Bermgesprek met een maaiende boer

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van zeven minuten.

.

Een nomade verplaatst zich regelmatig. Het is niet omdat het moet, het zijn vaak de omstandigheden, het is de stroom van de tijdsrivier, waarin je meegaat. Ik kon niet blijven waar ik stond, de mensen die me gastvrijheid verleenden, hebben de ruimte zelf weer nodig. Vanochtend wandel ik verder, met mijn rijdende verhalenhuis. Ik ga niet ver.

Vijfhonderd meter verderop houd ik halt bij een brede berm. De grond is hobbelig, maar mijn ijzeren trekhond kan het goed hebben. Ik kan hier ver kijken. Ik heb mijn huis kops op de wind gezet, zodat een zacht briesje mijn wooncocon kan verkoelen. Rechts naast mij is de weg en achter een brede rietkraag ligt het riviertje de Tjonger. De berm waarin ik sta, is wel vijftien meter breed en daarachter ligt een sloot. Het eerste stuk van de berm is gemaaid. Je kan merken dat het niet vaak gebeurt, de overgebleven stengels zijn hard en houterig. Ik kijk goed waar ik mijn blote voeten neerzet, op de kale stukjes tussen de pollen in. Verderop is nog niet gemaaid. Dichte bossen distels bevolken de bodem, gemengd met brandnetels. Ik zie een paar koolwitjes fladderen. Hier en daar zie ik een witte bloem van dovenetel of het brede blad van de zuring. Het staat in sterk contrast met het egale grasland ernaast, waarin ik een blauwe trekker zie rijden. De boer is aan het hooien onder een benauwde heiige hemel.

Ik trek mijn T- shirt met lange mouwen uit en gooi het nonchalant in de opgeruimde zithoek. Loom ga ik op het bordes zitten. De zon schijnt door een sluierwolk op mijn blote schouders. Ik weet nog niet wat ik zal doen vandaag. Ik kijk naar een enorme groep ooievaars die cirkelen boven het land. Net wanneer ik ze wil gaan tellen, komt de blauwe trekker mijn kant op, die zojuist nog heen en weer reed op het weiland. De volgende strook van mijn berm wordt gekortwiekt. In rap tempo komt hij dichterbij. Wanneer hij naast me is, stopt de trekker.
In de cabine zit een grijze vijftiger. Hij grijnst en buigt opzij om iets te zeggen. ‚Dat is ook een mooi wagentje!’ Ik knik. ‚Zelfgebouwd. Ik woon erin. Sta ik hier niet in de weg?’ De boer schudt doodgemoederd zijn hoofd. ‚Nee hoor’ Hij kijkt nog eens naar mijn wandelhuisje.
‚Knap hoor,’ zegt hij. ‚Ik zou er nooit aan beginnen.’
Ik kijk naar zijn rode gezicht. ‚Heb je het niet warm?’ Hij schudt zijn hoofd. ‚Heb je deze grond ook onder beheer?’ vraag ik.
‚Ja,’ zegt hij ‚Voor de gemeente. Ik doe het erbij en krijg er onkostenvergoeding voor. Ik verdien er niks aan. Voor de koeien kan ik het niet gebruiken. Het is rommel. Het zit vol distels. Dat eten de koeien niet.’
‚Hoeveel koeien heb je?’
‚Tweehonderd,’ antwoordt hij op mijn vraag ‚Allerlei soorten. Geen doorgefokte holsteiners, die krijgen veel te gauw wat. Deze geven wat minder melk, maar ach…’
‚Zou je niet liever minder koeien hebben?’ Daar hoeft hij niet lang over na te denken. ‚Liever honderd. Dan hoef ik niet om half vijf op te staan. En dan heb ik meer aandacht voor het werk. Maar met honderd redden we het niet. Mijn zoon werkt ook mee. Hij heeft een gezin om voor te zorgen.’
Ik lach, omdat ik me iets herinner. ‚Zag ik je gisteren met je kleinzoon op de trekker zitten?’ Hij glimlacht. ‚Ja. Het jochie is nu vier. Hij vindt het hartstikke leuk op de trekker. Soms mag hij een stukje mee. ’
Ik kijk naar het groene weiland, dat glanst in de zon. De regen van gisteren heeft het gras goed gedaan. Ik kijk opnieuw naar de boer, staande op mijn bordes hoef ik niet omhoog te kijken om met hem te praten.
‚Hoe gaat het met het bedrijf? Denken jullie dat je nog verder moet groeien?’ vraag ik.
‚Tja… we redden het net en willen liever niet meer groeien. Het geeft weer zo’n gedoe. We proberen het vol te houden met wat we hebben. We doen ook een stukje akkerbouw met aardappels. Die liggen nu in de schuur als veevoer. We konden ze niet kwijt, door de corona. Moeilijk hoor. Er moet echt iets veranderen. We krijgen haast niks voor wat we doen.’ Hij kijkt even starend voor zich uit, voor hij zich met vastbesloten trek voorover buigt, naar de koppeling. ‚Ik ga weer aan het werk,’ zegt hij dan. Hij knikt vriendelijk naar me en geeft gas. Verder gaat hij, een spoor van gemaaide distels achter zich latend.

.

Het meisje dat het hooi kwam halen

.

.

Hooi is mooi. Geurend hooi in een kleine baal met een touwtje erom is een kunstwerk. Het laat de schoonheid zien in gewone dingen, die we soms bijna vergeten zijn. Ik sprak met een jonge Friezin die een kar vol balen kwam halen.

.

“Als je de hooizolder nog wil zien, moet je nu gaan, want ze komen het halen,” kwam boer Jochum mij zeggen. Ik klom de ladder op tussen balken vol spinnewebben. Ik dook in het hooi en rook de zoetige geur die doet denken aan vroeger, toen de balen nog niet door grote stalen grijparmen werden ingepakt met enige tientallen lagen lichtgroen of zwart plastic. Die wereld lijkt heel ver weg op deze plek.

En nu staat daar een grote kar, half in de schuur geparkeerd. Ik hang over mijn onderdeur en kijk toe. Jochum gooit de balen in de schuur naar beneden. Vader en dochter geven de balen aan elkaar door en de stapel op de kar wordt hoger en hoger. Tot het vol is en tijd voor vertrek.
Om weg te kunnen, moet de vracht eerst een heel krap hoekje om, vlak langs de oude boerderij. Terwijl de mannen staan te kijken hoe dat het beste kan, begin ik een gesprek met de jonge vrouw. Ze is begin twintig, haar donkerblonde haar is nonchalant opgestoken zodat het niet in de weg zit. Ze kijkt me levendig aan met haar blauwe ogen en wil graag mijn huis zien. De buitenkant vindt ze mooi, maar van de binnenkant is ze pas echt onder de indruk. Samen staan we op het bordes en kijken over de onderdeur heen naar binnen, terwijl de trekker de eerste pogingen doet om de kar de bocht om te krijgen. Vooruit, achteruit en weer terug, vlak langs de bakstenen muur.
“Het zou mooi zijn als je hier echt mee ging trekken,” zegt ze en ik lach opgewekt. “Ja! Dat is ook de bedoeling. Ik dacht eerst dat ik met paarden of muildieren zou reizen. Maar dat is geen optie.” Ze kijkt nadenkend. “Ja dan moeten het wel heel zware dieren zijn. Kan het niet met iets anders? Een trekker?” Grijnzend wijs ik naar de stal. “Daar staat hij! Mijn electrotrekker. Ik kan er maximaal tien kilometer per dag mee. Laden kan met de zonnepanelen die op mijn bagagewagen komen te liggen. Zo ben ik onafhankelijk, wat energie betreft.”
Ondertussen kijken we allebei naar de manoeuvres met de hooiwagen. Een baal steekt wat uit en houdt de boel tegen. De trekker neemt een nog ruimere bocht, tot vlak langs de oude auto die ingegroeid is tussen een paar vlierbomen. Ik hoor wat kraken, maar het effect is duidelijk. Hij komt een stuk verder.
“Tien kilometer per dag? Dat is niet ver,” zegt ze. Ik haal mijn schouders op. “Dat hoeft ook niet. Ik ben een keer twintig meter verhuisd met een woonwagen, gewoon voor een ander uitzicht. Dat was al een hele belevenis.” Ze knikt met een blik vol herkenning. “Ja, ik ben pas naar de andere kant van het dorp verhuisd, dat is ook al heel anders. Maar niet zo anders als Gent, waar ik een jaar heb gestudeerd. Mensen gaan daar toch heel anders met elkaar om. Ze draaien om de hete brij heen. Wij Friezen zijn meer recht voor zijn raap. Dat ben ik zo gewend. Maar ik ben blij dat ik weet dat het ook anders kan.”
“Zou je hier ooit weg willen?” vraag ik.
“Nee nooit!” zegt ze vastbesloten. “Ik woon nu met mijn vriend in een prachtig boerderijtje met twee echte bedstedes. Ik houd van Friesland, dit is mijn thuis. Ik wil hier nooit weg. Al weet je natuurlijk niet wat er gebeurt.”
“Fijn dat je een plek heb waar je helemaal thuis bent, ” zeg ik. “Dat heb ik niet meer. In de polder, waar ik geboren ben, daar is het niet. In Utrecht heb ik mijn netwerk, daar heb ik geschiedenis opgebouwd, daar heb ik mijn roots. Maar ik wil en kan niet terug naar de stad. Dus ik ben nu een echte nomade aan het worden, ” grijns ik.
“Ik ben benieuwd naar je avonturen, ” zegt ze. Ik doe een stap naar binnen en geef haar mijn kaartje. “Kijk maar. Er is van alles te beleven op mijn blog.” Blij pakt ze het aan. Voor hen die blijven zijn er altijd nog de verhalen van reizigers.

De trekker steekt voor de laatste keer, de uitstekende baal schuurt tegen de hoek van de boerderij langs, maar het lukt. “Ik moet gaan,” zegt ze. “Ik wens je heel veel plezier op je reis.” Ik glunder. “En jij ook, in je mooie boerderij met je vriend!” Ze lacht en springt het bordes af, om gauw in de trekker te stappen, naast haar vader, terug naar het dorp waar ze zo mee vergroeid is. Een mooie jonge Friezin, met een heel leven voor zich, dat is ze.

.

.

.

Hooien.

Dit is het andere beeld dat veel meer gangbaar is. Rijke boeren met veel land gebruiken met hun hightech hooimethodes niet alleen veel plastic, maar ook veel subsidie. In dit filmpje kun je zien hoe vernuftig de machines zijn, die ze daarmee kunnen kopen. Je kijkt je ogen uit. Maar de balans raakt zoek. Kleine boeren krijgen nauwelijks of geen geld en moeten wél investeren om zich te blijven aanpassen. Velen redden het niet. Onafhankelijkheid door specialisatie is een oplossing. Ik sta nu met ‘t Wandelhuis bij Boer Jochum. Hij heeft altijd zes koeien gehad en maakte kwark en yoghurt, die hij zelf naar de biologische winkel bracht. Daarbij voerde hij een camping, dezelfde als waar ik nu sta. Hij redde het net, het was hard werken. Nu hij zeventig is, kan hij iets rustiger aan doen en is hij gestopt met de zuivelverwerking. Jammer, ik ben gek op kwark.

.

Een koelhuis vol kinderen

..

Er staan vier grote auto’s op de inrit naar de geitenboer. Wat is er aan de hand? Ik zet mijn fiets neer, pak de lege melkflessen uit mijn fietstas en maak het grote hek open, net ver genoeg om erdoor te kunnen. Ik kijk het erf over. De deur naar de melkstal staat op een kier. Ik zie een flits van lang blond meisjeshaar. Ik loop er niet heen, maar ga verder naar het koelhuis, waar de volle tank staat. Als ik door de open schuurdeur naar binnen kijk, zie ik aan de andere kant een grote drom kinderen. Door de kleine deur komen ze het koelhuis binnen stromen en de kleine ruimte is in één keer vol. Verrast kijk ik om me heen. Zo druk heb ik het hier nog nooit gezien. “We krijgen een rondleiding!” roept iemand me enthousiast toe. De geitenboer sluit de stoet en concentreert zich op zijn verhaal.
“Zal ik later terug komen?” roep ik naar de boer, maar ik krijg geen reactie. Zijn rode krullenbol steekt hoog boven de kinderhoofden uit en hij begint te vertellen.

“Hier gaat de melk naartoe.” Hij wijst naar de koeltank en vertelt een verhaaltje over de melk die warm uit de geit komt. Hij vraagt de kinderen wat er gebeurt als je de warme melk niet koelt. Een  meisje zegt aarzelend dat de melk dan dik wordt, maar verder weten de kinderen niet zo goed wat er dan gebeurt. Kennelijk zorgen hun moeders er wel voor dat er nooit zure melk gedronken wordt. Een wijs jongetje stelt technische vragen, de anderen luisteren, tot de boer is uitverteld en de kinderen naar buiten hollen.
Ik kijk afwachtend naar de boer, benieuwd of hij tijd heeft om mijn flessen te vullen. Hij blijft rustig staan, neemt grijnzend de twee flessen in ontvangst en draait zich om naar de koeltank. Wanneer hij gehurkt op de grond de grote kraan opendraait, staan er drie meisjes door het open raam naar binnen te kijken. Een levendige brunette met lang krulhaar buigt zich ver voorover. Ze wil alles zien. Als de ene fles vol is vraag ik haar: ”Wil je voelen hoe koud hij is?“ Haar bruine ogen glimmen en ze voelt aan de fles. “Oh ja, koud zeg!” roept ze. Nu willen opeens een heleboel meisjes voelen en één voor één raken ze het koude glas gevuld met het witte romige geitenmelk.
“Mwwwuh.. warm!” roept een eigenwijze dreumes.
“Jij bent zeker een eskimo,” zeg ik en verlegen lacht ze. Ik trek mijn hand terug door het raam de koelruimte in, om de andere fles ook aan te pakken, die de boer inmiddels keurig tot de rand toe heeft gevuld. Als ik even later de flessen in mijn fietstas stop, zijn de kinderen de melk alweer vergeten. Het eten staat klaar. Alle kleine voeten gaan op een drafje richting het huis.

Terwijl ik op mijn fiets stap denk ik aan Frijlân, de plek waar ik straks heen ga. Ook daar zullen kinderen zijn om te spelen en te leren op de boerderij. “Leren van nature,” wordt de slogan. Wie weet kom ik vaker in zo’n kinderdrom te staan. Als ik wegfiets over het asfalt, waait een frisse wind om mijn hoofd en zonlicht schijnt over het boerenland. Nog even en het zal ander land zijn, waar ik fiets, waar ik de lente zie ontluiken, een ander land en Friese kinderen. Zou er ook een geitenboer zijn?

De voedselknoop

.

 

Onze voedselketen is erg ingewikkeld geworden. Het is een duizelingwekkende achtbaan, met ziekmakende loopings en niemand weet waar het begin is en het einde. En niemand weet wie daar dan staat en in welke omstandigheden die verkeert. Ik had een terloopse ontmoeting met een gangbare boer. Hij was op weg naar zijn land en ik sprak met hem. Een bijzonderheid, in dit land van grootschalige akkerbouw ontmoet je maar zelden een boer op de landweg.

 

De melk is op, alle drie flessen zijn leeg. Voor ik aan het werk ga, wil ik ze gevuld hebben, vol verse romige geitenmelk. Ik pak de flessen, spoel ze om en stop ze in een linnen zak. De zak wikkel ik een paar keer om het stuur en zo fiets ik weg, de camping af, de weg op.

Op de lange rechte weg naar Haghorst loopt iemand. Het is een kleine, wat oudere man met zijn arm onder zijn jas, alsof hij die gebroken heeft. Tegelijk komt er een grote machine de naast ons gelegen akker oprijden. „Hallo!“ begroet ik hem vrolijk en ik stap af. „Wat gebeurt hier?“ Ik kijk hem nieuwsgierig aan en wijs naar de landbouwmachine naast ons.
Hij blijft staan, kijkt me genoeglijk aan en geeft heel rustig antwoord. „Dat is een mestinjector. Hij injecteert de mest in de grond.“
Ik kijk naar de tentakels, achteraan de wagen en de man, die hem hoog en droog bestuurt. In de ronde laadruimte moeten heel veel liters mest passen. De enorme brede wielen rollen rustig over het droge zand. „Ik heb er wel vaker eentje gezien, maar deze is wel erg groot zeg.“
„Ja, dit is een professionele.“
„Hij rijdt alles plat,“ zeg ik bot. En op hetzelfde moment bedenk ik me dat dit de boer moet zijn, die ik tegenover me heb. Hij blijft me vriendelijk aankijken en geeft me nog gelijk ook.
„Ja, het gaat wel ten koste van de structuur van de bodem, maar kijk, die wielen zijn zo breed, dat het de schade beperkt.“ Ik kijk hem opnieuw aan, met frisse belangstelling. Ik kijk naar de wielen die wel een meter breed zijn, met een dik profiel erin. Ik knik. „Ja, ik zie het, dit scheelt wel.” Dan praat ik verder. „Ik heb gehoord van precisielandbouw. De machines zijn computer gestuurd en rijden elke keer precies over het zelfde spoor, om de grond zo min mogelijk plat te rijden.“

In gedachten zie ik een met rijen bomen beplante akker voor me, met rijen lagere gewassen er tussen in. Het is een permacultuurboerderij. Tussen de bomen rijdt een smalle trekker, over een smal spoor, om te oogsten. Maar ik zeg niks van wat ik voor me zie. Ik heb deze man nog maar net ontmoet, en ben te gast in dit Brabantse land. Als gast kun je beter eerst luisteren en niet alles beter weten, vind ik.

„Ja, precisielandbouw“ beaamt hij. „Dat is mooi. Daar moeten we uiteindelijk naar toe. Er zijn ook drones, als hier straks aardappels staan, dan vliegen ze boven het land en kunnen precies opsporen op welke plekken gespoten moet worden.“ Hij ziet het al helemaal voor zich en zwaait met zijn arm richting het land, als een koning met zijn scepter. „Zo kunnen we de hoeveelheid gif een stuk beperken.“ Hij kijkt er zorgelijk bij. „Het mòet wel,“ gaat hij verder, „We moeten er in méé. We zullen moeten investeren in zulke loonwerkers…“ Er komt een frons in zijn gezicht.
Ik begrijp de boeren, die de ene verplichting na de andere moeten volgen en de dure investeringen kosten vele boeren de kop. Toch mòet het anders, er moet een andere weg in worden geslagen. Maar hoe?
„Het beste zou zijn helemaal geen gif meer te gebruiken.“ Ik spreek op dezelfde zachte toon als hij. „Er komt kanker van ons voedsel,“ denk ik hardop, „ We krijgen de ziekte van ons eten. In Nederland is het zelfs één op de drie!“ Mijn stem klinkt plotseling fel. Hij kijkt me stilletjes aan, alsof ik iets zeg wat hij allang dacht. „Ja toch hè….ons voedsel…“ Hij mompelt het half in zichzelf en hij kijkt naar de grond.
„Er zou meer biologisch voedsel moeten komen,“ zeg ik tegen de boer. „Er zijn notabene een paar duizend bioboeren tekort in Nederland, jammer toch!“ De man knikt, natuurlijk is hij het met me eens.
„Ja, maar het is een grote investering. In de overgangsfase verdien je zo goed als niks en je moet er veel harder voor werken. Het is inderdaad jammer. Nu worden er steeds meer biologische producten uit het buitenland gehaald.“
„Toch zonde hoor..“
„Ja“, zegt de boer, wetend dat je aan veel dingen maar weinig kan doen, net zoals het kan regenen of wekenlang droog kan zijn, zonder dat je er vat op hebt.
Het is even stil.
„En welke aardappel komt hier nou te staan,” vraag ik.
„Bintje,“ zegt hij.
Toevallig ken ik een leuke anekdote over het ontstaan van de naam van deze beroemde Nederlandse aardappel. Hij luistert naar me en lacht breed.
„Dat is mooi hè, die verhalen.” Hij grinnikt nog eens. „Nou ik ga weer verder hoor!“

De mestinjector is aan het einde van het land gekomen. De boer loopt verder de weg af, zijn ene arm zwaait heen en weer tijdens het lopen, de andere arm zit verstopt onder zijn jas. Ik weet nog steeds niet waarom. Verder loopt hij, naar de machine met de man er in. Ik stap op mijn fiets. Ik houd mijn tas met de drie flessen goed vast, zodat het niet wiebelt. Zo rijd ik door naar de geitenboer. Ik heb zin in koffie, echte koffie met verse geitenmelk.

 

Het is ernstig. Ons land telt na Slovenië, de meeste doden door kanker. Eén op de drie mensen heeft de kans het in zijn of haar leven te krijgen. Het is in ons leven geslopen, al decennia geleden is het langzaamaan begonnen, als één van de ziekelijke uitwassen van onze welvaartsmaatschappij. Onze voedselketen is erg ingewikkeld geworden. Niemand weet meer wat hij eet en waar het vandaan komt. En de boer wil wel anders maar weet niet hoe. Het is een voedselknoop. Alleen door drastische veranderingen kunnen we de knoop ontwarren en ons leven weer eenvoudig maken.

Landbouwgif, additieven in bewerkt voedsel en plastics zijn ziekmakend. Maar ook telt het steeds nijpender wordende gebrek aan voedingswaarde en het ontbreken van heilzame stoffen. Hier ligt de oorzaak in onze huidige landbouwmethoden. De ziekmakende oorzaken van ons voedsel worden meer en meer ingezien en erkend. Maar we kunnen het roer keren, en er zullen veel dingen grondig anders moeten.
Ik eet in elk geval biologisch, niet uit plastic en ik vul mijn maaltijd aan met wilde kruiden. In een bodem die met rust gelaten wordt, zijn de heilzame voedingsstoffen nog te vinden, die niet alleen planten, maar ook dieren en ons, mensen, weerstand geeft tegen nare ziekten als kanker. In verschillende landbouwmethoden zijn manieren bedacht om dit op te lossen. Er wordt nagedacht hoe de natuurlijke principes na te bootsen, die de bodem rijker en levender maken en de plantengroei divers en weelderig. Er zijn manieren om meer met de natuur mee te werken in plaats van er tegen in, terwijl het hele plan ons belang blijft dienen. Onderstaande links bevestigen niet alleen dit verhaal, maar tonen ook initiatieven die werken aan die oplossingen. Dingen waar je blij van wordt!

.

Link met nieuws dat het fout gaat met onze voedselproductie

http://www.telegraaf.nl/binnenland/20536216/__Vitamine_weg_uit_groenten__.html

.

Links die gaan over kanker.

http://voedingkanker.nl/voeding-bij-kanker/
http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/kankersterfte-nederland-een-na-hoogste-
http://www.cijfersoverkanker.nl/

 

Links die gaan over gezond voedsel van gezond land.

http://www.herenboeren.nl/ (recht van eigen land in de winkelmand)
http://toekomstboeren.nl/ (inhaken op initiatieven)
http://www.brabantsemilieufederatie.nl/voedselbossen/ (mensen gezocht die voedselbossen willen aanleggen in Brabant)
http://natuurlijkeveerkracht.eu/advies/stadstuin/ (advies in de stad)
http://www.akkernaarbos.nl/ (advies boeren)
https://www.nieuweoogst.nu/nieuws/2017/03/22/pionieren-met-een-agrarisch-voedselbos

 

http://www.wwoofnetherlands.org/ (vrijwilliger worden tegen kost en inwoning)

.

Links van meer politiek getinte bewegingen.

http://www.voedselanders.nl/manifest/
https://www.living-land.org/europa (consultatie aan Europese Commissie)

 

Links met algemene informatie.

https://www.aardeboerconsument.nl
http://www.biojournaal.nl/artikel/25581/Voor-onze-grootste-gezondheidscrisis,-bestaat-geen-enkel-plan (Bijeenkomsten in de Rode Hoed over Positive Health)

 

Help mee en teken de petitie voor de rechten van kleinschalige boeren!

https://peasantsrights.eu/

.

 

Het spoor van Agremone

Blogtek steenarend kl. frm

.

Een dichte motregen daalt neer op kruinen van talloze bomen. Zover ik kan zien is donker gebladerte van eiken en brede beuken die al het andere overschaduwen. Langs  vennen en rivieren staan elzen, wilgen en hazelaars. Ik ben de Arend van Eeuwen en zie alles, de zeeën die komen en gaan, bossen en zandverstuivingen. En ergens, in de uitgestrekte zee van groen, heb ik mijn thuis, in de allerhoogste eikenboom.
Er beweegt iets onder het dichte bladerdak. Een klein groepje is het, wezens die rechtop lopen, zwaaiend met hun klauwen. Ik denk dat het mensen zijn. Niet ver van mijn boom strijken ze neer. Met gestaalde spieren en scherpe bijlen hakken ze in eik en beuk. De één na de ander valt krakend en suizend op de grond. Ze bouwen een enorm nest, dat hen allen kan bergen, en uit het dak kringelt al snel een rookwolk.

.

Blogtek middeleeuws platteland kl frm

.

.
Ik blijf zitten op mijn tak en kijk toe. Ze gaan in en uit. Ze jagen met scherpe pijlen op wild in de bossen. Ze steken leem en veen uit de grond, smeren, bakken en maken vuur. Meer en meer mensen komen, ze bouwen steeds grotere onderkomens, nemen runderen mee en vele eiken en beuken die ik mijn leven lang gekend heb, gaan op in rook en spaanders. De aarde blijft nakend achter. Maar al gauw bedekken feeën en nimfen haar met een paarsgroene deken, die zacht weerkaatst in vele vennen. Ik kom en ik ga, mijn vleugels breeduit in de wijde hemel.

Eeuwen gaan voorbij. Op een dag kom ik terug en vind alles kaal. De bosrand heeft zich nu helemaal teruggetrokken in de verte. Een koude oostenwind waait het zand metershoog de lucht in. Ik knijp mijn ogen halfdicht tegen de scherpe korrels en zoek mijn boom. Ik vind hem niet. De grond is in diepe sleuven uiteengereten, zover als de horizon reikt. Ik kijk waar de feeën en nimfen zijn gebleven, maar er is geen eentje meer. Mijn vleugels worden moe en ik heb honger.

.

Blogtek bosuil kl frm

.

Op de boerderij woont een man. Hij plant bomen, en werkt hard. Hij graaft nieuwe vennen. Het is een goede man. Ik ben nu geen arend meer, maar slechts een kleine bosuil en ik woon in de oudste eik die langs de zandweg staat. Nu de man weer bomen heeft geplant, is er een kleine luwte ontstaan, in de vlakte. Eromheen is nog steeds niets dan zand en kortgemaaid gras. Het water in de sloten is giftig. Ik hoor de kikkers niet meer, maar op een stille avond hoor ik wel iets anders.
Er staat een meisje onder mijn boom, ze heeft een geel jurkje aan. Ze kijkt omhoog, en zoekt me. “Ben je een bosuil?” vraagt ze, “Laat je eens zien!” Maar dat doe ik niet en ze loopt verder. Ze gaat het pad op naar de boerderij. Daar staat een blauwgroen woonwagentje, en twee vreemde groene paarden grazen in de wei.
Ze is dagenlang in de weer. Ze plant bloeiende struiken en zaait bloemen. Het eerste jaar is het nog klein, maar het groeit. Het groeit verder en verder, tot een prachtige tuin. Mensen blijven staan. Ze willen meedoen, méér, nog meer fruit en nog meer bloemen. Een oase moet het worden, een klein paradijs. Genietend staat het meisje te kijken hoe vele handen de wachtende aarde vullen met bollen en wortels en hoe miljoenen krioelende beestjes de grond weer levend maken. Het enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar het is tijd om te gaan. Ze pakt haar schep en haar kookpot en bindt ze vast aan de wagen.
Uit de vijver rijst heel voorzichtig de eerste waternimf. Het meisje knipoogt naar het wonderschone wezen en de mensen zwaaien haar uit. Agremone, in haar goudgele jurkje, zwaait opgetogen terug en draait zich om.  Nu is ze weer alleen. Maar toch niet helemaal. Haar merkwaardige groene trekdieren lopen opgewekt voor de wagen, blij dat ze weer iets kunnen doen. En ik, kleine uil, ben van haar gaan houden, en volg haar stilletjes. En waar zìj komt, zie ik kinderen boompje verwisselen tussen de stammen en rijgen meisjes bloemenkettingen.

Zo herinner ik het me. Zo was het vroeger en zo zal het weer zijn. Eén van velen is ze, één van de mannen en vrouwen, die als kleine sterren op aarde lopen. Ik hoor het ook van andere dieren. Het verheugt ons. Een spoor van leven laten ze achter zich, op de stilste plekken zijn ze het sterkst. Samen vormen ze een heel melkwegstelsel of een kometenregen van vernieuwing. De grote mannen kijken in gulzige haast over hen heen. Maar ze zijn er wel, jongens en meisjes, dappere mannen en vrouwen. En ze breiden zich uit. Warmhartig volk van aarde, vuile handen, deuren open. Ik zie ze.

.

Blogtek Spoor Agremone kl frm.

De tweede tekening is geïnspireerd door een prent uit een middeleeuws manuscript. Het laat het platteland zien, in de veertiende eeuw. Het speelt zich af in de omgeving van de Middenrijn. Als je erop klikt kun je het in het groot bekijken.

In de elfde eeuw begon men in Noord Brabant met ontginnen. Er kwam meer en meer landbouw en veeteelt. De bevolking groeide, de veestapel ook. Er werd veen gestoken en bossen werden gekapt voor kachels en haarden. Het zanderige pionierslandschap was een perfect habitat voor de nu zo schaarse en gekoesterde heide. In natuurgebieden krijgt hei nog steeds de ruimte.
In de vorige eeuw verdwenen veel bosjes, die tussen de kavels in lagen. Het open agrarische landschap biedt bar weinig schuilplaatsen. Schaalvergroting heeft nu zijn top bereikt en wind heeft vrij spel om na de oogst de arme losse grond de lucht in te blazen. Op dit moment is het nog niet lang geleden dat de ruilverkaveling is afgerond, en vele hectares grond  sluiten zich aan een voor monocultuur. Vele vennen zijn dichtgegooid en regenbuien, steeds heftiger van karakter, spoelen  humusarme aarde weg in de sloten. Na de maisoogst is het nu wèl verplicht gesteld om een vanggewas in te zaaien. Maar als de mais laat rijpt en de winter valt vroeg in, dan komt er maar weinig van terecht.
Op veel akkers wordt snijmais verbouwd, voor veevoer. Op plekken waar de bodem te drassig is of te slecht voor landbouw, vind je meestal raaigras of productiebos. 

De steenarend, hierboven afgebeeld, heeft hier weinig te zoeken. De Arend uit mijn verhaal was dan ook een heel bijzondere.  In België zijn er vier gezien. Ik wilde dat ik daar bij was geweest!

 

Reacties welkom: tt.alowieke@gmail.com

.

.

Een film over een engelse vrouw die een andere vorm van landbouw bedrijft. Ik heb hem ook gezien. Aanrader. 

.

.

.

Herfstwerk

herfstwerk 0002

De lucht is grijs als een grauw laken. Het motregent. Ik ben klaar met ontbijten en de dagelijkse oefeningen. Wat nu? De grijze stilte maakt me traag. Ik besluit om eerst een rondje te gaan lopen, voor ik aan het werk ga. Om mijn woonwagen scharrelen bruine kippen en wit-met-zwarte, op zoek naar zaad en beestjes in het gras.
Ik loop het trapje af van het bordes en verder het gras over, tussen de bosjes door, het zandpad op. Het monotone geluid van landbouwmachines, dat pas nog onophoudelijk klonk, is gestopt. De horizon verdwijnt in een mistige verte. Waar deze zomer uitgestrekte maisvlaktes lagen, zie ik nu omgeploegde akkers met her en der uitstekende stompjes stengel. De zanderige grond is donker van de regen. Er vliegt een groepje kauwtjes, verder is er geen beest te zien. Als ik langs de wei van de manege loop, schrik ik op van een koppel patrijzen, dat de vlucht kiest. Maar konijnen zie ik nergens, geloof ik. De jagers hebben goed hun best gedaan.
De vochtige kou doet mijn vingers verstijven. Ik trek aan de mouwen van mijn jas, tot ver over mijn vingers. Het begint iets harder te regenen en ik loop stevig door. Ik wil graag nog een tak uit het bos halen, voor die kletsnat geregend is. Ik wil geen nat hout in mijn kachel. De onderkant van mijn klompen is ook vochtig en geeft wat mee, als ik op een takje of steentje stap. Ik zal er binnenkort wel doorheen gaan.
Even later ben ik bij het bos. De tak die ik heb klaargelegd, ligt achter een bos grote varens. Ik neem hem op mijn schouder en wandel terug. De beboste oase van de camping is van verre te zien, over de rechte weg. Daar is de grinderige oprit al. Ik loop door naar het natte veld. Aan de rand ervan, tegen een bosje, staat mijn roestrode woonwagentje, nog steeds omringd door bloemen. Mijn thuis. De tak leg ik te drogen onder de wagen.
Als ik binnenkom straalt een heerlijke warmte mij tegemoet. Mijn kachel is een beste. Hij gééft warmte en houdt het nog vast ook. Want mijn huisje doet dat niet. Het zijn maar dunne wandjes.
De nieuwe wagen wordt anders. Zo’n zware kachel neem ik echt niet mee op reis. Dus er komt een dikke laag schapenwol die kou buiten moet houden. Wol neemt vocht op en laat het ook weer los. Zo heb ik geen last van condens en eventuele schimmels.
Op mijn witte werk- en eettafel ligt een dik boek vol tekeningen en berekeningen. Soms wel vier of vijf keer herzien. Vorige week heb ik drie dagen besteed om al het soortelijk gewicht op te tellen, van de materialen die ik nodig heb. Inclusief kachel. Ik was er duizelig van.
Ik ben al zolang bezig. . . Mijn blik glijdt van het boek naar het raam. De kippen schuilen onder een afdakje, samen met een klein konijntje.
De herfst is echt begonnen. Grauwe luchten, regenval, het is me best. Het werk ligt klaar op tafel, de kachel gloeit knus en warm. Ik ga er wat moois van maken.

Ontwerpboek wiekieskolibri 001

Naar het theater

Een voorstelling over Sicco Mansholt . . .

theatermansholt 003

.

Een grote kas met een eenvoudig houten decor. Er staat een telefoon en een oude radio. Achter het decor, grote bakken afgedekt met zwart zeil. Er zitten vissen in, zegt iemand. Langzaam stromen de rijen stoelen vol. Vier vrouwen op de tweede rij wachten op het begin van de voorstelling. Drie elegante dames en ik.
Als een bontgekleurde bohemien zit ik tussen vriendinnen in brons met kralenkettingen. „Zal ik mijn hoed afdoen?” vraag ik aan de mensen achter me. Ze lachen me hartelijk toe als ik mijn zwarte bolhoed voor ze af neem en op schoot leg. Dan wordt het stil. De voorstelling gaat beginnen.
Het verhaal van Sicco Mansholt.

Een jonge vrouw op het toneel zet de radio aan.
“Wat is er met u gebeurd, mijnheer Mansholt?” vraagt een krakerige stem.
“Ik heb mij laten corrumperen door het kapitalisme.”
“Maar is dat niet hetzelfde kapitalisme als datgene wat u in de EEG belichaamt?”
“Dat is volkomen juist. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de grote vraagstukken van deze tijd, zoals het milieu, de Noord-Zuid tegenstelling, de macht van de multinationals, niet meer zijn op te lossen binnen het kapitalistische systeem. Tegelijk stel ik vast dat ook de socialisten geen antwoord hebben. Ze komen niet verder dan een kleinzielige strijd over de verdeling van de welvaartskoek.”
Ik luister met volle concentratie. Het stuk begint serieus en valt met de deur in huis. Goed opletten. Hier gaat het over. Dit is de dramatiek van deze man, die zijn leven lang meewerkte aan een steeds grootschaliger landbouwsysteem. Tot hij er, vlak voor zijn pensionering, spijt van kreeg.
Hij komt het toneel op. Een oude man, in grijs gekleed. Acteur Helmert Woudenberg. Nu als Sicco Mansholt. Hardop vertelt hij wat hij ziet, als hij met zijn auto door het landschap rijdt. Kleine weilandjes, boeren op het erf waarvan hij weet hoe conservatief ze zijn. Bungelend boven de afgrond zijn ze het taaist, zegt hij.
De ene na de andere personage komt op. Sicco Mansholt omringd door zijn tweede man, zijn vrouw, zijn secretaresse. Ook is er zijn liefje, een jonge vrouw van 24, die hem zeer bewondert, nu hij het roer volkomen wil omdraaien. De man werkt zich bijna dood. Was het eerst om het systeem op de rails te helpen, nu is het om datzelfde systeem ter discussie te stellen. Uiteindelijk ligt hij afgepeigerd met een hartaanval in het ziekenhuis. Als hij er uit komt wil hij niets meer dan een oude droom tot leven brengen. Hij bouwt een boot en gaat de oceaan op. In zijn eentje.
Het toneelstuk sluit met een gedicht, dat ik in het Engels het mooiste vind.

The World stands out on either side
No wider than the heart is wide,
Above the World is stretched the sky,
No higher than the soul is high.

In gedachten zie ik mijzelf, de eenvoud van de kleine wagen waar ik woon. En straks, rijdend in een huifkar, dat mijn huis zal zijn. Storm mag woeden, machten werken zich te pletter voor goud. Maar ik ben waar ik ben.
De spelers komen glimlachend het toneel op. Het publiek klapt, juicht en gaat staan. Ik pak mijn hoedje en gooi hem in de lucht. Maar niet te hoog. Anders ben ik hem kwijt. Als het applaus is weggeëbd, lopen we tussen de rij stoelen door naar de uitgang. Daar is vuur. En bier en wijn. Tevreden warmen we ons bij de vlammen.

.  .  .  .  .  .

Klik op deze zin voor meer info over het Mansholt-theater.

Onlangs bekend: In 2015 komt er een vervolgtour op locaties in het oosten en het zuiden van het land.

Wij houden van rotzooi

.

.

Ik kijk naar dat ene hoekje onder mijn wagen. Daar staat een kleine groene gasfles. Al een hele poos. Maar eigenlijk hoort hij daar niet. De fles staat te wachten onder mijn wagen, want hij is leeg. Ik besluit niet langer uit te stellen, en hem vandaag in te wisselen. Ik pak het ijzeren ding bij het handvat en met een kleine zwaai komt hij in mijn fietskarretje terecht. Ik ga op pad.
Als ik net een eindje op weg ben, zie ik een kleine oude man langs de weg. Hij is iets aan het doen met prikkeldraad, naast de sloot van het grasland. Achter hem ligt een lange zanderige oprit naar een oud boerderijtje. Zou hij nou degene zijn die daar woont? Ik kijk altijd graag naar die oude boerderij. Tussen het huis en de weg in is een mooi weitje. Er graast een paard. Een echte wei is het, vol ridderzuring, klaver, weegbree, kruipende boterbloem… Ik aarzel niet en houd stil.

“Goeiemorgen!” roep ik. De man onderbreekt meteen zijn werk, en komt op zijn gemak naar me toe lopen. „Ik ben doof,” zegt hij “Okee,” antwoord ik, “dan zal ik duidelijk praten.” Ik vraag of hij hier woont. Dat is inderdaad zo en hij steekt meteen van wal. De weiden rond het huis zijn van hem, kom ik te weten. Een kleinere voor het paard en de acht hectare ernaast verhuurt hij aan een boer aan de overkant. Die boer heeft wel honderd koeien en die moeten allemaal blijven eten. “Het gáát maar door,” zegt de oude man, “maaien, drijfmest spuiten zodat het gras in noodvaart omhoog schiet, en dan hooien. Met geweld! Er is geen bloem meer te zien. Soms ligt er wel eens wat koeienstront ergens. Maar de vogels moeten de mest van die koeien niet. Er zit niks in. Niets aan voeding. Dat is bij mijn paard wel anders. Zijn stront, die plukken ze meteen helemaal uit elkaar.”
Ik kijk naar het paardje. Hij ziet er goed uit. Hij is al vijfentwintig, hoor ik. “Ja en ikzelf ben al zeventig! Daarom heb ik een deel van de paardenwei ook aan de boer verhuurd. Ik heb geen zin meer in al dat beregenen. Nu ben ik het prikkeldraad aan het weghalen, zodat ze straks makkelijk van het land de weg op kunnen rijden. Ze gaan weer maaien.”
Hij vertelt hoe het hooien vroeger ging. Het gras was toen nog stug, lang en vol rotzooi. Dat rolde makkelijk op. Het gras van tegenwoordig is zo slap, dat kun je niet meer rollen. Nu moeten ze het inpakken. In plastic.
Ondertussen vraag ik me af wat hij bedoelt met rotzooi, tot hij verder praat. “Wij houden van rotzooi.” zegt hij. “ Het is veel beter voor de dieren.” Ik begrijp dat hij bloemen en kruiden bedoelt. Hij werpt een spijtige blik op de monotone grasvlakte en richt zich dan weer tot mij.
“Maar ach, ik heb het goed. Ik krijg mijn AOW, mijn pensioen, en het de opbrengst van de huur. En verder doen ze maar.”

Toch hij vertelt nog veel verhalen. Over de reeën die zijn verdwenen. Over de nesten van de vinken die steeds maar uit elkaar op de grond vallen. Bovendien hadden de vogels vroeger nattigheid, om hun nesten aan elkaar te plakken. Stront lag toen gewoon boven de grond. Perfect bouwmateriaal. Maar er ligt geen stront meer op de lege weides. Het is allemaal geïnjecteerde drijfmest. En hoe lang is het al geleden, dat hij kivietseieren heeft gezien? Hij kan het zich niet meer herinneren.
Toch is er iets wat blijft. Want het volgende moment hoor ik een schel gekras, dat vanachter zijn huis weg komt. “Wat is dát?” vraag ik nieuwsgierig. “O, dat is nest jonge steenuilen. Die zitten daar al járen…”

Wat zie ik

.

Wat zie ik? Voeten in het gras

 

Het is ochtend en heerlijk weer. Voor ik weer aan het werk ga maak ik eerst een wandeling, besluit ik. Ik doe een kort jurkje aan en ga naar buiten. De zon schijnt warm en een harde bries waait verkoelend langs mijn blote huid. Als ik het zandpad naast de camping op loop, stuift het droge stof tussen mijn tenen en in mijn sandalen. Ik doe ze uit en loop met mijn schoeisel in de hand verder. Even verderop kan ik op het gras lopen van het hooiland. Het is van de manege, een minuut of vijf fietsen hier vandaan. Ik zie de paarden lopen als ik naar Haghorst rijd. Hun grasland ligt pal achter de dikke rij bomen van ons terrein. Het gras ziet er gezond en stevig uit. Er wordt gelukkig nooit geploegd, alleen gemaaid en geoogst. Na het oogsten wordt er geïnjecteerd met drijfmest.

.Wat zie ik ? Gras

Nu is het gras half lang. Onder het gras zie ik lange strepen van voren in de grond. Dat is van de messen. Met die messen maken ze snedes van een centimeter of vier. Achter het mes komt gelijk de spuit met mest. De bagger loopt in de voren. Zo gaat het. Je blijft de strepen zien tot het gras te lang wordt, als littekens in de bodem. Op plekken waar minder gras is, zie ik hier en daar wormenhoopjes. Ze zien er uit als torentjes van zand. Het is ook zand. Zand in vorm van wormenpoep. Ik vind ze leuk, die torentjes. Maar als de grond nat is zie je ze beter. Deze lente waren het er ontzettend veel. Toch zie ik dat ze er nog zitten, de wormen. Ik had gehoord dat ze massaal stikken in land waar ze drijfmest injecteren. Kennelijk valt het mee. Maar bij ons op het terrein zijn het er meer.

Achter het grote grasveld ligt een akker van een boer uit de buurt. Ik heb hem alleen van afstand gezien op zijn trekker.
Vorig jaar heeft het land een tijd braak gelegen. De eerste pioniers kwamen dapper tevoorschijn. Perzikkruid, zwaluwtong, veldkers, valse kamille.. Voor de boer zaaide, heeft hij de beginnende wildernis platgespoten en omgeploegd. Ik wist wel dat het zo ging. Maar toen ik het voor het eerst zag geloofde ik mijn ogen niet. Onthutsend. Wat een dode massa, op zo’n groene stralende lentedag. (*) En dat zomaar opeens, van de ene dag op de andere leeft er niks meer. En waar is de boer? Geen mens te bekennen. Als een boer een keer zijn trekker uitstapt, moet je er als de kippen bij zijn als je hem wilt leren kennen. Voor je het weet zie je hem het hele jaar niet meer.
Ik ben aan het einde van de akker en hier buigt het pad af naar rechts. Eerst langs de uitbundig bloeiende strook van Brabants landschap. Vorig jaar was het een armzalig strookje langs de grote akker, vol trekkersporen. Verder zag je nog wat kleine boompjes die het volhielden. Dit jaar blijft de boer meer op eigen land. En óf dat scheelt!
Voor ik het bos in loop, komt er eerst een rijtje zielige eiken. Ze vormen een frontlinie langs dit pad, dat de bosrand markeert. Voor de eiken sta ik stil en werp een laatste blik op de bewuste akker. Ik kan nog steeds niet goed thuisbrengen wat er nu op groeit. Het blad lijkt op snijbiet, en er tussen staan grote velden gras van een wat robuuste soort. Het overheerst al het andere. Ik vraag me af, is dit gras nou een onkruid dat resistent is tegen het gif roundup? En wat is dat blad dan, netjes in rijtjes daartussen in? Ach…. wellicht zijn het gewoon groenbemesters, gezaaid door de boer. Zou hij straks alles weer doodspuiten? Ik blijf kijken. Elke dag opnieuw. En vragen. Want niets blijft ooit hetzelfde. Ook mensen niet.

.

Wat zie ik? Planten in het zand

Link:

Verhandeling over glycosfaat: http://www.brabantsemilieufederatie.nl/sites/www.brabantsemilieufederatie.nl/files/2%20stedelijk%20gebied/glyfosaat/121030%20samenvatting_onderzoek_greenpeace.pdf

.

 

Aardappels in een penenveld en de man met de stok

AArdappelsin Penenveld

Ik fiets richting Diessen. Als ik het bos uit kom is daar een veld aardappels. Langs de rand van het veld staan de grootsten en daar kijk ik altijd naar. In het midden van het veld loopt een man langs de rijen, met een stok. Het zwaait er wat mee heen en weer, alsof het een wiggelroede is. Hij heeft iets op zijn buik hangen. Ik kan niet zien wat het is en fiets verder, want aan het einde van het veld is iemand in de greppel bezig. Misschien weet hij het wel.
Het is een oude man, zie ik als ik dichter bij kom. De man kijkt verrast op en groet me vriendelijk. Hij vraagt waar ik vandaan kom, en ik vertel hem waar ik verblijf. Dan pas geeft hij antwoord op mijn vraag. „Wat hij doet?”antwoordt hij, “Ik weet het niet. Hij was net ook al op dat andere veld bezig. Er staan penen in. Misschien is hij aan het spuiten.” Hij gaat intussen verder met zijn werk, staande op de droge bodem van de sloot. Hij gaat handig om met een klein minizeisje waarmee hij alles op buikhoogte afsnijdt. “Mooi gereedschap heeft u, “ zeg ik. “Jaja! Ik doe de hele sloot met de hand. Dat zouden zij daar ook moeten doen!” Hij wijst verontwaardigd naar de man op het veld en de kleine zeis zwaait vervaarlijk door de lucht. “Ze hebben dit jaar al vier of vijf keer gespoten. Nou nou nou, dat is toch niet normaal meer.”
Ik ben het met hem eens.
“U zegt dat het een wortelveld is.” ga ik verder “Ik dacht dat het aardappels waren.”
“Ja, dat zijn aardappels van vorig jaar. Het was een slecht jaar, en er zijn een hoop kleintjes aan de oogst ontsnapt. Die groeien nu verder.”
“Maar hoe komt het dan dat ze aan de rand het grootst zijn, en het meest?”
“Aan de bosrand groeit het altijd het slechtst. Daar blijven de meeste kleintjes over.” zegt hij.
Ik ben onthutst. Wat ik dacht te zien blijkt anders te zijn. Is het dan niet zo, dat de randen van het veld juist het vruchtbaarst zijn? Of doen aardappels het slecht bij eikenbomen vanwege het looizuur? Tegen de man zeg ik niets van mijn overwegingen.
“Maar nú doen ze het in elk geval prima!” roep ik.
De man grinnikt alsof ik een ironisch grapje maak en gaat verder met zijn werk. Ik stap weer op de fiets.
Ergens anders zie ik nog iemand bij hetzelfde veld staan. Ik stop. Op mijn vraag of hij de boer is, zegt hij “Nee.”
“Wat is die man daar aan het doen, weet u dat?” Ik wijs naar de kerel in het veld. Hij loopt nog steeds te zwaaien met zijn toverstok.
“Aardappels wegspuiten.” zegt hij. “Anders groeien de penen niet hè!” lacht hij.
Gek om dat iemand dat met zoveel zorgeloosheid te horen zeggen. Het verbaast me telkens weer. Vaak besef ik hoe weinig ik weet. Ik wil eigenlijk ook zo min mogelijk weten, zeker nu, in de lente. Ik wil zíjn, zien en ruiken. Maar hoe weinig ik ook weet, één ding weet ik wel. Dit verradelijke goedje is zéker niet onschuldig. De ouwe weet het. En vast nog veel meer boeren en burgers. Eigenlijk weten ze het dondersgoed. Durf er maar eens bij stil te staan.