Het groeit uit het papier

Blogtek KrachtvandePen kl frm

.

De wind giert langs de schoorsteen, terwijl ik mijn pen op het papier zet. Harde windvlagen schudden de wagen zachtjes heen en weer, al dagen lang. Toch schrijf ik door met vaste hand, staande achter mijn lessenaar, letter voor letter. Ik schrijf een boek met echte inkt, bijna als een monnik. Langzaam volgt mijn hand de woorden die zich al lijken te vormen vóór ik er ben. Alsof ze langzaam uit het papier groeien, wazig nog, tot de zwarte inkt de opkomende regels bevestigt. Het regelmatige handschrift is sierlijk, maar even leesbaar als een drukletter. Ik ben één en al pen en heb mijn tong tussen de tanden.
Het boek dat straks gedrukt wordt, heet „Drakenlief,“ de koosnaam van Agremone. Ik ben nu bij hoofdstuk twee. Ze is op een plek gekomen waar geen bloemen zijn en maakt een weelderige tuin. Mensen komen en zien het. Ze willen mèèr, nog meer bloemen! En wanneer liefdevolle handen haar werk voortzetten, weet ze dat het tijd is. Het is moeilijk om afscheid te nemen. Toch, haar taak is gedaan en ze moet gaan. Want Agremone is een pionier, een vrouw die leven brengt op plekken waar niets of weinig is.

Als ik de laatste woorden heb opgeschreven staar ik voor me uit. Zou het hier nèt zo gaan als
in dit sprookje? In mijn verbeelding zie ik de camping als een groeiende oase, maar er moeten wèl handen voor zijn. Ja, er zijn mensen gekomen. An en buurman Jan kunnen het samen goed vinden. An is kruidenvrouw en Jan is handig als tuinman. En Nicole is er in de weekends. Zal het echt doorgaan als ik straks weg ben?

Ach, komt zoals het komt, besluit ik en ik kijk naar de waterpot. Ik heb dorst maar er zit geen druppel meer in.

Ik loop over het grasveld naar het wasgebouw met twee waterpotten in mijn armen. Buurman Jan dweilt de vloer en ziet me aankomen. Hij gaat rechtop staan en lacht me breed tegemoet.
„Ik ga de vorige plek van jouw wagen helemaal inzaaien met bloemen.“ zegt hij. „Het lijkt me zo mooi! Voorlopig staat daar toch niks… Dan wordt het een prachtplek, met jouw oude tuin er ook nog naast!“

Ik vul mijn potten terwijl buurman Jan verder uitweidt over zijn plannen. Even later loop ik voorzichtig, met gevulde potten terug naar mijn woonwagen. Ik glim. Misschien word ik straks uitgezwaaid door een heel stel handen, zwart van aarde, met overal bloemen. Net als in het verhaal. Maar… eerst de wagen afbouwen!

Wie het boek “Drakenlief” wil hebben kan nu al reageren, dan zet ik je op de bestellijst. Je kan ook nog even wachten. Ik laat het eerste proefdruk zien als het er is, met de prijs erbij. In het boek komt niet meer tekst, maar wel wat aanpassingen en meer illustraties dan in het verhaal op internet.
Mail naar: tt.alowieke@gmail.com.

Dit is de link naar het verhaal op internet…..https://alowieke.wordpress.com/drakenlief-het-boek/

 

Hitte op een koude dag, het vervolg

.

Ijsbloemen in ochtendzon.kl.frm

 

Het is koud. Het werk aan de wagen ligt een tijdje stil. Binnen is het behaaglijk. Ik doe houtsnijwerk, zing en speel accordeon, schrijf verhalen en maak tekeningen. Af en toe maak ik een dansje om in beweging te blijven. De kachel knappert zachtjes. Maar ’s nachts koelt het flink af. En als ik wakker word is de wereld koud en prachtig. IJsbloemen! Ik heb het geluk ze op het juiste moment te vangen. Maar op dit vroege uur is het nog erg fris in de wagen, en terwijl ik nog even in bed kruip ontspint in mijn gedachten het begin van een nieuw verhaal, met veel zomerhitte.

.

.

.

EEN VREEMD LAND ZONDER MENSEN     (deel 3 Agremone)

 

Agremone loopt al maanden door. Ze kent dit land niet. De rivier wijst haar de weg, bijna rimpelloos tot hij de bocht omgaat, waar grote stenen de stroom versmallen. In kleine golfjes stroomt hij verder dan zij kan zien. Er loopt een smalle weg langs, waar ze precies in de breedte op past, met haar wagen. Als er tegenliggers zijn moet ze de berm in. Maar die heeft ze nog niet gezien. Haar lichaam is gewend aan het ritme van haar voetstappen en de weg langs het water lijkt eindeloos.

 

.Blogtek Agr.3.kl frm

.

.

Het is zò stil. De twee draken stappen geduldig door, wat toch heel knap is voor zulke levenslustige dieren. Hun groene schubben glimmen en parels van zweet rollen langs hun lijven. Af en toe gooit één van de twee zijn kop in de nek, stoot een triomfantelijke kreet uit en maakt een klein sprongetje. Ze heeft hem wat meer ruimte gegeven, zodat haar wagentje niet omkiepert, als hij dat doet. De andere draak zingt zachtjes oude drakenliederen. Agremone haar glasheldere sopraan klinkt soms op als een onverwachte lichtstraal, wanneer ze meezingt met de diepe schorre drakenstem. Drakenlief is ze en blijft ze, vooral als ze zingt. Ze glimlacht.

 

Agremone tuurt in de verte. Op de rivier is geen schip te zien en op de warme zandweg is het al net zo stil. Het verbaast haar. Alleen drie roeibootjes drijven traag heen en weer aan een lange kabel, die dwars over de donkerblauwe rivier is gespannen. De weilanden liggen geel en uitgedroogd onder een strakblauwe hemel. Ver boven haar hoofd ziet ze alwèèr die vogel. Het lijkt steeds dezelfde, is het een uil? Nee, dat kan niet, zo midden op de dag. Het felle zonlicht is verblindend, ze heeft het vast mis. Het is heet, de zon staat nu op zijn hoogst. Ze verlangt naar schaduw en heeft honger. Haar voorraden beginnen op te raken.

 

.

 bosuil. silhouet

.

.

Boven de kruinen van een rijtje elzen uit, ziet ze het dak van een ingezakte boerderij. Tegelijkertijd hoort ze een ijl geluid, dat lijkt op een verre viool. Het verdwijnt in de zinderende hitte van de trillende lucht en even denkt ze dat het verbeelding is. Ze heeft al zolang geen mens meer gezien! Snel loopt ze verder en als ze het knersende grind van het erf op loopt, hoort ze vrolijke klanken van een accordeon. Een lange man met zwart haar komt uit de schaduw van de schuur tevoorschijn. Hij heeft een viool in de hand.
„Kijk nou toch eens, daar is de dame die we zoeken! Kun je dansen? Zet je wagen neer en dans, met je mooie rode haren! Wat denk jij, m’n vriend, is ze het of is ze het niet?” Uit de schaduw komt de accordeonist van zijn kruk, hij lacht haar toe, met mollige wangen als appeltjes, en geeft haar een warme hand. „Ze is het,” grijnst hij naar zijn maat, die tevreden toekijkt.

 

.

 muzikanten.welkom

.

.

„Voor wie spelen jullie?“ vraagt Agremone „Er is nergens iemand, nergens niet! Al dagen.“
„We oefenen voor de koning,“ vertelt hij „Hij is bevangen door een vreemde koorts die hem doof en blind maakt. Er zijn drie hele dikke mannen die altijd bij hem zijn, gek genoeg kan hij die wèl zien. Niemand weet waar ze vandaan komen, maar in korte tijd hebben ze de koning weten in te palmen, en zijn hart lijkt bevroren en zijn gezicht staat strak. We denken dat onze goede oude koning betoverd is. Het volk vertrouwt de vreemde mannen niet, ze kijken naar niets en niemand om, en lopen met hun neuzen in de lucht. Terwijl zìj almaar dikker worden, wordt de koning met de dag magerder en bleker.”
„Maar wààr zijn alle mensen dan?“ vraagt Agremone
„Naar het paleis getrokken. De hoofdstad zit stampvol. Er zijn veel problemen. De oogsten zijn voor de vierde keer mislukt door de droogte en boeren die langs het water wonen beschermen hun land tegen indringers. Veel steden hebben voedsel tekort. Overal is ruzie en mensen willen dat de koning helpt nadenken over een oplossing. Maar de koning is de koning niet meer. Wij houden van hem en willen hem uit zijn verstarring bevrijden. Met muziek. Muziek van alle muzikanten uit het land. Daarvoor spelen wij. Het is onze laatste hoop. Het móet lukken!“

.

Poort naar overvloed

 

In Afrika is bovenstaande situatie een feit. Jarenlange droogtes worden steeds erger en maken van het land een woestijn. En àls het dan eindelijk regent, dan is het zò extreem als het nog nooit geweest is. Wolkbreuken zijn even erg als de droogtes en spoelen de schaarse vruchtbare grond die er nog is, de zee in. Waterstromen en meren worden steeds kleiner en minder in aantal. Waar vroeger tientallen beken en riviertjes stroomden, zie je nu hooguit enkele. Veel mensen trekken naar de stad, anderen maken ruzie, met wapens in de hand.
Deze hopeloze situatie betekent het begin van oorlog. Wapenindustrie brengt geld in de la. Maar het helpt ons niet. We zijn toch geen ijzervreters! En niemand wil wonen in een kaalgeslagen vlakte zonder voedsel. Bomen en planten hebben we nodig. Struiken en bloesembomen met noten en vruchten eraan. Geurende kruiden die de naakte aarde bedekken, wemelend van bijen en vlinders. Moestuinen. Er zijn mannen en vrouwen die zichzelf blijven. En ze dòen het. Ze maken er wat moois van. Dat zijn de èchte koningen en koninginnen. Harten van het helderste kristal, licht en sterk tegelijk!

 

Het spoor van Agremone

Blogtek steenarend kl. frm

.

Een dichte motregen daalt neer op kruinen van talloze bomen. Zover ik kan zien is donker gebladerte van eiken en brede beuken die al het andere overschaduwen. Langs  vennen en rivieren staan elzen, wilgen en hazelaars. Ik ben de Arend van Eeuwen en zie alles, de zeeën die komen en gaan, bossen en zandverstuivingen. En ergens, in de uitgestrekte zee van groen, heb ik mijn thuis, in de allerhoogste eikenboom.
Er beweegt iets onder het dichte bladerdak. Een klein groepje is het, wezens die rechtop lopen, zwaaiend met hun klauwen. Ik denk dat het mensen zijn. Niet ver van mijn boom strijken ze neer. Met gestaalde spieren en scherpe bijlen hakken ze in eik en beuk. De één na de ander valt krakend en suizend op de grond. Ze bouwen een enorm nest, dat hen allen kan bergen, en uit het dak kringelt al snel een rookwolk.

.

Blogtek middeleeuws platteland kl frm

.

.
Ik blijf zitten op mijn tak en kijk toe. Ze gaan in en uit. Ze jagen met scherpe pijlen op wild in de bossen. Ze steken leem en veen uit de grond, smeren, bakken en maken vuur. Meer en meer mensen komen, ze bouwen steeds grotere onderkomens, nemen runderen mee en vele eiken en beuken die ik mijn leven lang gekend heb, gaan op in rook en spaanders. De aarde blijft nakend achter. Maar al gauw bedekken feeën en nimfen haar met een paarsgroene deken, die zacht weerkaatst in vele vennen. Ik kom en ik ga, mijn vleugels breeduit in de wijde hemel.

Eeuwen gaan voorbij. Op een dag kom ik terug en vind alles kaal. De bosrand heeft zich nu helemaal teruggetrokken in de verte. Een koude oostenwind waait het zand metershoog de lucht in. Ik knijp mijn ogen halfdicht tegen de scherpe korrels en zoek mijn boom. Ik vind hem niet. De grond is in diepe sleuven uiteengereten, zover als de horizon reikt. Ik kijk waar de feeën en nimfen zijn gebleven, maar er is geen eentje meer. Mijn vleugels worden moe en ik heb honger.

.

Blogtek bosuil kl frm

.

Op de boerderij woont een man. Hij plant bomen, en werkt hard. Hij graaft nieuwe vennen. Het is een goede man. Ik ben nu geen arend meer, maar slechts een kleine bosuil en ik woon in de oudste eik die langs de zandweg staat. Nu de man weer bomen heeft geplant, is er een kleine luwte ontstaan, in de vlakte. Eromheen is nog steeds niets dan zand en kortgemaaid gras. Het water in de sloten is giftig. Ik hoor de kikkers niet meer, maar op een stille avond hoor ik wel iets anders.
Er staat een meisje onder mijn boom, ze heeft een geel jurkje aan. Ze kijkt omhoog, en zoekt me. “Ben je een bosuil?” vraagt ze, “Laat je eens zien!” Maar dat doe ik niet en ze loopt verder. Ze gaat het pad op naar de boerderij. Daar staat een blauwgroen woonwagentje, en twee vreemde groene paarden grazen in de wei.
Ze is dagenlang in de weer. Ze plant bloeiende struiken en zaait bloemen. Het eerste jaar is het nog klein, maar het groeit. Het groeit verder en verder, tot een prachtige tuin. Mensen blijven staan. Ze willen meedoen, méér, nog meer fruit en nog meer bloemen. Een oase moet het worden, een klein paradijs. Genietend staat het meisje te kijken hoe vele handen de wachtende aarde vullen met bollen en wortels en hoe miljoenen krioelende beestjes de grond weer levend maken. Het enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar het is tijd om te gaan. Ze pakt haar schep en haar kookpot en bindt ze vast aan de wagen.
Uit de vijver rijst heel voorzichtig de eerste waternimf. Het meisje knipoogt naar het wonderschone wezen en de mensen zwaaien haar uit. Agremone, in haar goudgele jurkje, zwaait opgetogen terug en draait zich om.  Nu is ze weer alleen. Maar toch niet helemaal. Haar merkwaardige groene trekdieren lopen opgewekt voor de wagen, blij dat ze weer iets kunnen doen. En ik, kleine uil, ben van haar gaan houden, en volg haar stilletjes. En waar zìj komt, zie ik kinderen boompje verwisselen tussen de stammen en rijgen meisjes bloemenkettingen.

Zo herinner ik het me. Zo was het vroeger en zo zal het weer zijn. Eén van velen is ze, één van de mannen en vrouwen, die als kleine sterren op aarde lopen. Ik hoor het ook van andere dieren. Het verheugt ons. Een spoor van leven laten ze achter zich, op de stilste plekken zijn ze het sterkst. Samen vormen ze een heel melkwegstelsel of een kometenregen van vernieuwing. De grote mannen kijken in gulzige haast over hen heen. Maar ze zijn er wel, jongens en meisjes, dappere mannen en vrouwen. En ze breiden zich uit. Warmhartig volk van aarde, vuile handen, deuren open. Ik zie ze.

.

Blogtek Spoor Agremone kl frm.

De tweede tekening is geïnspireerd door een prent uit een middeleeuws manuscript. Het laat het platteland zien, in de veertiende eeuw. Het speelt zich af in de omgeving van de Middenrijn. Als je erop klikt kun je het in het groot bekijken.

In de elfde eeuw begon men in Noord Brabant met ontginnen. Er kwam meer en meer landbouw en veeteelt. De bevolking groeide, de veestapel ook. Er werd veen gestoken en bossen werden gekapt voor kachels en haarden. Het zanderige pionierslandschap was een perfect habitat voor de nu zo schaarse en gekoesterde heide. In natuurgebieden krijgt hei nog steeds de ruimte.
In de vorige eeuw verdwenen veel bosjes, die tussen de kavels in lagen. Het open agrarische landschap biedt bar weinig schuilplaatsen. Schaalvergroting heeft nu zijn top bereikt en wind heeft vrij spel om na de oogst de arme losse grond de lucht in te blazen. Op dit moment is het nog niet lang geleden dat de ruilverkaveling is afgerond, en vele hectares grond  sluiten zich aan een voor monocultuur. Vele vennen zijn dichtgegooid en regenbuien, steeds heftiger van karakter, spoelen  humusarme aarde weg in de sloten. Na de maisoogst is het nu wèl verplicht gesteld om een vanggewas in te zaaien. Maar als de mais laat rijpt en de winter valt vroeg in, dan komt er maar weinig van terecht.
Op veel akkers wordt snijmais verbouwd, voor veevoer. Op plekken waar de bodem te drassig is of te slecht voor landbouw, vind je meestal raaigras of productiebos. 

De steenarend, hierboven afgebeeld, heeft hier weinig te zoeken. De Arend uit mijn verhaal was dan ook een heel bijzondere.  In België zijn er vier gezien. Ik wilde dat ik daar bij was geweest!

 

Reacties welkom: tt.alowieke@gmail.com

.

.

Een film over een engelse vrouw die een andere vorm van landbouw bedrijft. Ik heb hem ook gezien. Aanrader. 

.

.

.

Aan de overkant

.

.

EEN EEUWENOUD DILEMMA

eeuwenoud liefdesverhaal

.

.

Zo even was hun omarming nog innig. Een man en een vrouw staan stil naast elkaar. Zij is klein, taai en lenig, haar lange dikke vlecht glanst als rood goud in de zon. Zijn brede schouders hangen werkeloos neer onder zwart-grijs haar. Als bevroren staan ze te staren naar de kloof voor hun voeten, waar alle speelsheid van zojuist in verdwenen lijkt te zijn. Aan de andere kant zijn heuvels vol kamille, duizendblad, korenbloem, klaprozen en nog veel meer. Een groepje lindebomen geurt weldadig. Kleine rotspartijen en bosjes strekken zich uit als een vlekkendeken. Er doorheen zijn diverse kronkelwegen te onderscheiden. Het kruidige weiland lokt en geurt. Er graast een wit gevlekt paard en een ezel. De schimmel loopt omlaag naar een meertje, omringd door riet, elzen en wilgen. Ze kijkt naar de soepele tred en ziet hoe het dier zich vooroverbuigt om te drinken. Ze kijkt vragend naar haar lief, die nog steeds naast haar staat. Hun omhelzing zindert nog na, als een stroom van het klaarste water. Het geeft haar kracht. Ze kàn het, weet ze. Juìst nu!
“Nee,” antwoordt hij haar vragende blik, “ik spring niet. Jij bent jong en vol energie, ik ben oud.” Ze kijkt hem ontsteld aan. “Jij oud? Dat dènk je maar. Was het niet heerlijk, te ravotten in de rivier en klommen we niet in de hoogste bomen?”
“Nee. Ik doe het niet. Veel te groot, dat land aan de overkant. En wat heb ik daar? Hier heb ik een huis en een vijver met vissen erin. En mijn hondje. Ik kan het niet.”
“Dan spring ik alleen,” zegt ze. Ze neemt een aanloop en maakt een sprong als een reuzenpanter. Tegelijkertijd gebeurt er iets merkwaardigs. Terwijl ze door de lucht vliegt, verdwijnt het ravijn. Maar zodra haar voeten de grond raken is het er weer. Ze staat aan de overkant van een gapende spleet.
“Zag je het?!” roept ze hoopvol, “Jij kan het òòk!”
“Nee,” zegt hij “Ik denk niet dat ik dat ook kan.”
“Ik ga nu verder,” de woorden komen met moeite uit haar mond. “Lief, kom mee! Dan kunnen we samen jong zijn in dit prachtige land.”
“Ik kan het niet. Jij bent een optimist en je kan bergen verzetten. Ik niet. Ik geloof er niet in.”
Ze draait zich resoluut om en loopt verder. Duizend kleuren groen breken in het licht van haar tranen. Nog een paar maal kijkt ze achter zich, strekt haar armen zo breed uit, alsof ze de hemel wil omvatten. De hemel boven haar hoofd is het enige wat ze nog met hem deelt. Zijn profiel verdwijnt langzaam in de verte. Hij kan nog steeds springen, denkt ze. Maar toch blijft ze niet staan. Het kronkelpad voor haar voeten lokt, het lijkt een eigen leven te leiden. En veel dieren lijken haar als nieuwkomer te willen zien, de roodborst, het paard en de ezel. Vanuit de struiken kijken er nog meer toe, die wel nieuwsgierig, maar minder dapper zijn. Om haar hoofd zoemt een dikke hommel. Dan hoort ze voetstappen. Over het pad loopt een man, hij komt rustig haar kant op. In zijn hand heeft hij een dienblad, met geurend brood en een rode theepot er op. “Welkom!” roept hij stralend. Ze lacht terug.