Als het maar werkt in 2020

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7.15 min.

Met een gil zie ik hem kletteren. Mijn laptop ligt op zijn kop op de grond, met het open geklapte beeldscherm naar beneden. Gauw haal ik het snoer er af, waar ik over gestruikeld ben, al heeft het weinig zin meer en is het kwaad al geschied. Het beeldscherm is zwart. Ik zet de computer uit en weer aan. Zwart. Ik doe het nog zes keer, maar het is en blijft donker en hij geeft geen kik.

Met de laptop in de hand ga ik naar binnen, het huis van Annemarie in. Vlak voor oud en nieuw zit de hele familie in de kamer, Annemarie zelf, twee zoons, twee schoondochters, vier kleinkinderen. Enkele kijken me vrolijk aan, anderen gaan rustig door met wat ze doen.
Ik houd mijn laptop in de lucht en zeg sip: “Kapot.” De twee jongens willen me meteen helpen en Wander blijkt het meeste ervaring te hebben. We sluiten de laptop aan op de televisie en ik begroet juichend een voortreffelijk beeld. Gelukkig, de computer zelf is niet stuk.
“Je kan makkelijk een tweedehands monitor kopen, die dingen staan overal en bij iedereen in de weg,” zegt Wander. Hij heeft gelijk, we kijken even op internet en na een paar tellen zien we er al eentje. Het is dan wel een vierkante, maar hij kost maar vijf euro, en het is slechts een kwartiertje fietsen hiervandaan. Ik bel en kan meteen komen.

Even later heb ik mijn nieuwe monitor al in huis. Ik sta in een zootje kabels en stekkers te graaien. Welke moet waarin? Waar zet ik die monitor neer? Ik probeer het kleine wandkastje, en daar blijkt hij precies op te passen. Ik kan hem er alleen niet laten staan, hij staat pal voor de lamp. Ik moet hem elke keer weghalen. Ik kan hem misschien wel achter het gordijntje, onder de bank zetten. Maar dan zit ik nog met die kabels erbij. Wat een rommel, in mijn kleine huisje. Zal ik niet toch een nieuw beeldscherm kopen?

Wander staat me opnieuw met raad en daad terzijde. We zoeken een beeldscherm uit. Ik kan precies de goeie krijgen in Nederland voor 150 euro, maar het kan ook bij Ebay voor 70. Ik vertrouw dat niet, zulke megabedrijven weten de macht aan zich te binden en ook het geld. Daar moet ik eigenlijk niks van hebben. Ga ik nu toch overstag? Ik twijfel.
Ondertussen schroeft Wander mijn hele laptop open en laat zien hoe het allemaal zit. “Kijk, dit dunne snoertje moet je vervangen, dat loopt naar het beeldscherm toe.” Hij legt tegelijkertijd uit wat alle andere onderdelen zijn. Ik prent het goed in mijn kop, zodat ik het straks zelf kan, als ik wil. Dan schroeft hij de laptop weer dicht.

Als ik weer in mijn huisje ben, gaat de zon net onder. Ik zit op het houten bankje voor het raam en kijk naar de winterse lilatinten en het groenige blauw, wat de lucht mooier kleurt dan het duurste juweel. Ik denk na. Misschien hoef ik wel helemaal geen nieuw beeldscherm. In feite zijn het maar vier stekkers en twee kabels meer, die ik moet aansluiten. Is dat nou zo erg? Ben ik zo verwend dat ik alles zonder moeite moet kunnen en moet ik daarvoor per se een nieuwe?
Ik sta op en rol de kabels klein en economisch op. Ik knip een stukje ijzerdraad van de rol en bind ze vast en leg ze naast elkaar in het wandkastje. Eigenlijk valt het best mee, zo neemt het niet eens zoveel ruimte in. En de monitor kan ik prima wegmoffelen onder de bank, wanneer ik er niet aan werk.

Het is altijd verleidelijk, om toch weer een nieuwe te kopen, eentje die perfect is. Maar ik doe het niet. Ik ga met een schoon geweten het nieuwe jaar in. Hoera!

Ik wens iedereen een veel geluk en wijsheid toe, en dat je in 2020 een magische tijd mag beleven!

.

.

Levenslust en -liefde

.

Utrecht 1995: De Oudegracht waar ik woonde, vitale ader van leven.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 12 minuten.

.

Tijd bestaat niet. We zijn bevooroordeeld over tijd en levensfases. De vorige keer liet ik heel serieuze dagboekfragmenten lezen van bijna veertig jaar oud. Heb je het gedicht gelezen, dat er onder staat? “Alles wat ik wil is tijd?” Ik schreef het toen ik vijftien was. Nou, die tijd heb ik genomen en nu ben ik bijna vijf en vijftig. Misschien denk je, jemig, zo oud al, die heeft het leven al bijna gehad, die is bijna toe aan de herfstfase. Nou echt niet! Laat ik zeggen, ik ben begonnen met de herfst en ben nu toe aan de lente. Bij mij gaat alles omgekeerd. Want wat gebeurde er na mijn vijftiende? Ik verdeel mijn leven over drie blokken.

De tweede vijftien jaar.

Ik moest me schikken aan het leven als scholier, tot mijn zeventiende. Daarna heb ik tot mijn dertigste manieren gezocht om van de verstomming af te komen, die ik opgelopen had toen ik me bewust werd van de wereld en mezelf. Hoe kon ik mezelf een weg maken? Ik moest veel leren en dat ging niet zomaar. In de eerste plaats wilde ik leren spreken en luisteren. Ik heb alle registers van communicatie opengetrokken ondanks een constant gevoel van angst en onzekerheid. Ik was een dappere angsthaas en zocht de uitdaging die ik wilde en nodig had. Ik deed Handvaardigheid/Tekenen ik volgde de opleiding voor Expressie en Communicatie, ik deed de Schrijversvakschool, hield me bezig met verhalen vertellen, en altijd was er muziek of zangles. Ik deed het met volle overtuiging, maar als ik alleen was, voelde ik me vaak herfstig, melancholiek en had ik angst voor alles.

De derde vijftien jaar.

Op mijn dertigste was ik na vele worstelingen van mijn angst en onzekerheid af. Ik was net precies een geliefd tekenares aan het worden, toen ik een jongen ontmoette waar ik erg verliefd op werd. Hij gaf mij een fikse lading zelfvertrouwen, wat me definitief wortels gaf. Ik liet het tekenwerk voor wat het was, leerde met mijn handen werken en hij liet me inzien dat er goud in zat, goud, in mijn eigen handen! Die jongen werd mijn man. Ik gaf hem al mijn liefde en aandacht, en nog meer toen hij ziek werd.
Na zijn dood heb ik lang gerouwd en heeft het tien jaar geduurd voor ik zijn grote erfenis had verwerkt. Daar was veel geduld, handigheid en doorzettingsvermogen voor nodig, je eigen persoonlijkheid en talenten raken bij de dood van je geliefde verstrengeld met wat de ander aan materie en herinneringen achterlaat. Het is de kunst om het leven weer van jezelf te maken. Dat is me gelukt, ik heb de ballast van me afgelegd, terwijl ik hem nog altijd in mijn hart blijf dragen, met alle lessen die ik van hem leerde.

De vierde vijftien jaar, nu in het tiende jaar, dus nog niet afgelopen.

Drie jaar lang maakte ik ruimte om een nieuw leven mogelijk te maken, om het rondvaartbedrijf en de Utrechtse werfkelder achter met laten. Dat lukte in 2012. De Oudegracht was voor mij een vitale waterader, vanwaaruit ik springlevend de wereld in kon stappen. Het jaar 2012 is het jaar waarvan ik zeg: Dit was het moment dat het leven kon beginnen, een nieuwe geboorte en ik was rijk geworden aan ervaringen en gereedschappen.
Ik vond een camping in Brabant, waar ik uiteindelijk mijn Wandelhuisje heb gebouwd, vanwaaruit ik filmpjes maakte en verhalen schrijf en tekeningen maak.
Dit jaar heb ik mijn eerste reis gemaakt, drie maanden lang. Ik maak mijn weg alleen. Dat maakt elke ontmoeting oprecht en uniek en nu maak ik er een boek van. Ik bén er, met alle aandacht voor waar ik op dat moment aan werk. Ik ben veel alleen om te doen wat ik nu doe en ik geniet daarvan. Toch blijft altijd de wens  aanwezig om weer samen creatief te zijn, zoals in mijn kindertijd met mijn vriendinnen in het bos, en zoals het later in goeie tijden was. Samen een boomhut bouwen en daar liedjes zingen en gedichten schrijven bij schemering,  en nog veel meer.

Je kan denken, iemand die al bijna vijfenvijftig is, die heeft alles al gehad, die gaat afbouwen. Nou echt niet! Ik heb nog een hele hoop in te halen. Toneel en zang bijvoorbeeld, het zijn kiemen die nog altijd verder willen  groeien. Elke ochtend doe ik oefeningen, ik houd mijn lichaam sterk en lenig, ik train mijn stem in strakke toon vanuit mijn buik en gevoelige helderheid. Ik doe het omdat het me kracht geeft, omdat ik er vrolijk en opgewekt van word en omdat ik na al die jaren nog steeds hoop dat ik nog eens met een paar mensen kan gaan zingen.
Er was weinig samenzang en er was veel herfst voor mij. Er zijn ook maar weinig kinderen in mijn leven geweest, herhaaldelijk kwam ik dood, ongeluk en ziekte tegen, na mijn vijftiende. Ik heb ook nog nooit een levend wezen geboren zien worden. Kinderen, jonge dieren, ontkiemende natuur, dit alles betekent lente, voor mij mag de lente wel eens helemaal doorbreken, en niet alleen bij mij, nee, mijn wens is veel groter, ik wil deel uitmaken van een alles omvattende lente. Eén die de wereld hoop geeft en barstensveel energie.

Vaak betekent leven doorgaan, blijven doorgaan, in je eentje. Er zijn talloze lichtpuntjes, mensen die komen en gaan, of dat je gewoon gelukkig bent met jezelf. Stap voor stap gaan we verder. Ik droom ervan te helpen bouwen aan een ontkiemend paradijs en misschien komt het zover, misschien ook niet, dat is ook goed. Hoe dan ook, met mijn vitaliteit en fantasie is het niet anders gesteld dan toen ik vijftien was, sterker nog, het is gevoed en bekrachtigd door het leven en ik kan nu realiseren waar ik eerder niet toe in staat was. Voor mij begint het leven pas. Ik hoop in 2020 nog genoeg andere jongeren tegen te komen met dezelfde intentie als ik, om er wat moois van te maken. Ik stel voor dat we eigenwijs onze gang gaan en somberheid links laten liggen.

Ik ben nu bijna vijfenvijftig, dat is pas de helft van mijn leven. Ik word namelijk 110. Als je dat maar weet.

.

PS, Bovenstaande tekening is mijn eerste stijl van tekenen. Dit is de stijl die ik opnieuw heb omarmd voor mijn boek.

.

Een stille mijlpaal van lang geleden

 

De tekening is van 1991

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 10 min. En vergeet niet naar de onderstaande dagboekfragmenten te kijken, na afloop.

.

Het is heerlijk rustig in huis. Ik hou van de wind, als ik erin fiets, of aan de dijk sta. Ik neem hem voor lief, wanneer hij dagenlang tegen mijn kleine huis aan beukt, precies vanuit het zuidwesten, waar geen beschutting is. De dikke deken, die nu voor mijn achterdeur hangt, beweegt dan zachtjes. Ik ben blij dat ik de wind buiten kan houden, dat ik een huisje heb. Maar nog blijer ben ik als de wind is gaan liggen.

Ik wil me opnieuw concentreren voor de volgende fase van mijn boek. Hoe meer ik me concentreer, hoe beter het wordt. Dat is de hele clou. Dus ik klap de laptop dicht en kijk bewust niet naar de nieuwsberichten. De afgelopen dagen is er weer veel stof opgewaaid, ik heb de discussies gevolgd en meegedaan, ik heb gezegd wat ik wilde zeggen en laat het nu bezinken. Ik hoef niet al het nieuws op de draad te volgen, liever kijk ik af en toe, zodat ik op gepaste momenten een beeld kan maken van het geheel en mijn aandacht niet vervliegt in de stormen van deze tijd. Niemand heeft wat aan me, als ik gespannen in bed lig te staren en me druk maak om iets, waar ik op dat moment niks aan kan doen.

Mijn interesse gaat bijna altijd over de aarde en hoe we daar mee om gaan. Het gaat over boeren en het gaat over bouwers en waar ze hun grondstoffen vandaan halen, het gaat over water, of we het vasthouden of laten vloeien, het gaat over mensen die zich verbonden voelen met hun grond en die ze maar al te vaak moeten verliezen. Ik heb niet veel met reizigers, die zoveel mogelijk indrukken willen opdoen, overal en ergens. Ik bewonder het rijke palet aan culturen en luister naar wat er elders gaande is. Maar ik hoef er niet per se naar toe. Mensen noemen mij een reiziger, denken dat ik dat ben. Ik denk dat ik dat helemaal niet ben. Mij boeit de band die mensen hebben met wat er híer is. Met elkaar moeten we het klaarspelen. Wij hier, zij daar en altijd wetend van elkaar. Ik heb dit vanaf mijn pubertijd beseft en ik wist ook dat het niet makkelijk zou worden. Ik herinner me één speciaal moment.

Het is 1981, ik ben zestien en loop door het Emmeloordse bos, over het brede grindpad. Ik loop langs het gras naast de eendevijver en het hertenkamp. Mijn lange haar licht op in de zon, sinds ik van meisje tot vrouw opgroeide, werd het tot mijn verassing opeens twee keer zo dik. Niet dat ik er de show mee steel, ik houd me daar niet mee bezig. Nee, het is iets anders wat me boeit. Ik heb een boekje, lichtgrijs met subtiele rode letters, een heel klein boekje, van Tagore. Ik vond het in de weggeefmand van de bieb en nu heb ik het heel vaak bij me. Het past precies in mijn jaszak. Tagore is een dichter en filosoof uit India en er staan korte tekstjes in die me de wereld laten zien alsof ik een vogel ben of een vlinder. Maar ook maakt het inzichten bij me los. Ik denk er graag over na en weet dat ik slechts te gast ben op deze aardbol.
Ik voel het boekje in mijn zak en loop naar het kleine veld verderop. Ik stap tussen de bloeiende paardebloemen door naar de picknicktafel, die in het midden staat, ik klim  erboven op en ga op het randje zitten. Mijn benen bungelen naar beneden.
Ik kijk over het veld en sta stil bij het moment. Ik kijk naar de zon die boven de bomen uitklimt, hoger en hoger in zijn baan. Wie ben ik? Ik was een creatief kind met veel vriendinnen. Nu zit ik hier, alleen, als dromerige tiener en ik heb nog maar weinig meegemaakt. Langzaam zie ik hoe de wereld is, kaalslag, oorlog en vluchtende volkeren, het smerige geld waar alles om draait. Het maakt me stom van verbazing en ik kan er niet over uit dat het is zoals het is. Maar toch wil ik hier mijn weg in maken. Ik heb iets te doen, al weet ik nog niet wat. Wat moet ik nog veel leren, denk ik, wiebelend met mijn benen over de rand van de dikke tafel. Ik zie hoe de zon achter een kleine wolk verdwijnt en mijmer. Ik kan een dromer blijven, denk ik bij mezelf, en altijd op picknicktafels naar de zon, het bos en het water blijven staren. Maar dat wil ik niet. Ik kies ervoor om te leven en ik zal elke uitdaging aangaan, die ik nodig heb. Even houd ik mijn adem in. Tjee, denk ik, dat is nogal wat. Ik kruip naar het midden van de tafel toe en leg mijn benen in kleermakerszit. Een tijdje sluit ik mijn ogen, geniet van de zon in mijn gezicht en luister naar de wind in de boomtoppen. Dan pak ik het boekje uit mijn zak en sla ik het open. Op de kleine bladzijde staat maar één ding.

“Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren.”

Ik kijk getroffen op, klap het dicht zonder er bij na te denken en haal diep adem. Ik staar naar de grijze kaft. Tagore slaat de spijker op zijn kop. Ik kijk weer op, aan de overkant van het veld loopt een man voorbij, hij kijkt niet op of om. Ik stop het boekje terug in mijn zak en klauter van de tafel af om verder te lopen, het veld in, het pad op. Er is net onderhoud gepleegd en het grind knerst onder mijn schoenen. Knersend gaan mijn voetstappen voort, de bekende bocht om en verder, tot waar ik niet meer kijken kan.

(Wordt vervolgd)

.

Hier volgen verschillende dagboekfragmenten uit 1980 (Ik was toen vijftien en letterlijk met stomheid geslagen toen ik me bewust werd van de wereld waarin ik terecht gekomen was.)

.

.

 

.

 

.

.

.

https://www.ad.nl/opinie/boer-komt-klem-te-zitten-door-vrije-wereldhandel~a520c8cc/

.

Als tegenhanger van deze serieuze kost luister ik naar een voorleesboek van Roald Dahl: De GVR

Opdat we niet vergeten

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7 min.

Ik had een verhaal geschreven over een rotdag. Dat maakt iedereen wel eens mee, je vindt dat je ergens bij hoort te zijn, maakt een lange reis en onderweg gaat alles mis. Op de plek van bestemming is er weinig contact en de terugweg is nog erger dan de heenweg, waardoor je pas laat in bed ligt en nog urenlang met wijdopen ogen naar het plafond ligt te staren. Ik heb besloten dat verhaal niet te publiceren, want ik ben blij dat die dag voorbij is.

Ik vond gisteren iets veel leukers. Ik trof dit oude Chinese teken voor vrede aan, in het boek der veranderingen. Ik keek er lang naar en ontdekte steeds meer. Ik zie een veilig dak, dat sterk en stabiel is, te zien aan de drie dikke strepen erboven. Maar het boeiendste vind ik de ster daaronder. Tenminste, ik dacht dat het een ster was. Hetzelfde teken staat namelijk onder mijn handtekening, op mijn vijftiende in spontaniteit ontstaan en nooit verdwenen. Nu kom ik dat symbool op verschillende plekken tegen. Ik weet dat het ook terugkomt als een oud Afrikaans teken: Ananse Ntontan en het gaat over de creatieve complexiteit van het leven en wijsheid daarin. Het is dus geen ster, het is een spinneweb! Ook in dit Chinese teken past het spinneweb als een bus.

Met die gedachte begrijp ik het Chinese symbool nog beter, de complexiteit van het leven kan alleen gedragen worden in een sterk huis van Vrede! Zonder dit fundament stort alles in, de voedselvoorziening en de samenleving tegelijk. Daarom wil ik blijven bouwen hieraan, in mijn blogs en in mijn boek. Ik heb mijn eigen huis gebouwd. Nu wil ik helpen bouwen aan een groter fundament en verbanden leggen, waar ik zie dat het nodig is. Ik blijf bij mezelf en luister naar de ander, die zich openstelt.
.
Het symbool voor Vrede, staat in de I Tjing, als nr. 11. Ik vond er een perfecte gebruiksaanwijzing hoe we met de aarde om moeten gaan. Opdat wij nooit vergeten:
(…..)
De natuur moet worden ondersteund bij haar voortbrengen. Dat gebeurt wanneer men de voortbrengselen aanpast aan de juiste tijd en de juiste plaats. Daardoor wordt de natuurlijke opbrengst verhoogd. Deze activiteit, die de natuur bedwingt en helpt, is het werken aan de natuur, dat allen ten goede komt.

Die dwang is natuurlijk een zachte, met liefde en respect voor dat wat eigen is aan elk levend wezen. Het is een dwang die ondersteunend werkt, ik denk aan een stut onder een oude fruitboom, een humuslaag voor de aarde, of hoe je verschillende planten naast elkaar zet, die elkaar stimuleren. Permacultuur is van alle eeuwen.

”De juiste tijd en de juiste plaats,” dit geldt ook voor onszelf, denk ik. Ben ik op de juiste plaats en is de ander dat ook? …. Is er eigenlijk wel tijd? Zonder tijd kunnen we het wel schudden!

Ook Goethe had die gedachte:
“Dich im Unendlichen zu finden,
Musst unterscheiden und dann verbinden.”

Deze spreuk slaat bij mij in als een klok. Dit is wat vanaf nu in mijn geheugen gegrift staat. Het zal op de eerste pagina staan van mijn boek. Dit is waarom ik op weg ben gegaan en niets anders.

.

 

PS: Drs Jung heeft een voorwoord geschreven in de I Tjing en hij vertelt dat Confucius en Lao Tze zich in alles lieten inspireren door dit magische oude boek.

Bij mijn pa

.

.

Luister hier naar het voorgelezen verhaal van 7,5 minuut.

Annemarie en ik staan in de garderobe van de Jeruzalemkerk in Emmeloord. We wachten op mijn vader, hij zal zo komen. Mijn pa is al negentig en omdat ik al vele jaren niet meer met hem ben mee geweest, wil ik hem graag een plezier doen. “O ga je naar de kerk? Ik ga met je mee,” zei mijn buurvrouw resoluut, dus nu staan we hier, tussen de jassen. Het duurt lang, hij zou er tien voor negen zijn, maar het is al 8.56 en ik zie hem nog steeds niet. Gelukkig heb ik mijn telefoon mee en kan ik hem bellen. “Pa, waar blijf je?” vraag ik en aan de andere kant is het even stil, mijn punctuele pa zijn adem stokt even voor hij uitbrengt: “Ohhh, vergeten! Ik kom er meteen aan!”
Ik sta voor de kerkdeur en kijk de brede stenen trap af, de parkeerplaats over, naar de bomen langs de Schokkerwal, waar ik geboren ben, maar ik zie zijn auto nog niet. Hij zal toch niet uitgegleden zijn in de stress, vraag ik me af, maar precies op dat moment zie ik zijn kleine gestalte opdagen. Hij is niet met de auto. Natuurlijk niet, hij is met de fiets! Keihard scheurt mijn negentigjarige pa de bocht om en stalt zijn oude trouwe rijwiel naast de kerk. Hijgend komt hij aanlopen: “Ik had me vergist, normaal gesproken begint de kerk altijd om half tien, wat goed dat je belde!”

Ik hou van zingen. Ik zing graag, altijd en overal, het liefst met een tweede stem. Dus ik geniet van het uurtje in de kerkbank, en er is zelfs een lied bij met meerdere stemmen. De vrouw achter de kansel praat over leven dat altijd terugkeert, zelfs na de donkerste duisternis en er worden drie doden herdacht, die deze week zijn heengegaan. Mooi is dat, denk ik bij mezelf, dat je in de kerk met elkaar aan mensen denkt, en aan hun nabestaanden. Dat missen we, in een samenleving zonder geloof.

Even later zitten we in de kamer van mijn ouderlijk huis koffie te drinken. Mijn pa praat levendig en heeft hele verhalen. Wat een verschil met vroeger. Toen mijn moeder nog leefde was hij nogal zwijgzaam. Haar dood heeft veel bij hem gedaan en hij belt me nu regelmatig om te vragen hoe het gaat. Nu zit ik op onze oude leren bank, die er al decennia staat, en ik kijk naar de beeldjes en stukken hout, die mijn moeder ooit op een rij heeft gezet op de vensterbank. Annemarie vraagt naar zijn leven, zijn tijd op de HBS en hoe het ging in de oorlog met dat grote gezin. Ze vraagt honderduit. Ik heb ook vragen maar blijf stil en luister. Er komen nog genoeg dagen voor vragen.
Dan begint hij opeens over dat dramatische moment, dat hij op negenjarige leeftijd zijn vader verloor, en ik hoor het tot in de details. Terwijl hij naar school liep, werd de vrachtwagen aangereden door een dieseltrein, die zijn vader vanuit de mist verrastte. Er waren nog veel onbewaakte spoorwegovergangen in 1939, en dit was er eentje van. Het was een drama. Zijn moeder bleef achter met twaalf kinderen en zijn oudste broer van negentien nam het werk als molenaar over.

Ik hou mijn adem in terwijl hij dit vertelt, en ik kijk naar zijn handen, die elk woord met gebaren ondersteunen. Zijn ogen staan helder en ik merk geen enkele aarzeling in zijn stem. We praten nog lang door. “Willen jullie nog een kopje koffie?” vraagt hij opgewekt en na onze bevestiging komt hij terug met drie gevulde koppen en een schaaltje pepernoten. Wat lief, denk ik, en ik pak er een paar, alleen al om hem een plezier te doen.

Mijn pa kijkt op de klok. “O is het al zo laat? Dan moet ik jullie wegsturen. Ik moet nog naar de verjaardag van mijn jongste zus in Lunteren!” Ik vraag hoe oud ze wordt, mijn tante Miek. “Tachtig,” antwoordt hij. “Dat is nog jong,” zeg ik tegen de rug van mijn pa, terwijl hij de kopjes terugbrengt naar de keuken. Annemarie grinnikt.
Even later rijden we terug naar Friesland. Het is vlakbij en voor ik het weet, parkeert mijn buurvrouw haar auto in op de bekende oprit. Ik ga naar binnen en steek de kachel aan in mijn afgekoelde huisje, terwijl de lage winterzon net precies het hoekje van het huis om kijkt. Ik ben blij dat ik hier ben beland, op deze plek, bij zo’n toffe buurvrouw met wie ik mijn oude kwieke pa kan bezoeken. Nu is hij er nog en je weet maar nooit hoelang het duurt. Maar ik denk dat hij wel honderd wordt.

.