Biodiversiteitsstress (biodiversitystress)

.

Een gepensioneerde onderwijzeres komt langs wanneer ik onkruid wied. En terwijl ze toekijkt, ruk ik nou net de enige plant uit die ze bij naam kent.

.

Witte dovenetel, hondsdraf, speenkruid, en paardebloemen en meer.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Het is de eerste lentedag. Vannacht heeft het geregend, dikke druppels. En nu ik verbaasd de eerste stappen naar buiten doe, is de wereld omhuld in een zachte sluier van mist. De zon schijnt met een geel licht boven de horizon. De koude wind van de afgelopen dagen is helemaal gaan liggen en de vogels fluiten dat het een lieve lust is. Opgetogen kijk ik om me heen. Dit wordt een groeizame dag! Op de grote weg is het verkeer al helemaal op gang en de mist draagt het geluid ver. Maar dat kan mijn plezier niet bederven. Ik loop alle hoeken en veldjes af waar ik gezaaid heb. Langs het verhalenpad komen overal de eerste kiemen op van de twaalfjarige luzerne. In de zwarte grond staan overal rietstengels gestoken, om ze te beschermen tegen merels en muizen. Een begin maken, daar is veel geduld voor nodig. Dat weet ik inmiddels wel, op mijn acht-en-vijftigste.

Langs de onverharde weg is, wat ik noem, de Stenentuin. Een berg zand en puin zorgt voor een ideale plek voor bloemen en steenhommels. Voor het derde jaar is dit één van mijn groeiende paradijsjes. Ik hurk om een paar brandnetels tussen de dovenetels weg te halen en wat pollen gras. Verderop trek ik beginnend kleefkruid weg en een paar grote klissen. Ze zijn nu nog klein, maar het worden enorme planten. Maar wel heel mooi! De klissen mogen achterin, bij de greppel, onder de bomen. Fijn voor de bijen en vlinders,straks. Het kleefkruid mag bovenop de berg zijn gang gaan, daar kan het via de takken de boom in groeien. Het wordt een groen gordijn met miniscule witte bloemetjes. Alles heeft zijn plek en zijn charme. Balancerend op een steen kijk ik om me heen of ik nog iets nieuws zie.
Dan zie ik iemand uit het dorp aankomen. Het is Marina. Ik weet dat ze vroeger onderwijzeres is geweest in Rotterdam. Nu is ze met pensioen en is ze verhuisd naar het Friese platteland. “Hallo!” roep ik vrolijk. “Heb je dit hoekje al bewonderd? Ik heb er maar een touwtje voor gespannen, anders zien de mensen niet dat het iets is. Zonde als er auto’s overheen rijden.” Ze staat stil. “Wat staat er al een hoop hè?” zeg ik enthousiast. “Ik houd het goed bij. Anders had je hier alleen maar brandnetels gezien!” Ik kijk naar de collage van paars, geel, groen en wit. “Ja” zegt ze, zonder mijn enthousiasme te delen. Ze tuurt naar iets herkenbaars in de wilde massa. “Fluitekruid” constateert ze dan, blij dat ze er eentje bij naam weet. Het is een hele hoge. Bloeit nog niet, maar hij staat midden tussen de dovenetel en spreidt zijn groene bladeren ver uit.
“Die trek ik weg” zeg ik, en ik ruk het met blad en al eraf. Verontwaardigd kijkt ze hoe ik de afgerukte bladeren naar achteren gooi. Nu heb ik haar enige honk van houvast ontnomen. “Waarom??” zegt ze fel. Ik lach haar vriendelijk toe. “Fluitekruid, daar hebben we hier zoveel van! Alles is er mee bezaaid. Maar dit is een bijzonder plekje, op de stenenberg. Een ideale plek voor een bloemenparadijs. Nu zijn er de dovenetels. Witte. En er komen ook een paar kleine paarse, zie je? En in die berg puin daar woon een steenhommel. Die haalt hier zijn nectar uit.” Nog steeds balancerend op mijn steen sta ik te wijzen, blij dat er eens iemand meekijkt. Ik kijk om, om haar reactie te zien. Maar ze is al doorgelopen, trots rechtop. Ik praat tegen dovemansoren. Denkt ze dat ik een weet-al ben? Wat maakt mij het uit of je weet hoe het heet. Fluitekruid of dovenetel. Ik houd ervan om onder die groene blaadjes ineens al die witte bloemetjes te zien. En dat daar dan een dikke hommel rond zoemt. Misschien zag ze ze wel niet, die bloempjes. Veel mensen zien alleen de blaadjes, en die lijken erg op die van de brandnetel. Biodiversiteit omarmen is vooral houden van wat je ziet, en het leuk vinden om daar onderscheid in te maken. Dan hoef je de naam nog niet eens te weten. Als je alles bij naam wilt kunnen noemen, dan wordt het leven pas zwaar. Je zou nog een hekel aan krijgen aan een berm vol groeiende verscheidenheid. Want dan kom je erachter dat je helemaal niet veel weet.

.

Paarse dovenetel

Marina loopt nu bij de grote oude wilg. “Daar staat een heel veld van die paarse onder,” roep ik. Ze kijkt even opzij. “Ja heel mooi,” zegt ze braaf en haar blik gaat richting de rietkraag. “En daar groeit vergeetmijniet!” Blij dat ze nog iets herkent. Het lilablauw is duidelijk te zien, een heel klein polletje is het. Ik had hem al gezien. Hier tussen de stenen staan er sinds kort een hele massa, maar die bloeien nog niet, want die staan in de schaduw. Ik was blij verrast, toen ik gisteren de blaadjes herkende. Twee jaar selectief wieden werpt zijn vruchten af. “Hier ook vergeetmijnieten! Heel veel!” roep ik, nog steeds verheugd, maar de vrouw heeft mij definitief haar rug toegekeerd. Ik had natuurlijk moeten zeggen: “Goh ja, echt?” In plaats van er nog veel meer aan te wijzen. Dat is niet didactisch verantwoord. Zeker niet voor een juf met pensioen, die nog nauwelijks onderscheid ziet, in de weelde van de wildernis.

Ik ga weer op mijn hurken zitten. Er wriemelt wat. Een pissebed zoekt een schuilplek. Ik heb zijn graspol uitgetrokken en nou is hij dakloos. Gauw leg ik een stuk schors over hem heen. Er zijn miljarden beestjes en bloemen. Stel je voor dat je die allemaal moet zien en bij naam kennen. Dan zou je subiet een tegelplaats aanleggen. Ik begrijp het best, die biodiversiteitsstress. Alles stap voor stap.

.

Ook in de mist kun je alles wat je weet vergeten en je laten betoveren door het niets.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

A retired school teacher comes by when I’m weeding. And as he watches, I rip out the only plant she knows by name.

Naam en personage zijn beide bedacht.

De terugkeer van Pan Sophia ( The return of Pan Sophia)

.

Ik wacht op de jaarlijkse onthulling van mijn heilig erkertje, in de lente. Maar terwijl ik daar op wacht, doe ik een ontdekking.

.

Bathing in the River, Miguel Covarrubis ca. 1934 ©Sothebys

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Elke lente nadert het moment waar ik naar uitzie. De onthulling van het heiligdom. De heilige erker in de nok, het mooiste plekje van mijn huis. Dit is het meest verstilde hoekje, als slotakkoord van een zwaar proces. Want zwaar was het, het bouwen van de woonwagen. Maar vol inspiratie. Het kreeg alles. Het werd stoer en lieflijk tegelijk. De engelenvleugels bij mijn deur ontvangen me nog steeds elke dag met warmte. Maar het meest bijzonder werd dit. Een heilig erker in de nok. Aan het einde van het daklicht, daar zit het. Een klein glas in loodraam. De rode bol, in vieren gedeeld, als symbool van de Aarde. De steel en het blad eronder als het groeien. En dan, bovenop de rode bol, de kelk die zich opent naar de kosmos. Het heldere blauw omringt alles. Ik heb het de hele winter niet gezien. In de erker zit een prop schapenwol, want in de winter tocht het. Die mag er straks uit. Dat is de onthulling. Als het warmer wordt. Als de lente doorbreekt mag het symbool weer stralen. Maar tijdens het wachten daarop, gebeurde er iets bijzonders.

Soms komt er een beeld langs, dat een kettingreactie veroorzaakt. Zo ging het mij toen ik een klassiek schilderij zag, waarin God verbeeld werd als een zwarte vrouw. Nu heb ik een gereformeerde opvoeding gehad, maar ben in mijn pubertijd geïnteresseerd geraakt in andere culturen en religies. Het soefisme uit India, het boedhisme uit Tibet, het animisme van natuurvolkeren, de Droomtijd van de Aborigionals, de dichter Tagore. . . Nooit heb ik me het me echt eigen kunnen maken, het geloof waar ik mee opgroeide. Er ontbrak iets. Dit schilderij, met God als zwarte vrouw deed me wat en onmiddellijk ging ik op zoek. Ik tikte twee woorden in. “God” en “Vrouw”.

Onmiddellijk kwam ik bij een artikel uit van de Trouw: https://www.trouw.nl/cs-bfb7d78e

Er is een heel oude versie van Genesis, gevonden in Alexandrië. Maar de eerste woorden zijn anders. Het is een klein verschil. Wat kan dat uitmaken!
“In den Beginne schiep God de hemel en de Aarde.“ Zo kennen we het. Maar wat staat er hier? “Met Begin schiep God …”. Met? Een andere aanwezigheid! Wat voor kracht speelde er nog meer mee, dat hier Begin genoemd werd? Het gaat hier om de vrouwelijke oerkracht. Het is de robuuste kiem van alles! Precies wat ik altijd gemist heb.
Het verhaal gaat verder. Het was de zesde dag. En ze zagen dat het goed was en rustten op de zevende. Niet om zich voor altijd terug te trekken, nee ze bleven deel uitmaken van de schepping. Vooral Sophia, de Moederschepper bleef als oerkracht, midden in de schepping staan. De mensen hielden van haar en vereerden haar. Haar vruchtbaarheid was heilig. Je kan het terugzien in talloze Venusbeeldjes, die we pas nu beginnen te begrijpen. De vrouwelijke oerkracht is net zo heilig als de hemel met de engelen. Heilig waren ook de koeien in India en de katten in Egypte. Heilig was het woud en het water. Maar Pan Sophia raakte steeds meer vergeten en verguisd. De God als Heer bleef en werd steeds groter, in onze Westerse wereld. Tot nu.

Maar ook de Geest was heilig. Niet alleen de goede geest, maar ook de geest die overheersen kon en alles in abstractie ging vertalen. Heilig werd het intellect. God werd buiten de schepping gezet, aan de rand van het heelal. “Ik denk dus ik besta.” Een vloek en een zegen was het. Voorname mannen namen het voortouw. Heilig werd de wetenschap en alles wat daaruit voortkwam. De machine, de tractor en de auto. Heilig werd het geld. Het vliegtuig en de bank. De techniek die almaar sneller gaat. Een wereld overheerst door geobsedeerde mannen raakt zijn heiligheid kwijt. Waar is Moeder Schepper? We hebben haar nodig! En verdraaid, ze is er nog. Natuurlijk. Want zonder haar leefden we niet. We moeten terug. Herinneren wat was.
Dus dit is mijn heilige symbool, dat zijn plek heeft in de nok van mijn huis. De heilige erker dat ik binnenkort opnieuw onthullen mag. In zijn geheel herinnert het aan Pan Sophia, de oerkracht, Moeder schepper. Maar dat niet alleen. Het eindeloze blauw is als de Vaderlijke hemel die haar omgeeft. Ze zijn verbonden met elkaar. Net als in de I Tjing. Het zijn de twee krachten die onze schepping belichamen, in allerlei vormen, niet óf het één óf het ander, maar als een verbondenheid van beide. Ook ik heb het allebei. Het mannelijke is de geest, het denken, de expansie. Het vrouwelijke is de kiem, het groeien, de explosie van cellen. Het is het wortelen en zorgen voor wat er is.

Erop uit gaan is stoer. Stoer doen trekt de aandacht. “Al die willen te kaper varen, moeten mannen met baarden zijn.” Echte mannen vangen walvissen en ontdekken nieuwe werelden. Het is ook stoer om een vrouw met ballen te zijn. Om je eigen huis te bouwen, erop uit te gaan, te reizen en daarover een boek te schrijven. Steeds weer vragen mensen mij “Wanneer ga je weer?” of “Wat ga je hierna doen?” Zelfs de beste interviewers, vooral mannen, vroegen me dat. Elke keer opnieuw werd ik in beeld gezet als de vrouw die het hele land afreist met haar wagen. Dat is niet zo, het was Friesland dat mij trok. Ik wilde wortelen. En mijn antwoord is nu steeds hetzelfde. “Ik ga niet zomaar weg. Ik laat iets groeien hier.” Toch komt dat antwoord vaak niet aan. Dat zie ik aan de wezenloze blik van de vragensteller.
Toch is het dat, waar het mij om gaat. Het heilige dat wortels nodig heeft om te kunnen groeien. Het heiligdom in de nok herinnert mij. Van begin af aan heeft het zijn plek gehad. Ik wist: De reis is alleen een manier om aandacht te trekken. Aandacht voor de stille, maar o zo krachtige vrouwelijke pit.
Het is moeilijk om aandacht te krijgen voor het verborgene, voor de veel langzamere kracht, die de basis is van alle leven. Alles wat snel gaat en beweegt, dat trekt. Maar de stille kiem, het contact met de heilige oerkracht raken we kwijt, in al de herrie die we maken. Daarom is het belangrijk dat de symboliek zijn plek terug krijgt. Dat we ons herinneren waarom het gaat. De terugkeer van Pan Sophia, de vrouwelijke oerkracht.

.

Pan Sophia and the Holy Universe
The symbol from the shrine

.

NEDERLANDS

ENGELS:

.

Every spring I unveil the sanctuary in the ridge of my house. But While waiting for it, I made a discovery

De balans tussen willen en laten (The balance between wanting and leaving)

.

Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik sta voor de zoveelste keer in de kas te kijken. Van de bloemkolen zijn er maar drie opgekomen. Waarom? De maand maart was donker. Misschien is het zaad verrot in de te natte bakjes. Ik ben niet de baas, als het niet mee zit doe je er niks aan. Dat willen mensen graag. Dat de natuur zich aan hun wensen voegt. Tot in de puntjes. Het opkweken van voedsel is daarvan het meest extreme voorbeeld.
Ik ben pas laat begonnen met zaadjes in bakjes stoppen. Plantjes die zo kwetsbaar en afhankelijk zijn, daar moet ik aan wennen. Maar ook dat er een doel is. Het doel is bloemkolen eten. Van de honderd-en-dertig kolen zijn er maar drie opgekomen. Ben ik dan een slechte tuinierster? Nee natuurlijk niet. Want ik ben niet de baas over ze. Die zaadjes hebben hun eigen leven, waar ik maar een piepklein beetje van weet. Daarom heb ik dat doel “Ik wil jouw opeten” maar op de tweede plaats gezet. Veel mooier vind ik het om de natuur te volgen, dan om haar mijn wil op te leggen. Dat is een waar avontuur. Al meerdere mensen heb ik enthousiast gemaakt door tuinieren van die kant te belichten.
Ik struin door de weiden en langs de wilgen. Ik trek een veldje brandnetels weg, waar paarse dovenetel zich bescheiden een weg omhoog probeert te maken. De ruimte wordt met graagte ontvangen. En dan zien hoe het paars zich uitbreidt. Elke dag weer even kijken. Ook dàt is tuinieren! Ik volg en ik grijp in. En dan laat ik het weer. Het is net een spel.
Ik loop langs de rietkragen. Ik speur de oevers af van sloten en kuier door de natte greppels. Ik maak paadjes in het riet en de grote bossen die dat oplevert, stop ik in mijn fietskar. Hele bergen heb ik meegenomen en je ziet nauwelijks dat er wat weg is. Ik leg ze neer rond de perken, om de planten en het zaaigoed te beschermen. Ik vlecht het riet achter mijn huis, tot een schutting. Doordat ik er ben verandert het om mij heen. En niet omdat ik alles omploeg. Maar omdat ik kijk. Twee jaar lang was dit kleine hoekje wildernis. Maar nu grijp ik in, hier en daar. Ik trek brandnetels uit en kleefkruid. Niet alles, maar genoeg om het andere ook een kans te geven. Het look zonder look ziet nu eindelijk het luchtruim, en ook het zevenblad groet mij. Ik grijns naar ze. Groeien jullie maar lekker door. Jullie zijn sterk zat, om de brandnetel aan te kunnen. Als ik dan af en toe een paar blaadjes mag? Het lijkt me een goede ruil. Brandneteltoppen, zevenblad en look zonder look, ik eet ze graag. Waarom zou ik keihard vechten om een paar tere kropjes sla te verdedigen? Je houdt alleen maar kale grond over. Ik houd niet van kale grond. En ik heb die sla ook helemaal niet nodig, eigenlijk. Maar kool wèl… Het is mooie stevige kost, voor de winter. Daarom ben ik ze toch aan het bestuderen. Het hoeft niet meteen te lukken. Misschien duurt het wel twee jaar voor het uit mijn handen komt. Maar het begin is er. Vlak naast mijn kas staan de eerste drie miniscule koolplantjes, net uitgeplant. Je kan zien waar ze staan, want ik heb er rietstengels omheen geprikt, tegen de vogels. Het werkt goed. Ze staan er nog steeds.

Tuinieren en landschapsbeheer, het is prachtig. Het is als een muziekstuk met talloze partijen. Sommige ervan speel ik, anderen volbrengen de rest. Er zijn klinkende trompetten, tedere fluitpartijen en stemmen als nachtegalen. Ik luister en ik dien. En soms, heel soms ben ik de baas. Maar meestal niet.

Dit is mijn land
hoever strekt de grond
waar het zaad dat ik strooide
zich spreidt in het rond
Hoe meer dat ik laat,
hoe meer dat het groeit,
Hoe meer dat ik luister,
hoe meer dat er broeit.

.

.

Mijn inspiratie haalde ik o.a. uit dit artikel: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Ook interessant is wat de Vlamingen vinden, en het verschil tussen hun wat rommelige aanpak en de grootschalige werkwijze van de Nederlandse natuurorganisaties. Wat is beter?

Over de noodzaak van verstilling in het natuurbeheer: https://edepot.wur.nl/148759

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Nature is like a piece of music with countless parts. Some of them I play, others accomplish the rest. (Alowieke)

Song of diversity

This is my land
how far does the soil extend
where the seed I sowed
spreads around despite the drought
The more that I let
the more it grows,
The more I listen
the more it glows.
And our brightful laughter
is like the needed water

.

I always try to trace my blogs to a deeper source. This time I got my inspiration from this article, which Jeroen de Ditches connoisseur sent me, exactly when I was looking for a theme for my new story. The philosopher Eric Higgs is a Canadian environmental philosopher. He distinguishes between two ways of land restoration. The technological approach and the focal. The latter explicitly focuses on the connection between man and nature. In other words, creating committed relationships between people and ecosystems. And that is exactly what my stories are often about: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=30604

Also interesting is this story by Glenn Deliège. He is affiliated as a research fellow of the FWO at the Higher Institute for Philosophy of the KU Leuven. He is currently working on a dissertation on a philosophical interpretation of conservation practices, paying particular attention to nature conservation as meaning and to nature conservation which brings about the continuity of meanings in the lifeworld. In this article he carefully distinguishes between two archetypes of nature conservation in Flanders and the Netherlands, with a view to the question of how well they succeed in establishing that continuity. The difference between the somewhat messy bottom-up approach and the large-scale approach of the Dutch nature organizations that is directed from above. What is better? About the need for stillness in nature management: https://edepot.wur.nl/148759

Tussen de laatste rommel (Among the last rubbish)

.

Lente! Ruimte maken voor groeizaamheid. Opruimen voor een frisse geest en nieuw leven. Opruimen. Maar niet alles. Want tussen de laatste rommel kan je soms iets verstoren wat eigenlijk met rust gelaten wilde worden. Ik zag het gebeuren en was stomverbaasd.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Sneeuw bedekt al het lelijke, stalen blokkendozen, geparkeerde auto’s, achteloos neergeworpen afval. Maar de prille lente maakt het contrast juist groter. De tere blaadjes, net uit de knop, doen een beroep op onze eigen jeugd, verstofd, verdwaald geraakt of ingeklemd tussen alles wat we verzamelden. Daarom is de lente een tijd om op te ruimen. Een nieuw jaar begint. Dat is een mooie kans. We krijgen het cadeau, elk jaar weer. Geef groeizaamheid de ruimte!

Ik ben al een paar weken bezig. Rond en onder mijn huis is alles schoon. Er lag van alles. Lege in elkaar gezakte dozen, verdwaalde plastic bloempotten, wat weggewaaide oude kranten, een paar beschimmelde lappen en glazen potjes. . . Zelfs al leef ik eenvoudig, spul blijft kleven. Ik wil best wat rommel, maar dan van het aangename soort. Blaadjes, takjes onder de struiken. Een mooie humuslaag. Groen en nog meer groen. Bloeiende bomen en dikke heggen. Uitbottende wilgeknoppen. Lente! Het mooiste moment van het jaar.

Ik fiets terug langs het pad, op weg naar huis. Ik heb net koffie gedronken bij mijn vriend Dick en wil weer verder aan het werk. Maar dan valt mijn oog weer op de verzameling plastic pijpjes, die al een tijdje tussen de struiken ligt. Er ligt nog meer troep, verderop. Wat eigenlijk? Ik zet mijn fiets neer en ga het pad af, de bosjes in, tussen een stacaravan en een zelfgebouwd houten huis door. Ik schrik ervan. Het lijkt erop dat dit niemandsland is. Niemand voelt zich verantwoordeliljk voor dit stuk grond. Het ligt vol rotzooi en het begint uit de hand te lopen. Wel dertig lege plastic vaten met een groene waas. Kennelijk liggen ze hier al lang. Een berg beeldschermen, stukken geplastificeerde spaanplaat, elektrische apparaten, noem maar op. Met open mond sta ik te kijken. Mijn buurman komt naar buiten. We praten erover. “Ik wil wel helpen” zeg ik “Dan regel ik iemand om het weg te brengen. “Fijn” zegt hij. “Ik wilde er al een tijdje aan beginnen. Het is zooi van de vorige bewoner, maar er zit ook van mij bij. Toen ik hier kwam heb ik veel opgeruimd. Maar nu…. Je weet hoe dat gaat.” Ja dat weet ik. En ik maal er niet om van wie het is. We ruimen op en we doen het samen.

Tussen de rotzooi ligt ook een rol, van dik ijzerdraad. Het is rasterwerk voor een hek, met grote vierkante gaten. Die kan ik wel gebruiken. Ik bind hem vast aan mijn bagagedrager en fiets terug naar huis. De rol hobbelt achter me aan over de weg vol kuilen. Dan stap ik af, knoop de rol weer los en loop ermee achter de wilgen langs, waar het grote weiland ligt. Hier begint de lege ruimte, tot aan de contouren van Leeuwarden. Je ziet de enorme windmolens, een grote torenflat en de snelweg, die erheen leidt. Vanuit de auto zie je een mooi landschap, maar vanuit het land is de lelijke weg en het opdringende stadsbeeld nogal dominant. De stad komt steeds dichterbij, zeggen de oude lieden. Ik denk er nu niet verder over na. Er is genoeg te doen. Ik leg de rol bij de andere neer. Het is al een mooie verzameling. Ze lagen over het hele terrein verspreid, de rollen gaas en rasterwerk, en niemand die er wat mee deed. Ik wel! Het wordt een schutting tegen de harde wind. Je kunt er riet doorheen vlechten. Ik verzamel het langs de sloten en langs de Zwette. Er is riet genoeg en het is mooi werk. Er komt klimop tegenaan, tussen de opgroeiende wilgen in. Drie dozen vol potjes staan klaar. Het wordt een heerlijk plekje hier. Dat vinden de vogels ook. Het zijn er steeds meer.

.

.

Ik loop tussen twee bomen door en kom uit in de beschutte ruimte achter de kas en mijn woonwagen. Het is een kleine hoek, waar ook de voedertafel staat. Ik hurk om brandnetels en kleefkruid weg te halen. Hier, naast de bomen, moet de klimop komen te staan. Maar eerst moet er ruimte komen. Mijn handen werken systematisch de bomenrand af. Ik ben zo lekker bezig, dat ik verder ga dan ik eigenlijk hoef. Maar dan kom ik bij een grote grijze ton. Hij ligt op zijn kant, geklemd tussen twee bomen in. Het grijze plastic is verweerd en zit vol donkere vlekken. Ik kom dichter en dichterbij, mijn handen wieden door. Dan beweegt er iets, dat schijnbaar vanuit het niets tevoorschijn komt, vlak voor mijn neus. Een jong haasje! Zelfs van zo dichtbij had ik hem niet gezien, zijn gevlekte vacht heeft een perfecte schutkleur, naast de verweerde ton. Hij huppelt om de ton heen en gaat aan de andere kant zitten. Nu kan ik hem niet meer zien. Ik ben stom van verbazing. Wat een goede hazenmoeder, ze weten de plekjes wel te vinden. Ik ben blij dat ik die ton daar heb laten liggen. Opruimen is een goed ding, maar niet alles! Dat weet ik nu weer. En eigenlijk is het ook wel heel leeg, waar ik heb gewied. Het is een kale kamer, voor de kleine haas. Gauw pluk ik wat handenvol stug gras en drapeer het om een bos takjes heen. Nu is het weer wat meer beschut. Kom nou maar terug haasje, ik ben weg.

Ik ga voort en mijn handen werken verder. Werk, om te doen groeien. Ruimte maken. Ruimte voor leven. Met opgeruimde geest, en hier en daar wat rommel.

.

.

NEDERLANDS:.

ENGELS:

Spring! Make room for growth. Clean up for a fresh mind and new life. Tidy up. But not everything. Between the last mess you can disturb something that actually wanted to be left alone. I saw it happen and was amazed.