Een welkomstaanbod

.

.

Ik mag bij de camping een stuk grond pachten. Zo’n hartelijk aanbod neem ik serieus. Ik zou hier mijn thuis kunnen maken. Tegelijkertijd schuilt er een levendige ontdekkingsreiziger in mij, die haar werkveld verkent.

“Vernieuwing is een gebrek aan zelfbeheersing”. Dat was het motto van Jan Fisher, eigenaar van hotel van der Werf op Schiermonnikoog. Hij stierf in 2014. Het hotel ademt nog altijd de sfeer die hij bewaarde. Het heeft de charme van vergane glorie. Elke hoek van het gebouw is vol zichtbare geschiedenis. Boven de ingang nestelen elk jaar zwaluwen, die boven de hoofden van de gasten heen en weer scheren. Als je daarna naar binnen gaat, zie je houten tafels en stoelen en overal vergeelde foto’s aan de wand, die herinneren aan vroeger tijden. Je ziet slijtplekken, daar waar talloze malen een hand overheen ging, of waar een achterwerk verschoof. Fisher heeft het hotel wel aangepast aan de moderne tijd, zoals een badkamer bij elke kamer. Maar de sfeer bleef hetzelfde. Zijn dochter is in zijn voetspoor verder gegaan.

Ik moet wel eens denken, aan die uitspraak van hem. Is vernieuwing wel goed? Is het niet beter om alles bij het oude te laten? Nu ben ik hier, op deze camping in Brabant. De koolmezen, de kippen, de mensen, iedereen is er zo aan gewend dat ik hier ben. De kippen zitten ‘s ochtends voor mijn deur te wachten op eten. De jonge koolmezen vliegen piepend heen en weer in mijn buitenkeuken, wetend dat ik zo naar buiten kom. De ooit ingezaaide bloemstroken groeien steeds uitbundiger en hebben een verzorgende hand nodig. De mensen die hier wonen, de eigenaresse, de beheerder en hun kinderen en kleinkinderen, iedereen kent me en ziet me hier al vijf jaar bezig.
Als vernieuwing gebrek aan zelfbeheersing is, dan zou het de boodschap zijn om hier te blijven. Dan zou ik ingaan op het aanbod, dat ik gisteren kreeg, om hier een halve hectare te pachten of te kopen en er mijn thuis van te maken, met voedselbos en al. Dat is nogal wat. Als iemand je zoiets aanbiedt, dan overweeg je de mogelijkheid. Dan voel je je welkom.

Maar wat is thuis? Thuis, ja, dat is mijn woonwagen. Maar op deze plek voel ik me nog steeds een bezoeker. Thuis, dat is waar je je wortels hebt. En dat is voor mij Utrecht. Ik heb daar veel geschiedenis. Toch ben ik er niet tot mijn dood gebleven. Dat ik wegging was voor sommigen een schok. Maar die vernieuwing was geen gebrek aan zelfbeheersing, zoals Fisher het noemt. Soms is het echt nodig. En bij mij was dat zo.
Toen het startschot gegeven werd, zat alles mee. Ik werd gelanceerd. De plek waar ik terecht kwam was mij volkomen vreemd. Ik ontmoette mensen die zo plat praatten dat ik ze niet kon verstaan. En hier ben ik nu, op het platteland van Brabant. Al vijf jaar, op een veld dat bijna al die tijd verlaten is geweest. Die leegte was de ideale kweekvijver voor iets volkomen nieuws. Ik ontwierp en bouwde mijn eigen huisje. Dat is nu bijna af.
En nu heb ik het aanbod gekregen om hier mijn thuis te maken. “We kennen je nu al zolang, zoiets zeg ik niet tegen iedereen,” zeiden ze. Ik ben blij met het aanbod. Tegelijkertijd schuilt er ook een ontdekkingsreiziger in mij, die haar werkveld verkent.

Vijftien jaar lang had ik een rondvaartbedrijfje in Utrecht, mijn thuisstad. Het mooiste was het contact met de mensen. En daar is maar weinig voor nodig. Als je twee uur in tijdloze toestand naast je gasten zit, werkt dat prachtige gesprekken in de hand. En steeds weer anders! Dat begin ik nu te missen.
Dat was ook de reden waarom ik met paarden aan de wandel wilde, niet in de eerste plaats om ergens te komen, maar om het rustige voortgaan. Ik dacht te gaan langs stille paadjes, vergezeld door anderen, aan de grenzen van ons land. En onderweg koken met wilde planten.
De camping waar ik nu ben, ligt dichtbij de grens van België. Helaas zijn ook hier wegen met onverwacht hard verkeer. En juist dat onverwachte is zo link, met paarden. Ik ben veel wijzer geworden, wat dat betreft.

De camping ligt wèl op één van de stilste plekken bij het bos, erg geschikt om in alle rust creatief te zijn, ver van alle drukte. Je kunt van de natuur genieten en groene vingers trainen. Ik denk dat veel mensen hier naar verlangen. Toch, na vijf jaar werken stilte, krijg ik steeds meer behoefte aan bedrijvigheid en uitwisseling.

Wil ik hier een eigen stuk grond? De beheerder heeft gezegd, dat als ik ter afwisseling een tijdje ergens anders heen wil, hij me er wel heen wil trekken. Ik neem nu geen beslissing. Ik haast me niet. En zo luister ik toch een beetje naar het motto van Jan Fisher. Eerst de wagen maar eens afmaken. En dan zien we wel weer verder.

 

Het spoor van Agremone

Blogtek steenarend kl. frm

.

Een dichte motregen daalt neer op kruinen van talloze bomen. Zover ik kan zien is donker gebladerte van eiken en brede beuken die al het andere overschaduwen. Langs  vennen en rivieren staan elzen, wilgen en hazelaars. Ik ben de Arend van Eeuwen en zie alles, de zeeën die komen en gaan, bossen en zandverstuivingen. En ergens, in de uitgestrekte zee van groen, heb ik mijn thuis, in de allerhoogste eikenboom.
Er beweegt iets onder het dichte bladerdak. Een klein groepje is het, wezens die rechtop lopen, zwaaiend met hun klauwen. Ik denk dat het mensen zijn. Niet ver van mijn boom strijken ze neer. Met gestaalde spieren en scherpe bijlen hakken ze in eik en beuk. De één na de ander valt krakend en suizend op de grond. Ze bouwen een enorm nest, dat hen allen kan bergen, en uit het dak kringelt al snel een rookwolk.

.

Blogtek middeleeuws platteland kl frm

.

.
Ik blijf zitten op mijn tak en kijk toe. Ze gaan in en uit. Ze jagen met scherpe pijlen op wild in de bossen. Ze steken leem en veen uit de grond, smeren, bakken en maken vuur. Meer en meer mensen komen, ze bouwen steeds grotere onderkomens, nemen runderen mee en vele eiken en beuken die ik mijn leven lang gekend heb, gaan op in rook en spaanders. De aarde blijft nakend achter. Maar al gauw bedekken feeën en nimfen haar met een paarsgroene deken, die zacht weerkaatst in vele vennen. Ik kom en ik ga, mijn vleugels breeduit in de wijde hemel.

Eeuwen gaan voorbij. Op een dag kom ik terug en vind alles kaal. De bosrand heeft zich nu helemaal teruggetrokken in de verte. Een koude oostenwind waait het zand metershoog de lucht in. Ik knijp mijn ogen halfdicht tegen de scherpe korrels en zoek mijn boom. Ik vind hem niet. De grond is in diepe sleuven uiteengereten, zover als de horizon reikt. Ik kijk waar de feeën en nimfen zijn gebleven, maar er is geen eentje meer. Mijn vleugels worden moe en ik heb honger.

.

Blogtek bosuil kl frm

.

Op de boerderij woont een man. Hij plant bomen, en werkt hard. Hij graaft nieuwe vennen. Het is een goede man. Ik ben nu geen arend meer, maar slechts een kleine bosuil en ik woon in de oudste eik die langs de zandweg staat. Nu de man weer bomen heeft geplant, is er een kleine luwte ontstaan, in de vlakte. Eromheen is nog steeds niets dan zand en kortgemaaid gras. Het water in de sloten is giftig. Ik hoor de kikkers niet meer, maar op een stille avond hoor ik wel iets anders.
Er staat een meisje onder mijn boom, ze heeft een geel jurkje aan. Ze kijkt omhoog, en zoekt me. “Ben je een bosuil?” vraagt ze, “Laat je eens zien!” Maar dat doe ik niet en ze loopt verder. Ze gaat het pad op naar de boerderij. Daar staat een blauwgroen woonwagentje, en twee vreemde groene paarden grazen in de wei.
Ze is dagenlang in de weer. Ze plant bloeiende struiken en zaait bloemen. Het eerste jaar is het nog klein, maar het groeit. Het groeit verder en verder, tot een prachtige tuin. Mensen blijven staan. Ze willen meedoen, méér, nog meer fruit en nog meer bloemen. Een oase moet het worden, een klein paradijs. Genietend staat het meisje te kijken hoe vele handen de wachtende aarde vullen met bollen en wortels en hoe miljoenen krioelende beestjes de grond weer levend maken. Het enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar het is tijd om te gaan. Ze pakt haar schep en haar kookpot en bindt ze vast aan de wagen.
Uit de vijver rijst heel voorzichtig de eerste waternimf. Het meisje knipoogt naar het wonderschone wezen en de mensen zwaaien haar uit. Agremone, in haar goudgele jurkje, zwaait opgetogen terug en draait zich om.  Nu is ze weer alleen. Maar toch niet helemaal. Haar merkwaardige groene trekdieren lopen opgewekt voor de wagen, blij dat ze weer iets kunnen doen. En ik, kleine uil, ben van haar gaan houden, en volg haar stilletjes. En waar zìj komt, zie ik kinderen boompje verwisselen tussen de stammen en rijgen meisjes bloemenkettingen.

Zo herinner ik het me. Zo was het vroeger en zo zal het weer zijn. Eén van velen is ze, één van de mannen en vrouwen, die als kleine sterren op aarde lopen. Ik hoor het ook van andere dieren. Het verheugt ons. Een spoor van leven laten ze achter zich, op de stilste plekken zijn ze het sterkst. Samen vormen ze een heel melkwegstelsel of een kometenregen van vernieuwing. De grote mannen kijken in gulzige haast over hen heen. Maar ze zijn er wel, jongens en meisjes, dappere mannen en vrouwen. En ze breiden zich uit. Warmhartig volk van aarde, vuile handen, deuren open. Ik zie ze.

.

Blogtek Spoor Agremone kl frm.

De tweede tekening is geïnspireerd door een prent uit een middeleeuws manuscript. Het laat het platteland zien, in de veertiende eeuw. Het speelt zich af in de omgeving van de Middenrijn. Als je erop klikt kun je het in het groot bekijken.

In de elfde eeuw begon men in Noord Brabant met ontginnen. Er kwam meer en meer landbouw en veeteelt. De bevolking groeide, de veestapel ook. Er werd veen gestoken en bossen werden gekapt voor kachels en haarden. Het zanderige pionierslandschap was een perfect habitat voor de nu zo schaarse en gekoesterde heide. In natuurgebieden krijgt hei nog steeds de ruimte.
In de vorige eeuw verdwenen veel bosjes, die tussen de kavels in lagen. Het open agrarische landschap biedt bar weinig schuilplaatsen. Schaalvergroting heeft nu zijn top bereikt en wind heeft vrij spel om na de oogst de arme losse grond de lucht in te blazen. Op dit moment is het nog niet lang geleden dat de ruilverkaveling is afgerond, en vele hectares grond  sluiten zich aan een voor monocultuur. Vele vennen zijn dichtgegooid en regenbuien, steeds heftiger van karakter, spoelen  humusarme aarde weg in de sloten. Na de maisoogst is het nu wèl verplicht gesteld om een vanggewas in te zaaien. Maar als de mais laat rijpt en de winter valt vroeg in, dan komt er maar weinig van terecht.
Op veel akkers wordt snijmais verbouwd, voor veevoer. Op plekken waar de bodem te drassig is of te slecht voor landbouw, vind je meestal raaigras of productiebos. 

De steenarend, hierboven afgebeeld, heeft hier weinig te zoeken. De Arend uit mijn verhaal was dan ook een heel bijzondere.  In België zijn er vier gezien. Ik wilde dat ik daar bij was geweest!

 

Reacties welkom: tt.alowieke@gmail.com

.

.

Een film over een engelse vrouw die een andere vorm van landbouw bedrijft. Ik heb hem ook gezien. Aanrader. 

.

.

.

Na je dood de boom in

.

Alowieke 28-09-2015

.

Gebogen sta ik voor het aanrecht. Een zwarte handdoek sluit mijn hoofd af voor de buitenwereld en ik heb elk gaatje zorgvuldig dichtgevouwen. Stoom stijgt op en zet zich af in hete druppels op mijn huid. Ik adem, diep in en weer uit. Ik voel de warmte in mijn luchtpijp. Het gaat goed, ik voel het. Vastbesloten ga ik door, tot het weg is. Weren zal ik deze kou, zodat hij zich niet kan vastgezetten zoals vroeger, in diepe holtes van mijn borstkas. Ik adem. In en uit. In en uit. Na een paar minuten vind ik het welletjes. Ik droog mijn gezicht af en pak de computer om de berichten te lezen.

Iets trekt mijn aandacht. Het is een tekening van een mens in foetushouding. Hij zit in een soort cocon. Er groeit een boom uit de cocon. Wat is dit? Ik open de aplicatie en zie een stuk in het engels, “Bye bye coffin” heet het. Ik lees de tekst bij de foto. “Deze organische pot zal je veranderen in een boom, als je dood bent.” Geboeid lees ik verder. Na je dood wordt je opgevouwen in de druppelvormige pot, in dezelfde houding als voordat je geboren werd. De pot is gemaakt van recyclebaar plastic. De stoffen uit je lichaam dienen als voeding voor de boom. Je kan zelf kiezen welke boom je wilt worden. In Engeland kan het al. Ik kijk mijn ogen uit en fantaseer.

Begraafplaatsen zullen bossen zijn, met grote heilige bomen, honderden jaren oud. En als een vader met zijn zoontje er wandelt zal hij fluisteren: “Kijk jochie, dit zijn je opa en oma en álle opa’s en oma’s die daarvoor leefden.” Met grote ogen zal het kind de bomen bewonderen en de magie van leven en dood beleven. Een kind weet misschien wel meer dan een volwassene! In plaats van een onderwerp dat zorgvuldig vermeden en verzwegen wordt, zal het iets moois en wonderlijks zijn. Een plek waar je zachtjes kan fluisteren en om raad kan vragen. Of schreeuwen. Heel hard schreeuwen en zingen als het moet.
Hoe lang geleden is het, dat al die eeuwenoude bomen werden geveld. Fanatieke Christenen met verbeten trekken hakten de ene reus na de andere om. Bijgeloof moest met man en macht bestreden worden. De rest was kachelhout.
Na de Christenen kwam het geloof in het economisch groeimodel en de vrijhandel. Dit nieuwe geloof maakte af wat de Christenen over hadden gelaten. Het ene na het andere bos wordt nog steeds geveld. De mensen die het woud onderhielden, wonen nu in krotjes in buitenwijken van stoffige steden. De bodem onder hun voeten weggeslagen.
En dan nu dit bericht. Een boom worden na je dood. Terug de aarde in met je voeten, met takken
tot de hemel. Dan wil ik een tamme kastanje worden. In een heel groot woud, waar voorouders
huizen en eekhoorntjes mijn noten eten. Net als vroeger.

.
.
Castanea Sativa, de Tamme Kastanje (napjesdragersfamilie)
De Tamme Kastanje wordt 25 tot 35 meter hoog.  Ze heeft een diep wortelstelsel en barst van levenskracht. Storm, bliksem, ze overleeft alles. De stam kan een diameter bereiken van twee meter. Als de boom de ruimte heeft, kan ze een weelderige brede kruin ontwikkelen. Het is geen familie van de paardenkastanje, waarvan de noten niet eetbaar zijn. Deze zijn wèl eetbaar. Je kunt ze vermalen tot meel, poffen of koken. Het hout heeft een hoge duurzaamheidsklasse en is goed te gebruiken voor doeleinden in de buitenlucht. Maar liever laat ik de boom heel. Dan kan ze  heel oud worden, duizend jaar worden ze zéker! De oudste staat in Sicilië en is 2000 tot 4000 jaar.  Ik noem deze boom “een zij” omdat in de naam afkomstig is van de wonderschone nimph “Nea”, door Jupiter betoverd uit wraak. Ze wilde niet met hem vrijen.

Dit is vast een zusje geweest van Nea.

https://scontent-ams3-1.xx.fbcdn.net/hphotos-xfa1/t31.0-8/476442_10150855033837151_92969409_o.jpg?efg=eyJpIjoiYiJ9

LINKS

Dit is het bericht wat ik las.
http://canyouactually.com/bye-bye-coffins-these-organic-burial-pods-will-turn-you-into-a-tree-when-you-die/
Mooie bomen kijken, en houtige verhalen lezen. Prachtige foto’s. Ook van de Tamme Kastanje.
http://www.mypassionfortrees.nl/tammekastanje.html

Aan de overkant

.

.

EEN EEUWENOUD DILEMMA

eeuwenoud liefdesverhaal

.

.

Zo even was hun omarming nog innig. Een man en een vrouw staan stil naast elkaar. Zij is klein, taai en lenig, haar lange dikke vlecht glanst als rood goud in de zon. Zijn brede schouders hangen werkeloos neer onder zwart-grijs haar. Als bevroren staan ze te staren naar de kloof voor hun voeten, waar alle speelsheid van zojuist in verdwenen lijkt te zijn. Aan de andere kant zijn heuvels vol kamille, duizendblad, korenbloem, klaprozen en nog veel meer. Een groepje lindebomen geurt weldadig. Kleine rotspartijen en bosjes strekken zich uit als een vlekkendeken. Er doorheen zijn diverse kronkelwegen te onderscheiden. Het kruidige weiland lokt en geurt. Er graast een wit gevlekt paard en een ezel. De schimmel loopt omlaag naar een meertje, omringd door riet, elzen en wilgen. Ze kijkt naar de soepele tred en ziet hoe het dier zich vooroverbuigt om te drinken. Ze kijkt vragend naar haar lief, die nog steeds naast haar staat. Hun omhelzing zindert nog na, als een stroom van het klaarste water. Het geeft haar kracht. Ze kàn het, weet ze. Juìst nu!
“Nee,” antwoordt hij haar vragende blik, “ik spring niet. Jij bent jong en vol energie, ik ben oud.” Ze kijkt hem ontsteld aan. “Jij oud? Dat dènk je maar. Was het niet heerlijk, te ravotten in de rivier en klommen we niet in de hoogste bomen?”
“Nee. Ik doe het niet. Veel te groot, dat land aan de overkant. En wat heb ik daar? Hier heb ik een huis en een vijver met vissen erin. En mijn hondje. Ik kan het niet.”
“Dan spring ik alleen,” zegt ze. Ze neemt een aanloop en maakt een sprong als een reuzenpanter. Tegelijkertijd gebeurt er iets merkwaardigs. Terwijl ze door de lucht vliegt, verdwijnt het ravijn. Maar zodra haar voeten de grond raken is het er weer. Ze staat aan de overkant van een gapende spleet.
“Zag je het?!” roept ze hoopvol, “Jij kan het òòk!”
“Nee,” zegt hij “Ik denk niet dat ik dat ook kan.”
“Ik ga nu verder,” de woorden komen met moeite uit haar mond. “Lief, kom mee! Dan kunnen we samen jong zijn in dit prachtige land.”
“Ik kan het niet. Jij bent een optimist en je kan bergen verzetten. Ik niet. Ik geloof er niet in.”
Ze draait zich resoluut om en loopt verder. Duizend kleuren groen breken in het licht van haar tranen. Nog een paar maal kijkt ze achter zich, strekt haar armen zo breed uit, alsof ze de hemel wil omvatten. De hemel boven haar hoofd is het enige wat ze nog met hem deelt. Zijn profiel verdwijnt langzaam in de verte. Hij kan nog steeds springen, denkt ze. Maar toch blijft ze niet staan. Het kronkelpad voor haar voeten lokt, het lijkt een eigen leven te leiden. En veel dieren lijken haar als nieuwkomer te willen zien, de roodborst, het paard en de ezel. Vanuit de struiken kijken er nog meer toe, die wel nieuwsgierig, maar minder dapper zijn. Om haar hoofd zoemt een dikke hommel. Dan hoort ze voetstappen. Over het pad loopt een man, hij komt rustig haar kant op. In zijn hand heeft hij een dienblad, met geurend brood en een rode theepot er op. “Welkom!” roept hij stralend. Ze lacht terug.