens zat. Had ik maar een echt huis, denk ik dan. Niet voor al die planten en beestjes, maar helemaal voor mijzelf. Dat ik breeduit en met grote passen naar mijn voordeur kan lopen, in plaats van voorzichtig tussen de jonge walnootbomen te moeten kruipen die daar opgroeien in een pot. We delen met zijn allen het kleine lapje grond, waar beschutting is. De bomen en de vogels en wat al niet meer. Voor hen kruip ik elke dag mijn huis in, heel stilletjes. Omdat ik mijn ruimte klein houdt en wil delen. We hebben allemaal beschutting nodig. Niet alleen ik. Maar soms ben ik dat zat, dat gekruip, dat gemier naar de voordeur en een kleine kamer. Had ik maar een echt huis, met een echte deur en allerlei kamers. Een riant atelier waar mijn doek kan hangen. Waar ik een aanloop kan nemen met mijn kwast. Net als Karel Appel.

Het is een bui. Een onweersbui, die komt en gaat. Soms knettert het, heel even maar. Dan is het goed om eens een paar dagen uit te rusten.
Zo gezegd zo gedaan. Op een warme dag zit ik stil in mijn koele hol. De luiken zijn gesloten. Toch is het niet donker. Het daklicht en de geopende achter en voordeuren zorgen voor licht in huis. Er waait een verkoelend briesje om mij heen. Ik zit hier goed. Ik kijk naar boven. Er zit nog iets voor het dakraam. Het donkere doek, waarmee ik ’s nachts mijn kot verduister. Een klein stukje hangt er nog voor en houdt het licht tegen. Ik trek eraan. Het doek valt en er komt een hele wolk nachtvlindertjes uit. Gauw stop ik het weer terug. Dat krijg je, als je met de bovendeuren open slaapt. Boven de geopende deurtjes hangt het markies met brede groene strepen. Ik kan er net onderdoor kijken. Ik kijk naar de kas, vlakbij me. Ik zie de bloemenpracht erachter. Allemaal dit jaar uit de grond gekomen. Wat een wonder eigenlijk. Dromerig kijk ik naar de rode papavers, die boven de kleinere bloemen uitsteken. Achter de wagen klinkt het gekwetter van mussen en jonge mezen. Terwijl daarnaar luister, komt er opeens iets aanvliegen. Zomaar onder het markies door. Het landt op mijn voet. Het is een jonge koolmees, zijn zwarte kap is nog wat grijs. Verbaasd kijk ik naar het jonge ding. Hij ziet mij niet, alleen mijn sok. Hij bestudeert hem zorgvuldig. Ik heb vanochtend kleefkruid gewied en er kleven nog steeds een paar zaadbolletjes aan. Doodstil kijk ik wat er gebeurt. Hij pikt vakkundig een zo’n piepklein bolletje van mijn sok en vliegt ermee weg. Verbaasd kijk ik naar mijn voet. Er zitten nog meer zaadjes op, maar hij komt niet meer terug. Wel gebeurt er vlak daarna iets anders. Onder het zeil bij de voordeur hoor ik gescharrel. En dan is daar ineens het winterkoninkje. Bovenop de onderdeuren zit hij rustig naar binnen te kijken. Even maar. En weg is hij weer.

Wat moet dit alles beduiden? Ik denk dat ze dit tegen me zeggen: Houd jij het maar zoals het is. Klein en bescheiden. Geef ons ruimte en respect, en heel veel stille hoekjes, vol zaad en beestjes. Hou vol! Dan zullen wij je telkens opnieuw verrassen! Ja. Dat zeggen ze. Vast en zeker.

.

.

.

Living by the law of reciprocity.

“What a beautiful house you have” I say. I’m just hanging out with a friend. It’s a big house, at least for me. For other people it’s just a fairly small mobile home. But still, there is a bedroom, a kitchen and a work area. In addition, a nice sitting area and a toilet. There is an entrance where you can enter without difficulty.

When I come home a little later, I’m just fed up with that little room where you can only write, sleep, dream and look outside. No place to make paintings. Certainly not with oil paint, which takes three days before it dries. In such a small house everything will be stained, if it takes that long. This winter I bought three very nice tubes. Just the right colors to mix all shades. But yeah. Where??

What do I do, besides painting? I am always working outside. So a lot has happened this year. A variety of plants have started to grow in various places. The beginning of the Story Path is getting really nice. Parsnip, lilac rapeseed, and twelve-year-old alfalfa bloom between the growing trees. Five potatoes have grown into plants up to a meter in diameter. Never have I seen such beautiful flowers on potatoes. They are purple and white. I am astonished. Work on the soil pays off. And more pearls have come to the path. There is now also wild apple and wild medlar. I take care of a number of small walnut trees that are on the hump. I planted a James Grieve and a Cox, apples that I really like. And much more. But my residential area has also changed, with the new greenhouse. The black construction blends nicely against the green. There is a thick stone floor, which retains the heat. On rainy days it is still a good place to be. I sometimes sit there reading and with a cup of coffee. The hard work has not been in vain.

And yet sometimes I suddenly get tired of it. If only I had a real house, I think. Not for all those plants and critters, but completely for myself. That I can walk wide and with long strides to my front door, instead of having to carefully crawl between the young walnut trees that grow up there in a pot. We all share the small piece of land, where there is shelter. The trees and the birds and whatnot. For them I crawl into my house every day. Because I keep my space small and want to share. We all need shelter. Not just me. But sometimes I’m tired of that, that crawling, that nodding to the front door and a small room. If only I had a real house, with a real door and all kinds of rooms. A spacious studio where my canvas can hang. Where I can take a run-up with my brush. Just like Karel Appel.

It’s just like stormy weather. A thunderstorm that comes and goes. Sometimes it crackles, just for a moment. Then it is good to rest for a few days.

No sooner said than done. On a hot day I sit quietly in my cool hole. The shutters are closed. Yet it is not dark. The skylight and the open rear and front doors provide light in the house. A cooling breeze blows around me. I’m fine here. I look up. There’s something else in front of the skylight. The dark cloth, with which I darken my room at night. A small piece still hangs in front of it and blocks the light. I pull it. The curtain falls and a whole cloud of night moths comes out. Soon I put it back again. That’s what you get when you sleep with the top doors open. Above the open doors hangs the awning with wide green stripes. I can just see under it. I look at the greenhouse, near me. I see the floral splendor behind it. All came out this year. What a miracle really. Dreamily I look at the red poppies, which rise above the smaller flowers. Behind the wall I can hear the twittering of sparrows and young tits. While listening to that, suddenly something comes flying up to me. Just under the awning. It lands on my foot. It is a young great tit, its black hood is still a bit grey. I look at the young thing in surprise. He doesn’t see me, only my sock. He studies it carefully. I weeded cleavers this morning and there are still a few seed balls stuck to it. Silently I watch what happens. He skillfully picks one of those teeny-tiny balls off my sock and flies off with it. I look at my foot in surprise. It has more seeds on it, but it won’t come back. However, something else happens shortly afterwards. Under the transparant tarpaulin at the front door I hear scrambling. And then suddenly there is the wren. On top of the lower doors he is quietly looking inside. Just a moment. And he’s gone again. What should all this mean? I think they say this to me: You keep it the way it is. Small and modest. Give us space and respect, and lots of quiet corners, full of seed and bugs. Hold on! Then we will surprise you again and again! Yes. That’s what they say. Surely.

.

.

Iets laten groeien is niet niks (Before it grows! – 2)

DEEL 2

Voor alles wat je koopt, gaat ergens anders iets verloren. Wat? Over veengrond en turfgebruik in de tuin en kwekerijen.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Zou er nog leven in zitten? Ik ben net wakker, wanneer ik mezelf deze vraag stel Ik lig in mijn hangmat en denk aan het zaaigoed. Gisteren was er nog steeds niks. Na bijna een maand heb ik er steeds minder vertrouwen in. Misschien had ik het koeler op moeten bergen, dat zaad, en is het uitgedroogd. Of misschien had ik het in turfpotjes moeten doen. Die kan je kant en klaar kopen en er zit al een zaaigaatje in. Turf kan veel water opnemen, en vocht is belangrijk in dat prille begin. Ik pieker. Kan het sneller of beter? Zelfs ik als langzaam levende minimalist val wel eens ten prooi aan dit soort ongeduld. Zo minimalistisch ben ik dus ook weer niet. De verleiding is groot. En die turfpotjes lijken me wel heel handig voor ontkiemend zaad. Maar de volgende vraag is dan, waar komt het vandaan? Wat gaat er verloren doordat ik dit wil? Voor alles wat je krijgt, verdwijnt er ook iets. Wat dat is, dat is een belangrijke vraag.

Ik open de laptop, zoek en lees. Ik lees zoals ik al jaren lees, want alles over de bodem intrigeert me. Haar verhalen, haar leven, haar ongeboren mogelijkheden.
Het antwoord ligt voor het oprapen. Ja dus. Er verdwijnt veel, door ons turfgebruik. Al eeuwenlang wordt er grond afgegraven voor turf. In de middeleeuwen voor brandstof en ook in de eeuwen daarna. Dankzij onze voorouders is de dikke laag veen grotendeels verdwenen en zakken we nu steeds verder de nattigheid in. Er gaan bovendien prachtige plantengemeenschappen ten onder, door wat wij met onze pot en tuinaarde in onze tuin laten groeien. Is dat het allemaal waard?

.

Veenvormend moeras in Polen

Overheden houden zich daar meestal niet zo mee bezig, met plantengemeenschappen. Voor hen geldt vooral het CO2 verhaal. In veengronden zit namelijk ook enorm veel koolstof opgeslagen. Dat gaat de lucht in als je het weggraaft. Vooral daarom is men internationaal bezig met het afbouwen van turfgebruik. In Engeland is turf al verboden. Bij ons nog niet, al heeft de tweede kamer niet lang geleden gezegd de alternatieven te willen onderzoeken.
Turf wordt nog steeds gewonnen om in tuincentra te verkopen. Het zit in tachtig procent van de plastic zakken die er liggen en ook boeren en tuinders gebruiken het. Wij zijn de grootste gebruiker van heel Europa. We hebben niet alleen onze eigen turfgronden grootschalig uitgestoken, maar importeren nu op grote schaal uit het buitenland.

Tja. Maar beter geen turfpotjes dus, voor mijn zaad. Wat kan ik dan gebruiken? Het eerste bericht dat opduikt gaat over biochar. Ik ben meteen geïnteresseerd. Maar eerst doe ik de slaapzak over mijn hoofd, die ik als bijdekentje gebruik. Het is nog fris in huis en ik krijg koude handen. In mijn kleine donkere tentje is het lekker warm. Het beeldscherm licht op in het donker. Ik lees verder: “Biochar is vooral gemaakt van plantenafval dat verhit wordt tot 350 graden. Op die manier gaat er geen koolstof verloren en het afval hoeft niet naar de stort te worden gebracht, maar wordt hergebruikt.”
Wat raar, denk ik als ik het lees. Elke gemeente maakt er stadscompost van. Er gaat nergens groenafval naar de vuilstort! Het klinkt als een promotieplaatje van techneuten zonder contact met de werkvloer. Dat gebeurt wel vaker als het over CO2 oplossingen gaat. Het moet meteen big business worden.
Verderop lees ik dat ze het zelfs als koolstofopslag in de grond willen stoppen. De haren rijzen mij te berge. Klinisch in de grond stoppen, verbrande bomen en planten? Zonder er iets nieuws uit te laten groeien? Dat is bizar. Er is notabene een groot tekort aan compost, las ik in een vakblad voor bosbouwers.
Gelukkig zie ik ook een ander bericht. De Belgen laten zich niet gek maken. Die doen degelijk bodemonderzoek. Het ILVO (Instituut voor Landbouw-Visserij en Voedingsonderzoek) doet er verslag van, en het WUR heeft het overgenomen. In biochar is geen worm te zien, hebben ze ontdekt. Dus dat in de grond stoppen is het einde van de levenscyclus, begrijp ik. Ik ben blij dat ik het hier zwart op wit zie. Dank je wel, lieve Belgen! Techniek zonder liefde is een doodskist voor het leven.

.

Veenafgraving

.

Wat is het dan wel? Waar moet ik mijn zaad in stoppen? Het antwoord is simpel. Gewoon, met levende compost, gemaakt van verschillende ingrediënten.

Ik staar uit het raam over de groene weiden. Opeens heb ik er genoeg van. Ik klap de laptop dicht, klauter uit mijn hangmat en ruim alles op. Ik was me en kleed me aan. Nu wil ik zien hoe mijn eigen zaad erbij staat! Ik stap de deur uit en klim het kleine bordes af. De merel voor mijn deur vliegt luid protesterend weg. De lucht voelt warm aan. Ik schuif de deur open van de kas en loop naar achteren. Tot mijn grote verrassing zie ik de eerste groene sprieten de grond uit komen. Heel klein nog, nauwelijks zichtbaar, maar het is wel een teken van leven! Dat schept hoop. Gelukkig maar dat ik die turfpotjes niet heb gekocht, maar het gewoon gedaan heb met wat ik had, met bladaarde, dezelfde compost die ik ook voor de bomen gebruik. Ik pak de gieter die ik gisteren tweedehands kocht. Een kleine, mosgroen van kleur met een lange slanke tuit. Met een dun straaltje giet ik het water uit over de kleine bakjes. Hier groeit het in elk geval. Zelfs zonder turf. Goddank, het groeit!

‘Planten kweken is niet iets dat je even snel kunt doen,’ zeg Linda Chalker-Scott van de Washington State University. Zij is ook de schrijfster van het blog Horticulturalist Myths. ‘Als je een duurzaam systeem wil, moet je het op de juiste manier doen.’ Ze vindt dat we ons weer moeten richten op de grond onder onze voeten. ‘Honderd jaar geleden hadden we geen potgrondmengsels,’ zegt ze. ‘Planten hebben het al die tijd prima zonder gedaan.’

LINKS
https://www.nationalgeographic.nl/van-potgrond-krijg-je-vuile-handen-letterlijk-en-figuurlijk.https://turfvrij.nl/peat-science/
https://www.boom-in-business.nl/article/36896/tweede-kamer-wil-geleidelijk-af-van-turf-in-potgrond
En als laatste het onderzoek van ILVO: https://edepot.wur.nl/365672

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

For everything we buy, something disappears somewhere else. What? I read in the morning, in my hammock, and find out the effects of my use of peat. But on the road, I also discover strange CO2 solutions. Find other inspiring facts in the blog Horticulturalist Myths

.

Song for my seeds

.

.De twee onderste foto’s komen van Wikipedia:
1 Door Radomil – Eigen werk, CC BY-SA 3.0,

https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=69596
2.CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=244694

.

.

Wat heb ik nodig? (What do I need?)

.

.

Bestel iets, en het is er. Van overal en ergens wordt het helemaal naar je toegebracht. Dat is verrekte bijzonder. Ik vraag me af wat ik echt nodig heb in het leven. Nu kan het nog en je weet maar nooit of dat zo blijft. In dit verhaal lees je wat dat is.

Eigenlijk ben ik een kind dat niets heerlijker vindt dan natte klei tussen de tenen door te laten sijpelen. Ik hoef nergens heen en heb aan weinig genoeg. Des te meer verbaas ik me over de toenemende stroom aan onnodige spullen en de verwijdering die dat geeft. Een steeds efficiënter transportsysteem maakt mogelijk dat alles overal vandaan komt. En tegelijkertijd is het gevoel voor essentie steeds verder zoek, tegen beter weten in. De meest idiote spullen worden verscheept in vierkante kolossen van een halve kilometer lang. Hoe langer ik stilsta, hoe meer ik me bij mezelf afvraag, hoelang nog? Hoelang hebben we nog beschikking tot alles wat we maar willen? Ik las in de Correspondent dat we een bizarre mijlpaal hebben bereikt in ons consumptiegedrag. De weegschaal staat nu precies in evenwicht. Het gewicht van door mensen gemaakte spullen is op dit moment even groot als al het leven op aarde bij elkaar. Beton telt het zwaarst daarin. Aan de andere kant wegen we de mensen, dieren, planten, maar ook schimmels en bacteriën. Maar al is dit de zoveelste noodklok, er geen afname van de goederen- en grondstoffenstroom. Het lijkt erop dat al die spullen een onverzadigbare honger opwekken. Zodra je ermee begint maak je een innerlijk gat dat steeds dieper wordt. Wat verslaving kan doen.

Wat is het, wat ik echt nodig heb? Hoe harder anderen rennen, hoe vaker ik stilsta, om die vraag te beantwoorden. Ik loop rustig naar huis, op het Swettepaad, en het miezert. Buren snellen voorbij in de auto. Een knikje vanachter het raam. Ik lach terug. Ja, denk ik ondertussen. Ik heb ook beton nodig. Portlandcement, voor mijn kas. Meer dan ik dacht. Vandaag gaan we verder, met de bouw, Dick en ik. Ik kijk over de weilanden naar de drukke weg, in de verte. Ik wil voedsel dichtbij huis. Daarvoor is die kas nodig. Dat wist ik vroeger niet, ik dacht best zonder kas te kunnen.

Ik herinner me het nog goed. In 2007 begon ik met planten en zaaien. Brave Hendrik was mijn eerste poging. Het zou lijken op spinazie, maar was een vaste plant. Dat leek me wel wat. Zo’n plant die zelf wel wist wat hij moest doen. Ik had geen zin in gemoeder. Het zaad strooide ik uit over mijn tuin en Hendrik moest het verder zelf maar uitzoeken. Het kwam nog op ook. Helemaal vanzelf. Maar toen kwamen de merels. Die wisten het meteen te vinden en er bleef geen sprietje van over. Ik zou dus niet ontkomen, aan moederen over zaad. Maar inmiddels vind ik zaad prachtig. Het is zo bijzonder om een erwt uit te zien komen als een danser, of een zonnebloem. Maar zonder voorzorg doen ze het dus niet. Dat weet ik nu. Keer op keer zag ik de vogels terugkomen, maar ook de slakken en de woelmuizen. Er bleef niks van over. Daarom ben ik nu een kas aan het bouwen. Plantjes mogen bij mij eerst sterk worden, voor ze de grond in gaan.

Ik stap van het pad af, de kleine poort tussen de wilgenbomen door. Met een grote pas stap ik over de langwerpige dozen heen. Daar zit de tuinkas in. We hadden ze rechtop tegen het schuurtje aangezet, maar nu liggen ze kris kras door elkaar over de grond. Dat komt door de harde wind. Die waait alles om. Behalve het glas. Dat staat mooi vastgebonden tegen de wilgenhaag aan. Ik kijk weer op en zie dan pas mijn vriend Dick staan. “Je bent er al!” roep ik “Zullen we gelijk maar beginnen dan?”

Achter de woonwagen staan we uit de wind. Hier moet hij komen, een tuinkas van wel tien vierkante meter. Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar en groot zijn de stenen. Het onderstel is van zwart aluminium gemaakt. Vandaag leggen we het waterpas. “De buren denken dat ik een terras maak,” zeg ik tegen Dick “Een terras met een laag zwart hekje erom. Haha, niks voor mij! Wat kennen ze me slecht!” Nee, Dick en ik weten precies wat het gaat worden. Een kas met een puntdak, helemaal van veiligheidsglas. Maar eerst moet dat rare hekje de grond in met zijn pootjes. Dat wordt het fundament. We maken gaten in de grond. Dat noem je “poeren” vertelde een ervaren fundamentenmaker. We boren diep, tot wel zeventig centimeter. Het is vette klei. Elke keer drukken we de kluiten uit de grondboor, om dan weer dieper te gaan. Uiteindelijk zijn de zes gaten klaar. We duwen de laatste pvc pijp het gat in. Dan laten we het zwarte hekje met de poten in de grond zakken. Het klopt precies! Nu het cement nog. Cement met grind erin. Of grind met cement. Maar we hebben niet genoeg. We moeten eerst bijhalen. Op de fiets naar de stad dus. Maar dat komt morgen wel.

.

Het fundament ligt er over vierhonderd jaar nog, zo zwaar zijn de tegels.

Er is een hoop nodig voor een kas van tien vierkante meter. Vier kuub scherp zand, cement, stenen, glas, rubber, aluminium, het grind,en dan nog schroeven en moertjes. Het is eigenlijk een wonder dat alles er zomaar is. Twee weken na bestelling lag de kas er al. De stenen en het zand werden later geleverd door weer andere vrachtwagens. Het enige wat wij op de fiets moeten halen is honderd kilo aan kiezels en cement. Het kan allemaal! Het is er. Dat is heel bijzonder.

Maar stel dat die levering gaat horten en stoten. Ooit. Met corona hebben we daarvan een voorproefje gehad. Containers stonden op verkeerde plaatsen en de logistiek was in de war. Nu lijkt alles weer normaal. Maar normaal is niet normaal. Het is verrekte bijzonder dat je zomaar alles kan laten brengen of halen in de winkel. Dat er zand is, aluminium en veiligheidsglas en alles wat er maar te halen is op deze aardbol. We zijn ongelooflijk bevoorrecht en dat gaat niet eeuwig duren. Natuurlijk, straks is er ook nog wel zand. Het is niet verdwenen, het is alleen in gebruik. Dan moet je het weghalen op een plek waar het al lag. In die nieuwe tijd gaat alles langzamer en met veel meer overleg. Dat moet wel. Maar nu kan het nog. Je bestelt wat en het is er. Dus ik bereid me voor. Wat heb ik echt nodig? Nog even en hij staat er. Een echte plantenkas..

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Order something, and it’s there. From wherever it is brought all the way to you. That is very special. I wonder what I really need in life. Now it’s still possible and you never know if it will stay that way. In this story you can hear what that is.

https://decorrespondent.nl/13985/de-mens-bouwt-door-maar-breekt-daarmee-de-aarde-af-hoe-geven-we-de-toekomst-vorm/3578728061865-131fc7b9?pk_campaign=daily.

.

Zo groot wordt de mijne niet….

Als donkere nachten wederkeren (As dark nights return.)

.

.

Mijn eigen kleine huis met stroom van enkele zonnepanelen. Ik heb een lithium accu.

.

Wat gebeurt er als een grote zonnestorm de Aarde treft? Ik kijk naar de horizon, het witte licht dat schijnt, de stad die nimmer slaapt. Ik ben niet bang, ik ben vooral nieuwsgierig naar wat daarna komt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Alles is ritme. Het ontluiken in de lente, de explosie van gerijpt zaad in de late zomer. De donkere dagen van december doen de blik naar binnen keren. Het licht is later en lager. Slaap komt eerder en blijft als een sluier liggen voor het halfdonkere venster. Alles wat je doet gaat langzamer, maar van binnen groeien de keuzes voor het lichtjaar na de zonnewende. Alles groeit in relatie tot elkaar. Dit denk ik, terwijl ik buiten sta. De grond rond mijn woonwagen is nog hard. Het is herfst, in deze tijd hoort het zompig en nat te zijn. De wilgen en esdoorns hebben hun blad nog niet verloren. Erachter liggen de weiden in de duisternis van de nacht. Een zwaar wolkendek verbergt de sterrenhemel, maar aan de horizon reflecteert een baan van licht de lucht in. Lichtjes klein en groot, de stad die nimmer slaapt.
Ik staar ernaar voor de zoveelste keer. Hoe zou het zijn als op een avond het licht uit is? Ooit gebeurt dat. Steeds opnieuw komt die gedachte in me op. Als het gebeurt dan wil ik hier zijn. Ik zou op ontdekkingsreis kunnen gaan. Maar dan zou ik dit moment missen, die horizon van koud wit licht. En dan de zwarte nacht, die harder valt en dieper.

De volgende dag sta ik in een oud gebouw uit de vorige eeuw, de Haniahof. Ik doe mijn jas uit om aan de kapstok te hangen. Ik heb hier een zeefdrukcursus. Hoewel het buiten warm is, is het binnen koud en vochtig. Ik ril en gauw doe ik mijn jas weer aan. Ik weet niet waarom ik hier ben. Ooit heb ik besloten dat ik eens wat in de stad moest gaan doen, met kunst. Dus nu sta ik hier. Achter een open deur zitten drie vrouwen en een man. “Hallo” zegt de man hartelijk. “Kom binnen!” Hij vertelt over de techniek. Om te drukken heb je een enorm sterke daglichtlamp nodig. Je smeert een goedje op het raster, en dan wordt het hard. Alleen niet waar het zwart is. Dus zo krijg je iets wat je kan afdrukken. De hele middag zitten ze achter de computer, foto’s te shoppen. Ik niet, want ik heb een eenvoudige tekening. Ik wilde met mijn handen werken. “Kan je geen zeefdrukken maken zonder elektriciteit?” vraag ik. “Nee,” zegt de man. “Dat kan niet. En trouwens, waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn? Het geeft ons warmte, het maakt het leven zoveel makkelijker…” Al pratend draait hij zich om, terug naar de computer.

Ik wilde nog meer zeggen. De woorden blijven in mijn mond liggen. Ik wilde vertellen wat ik gelezen heb. Het gaat over dat ene. Op een dag gaat het licht uit. Het lijkt alsof het niet kan, alsof het nooit zal gebeuren. Ons lichaam en geest zijn gewend geraakt aan het gemak. Elektriciteit legt ons in de watten, als een eeuwige geliefde, die nooit sterven zal. Toch is ons systeem kwetsbaar en vooral door zonnestormen. Ik las erover. Eens in de honderd jaar is er een megagrote zonnestorm. Dat is een bombardement van elektromagnetische deeltjes. De laatste is meer dan honderd jaar geleden. Toen was er geen elektriciteit, dus kon het geen kwaad. Het ziet eruit als een enorm poollicht. In onze samenleving wordt er tot nog toe te weinig over nagedacht. Dat is duidelijk te zien. We zijn van wieg tot graf afhankelijk geworden van elektriciteit en de high tech wordt steeds verfijnder. We zijn verslaafd en verwend. Ik probeer me ervan los te maken. Ik wil ook zonder kunnen. Al zijn er steeds meer die dat doen, ik ben nog steeds een eenling. “Waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn?”
Jazeker is het fijn. Maar stel dat de stad die nimmer slaapt op een dag in het donker ligt. Zelfs het vuurtorenlicht, het baken van veiligheid, is gedoofd. Tot aan de horizon ligt het duister als een donkere deken en sterren stralen als vonken in de hemelkoepel. Het zou een verademing zijn. De aarde kan opnieuw ademhalen. Maar voor ons is het een schok. Tenminste, dat is het als je er nooit rekening mee hebt gehouden dat dit ooit zou kunnen. Voor wie denkt dat het leven eeuwig is, komt de dood hard aan. Het steekt aan tot woede, het was immers zo fijn en nu is het van je afgenomen. Maar met boos zijn schiet je niks op. Het is zoals het is. Eerlijk gezegd maakt het me ook wel nieuwsgierig. Hoe zou het zijn, zo’n totaal andere wereld? De gedachte zet me aan tot keuzes. Als ik zou leven zonder stroom, wat is dan belangrijk?
Ja, een plantenkas. Om zaad in op te kweken en om een warme zithoek te maken. Een kooktoestel waarmee je met een paar houtjes een maaltijd kan koken. Een vonkenmaker uit het leger. Een waterfilter, een warme trui. Fruit en notenbomen, en vooral: goede vruchtbare grond.

Wat ik zelf hebt, dat is alvast mooi meegenomen. Maar we hebben elkaar ook nodig. En als er geen internet meer is, waar vind je dan het bedrijf wat je zoekt? Er is geen papieren bedrijvengids meer en ook geen telefoonboek. Als de stroom uit is, weten we alleen de plaatselijke bedrijven nog te vinden, die adverteren in de lokale krant. Al het vervoer is weggevallen, dus je zou toch niet ver komen. De smartphones liggen als dode afgoden in de hoek. De elektrische poorten van beveiligde bedrijven zitten potdicht en zijn niet meer open te krijgen. Mensen slaan een ruit in om buiten te komen. Hier en daar rijdt nog een oude auto, zonder ingewikkelde techniek. Iedereen wil nu bij zijn vrienden zijn, of thuis bij familie. Sommige mensen zwoegen op hun zware elektrische fiets, die zonder stroom ineens niet zo fijn meer is. Hier en daar zie je een paard en wagen, maar slechts enkele, want de meeste boeren hebben die verrotte karren allang de deur uit gegooid.
Ik heb mijn fiets. Er zitten nieuwe banden onder. En ik heb een fietskar en twee gezonde benen. Ik maak me niet zo druk. Ik ben in dit leven al meerdere doden gestorven en weet dat het leven daarna door gaat. Maar ik bestel toch maar meteen die plantenkas, waar ik al zolang van droom. Ik zorg voor mezelf en voor de aarde. Wij zorgen voor elkaar. Daaraan denk ik, terwijl ik hier sta, en kijk naar de baan van licht aan de horizon. De stad die nimmer slaapt. Hoelang zal ze daar nog liggen, flikkerend in het witte kunstlicht? Eens keert het natuurlijke ritme terug, zoals het altijd is geweest. Alles, in de eeuwigheid van het Zijn. En al deze verhalen zullen verdwenen zijn. Behalve in het hart van wie erdoor geraakt werd..

.

ZONNESTORMEN

Meer feitelijke info:

Je hebt zonnestormen en superstormen. De kans op een zonnestorm is nu groter, omdat het eens in de elf jaar opleeft, in een zgn zonneminimum. Dat is nu. Dit zijn gewone zonnestormen. De superstormen heten CME’s, en dat is andere koek. Die zijn tientallen malen krachtiger. Dit is heel weinig onderzocht. Dat is geen wonder, want dat hebben we nog nooit meegemaakt. Deze superstormen keren elke eeuw terug. De laatste was in 1921. De vonken sloegen uit de telegraafstations. We kunnen dus alleen maar gissen, wat het effect zal zijn op onze huidige samenleving vol high tech. Wat kunnen we doen, behalve eenvoudiger leven? Belangrijk is om kleinere stroomnetten te maken. En bij nood het systeem uit te schakelen. Op dit moment kunnen ze een superstorm drie kwartier van te voren zien aankomen. Dat is behoorlijk kort dag, maar er wordt aan gewerkt.

Een storm komt nooit alleen, zeggen ze. Het aanleggen van nieuwe stroomprojecten is nu lastiger, en onderhoud aan het oude kan dat ook zijn. Er is soms een lange wachttijd op onderdelen, daar kan boer Jochum over meepraten. Veel ervan komt uit China. Veel nieuwe stroomprojecten liggen nu ook plat. Dat komt door hoge materiaalkosten en de onbetrouwbaarheid van de energieprijzen, waardoor er geen winstberekening gemaakt kan worden. Bovendien is de rente hoog en dit soort projecten worden vaak met leningen betaald. (Bron Financieel Dagblad) Tot zover deze samenvatting van wat ik erover gelezen heb.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

What happens when a major solar storm hits Earth? I stand in the night looking at the horizon, the city that never sleeps. I’m not afraid. Just curious about a life with less electricity.

https://www.nporadio1.nl/nieuws/wetenschap-techniek/19aba0d3-2b25-40be-a5ab-306b81f07e36/wat-kan-een-zonnestorm-aanrichten-op-aarde

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/09/09/zonnestorm/

https://www.veron.nl/nieuws/tag/zonnevlekken/

https://crisiscentrum.be/nl/risicos-belgie/natuurlijke-risicos/risicos-uit-de-ruimte

https://www.swpc.noaa.gov/phenomena/coronal-mass-ejection

Bij langdurige elektriciteitsstoring zo min mogelijk water gebruiken omdat de afvalwaterzuivering is uitgevallen. Als dit het open water in stroomt krijgen we massale vissterfte.