.
.
Ezel wordt gecastreerd. Vier jaar is hij nu. Hij was niet te houden. In zijn mannelijke grillen heeft hij al een kip en een schaap gedood en een ooi kreupel getrapt. Daarom staat hij meestal alleen. Als hij heldere kinderstemmen hoort loopt hij luid balkend naar het hek. Maar kinderen komen niet dichtbij hem. Want iedereen weet, Ezel kan heel hard bijten. Lieve, lastige Ezel. Het was een moeilijke keus. Maar we besloten het te doen. We deden een inzameling om zijn operatie te bekostigen.
DE OPERATIE (Als je er niet tegen kan, kan je beter niet verder lezen denk ik.)
Met zijn vijven staan we op de parkeerplaats. Ton, Jan, de dierenarts, Ezel en ik. Buurman Jan knuffelt Ezel, die rustig staat te kijken en houdt hem vast, terwijl de arts op de borst tussen de dikke vacht woelt, op zoek naar de ader. Als hij hem gevonden heeft drukt hij erop. „Zo zwelt hij op.“ zegt hij. In de andere hand heeft hij een spuit. „Dat is een joekel!“ zegt Jan. Met ontzag kijk ik naar de gevulde hand van de dokter, die boven de borst van de staande ezel hangt, klaar om te prikken. „Wat zit er in?“ vraag ik nieuwsgierig. „Een opiaatachtige,“ zegt de deskundige, terwijl hij even opkijkt. „Oei boft hij even!“ lacht Jan, en haalt Ezel nog eens extra aan.
De spuit gaat er even snel in als eruit. Al gauw begint het dier te wankelen. Ik ondersteun hem aan zijn linkerzijde, terwijl Jan de nek van het hijgende dier omhoog houdt. Het is zwaar, we kunnen het in elkaar zakkende dier bijna niet meer houden. „Laat hem maar liggen, dat heb ik nog liever,“ zegt de dierenarts.
We laten los, en Ezel zakt langzaam door zijn poten. Nu ligt hij rustig op zijn zij en zijn open ogen krijgen een dromerige blik. De arts bindt één been vast, zodat die naar voren ligt en niet kan trappen. Nu kan hij er goed bij. Ezel krijgt nog een spuitje, een kleinere. „Dit is de plaatselijke verdoving.” merkt de arts op. Het dier ligt helemaal voor pampus en laat het allemaal gebeuren.
De arts werkt rustig verder. Terwijl hij met de ene hand respectvol èèn van de tere delen pakt, heeft hij in het andere een haarscherp mesje. Vol verwondering kijk ik toe. Heel fijn en zorgvuldig maakt hij een sneetje in het vel en eronder komt glazig wit tevoorschijn. Alsof het een bijzondere exotische vrucht is, zo pelt hij het af. Ik voel me vereerd en verlegen tegelijk, dat ik dit mag zien. Een witte vrucht, blauw dooraderd, net als kronkelende beken die de heuvels afstromen.
De arts stroopt het huidje omhoog tot een dikke bleke streng zichtbaar wordt, die in de buik van Ezel verdwijnt. Hij duwt het roze omhulsel ver omhoog, zover mogelijk. „Kan je hem ook te laag afsnijden?“ vraag ik. „Ja, dat kan“ antwoordt hij, „Maar dan heb je de kans dat de bijbal blijft zitten. Dan is de castratie niet gelukt. Soms doen ze dat bij hengsten, zodat ze nog iets stoers blijven houden. Maar ik doe het nooit. Want dan is hij niet gecastreerd.“ De arts pakt een tang en knijpt in de streng. „Hier ga ik het doorknippen, de plek is nu beurs geworden.“ Hij pakt een andere tang. Ik kijk toe en hoor hoe de tang dichtknipt en dan heeft hij ineens iets in zijn hand. Wat zoëven nog zo mooi bij de ezel hoorde, is nu niet meer dan een stuk vlees, dat iets weg heeft van een blinde vink. „Zou het lekker zijn,“ vraag ik me hardop af. Jan lacht zachtjes. „Ja ik heb het wel eens gehad. Het is heerlijk. Maar deze wil ik niet.“ Ik kijk van Jan naar Ton. Die schudt ook zijn hoofd. En ik hoef ook niet. Ik eet geen vlees. En zeker niet van Ezel.
Nu de eerste bal weg is, volgt de tweede. Door de vrijgekomen ruimte gaat het snel en al gauw is de operatie klaar. Tevreden bekijkt de arts het resultaat, terwijl zijn vingers over de losse vellen gaan. „Hij moet veel bewegen, anders gaat het wondvocht verkleven en dan kan het vocht in de wond niet meer weg. Als dat gebeurt kan je het zien aan een zwelling. De komende tien dagen elke dag wandelen. Dat is het beste.“
„Dat doen we met alle plezier! Ik mag het dier graag.“ verzekert Jan de dierenarts.
De arts pakt zijn spullen en rijdt het erf af. Jan loopt met Ezel terug naar de wei. Aandoenlijk leunt het dier tegen hem aan. Nu mag hij bij de merrie in de wei en bij Schaap en Koetje. Veel gezelliger. Ik ben blij voor hem.