Tussen de laatste rommel (Among the last rubbish)

.

Lente! Ruimte maken voor groeizaamheid. Opruimen voor een frisse geest en nieuw leven. Opruimen. Maar niet alles. Want tussen de laatste rommel kan je soms iets verstoren wat eigenlijk met rust gelaten wilde worden. Ik zag het gebeuren en was stomverbaasd.

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Sneeuw bedekt al het lelijke, stalen blokkendozen, geparkeerde auto’s, achteloos neergeworpen afval. Maar de prille lente maakt het contrast juist groter. De tere blaadjes, net uit de knop, doen een beroep op onze eigen jeugd, verstofd, verdwaald geraakt of ingeklemd tussen alles wat we verzamelden. Daarom is de lente een tijd om op te ruimen. Een nieuw jaar begint. Dat is een mooie kans. We krijgen het cadeau, elk jaar weer. Geef groeizaamheid de ruimte!

Ik ben al een paar weken bezig. Rond en onder mijn huis is alles schoon. Er lag van alles. Lege in elkaar gezakte dozen, verdwaalde plastic bloempotten, wat weggewaaide oude kranten, een paar beschimmelde lappen en glazen potjes. . . Zelfs al leef ik eenvoudig, spul blijft kleven. Ik wil best wat rommel, maar dan van het aangename soort. Blaadjes, takjes onder de struiken. Een mooie humuslaag. Groen en nog meer groen. Bloeiende bomen en dikke heggen. Uitbottende wilgeknoppen. Lente! Het mooiste moment van het jaar.

Ik fiets terug langs het pad, op weg naar huis. Ik heb net koffie gedronken bij mijn vriend Dick en wil weer verder aan het werk. Maar dan valt mijn oog weer op de verzameling plastic pijpjes, die al een tijdje tussen de struiken ligt. Er ligt nog meer troep, verderop. Wat eigenlijk? Ik zet mijn fiets neer en ga het pad af, de bosjes in, tussen een stacaravan en een zelfgebouwd houten huis door. Ik schrik ervan. Het lijkt erop dat dit niemandsland is. Niemand voelt zich verantwoordeliljk voor dit stuk grond. Het ligt vol rotzooi en het begint uit de hand te lopen. Wel dertig lege plastic vaten met een groene waas. Kennelijk liggen ze hier al lang. Een berg beeldschermen, stukken geplastificeerde spaanplaat, elektrische apparaten, noem maar op. Met open mond sta ik te kijken. Mijn buurman komt naar buiten. We praten erover. “Ik wil wel helpen” zeg ik “Dan regel ik iemand om het weg te brengen. “Fijn” zegt hij. “Ik wilde er al een tijdje aan beginnen. Het is zooi van de vorige bewoner, maar er zit ook van mij bij. Toen ik hier kwam heb ik veel opgeruimd. Maar nu…. Je weet hoe dat gaat.” Ja dat weet ik. En ik maal er niet om van wie het is. We ruimen op en we doen het samen.

Tussen de rotzooi ligt ook een rol, van dik ijzerdraad. Het is rasterwerk voor een hek, met grote vierkante gaten. Die kan ik wel gebruiken. Ik bind hem vast aan mijn bagagedrager en fiets terug naar huis. De rol hobbelt achter me aan over de weg vol kuilen. Dan stap ik af, knoop de rol weer los en loop ermee achter de wilgen langs, waar het grote weiland ligt. Hier begint de lege ruimte, tot aan de contouren van Leeuwarden. Je ziet de enorme windmolens, een grote torenflat en de snelweg, die erheen leidt. Vanuit de auto zie je een mooi landschap, maar vanuit het land is de lelijke weg en het opdringende stadsbeeld nogal dominant. De stad komt steeds dichterbij, zeggen de oude lieden. Ik denk er nu niet verder over na. Er is genoeg te doen. Ik leg de rol bij de andere neer. Het is al een mooie verzameling. Ze lagen over het hele terrein verspreid, de rollen gaas en rasterwerk, en niemand die er wat mee deed. Ik wel! Het wordt een schutting tegen de harde wind. Je kunt er riet doorheen vlechten. Ik verzamel het langs de sloten en langs de Zwette. Er is riet genoeg en het is mooi werk. Er komt klimop tegenaan, tussen de opgroeiende wilgen in. Drie dozen vol potjes staan klaar. Het wordt een heerlijk plekje hier. Dat vinden de vogels ook. Het zijn er steeds meer.

.

.

Ik loop tussen twee bomen door en kom uit in de beschutte ruimte achter de kas en mijn woonwagen. Het is een kleine hoek, waar ook de voedertafel staat. Ik hurk om brandnetels en kleefkruid weg te halen. Hier, naast de bomen, moet de klimop komen te staan. Maar eerst moet er ruimte komen. Mijn handen werken systematisch de bomenrand af. Ik ben zo lekker bezig, dat ik verder ga dan ik eigenlijk hoef. Maar dan kom ik bij een grote grijze ton. Hij ligt op zijn kant, geklemd tussen twee bomen in. Het grijze plastic is verweerd en zit vol donkere vlekken. Ik kom dichter en dichterbij, mijn handen wieden door. Dan beweegt er iets, dat schijnbaar vanuit het niets tevoorschijn komt, vlak voor mijn neus. Een jong haasje! Zelfs van zo dichtbij had ik hem niet gezien, zijn gevlekte vacht heeft een perfecte schutkleur, naast de verweerde ton. Hij huppelt om de ton heen en gaat aan de andere kant zitten. Nu kan ik hem niet meer zien. Ik ben stom van verbazing. Wat een goede hazenmoeder, ze weten de plekjes wel te vinden. Ik ben blij dat ik die ton daar heb laten liggen. Opruimen is een goed ding, maar niet alles! Dat weet ik nu weer. En eigenlijk is het ook wel heel leeg, waar ik heb gewied. Het is een kale kamer, voor de kleine haas. Gauw pluk ik wat handenvol stug gras en drapeer het om een bos takjes heen. Nu is het weer wat meer beschut. Kom nou maar terug haasje, ik ben weg.

Ik ga voort en mijn handen werken verder. Werk, om te doen groeien. Ruimte maken. Ruimte voor leven. Met opgeruimde geest, en hier en daar wat rommel.

.

.

NEDERLANDS:.

ENGELS:

Spring! Make room for growth. Clean up for a fresh mind and new life. Tidy up. But not everything. Between the last mess you can disturb something that actually wanted to be left alone. I saw it happen and was amazed.

Losmaken wat vastzit

.

.

 

Er zijn maar weinig mensen die het leuk vinden om brandnetels te rooien. Trekken, met wortel en al. Je erin vastbijten om de bodem lucht te geven, ruimte voor alle andere kiemen die eronder liggen en die geen kans krijgen. En al prikt de netel stiekum in het stukje blote vel, precies in de kier van je handschoen en je mouw, je laat je niet weerhouden. Het geeft een opgeruimd gevoel van ritme om elke ochtend, als er nog niemand is, weer een stuk te doen.

 

Op mijn modderige klompen sta ik te kijken hoe het licht speelt in het fijne blad van het fluitekruid. Ik kniel bij een stukje zwarte grond en zie hoe het Kruipend Zenegroen ontkiemt, dat ik zaaide. Maar ik zie nog veel meer.Wat zou het allemaal zijn? De bodem is prachtig, hij is donker en vochtig, het is los en rul gemaakt door de uitgetrokken wortels van de brandnetels. Als ik een zaadje was, dan wist ik het wel. Ontkiemen, wortelen en blaadjes maken, en dan omhoog, omhoog! O, wat gebeurt er nu veel op deze groeizame dagen van de lente. Ik kijk naar de bodem als een ander naar Netflix, maar het vervult me tot in mijn tenen, dat is het grote verschil. Ik maak er zelf deel van uit. Zelfs een week vol bewolkte dagen maakt mij niet meer bedrukt, in deze heerlijke lente.

Ja, de bodem bevat ongelooflijk veel mogelijkheden. En als de eerste bloemen zijn uitgebloeid zal ook de lucht vol van zaden zijn, verlangend naar een plek om te ontkiemen. Die plek moet er zijn. Vruchtbare bodem maken, luchtigheid en ruimte creëeren, het is een taak op zich.

Ik heb die ruimte! Het zit in mijn adem, in mijn borst en in mijn geest. Het zit in het genieten van mijn voeten die lopen kunnen en in nieuwsgierigheid naar al wat is.
Ik loop terug naar mijn kleine wandelhuisje. Niets houd me tegen om te gaan. Maar nu ben ik hier, in Friesland, op Ecocamping de Swetteblom. Het is hier goed, ik ben hier nodig. Ik plant bomen en maak plek voor iets anders, in de schuur en op het land. Anderen zien het en doen mee. Mogelijkheden vermenigvuldigen zich, verder dan ik kan kijken.

Ik doe de deur van mijn huisje open en geniet van de lichte wooncocon die ik heb gecreëerd. Hoewel het buiten fris is, is het er behaaglijk warm. De zon komt onder een wolk vandaan en schijnt op de vensterbank. Ik pak het kopje dat er staat en zet het aan de kant op de plank. Ik wil voorkomen dat het dicht slipt met alledaagse dingen. Ik ga zitten op de schapenvacht en vouw mijn benen op, zodat ik mijn koude voeten kan warmen met mijn eigen lichaam. Stil kijk ik naar buiten, waar de bomen steeds groener worden. Het licht dat door het raam naar binnenvalt weerkaatst op het warme hout. Het licht, de leegte, het wast me schoon van binnen. Dan sta ik op, mijn voeten zijn weer warm. Ik doe mijn klompen aan en stap het bordes af.

Er zal een dag zijn dat ik weer verder ga. Maar nu is het tijd om brandnetels te rooien, ruimte te maken voor het nieuwe dat zich steeds meer openbaart. De Swetteblom zal tot bloei komen. Dan ben ik klaar en ga ik. Op een rollende steen groeit geen mos, zei ooit één van mijn drie broers. Dat ben ik nooit vergeten. Beweging en ruimte, ik heb het nodig. Alleen zò kan ik creëren. Stap voor stap, als een ketting die ik rijg met mijn handen, samen met wie er is.

Opruimen als levenstaak

.

.

Ik sta bij mijn opslaghoek, in de schuur. Het gaat weer gebeuren. Voor de ik-weet-niet-hoeveelste-keer, ga ik opnieuw kiezen wat ik meeneem op mijn levenspad. Voor me staan zwarte veilingkistjes, met daarin gereedschappen, band, rolletjes EPDM, touwen van diverse diktes, schroeven, bouten en moeren, beitels, een lang snoer en een piepklein ladenkastje vol handige dingetjes, zoals slangenklemmen, musketonhaken en een prachtig hardhouten katrolletje. Ik wil helemaal niets meer weg doen. Maar als het moet, dan moet het.
Buiten staat de bagagewagen. Eén meter twintig breed en twee meter lang is hij.Er zit een mooi deksel op van dunne staalplaat, dat schuin afloopt naar beide zijkanten. Het is niet groot, maar misschien nèt genoeg.
De inhoud van de kistjes is netjes gesorteerd, sinds de verhuizing. Eén voor één zet ik ze er in. En wat heerlijk, het past precies! Ik maak een sprongetje van blijdschap. Ik hoef niet nog meer weg te doen. Dit is het! Dit is echt wat het is, wat ik meeneem op mijn tocht! Het is het eindresultaat van 18 jaar kiezen.

.

Voor de Correspondent schreef ik in een reactie een rake en beknopte samenvatting onder een stuk over opruimen. De vraag die gesteld werd was: Hoe ontprikkel jij je leven? Dit is mijn antwoord.

 

O, deze vraag is mij op het lijf geschreven. Er zit een heel lang verhaal aan vast. Ik verloor mijn man op mijn 37e. Ik bleef achter met een enorme berg emoties en spullen. Ik had een heel oud huis (een werfkelder in Utrecht) een hele werkplaats tjokvol machines, houten kunstwerken, ijzer, boomstammen, dekenkisten, draaibanken, bouten en moeren, oude gereedschappen, wieltjes, enz enz. Alleen al de werkplaats was 70 M2 met grote bergen en een paadje erdoorheen. En dat was nog lang niet alles. Want ook was er de vloot van vier boten. De grootste was 20 meter, een schip uit 1903, onze grote droom. Mijn man en ik wilden het schip in de oude staat herstellen en een varend bestaan gaan leiden. Wat moest ik doen? Kon ik de droom handhaven? Waar moest ik beginnen?

Het was een bijzonder proces, het opruimen. Ik heb er 12 jaar over gedaan, in diverse fasen. Hier in het heel erg kort:

1 Ik heb een jaar aan het schip gewerkt met een groepje van 3 vrijwilligers, elk weekend. Het was niet te doen. Ik werd er doodmoe van en het kostte veel te veel geld. In totaal besloeg het oppervlak aan onderhoud wat ik had 800M2, schepen en huis samen. Dat was van de zotte. Ik verkocht het schip en zette mijn rondvaartbedrijf voort met een kleinere.

2 Ik maakte van mijn huis een werkplaats met oude gereedschappen. Daar heb ik zeven jaar over gedaan.

3 Ik was klaar en het was mooi geworden. Ik dacht, ik maak er een repaircafé van. Er kwam een vrouw binnen van Repaircafé Nederland om te vertellen hoe dat moest. Ik zei haar goedendag en voelde me leeg. Ik wist het even niet meer. Ik besefte dat ik alles deed uit respect voor hem, om het een plek te geven. Wat wilde ik nu zelf??

4 Ik ruimde een groot deel van wat ik had opgebouwd weer op. Dat was enorm zwaar werk. Het leek wel een grafkelder, die werfkelder van mij, zonder daglicht met al die oude spullen, sommige bewaard vanuit nostalgie, andere om hun schoonheid of vanuit functionele overwegingen, alles leek nu doelloos geworden.

5 De kelder was voor een groot deel leeg en moest opnieuw worden opgeknapt. Ik kon niet meer, was helemaal op en organiseerde maandelijkse klusfeesten. Als toevalstreffer ontmoette ik een netwerker die me hielp mensen te verzamelen.

6 Na een jaar was de kelder omgetoverd tot een prachtige middeleeuwse catacombe. Witte muren en spaarbogen, de laatste twee bogen nog de oude kloostermoppen, een groot sisalkleed van 32 M2. Als dank organiseerde ik elke maand een feest met vuur en soep. Er kwamen veel muzikanten op af. Het werd een succes.

7 Het was niet mijn bedoeling een muziekcafé te worden. Het was voor mij allemaal bedoeld als afscheid. Ik had behoefte aan een heel klein en eenvoudig huis. Ik kocht een woonwagen van 12 M2. Ik zette de feesten stop en plantte een bord in de tuin, samen met de makelaar. TE KOOP.
Binnen een half uur was het verkocht. Voor de vraagprijs.

8 Ik leefde in de woonwagen op een camping en schreef me in bij vrienden. Ik ontdekte hoe ik mijn eigen ideale huis voor me zag. Ik begon te ontwerpen. Na drie en een half jaar was het klaar. Een huis dat nog kleiner was, en waar ik mee de weg op kan. Een wooncocon op wielen. Daarin woon ik nu.

9 Ik ben nu 53 jaar oud. Ik maak me klaar voor een hele lange voettocht, met mijn huis achter me aan. Ik wil kijken of ik er een elektrische mover voor kan zetten. Ik hoop dat het lukt! Maar zou eigenlijk niet weten waarom niet. Ik moet wél nog meer spullen gaan opruimen…

.

En nu is het gelukt! Ik ben zover. Ik kan in de lente op pad gaan. Ik ga met wat ik heb, niets meer en niets minder. Na al die tijd is het moment gekomen.

 

Klik hier voor de link naar het artikel in de Correspondent.

 

Almaar lichter

.

De verf van mijn nieuwe buitenkeuken is nog zacht, maar ik wil koffie zetten, met verse geitenmelk. Alles is zo nieuw!  Daar sta  ik, voelend waar de wind vandaan komt, voor het gasstel, met in de andere hand de aansteker.

.

Met twee lege flessen in de hand, sta ik bij de open deur van een kleine koele ruimte. Het is er wit betegeld en schoon. Vóór mij staat een grote roestvrijstalen tank, waarin geitenmelk is opgeslagen. De boer komt aanlopen, een veertiger met rode krullen. Ik groet hem en geef hem mijn flessen. „Ik hoef in het vervolg maar twee liter melk, want ik heb geen koelkast meer,“ zeg ik terloops. Hij kijkt zo verbaasd alsof hij een geit ziet vliegen. „Tja, ja, eeeh… “ stamelt hij, „Het kàn natuurlijk wel…. als het niet goed meer is proef je het wel!“ Ik moet stilletjes lachen om zijn gezicht. „De nachten zijn koud en ze staan in de schaduw. Als het warmer wordt maak ik een kuil,“ zeg ik.
Hij kijkt nog steeds een beetje aarzelend. „Tja, toch zal het wel niet voor niets zijn uitgevonden. Dan moet het vast handig zijn, zo’n koeling.“ meent de boer.
„Vast,“ bevestig ik zijn woorden.“Maar ik vind het leuk om uit te vinden wat er nou écht in de koelkast moet. Het valt reuze mee. Groenten kun je op een koele plek leggen met een natte doek erover. Bladgroenten kunnen in een vaas of kleine emmer met water. Dat gaat prima. Mensen doen tegenwoordig bijna álles in de koelkast! Dat vind ik zwaar overdreven.“
„Ja dat klopt. En sommige dingen mògen helemaal niet zo koel,“ is hij het met me eens.
„Zoals komkommer en banaan,” vul ik aan.
Hij lacht.

Het weg doen van de koelkast is maar één ding. Er is veel meer wat weggaat. Het zijn keuzes die dieper gaan. Vanaf mijn dertigste ben ik veel met materialen en machines bezig geweest. Mijn handen wisten steeds beter wat ze moesten doen en mijn inzicht in de materie groeide. Deze wagen is de kroon, de afsluiting van die tijd en tegelijk een nieuw begin.
Nu mijn wagen bijna af is, rijst de volgende vraag. Wil ik dit blijven doen? Bouwen, schroeven, schaven, zagen en schuren? Wil ik het gereedschap en ijzerwerk, alles wat ik al zolang met me meedraag nóg langer meenemen? Het is een zware last. Een deel ervan is nog afkomstig van de werkplaats van mijn overleden man.

Ik weet het eigenlijk best. Ik kies voor licht. Elke keer weer. Ik geef weg wat ik niet meer kan gebruiken. Handige verzamelaars zijn er blij mee. De oude ELU schaafmachine, de nieuwe cirkelzaagtafel, een paar grote lijmklemmen en de gietijzeren slijpmachine. Ik heb het allemaal in mijn handen. Uiteindelijk komt de Japanse kettinglier aan de beurt… Het is dezelfde waarmee we ooit onze prachtige tuindersvlet van de bodem hebben gehesen en gered. De boot waarmee ik vijftien jaar rondvaarten deed.
Ik kies en kies nog eens. Ik houd de basis bij me. Het moet genoeg zijn voor het dagelijkse werk rond de wagen en in de tuin. Maar ook een zware werkriem met een grote musketonhaak en het lange touw gaan mee. Ik hoop toch nog eens een hut te bouwen in een mooie boom.

Telkens denk ik, nou stop ik met weg doen. En toch blijkt het elke keer nog steeds te zwaar, te veel, wat ik heb. Bij alle keuzes die ik maak, bepaal ik mijn toekomst. Door het één uit te sluiten, worden andere wegen geopend. Ik verlang ernaar licht te zijn, met gemak te kunnen bewegen. Liever deel ik al mijn ervaringen in ideeën, tekeningen en verhalen, dan om verder te trekken als een rijdende werkplaats. Dit doel wil ik scherp houden. Dàt is belangrijk. En bij elke kist die ik wegdraag, komt mijn volgende bestemming dichterbij.

Als ik het moeilijk vind, dan denk ik dit: Er zijn mensen die kiezen voor lichtheid en anderen zijn verzamelaars. Mocht ik ooit helpen bouwen aan een natuurtempel, gemeenschapshuis of huttendorp, dan is mijn ervaring en souplesse méér waard dan dat ik allerlei materiaal meesleep. Bovendien kan ik kijken en luisteren en heb geduld. De verzamelaars hebben de spullen. Zo heeft iedereen zijn taak. Dit te beseffen, dat helpt mij kiezen. Samen dóen we het.

.

Kiezen is niet mijn liefste ding
maar een springer kiest voor matiging
De piste schoonmaken is wat ik doe
om straks en ik zal weten hoe,
op beide voeten klaar te staan
en voor de volgende sprong te gaan!

                        .

                        .

                       .

                       .

De vonk uit het verlorene

.

 

Als je liefste sterft, dan val je in een gat. Maar als je aan de zwaartekracht van het gat weet te ontsnappen, kan er uit die ervaring iets moois ontstaan. (Alowieke)

 

Het miezert al een paar uur. De lucht is egaal grijs en de schemerige dag gaat langzaam over in de nacht. Ik doe de gordijnen dicht. Op het aanrecht staat een afgespoelde etenskom en in de woonwagen hangt nog de geur van geroosterde zonnebloempitten. Buiten loeit de koe.
Ik sta voor de kleine kast bij het raam en gedachteloos aai ik over het ronde houten kistje, dat er op staat. Door de warme kachel is het hout verder gescheurd dan ooit, de spleet, die vanuit het midden begint, wordt naar buiten toe steeds wijder. De scherpe rand van de scheur doorbreekt de cirkels van de jaarringen met een gapende kloof. Het kistje heeft een oervorm, alsof het zich de boomstam nog herinnert, waar het uit kwam. Het is goed geolied, het hout is goudgeel met jaarringen als donkerrode kringen. Onder het deksel zit een brede zwarte kier. Het wil niet meer dicht. Door de grote scheur in het hout past het niet meer.
Ik pak het kistje beet, zet het op tafel en open het. De schat die het bergt, bestaat zoals gewoonlijk uit rommel. Drie lege tubetjes arnicazalf, twee doosjes paperclips. Wanneer gebruik ik die, vraag ik me af. Ook zitten er wel zes scheermesjes in, genoeg voor twee levens. Ik vind twee kleine bruine flesjes, ooit door vriendinnen in handen gedrukt. „Geweldig spul, alsjeblieft! Voor jou”. Ik kijk ernaar en vraag me af wat ik er mee moet. Eén voor één spreid ik alles uit op tafel en schuif opzij wat weg kan. De bodem voelt een beetje vettig aan, alsof er iets heeft gelekt. Uiteindelijk is het kistje helemaal leeg. Ik poets de bodem schoon en strijk zachtjes over het gladde hout.

In gedachten zie ik de handen die dit maakten en de man van wie die handen waren. Zoveel meer maakte hij, de prachtigste schalen, zuilen en reusachtige schaakstukken, gedraaid op een grote draaibank met ingenieuze precisie en creativiteit. Ik herinner me een perfecte houten bol, gemaakt van gouden regen. Het had een geelgroene betoverende glans, je kon er bijna doorheen kijken.  Ik ruik de geur van verse lijnolie uit lang vervlogen tijden.
Deze handen, de altijd vuile en bezige vingers, ze zijn nog altijd bij me. De klok kan uren en dagen tellen, maar niet de intensiteit, niet de warmte van het samenzijn, dat nog een eeuwigheid doorgloeit..

Ik sta met het kistje in de hand, rond als een glad geschaafd en uitgehold stuk boomstam. Ik klapper met de klep en vraag me af. Wat nu? Het is één van de laatste dingen die ik wegdoe, dingen van hem, het laatste voorwerp van zoveel kubieke meters opruimen, zoveel spullen met ziel erin. Maar de tijd verstrijkt, het hout scheurt en verliest zijn glans en houtwurmen maken een begin aan het verval.

Ik glimlach. Ik weet. Zijn aanwezigheid zit niet in stoffige, uit elkaar vallende spullen. Méér dan dat, maakt hij deel uit van mijn nieuwe huis, mijn nieuwe leven, de prachtige kleine woonwagen, die ik bouw. Hij is er bij, als een stille kracht.
Ik schuif het kistje opzij, bij de spullen die weg kunnen, maar toch een beetje apart ervan. Dit is voor de kringloopwinkel. Het zal zwijgend zijn verhaal vertellen, ergens op een plank, tussen honderden andere spullen. Een stil en vergeten verhaal zal het zijn en geen mens die het zal kennen.

.

 

FILOSOFEREN OVER LIEFDE, WETENSCHAP EN DOOD

Als je liefste sterft, dan val je in een gat. Maar als je aan de zwaartekracht van het gat weet te ontsnappen, kan er uit die ervaring iets moois ontstaan. Ik vind het bijzonder opwekkend, hoe je het vitale deel van een overleden dierbare in je kan opnemen. Hoe die energie doorgegeven wordt en alles overleeft. Ik wil daar nog even op doorgaan. Het is een ongewone en volkomen intuïtieve gedachtesprong, maar iets ervan doet mij denken aan de kwantumwaarnemingen van Hawkins. Energie gaat nooit verloren, het verandert alleen van vorm. Zelfs een zwart gat is niet zwart. Er komt een soort straling van af.
Je zou het zwarte gat met de dood kunnen vergelijken, of het gat waar je in valt als achterblijver. De deeltjes, hieronder genoemd, zijn dan een liefdespaar. 
Lees op die manier het volgende wetenschappelijke stuk, zoals ik dat voor me zie:

Hawkingstraling wordt in het algemeen verklaard met virtuele deeltjes. Er zijn bewegingen die ontstaan doordat alles in rust verzonken raakt, vanwaaruit dan weer kleine fonteintjes van activiteit opspringen. Hierdoor ontstaan paren van virtuele deeltjes (deeltjes met hun antideeltjes) nabij de waarnemingshorizon van het zwarte gat. Het kan zijn dat een van beide deeltjes in het gat valt, en daarbij voldoende energie opdoet om het paar reëel (niet-virtueel) te maken. Als dan het andere deeltje aan de zwaartekracht van het zwarte gat weet te ontsnappen, lijkt het van buiten af gezien, alsof het deeltje door het zwarte gat is uitgezonden. Dat deeltje neemt dan een deel van de energie van het deeltjespaar met zich mee.

Kortom, het is of er energie loskomt, die er anders niet geweest was. Is dit niet iets wat vaker gebeurt? Door de dood van de één, op de rand van de kloof van licht en donker, worden dromen werkelijk gemaakt. Treurnis is de meest voorkomende emotie bij verlies, maar hoeveel energie zou het wel niet geven als veel meer mensen dit om konden zetten in liefdevolle aandacht en geïnspireerde daden? Het is niet alleen iets wat terugkomt in het Bijbelse pinksterverhaal. Ook dit filmpje zie ik als een lichtend voorbeeld daarvan. Deze boodschap wordt uitgesproken door Mohamed El Bachiri, die zijn lief verloor bij de aanslagen in Parijs. Tot zover deze gedachtegang.

https://www.youtube.com/watch?v=xsCSfmi566w&feature=share

 

Tien paar schoenen en meisjesgenade

.

Blogtek. Tien paar schoenen kl frm.

.

Er was een tijd dat ik postbode was. Ik had een eigen wijkje. Dat deed ik met plezier. Maar één winter lang liep ik op kapotte schoenen. Ooit waren het eerste klas wandelschoenen. Die dagen waren al lang voorbij. De ene zool zat los en als het regende werd mijn sok nat. Er was geen geld voor nieuwe.
Misschien is het daarom, dat het wegdoen van schoenen me moeite kost, bij het opruimen.

Als ik straks verhuis naar mijn kleine coconwoning, dan heb ik slechts een paar vierkante meter. Wat doe ik dan met al dat schoeisel, past het wel? Ik wil eigenlijk geen enkele missen. Dit is wat ik heb:.

.
Klompen voor in en uitlopen en warme voeten
Comfortabele met bont gevoerde terreinlaarzen voor diepe plassen
Hele goeie wandelschoenen
Makkelijke nette schoenen
Uitgaansschoenen met hak
Mexicaanse muiltjes, instappers.
Warme pantoffels voor de winter
Sandalen
Renschoenen met verende zool
Balletschoenen, ook te gebruiken voor klimmen in gladde paal en in bomen.

.

Maar wie weet, de kast onder de vloer is best groot. Misschien past het. Nog even verder bouwen, dan weet ik het.
Ik ga nóg kleiner leven. Van twaalf naar zes vierkante meter. Een poppenhuis is het bijna. Ik heb er zin in. En ach, al zou ik een paar schoenen weg moeten doen. Als dat alles is…

Meer dan wat dan ook is dit huisje van mij. Het is méér dan een ding. Mijn eigenwijsheid zit er in en al mijn jongensachtige meisjesdromen. Ik maak het voor de gein.

Genade en gein is hetzelfde woord, al is er haast niemand die dat weet. Genade betekent dus eigenlijk: Geintje, of heb lol. Zo grappig vind ik dat. Ik moest erg lachen toen ik dat ontdekte. Waarom zou je zaken te serieus nemen. Blijf toch lekker spelen. Jongensgenade of meisjesgenade, allemaal leuk.

Hoera, het leven is een geintje!

.

Bodemcompactie op het land, dat is soms ook geinig.

.

.

Nog meer gedachtes over gein…

.

Als je iemand
iets vergeeft
dan zeg je
Kom,
laten we lekker
samen gaan lachen

Dat is genade
Dat is gein
zonder poespas
Heel gewoon