Vrijheid en zure melk

.

.

Op weg met Juf Kolibri.

 

Totale vrijheid leidt uiteindelijk tot verveling. Beperkingen dagen uit tot iets nieuws.

“Zit er zo genoeg melk in?” vraagt mijn vriend Dick, en hij geeft me een mok koffie. “”Ja hoor”, zeg ik. Ik proef. Het smaakt wat zurig en ik zie kleine vlokjes in de sojamelk. “De melk is niet goed meer.” Dick vraagt of hij alles nu voor niks heeft gemaakt. “Nee hoor,” stel ik hem gerust, “als we er een lepel honing in doen dan gaat het wel.” Hij kijkt tevreden en knikt. “Ja, daarom zijn oosterse vleesgerechten ook zo goed gekruid. Het vlees was vaak bedorven en dan proef je het niet zo.”
We praten erover. “Totale vrijheid leidt uiteindelijk tot verveling, denk ik. Beperkingen dagen uit tot iets nieuws.” Dick nipt van zijn dampende koffie en kijkt nadenkend in de verte. “Ja, dat is mooi gezegd. Zo is het wel.” zegt hij. “Doordat niet alles er is word je uitgedaagd om naar oplossingen te zoeken voor een probleem. Dat kan een waardevolle vondst zijn.”

Ik woon in een huisje op wielen. Maar twaalf vierkante meter. Dat is te weinig, heb ik ontdekt. Ik heb er dertien nodig. Een vierkante meter extra voor een extra kast. Die ben ik aan het bouwen. Hij komt voorop de wagen. Je kan er ook op zitten tijdens het rijden, en in de winter komt de houtvoorraad erop te liggen. Alles wat ik nodig heb krijgt een plek. Zo efficiënt mogelijk. Het is de slotfinale van een proces van jaren. Ik maak mijn bezit kleiner en kleiner. Als ik klaar ben dan vier ik het. En daarna oefenritjes maken. Met een trekker er voor. Of twee paarden. Maar waarschijnlijk een trekker. Kijken of het kan, rijden met mijn wagen. Spannend. Maar voor het zover is, gaat er nog zeker een winter overheen, denk ik. Ik weet nog niet. Alles ontvouwt zich stap voor stap. En ik kan lekker zelf kiezen. Zelf uitvinden wat ik echt nodig heb. Nu. Dat is vrijheid.

begrenzing

Als het broeit bij spreeuwen

Foto uit florafauna.middendelfland

.

Deze week kreeg ik bezoek. Het was John uit Tilburg met zijn vriend Henk Kuiper. Ik had al veel over hem gehoord. De eerste keer is al langer dan twintig jaar geleden. Toen kreeg ik een boekje van hem in handen. „Huttonia” heet het. Henk heeft in een bakfiets gewoond en daar gaat het over. Hij houdt heel veel van de natuur en van eenvoudig leven, en was benieuwd naar me. En ik naar hem natuurlijk. Maar ze konden niet op de fiets komen, want Henk is erg ziek. Ze kwamen met de auto. Ik heb Henk het hele terrein laten zien en de tuin. Hij vond het prachtig. En alle vogels die er te horen waren ook. Hij was verrukt toen hij de wulpen hoorde. Die had hij al lang niet meer gehoord. Ik denk dat hij graag nog langer had willen blijven.
Toen we samen koffie dronken vertelde Henk een mooi verhaal. Soms zie je een hele groep spreeuwen in de kruinen van de bomen zitten. Tientallen, soms honderden. Op een gegeven moment wordt er eentje onrustig. Die begint met zijn vleugels te flapperen en te draaien en te wiebelen. Hij steekt anderen aan. Die beginnen ook te flapperen. Het worden er steeds meer. Het broeit. De onrust groeit en dat duurt lang, pas na een hele poos is de hele groep aangestoken en dan is het moment daar. De hele groep stijgt in één keer op. Adembenemend. Met mensen is het vast net zo, zegt Henk. Ik denk het ook.

 

PS. Niet lang daarna namen Henk zijn krachten af en hij werd zieker en zieker. Hij had kanker en overleed niet lang daarna. Ik ben blij dat ik hem heb kunnen ontmoeten. Helaas maar èèn keer. Een kennismaking en een afscheid tegelijk.

Maar groente komt toch uit de kas?!

.

e2-bk-randje-dra

Ik heb net de Smeerwortel water gegeven, die ik een tijdje terug in de berm heb geplant. Ik wilde hem graag in mijn buurt, het jonge blad is lekker om te roerbakken, en het is een prachtig kruid, ontstekingsremmend, verzachtend en genezend. Het zit tjokvol voedingsstoffen, en bevat twee keer zoveel kalium als stalmest. Dat zouden de boeren moeten weten, die ze rigoreus hun land uit werken. Tussen Esbeek en Haghorst is er maar een enkele te vinden.
Ik kijk nog eens tevreden naar mijn plant, hier tussen het nogal eentonige gras onder het jonge boompje. Hij doet het goed. Er zit een bijtje op. Een dikke wollige bij. Bijen houden ook van Smeerwortel. Hij kruipt in alle bloemetjes. Mijn fiets staat er naast, met een karretje eraan vast. Daarmee ga ik nog meer Smeerwortels halen, tien kilometer verderop, helemaal voorbij Esbeek. Daar staan er veel. Er komt een groep jongens voorbij, ook op de fiets. Eentje vraagt in het voorbijgaan wat ik doe. “Dit is een plant voor de bijen, die hebben hier helemaal niks te eten!” roep ik hem na. “Wat zou dat dan?!” roept hij verongelijkt, vanuit de verte.
Even later heb ik de groep ingehaald. “Gaat u nou dat hele eind fietsen voor een plánt?” vraagt hetzelfde jongetje. Ik houd vaart in en kijk hem aan. Hij is bijna thuis. De school is in Oirschot, thuis is in Diessen, vertelt hij. Dat is een heel eind. Toch begrijpt hij niet dat iemand het er voor over heeft om hetzelfde eind te trappen voor een plant. Ik leg hem nog eens uit waarom. “We hebben de bijen nodig voor de bestuiving, anders groeit er geen fruit en ook andere dingen niet.” “Maar groente en fruit komt toch gewoon uit een kas?” vraagt hij dan. “Heel veel niet”, zeg ik. “En overal in de natuur zijn bijen nodig. Ik wil niet alleen bijen in eigen tuin, ik wil overal bijen. En ik vind het zo leuk, dat gezoem van die beestjes…” zeg ik genietend. Hij lacht.

 

.

 

Zaadbom zijn in de woestijn

.

.

Een zaadbom is een bal van zand, klei en voedingstoffen met zaden erin. Gooien ermee wordt „Guerillagardening” genoemd. Leuk om te doen, gooien met die ballen, die dan in vergeten hoekjes uit elkaar patsen. Maar als je later gaat kijken wat er is opgekomen, dan zie je slechts hier en daar een bloemetje. „Er is iemand nodig die de uitgegooide zaden nazorg geeft, anders wordt het niks.” Dat zei een ervaren bommengooier op een actiedag van ASEED. Het is alweer even geleden, maar ik moet er nog wel eens aan denken, als ik me afvraag wat ik hier kan doen, op deze plek.

Er zijn veel luwtes, op het terrein. Een oase is het, tussen de uitgestrekte stoffige akkers. Er staan allerlei bloesem- en fruitbomen. Het terrein is omringt door dikke bomenhagen met allerlei soorten. In de lente is het hier een gezoem van jewelste. Allemaal bijen. Maar nu niet meer. De bloesembomen zijn opgehouden met bloeien en bloemen zijn er maar weinig. Dat is op heel veel plaatsen zo, in ons land. Maar insecten zijn hier wel veel, tussen de bomen en bij de donkere vijver. Het grote kort gemaaide grasveld staat vol madelieven en klaver. En paardenbloemen op hele korte steeltjes. Maar de bijen hebben er niks aan, helaas.
Mens en dier zijn gewend geraakt aan schaarste. Er zijn best grote natuurgebieden, de Campina, de Utrecht, en de lange strook langs de Beerze. Je ziet er veel fietsers op een mooie dag. Er zijn ook veel boeren, die landbouw bedrijven zoals het hun geleerd is. Ze houden koeien, of varkens in stallen. Maar wat je ziet zijn eentonige stoffige akkers, met drijfmest en gif. Hooilanden met maar een soort gras en zonder bloemen. Dagjesmensen fietsen er gauw doorheen, door die saaie vlaktes, op weg naar de leukere stukken.
Op de weilanden met een natuurvriendelijk beleid is uitzicht vaak geel. Het is de kruipende boterbloem die overheerst. Er is een schaarste aan bijenbloemen, en diversiteit. Maar de bermen en de randen van akkers zijn een uitdaging voor schatzoekers. Dat ene bijzonder plantje te vinden, in deze omgeving. Die paar vlinders die overleven aan de rand van het veld, waar minder gespoten wordt. Je kunt er een sport van maken ze te vinden en ze te helpen overleven. Gelukkig zijn die mensen er.

In dit land ben ik nu terechtgekomen. Voorlopig is dit mijn stek. Wat heb ik hier te doen? Ik kan van mijn tuin een zaadbom maken. Het boeit me wat er allemaal opkomt uit de grond en ik bekijk elke vierkante centimeter. Tuin betekent voor mij voedsel, maar is ook kunst. Kunst van de aarde zelf. Niet na te maken en niet te verzinnen. Ik geniet ervan. Ik wil het helpen groeien. Tot het zo uitbundig is dat je er sprakeloos van wordt.
Ik ben ook begonnen met het uitplanten van wilde bloemen in bermen en op plekken waar niet gemaaid wordt. Bloemen voor de bijen, maar ook eetbaar voor ons, of met geneeskrachtige eigenschappen. Smeerwortel en witte dovenetel gaan goed. En ik deel een paar zeldzame groenten uit, zoals Bremer scheerkool. Ik hoop dat mensen het zaad laten schieten, voor vermeerdering en niet gewoon alles opeten.
Wat ik doe is klein. Alle grote dingen zijn ooit klein begonnen. Als een zaadbom. Hoe meer zaadbommen hoe liever, wat mij betreft. Wie wil ook zaadbom zijn op deze plek? Het terrein is groot en er is veel mogelijk hier. Wagens om in te wonen en grond om zelf ook een tuin te beginnen. Dan kunnen onze tuinen zich aaneenrijgen. Het kan! Samen kunnen we meer.