Vlinder op reis

 

.

 

Vlindertrek

.

.

Met de klopper en een stuk hardhout sla ik een blokje op zijn plek. Het zit in de hoek, tussen de deurpost en de lange onderwand. Die bestaat uit twee planken die over de hele lengte van de wagen lopen. Het wiebelde daar nog ietsepietsje en dat wilde ik niet. Daarom heb ik een blokje gemaakt, dat ertussen past. Ik sla nog eens, keihard. Het blokje is zo mooi op maat gemaakt, dat ik het er met kracht in moet slaan. Het geluid draagt ver in het stille land.
Ik werk hard. Nu de woonwagen vorm heeft gekregen, een mooie lichte constructie, zoek ik naar zwakke plekken. Daar komen stevige blokken. Soms is het een hardhouten balkje, als dat zo uit komt. Ik versterk waar het nodig is. Het blokje, dat nu zo netjes op zijn plek zit, ziet eruit als een puzzelstuk. Het past precies. Dat moet ook. De basis moet goed zijn. Als de basis okee is, dan blijft de rest ook op zijn plek. Dàt is constructief bezig zijn!
De lijm kruipt uit de naden. Tevreden kijk ik naar het resultaat. Dit zit in elk geval zo vast als een huis. Gelukkig maar, want het wòrdt ook mijn huis! Er komt een dag dat ik ga rijden. En een huisje op een hobbelweg heeft heel wat te verduren, reken maar.

Op het moment dat ik de houten klopper neerleg komt buurvrouw Nicole aanlopen. Ze kijkt vrolijk en opgetogen. „Weet je wat we gezien hebben? Een Koninginnepage! Hij was wel zò groot!“ Met haar handen geeft ze de maat aan. Hij moet zo groot als een winterkoninkje zijn geweest.
„Waar zag je hem?“ vraag ik met grote ogen. Nog steeds ben ik verwonderd bij elke nieuwe ontdekking.Toen ik hier kwam, vier jaar geleden, zag ik steeds vier wollige bruine hommeltjes. Die zaten op de witte en paarse dovenetel. Hier en daar stond een bloemetje. Dat was het dan. Toen er bomen in bloei stonden, eerst het fruit, een hele poos later de tamme kastanje en de linde, op dat moment waren er even hèèl veel honingbijen, maar die verdwenen gelijk weer zodra de bloei voorbij was.
Ik heb hard gewerkt in die jaren, voor meer diversiteit. Op allerlei plekken bloeien nu bloemen. Er zijn niet alleen steeds meer vogels, maar ook steeds meer hommels en vlinders. En nou een Koninginnepage!
„Hij zat daar, bij de majoraan.“ Nicole wijst naar de kruidige tuin, die vol staat met tijm, de volle donkerroze majoraan, blauwpaarse dropplant, witbloeiende appelmunt, bergsteentijm, gele klaverzuring en nog veel meer. Een paradijsje is het, nu alles geurt en bloeit. Ik kan me voorstellen dat de vlinder er een bezoekje aan bracht.
Nicole gaat weer weg. Ik kijk de hele dag uit naar de Koninginnepage, maar hij laat zich niet meer zien. Met welke bestemming is hij verder getrokken? Ze zeggen wel dat vlinders fladderige types zijn zonder doel. Maar daar geloof ik niks van. Ook vlinders weten precies wat ze zoeken. Zeker weten.

.

De Koninginnepage is vooral een trekvlinder. Ze laten zich met gunstige wind meevoeren naar plekken waar het weer beter is en waar meer voedsel is. Ook met tegenwind zijn er voorttrekkende vlinders gezien. Ze kunnen wel twee kilometer hoog vliegen als ze eenmaal onderweg zijn, maar meestal vliegen ze laag. Soms bevalt een stek zo goed dat ze niet verder gaan, op de plek blijven en zich daar voortplanten.
De rups van de Koninginnepage leeft van schermbloemigen. Wilde peen, wortel, karwij, melkeppe, en vooral knolvenkel. Een volwassen exemplaar kan wel zeven-en-een-halve centimeter breed worden. De vlinder heeft een sterke voorkeur voor roze bloemen. Daarom zat hij natuurlijk bij de majoraan en de dropplant!

.

.Als ik er een dans voor maak, dan komt hij misschien terug!

.

.

.

Bouwen

Dit is het hoekje waar ik hier mee bezig ben…

De linker deurpost.

.bouwen puzzelstuk .

.

Het puzzelstukje in de hoek bij de deurpost.

De rechter.

Puzzel op zijn plaats. kl frm.

.

.

Noestig hout en bezoek van goud

 

.

noestbezoek

.

.

Nog steeds wacht ik met het dichttimmeren van mijn nieuwe wagen. Rustig kijk ik, werk het één en ander netjes af en luister af en toe naar commentaren. Een belangrijke fase.
„Zou je die uitstekende hoek niet wat extra versterken?“ zegt iemand. Verrek, hij heeft gelijk, denk ik en ik zoek een paar sterke balkjes. Ik vind een aantal met fijne nerf, die zijn sterker en harder. Ik leg ze bij elkaar, vier zijn het er. Ik bekijk ze één voor één. Ik pak de twee die vrijwel zonder noesten zijn. Ik streel het hout, het zijn mooie. Jammer dat ze straks niet meer te zien zijn, want dit is het binnenwerk. Maar ook het binnenwerk moet goed zijn, het is net zoiets als botten. Ze moeten hard zijn, sterk en stevig op de ene plek, als knieën en ellebogen. Ze moeten flexibel zijn op andere plekken, als een wervelkolom. Hout met noesten gebruik ik zo min mogelijk. Daarom zijn mijn dakbogen ook van gestoomd essenhout. De ronde vorm is oersterk, en de stokken zijn compleet zonder noesten. Noesten zijn plekken waar een tak heeft gezeten, toen het een boom was. Het maakt het hout zwak. Als je er tegenaan ramt breekt het altijd bij een noest.
Natuurlijk ga ik er niet van uit dat ik een botsing krijg, maar ik wil op alles voorbereid zijn. Het kan een brede tractor zijn of een boom of een krappe hoek in een smal straatje.

Ik meet alle hoeken en gaten. Ik teken af wat het moet worden, tot op de millimeter. Ik controleer mijn decoupeerzaag, of het zaagje haaks is en niet krom. Ik zaag en maak alles passend. Het is een hoop gepuzzel om alles precies te laten kloppen.
Buurman Henk komt aanlopen. „Ha! Fijn je te zien!“ roep ik. Ik had hem niet verwacht want Henk zit in de lappenmand en zit het hele weekend in zijn caravan te lezen. „Oh… wat wordt het mooi! Ik weet niet wat je gedaan hebt, maar het ziet er steeds robuuster uit.“
„Dank je Henk, “ zeg ik glimmend.
„Dat is het mooie hè, niet snel alles af hoeven te raffelen, maar de tijd te nemen. Het is heerlijk om zo rustig te bouwen en dat je alles piekfijn kan laten kloppen met elkaar.“
Ik kijk hem lachend aan. Fijn, hij begrijpt het.

Alleen zijn is goed, je kan ongestoord een superconcentratie opbouwen. Maar soms is bezoek goud waard. Het zijn mensen die rustig meekijken, meedenken om dan weer hun gang te gaan. Ik ben blij dat ze er zijn.

.

.

.

noest

Siberische reis naar mijn oom

.

.

Siberische reis route.

.

Mijn laatste oom van moeders kant woont in British Colombia, Canada. Mijn oom is al oud, een eind in de negentig. Soms denk ik, zal ik naar hem toe gaan? Ik bezocht hem toen ik veertien was, nu 37 jaar geleden. Het wordt tijd voor een tweede bezoek. Ik kan erheen rijden als mijn wagen af is, over land.
Ik zou een tractor voor de wagen kunnen zetten en leren rijden. En dan langs de Noordkust van Europa, vanaf Delfzeil, Duitsland in, naar Letland en Estland en Rusland… Een eindeloze reis met het water aan mijn linkerhand als wegwijzer.

Ik volg de kust, zie de stranden en zoek ze steeds weer op. Plaatsnamen worden onbegrijpelijk, hoe verder ik ga en de mensen verstaan me niet. Ik praat met mijn gezicht en met mijn handen en lach veel.
Ik nader een oude stad, St. Petersburg. Hier ontmoet ik een oude vriend uit Nederland, en kan even in mijn eigen taal praten.
Het afscheid kost me moeite. Nu komt het moeilijkste stuk, Siberië komt steeds dichter bij, het onherbergzame land waar Rusland zijn misdadigers en politieke gevangenen heen stuurde. Lopend moesten ze het einddoel zien te bereiken en velen stierven voor ze aankwamen. Hoe ver is het nog, dat barre land?
Ik ronk tussen akkers door, die rond St Petersburg liggen. De akkers en weiden maken plaats voor bossen zonder eind. De wereld is zo groot en ik ben alleen in een ruig land. Ik zoek mijn weg. Er zijn dagen dat ik niemand zie, en als ik een klein dorp nader, komen de mensen me van verre tegemoet. Ze onthalen me met lachende gezichten en vette vleesgerechten die ik niet kan weigeren. Het spijt me dat ik hun taal niet spreek. Ze vullen mijn jerrycans met diesel en ik rijd verder.
Uiteindelijk kom ik in Siberië. Op mijn reis raadpleeg ik telkens Google Earth. Maar hoe verder ik kom, hoe minder ik er aan heb. Het land ziet het er uit als marmer. Er is geen weg te zien, en als ik inzoom wordt het vaag. Vaak is er helemààl geen internet en kies ik de weg op intuïtie. Ze zijn er wel, de wegen! Ruwe sporen zijn het, onverhard met kuilen. In de woonwagen heb ik alles goed vastgebonden en opgeborgen, zodat er niks beschadigt. Ook het cadeau voor mijn oom, een ingelijste tekening van zijn geboortehuis, heb ik diep weggestopt.

Ik leef van bonen, die ik bewaar in de kast onder mijn wagen. Als ik ze even kook en de hele dag in de hooikist zet kan ik ze in de avond eten. Ik heb hele geitekazen mee en een doos zelfgemaakte fruitkoeken die een vriendin me meegaf. Ze zijn hard en droog en ik moet stevig bijten en kauwen.Soms heb ik verse groente en honing, die mensen onderweg meegeven. Een keer gaven ze me een levende kip, zodat ik die kon slachten wanneer het mij uitkwam. Het kipje is fijn gezelschap. Samen gaan we aan de wandel. Zij pikt en krabbelt in de grond, ik verzamel wilde planten, die ik herken als eetbaar.

Ik rijd over een smalle weg, uitgehouwen uit een steile rotsachtige kust. Beneden me fonkelt de zee. Ik rijd door, vol concentratie, tot de weg makkelijker wordt. Het water naast me schittert in de avondzon. Dit is de Beringstraat, genoemd naar een ontdekkingsreiziger, die in 1741 dezelfde reis maakte. Hier moet ik zijn en ik kijk uit naar een havenplaatsje. Het water ziet er in de zon heel aanlokkelijk uit, maar ik weet dat het ijskoud is. Normaal gesproken had het nu allang bevroren moeten zijn. Maar de laatste vijf jaar komt de vorst steeds later of bijna niet.  In het dorp “Naukan” vind ik na lang zoeken, wekenlang wachten en veel handgebaren een krabvisser, die mij en mijn wagentje over kan varen naar Alaska. Het past allemaal net en we sjorren de wagen en de tractor stevig vast aan het dek. Hoewel het stormseizoen al is begonnen, hebben we geluk. Er is weinig wind, anders was de visser niet uitgevaren. “Dlya chlego-libo“, zegt hij en kijkt me met felle ogen aan. “Voor geen goud!” Maar nu varen we dan toch..  Ik kijk uit over de wijde zee en luister naar de kabbelende golven die tegen de boeg slaan. Het is mooi en heerlijk. Toch begin ik te verlangen naar het einde van deze reis. Ik ben moe. Ik ben al zeven maanden onderweg en ik hoop voor de winter bij mijn oom te zijn.
De kust van Alaska is al even indrukwekkend als de Russische kusten.Maar ik neem er weinig tijd voor. Ik rijd en rijd, het geronk van mijn tractor als een onophoudelijk geluid op de achtergrond. Soms raak ik bijna in trance, als ik te lang op mijn tractor zit. Maar dan, eindelijk zie ik de contouren van een eiland, waar ik lang geleden ben geweest. Vancouver Island. Nu ben ik niet ver meer van mijn oom.

Ik bel mijn oom en krijg mijn neef aan de lijn. „You’re late.“ zegt hij. „He died yesterday.“

Had ik dan toch met het vliegtuig moeten gaan?

.

.

In 2014

was er op de Beringzee

een storm met golven van bijna

zeventien meter..

De afstand van de Beringzee

tussen het

Russische dorp Naukan en

Wales in Alaska

bedraagt 130 kilometer

hemelsbreed.

De echte haven voor zeeschepen

ligt een heel stuk zuidelijker

aan dezelfde kust

waar de afstand tussen

beide continenten zich verbreedt.

,

 

Dansen tussen de spanten

.

Dansen tussen de spanten

.

.

Elke keer verrast het me. Ik loop ergens tegen aan. Het kan niet wat ik wil. Of hoe ik het had gedacht. Ik laat het even liggen en doe een dansje. Even later komt er altijd wel een idee in me op, hoe het wèl kan. Of ik vertel het aan Dick en dan denkt hij even met me mee. Dat is leuk en gezellig. Vaak is de oplossing simpel. Ik heb alleen tijd nodig, tijd om te overdenken en het te laten zijn.

„Jouw wagen is zo’n gecompliceerd bouwwerk!“ zei een kijker vandaag. Toch is het een optelsom van eenvoudige oplossingen. Eigenlijk is het geen woonwagen, maar kunst. Hoewel het klein is, heeft het twee sfeerkanten. De helft heeft energie naar binnen toe, intiem besloten, met een helder bovenlicht, af te sluiten met een lichtgroen gordijn. Ik noem het “Mijn coconhuisje”. Het andere deel heeft grote ramen, dat is het luister en kijkgedeelte. Geweldig plekje voor in de vrije natuur. Of op het strand of in de duinen.

De lijnen van de constructie, het inspireert me elke keer opnieuw. Het is net muziek. Dus dans ik. Schroevenswing of Dakspantrock. Zo’n danslocatie krijg ik immer nooit meer! Volgende week komen de planken. Dan verdwijnen de open lijnen van de constructie en wordt het een echt huis. Spijtig en leuk tegelijk. Dan hoor je alleen nog het hakken van de beitel en het geraas van de decoupeerzaag. Tot het klaar is.

Duimen dat alles meezit!

Let the sun shine.

.

.

.

.

.