De tijd van het zevende vuur ( The time of the seventh fire)

.

.

Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras” van Robin Wall Kimmerer en herken de hoopvolle symboliek.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Het is al dagenlang mistig. Ik houd van die dagen rond de zonnewende. Het is een sluier, die het nieuwe zonnejaar verbergt. De mist nodigt uit om te dromen, dromen van wat er komt en dan weer stilletjes aan in te dommelen, om dan weer verder te dromen, als een egel in zijn winterbed van dor blad. En dan, als de zon weer terugkeert, helder en stralend, dan ontvouwen zich de nieuwe mogelijkheden. Wie vastberaden is onthoudt haar of zijn dromen. Dromen krijgen handen en voeten. Ze lijken klein in het tumult van alledag. De krant staat bol van oorlog, klimaatverandering, biodiversiteitsverlies. Hardnekkige multinationals die niet willen opgeven wat ze hebben. Er is een groeiende kloof tussen arm en rijk, terwijl we van de ene crisis in de andere belanden. Maar ook groeit er veel onder, in de schaduw van de tijd. En zonder dat we elkaar ooit hebben ontmoet, dromen we van dezelfde dingen.

Het was dan ook een feest van herkenning, toen ik in het boek begon dat al lang op mijn lijstje stond: ”Een vlecht van heilig gras,” van Robin Wall Kimmerer. Alleen al de inleiding die ze schreef in de nieuwste druk, in 2022. Ik kwam beelden tegen die ik zelf ook gebruik. Dit is wat ik las.

De hemel wordt donker. Maar zoals altijd laat ik me leiden door de bossen, die ons iets over verandering leren. De krachten van schepping en vernietiging zijn zo nauw met elkaar verbonden dat we soms niet kunnen zien waar de ene begint en de andere ophoudt. Een oud bladerdak kan generaties lang overheersen in een bos en de ecologische omstandigheden creëren waarbij het zelf goed gedijt, en tegelijkertijd anderen onderdrukken door alle natuurlijke hulpmiddelen voor zichzelf te gebruiken. Maar al die tijd brengt het alles in gereedheid voor wat er daarna gebeurt – en er gebeurt altijd iets wat krachtiger is dan dat bladerdak: een brand, een storm, een ziekte.
Uiteindelijk wordt het oude bos verstoord en vervangen door de ondergroei, door de begraven zadenbank die zichzelf heeft voorbereid op dit moment van transformatie en vernieuwing. Er ontstaat een compleet nieuw ecosysteem om te vervangen wat niet meer werkt in een veranderde wereld. Kimmerer zegt: Ik hoop dat “Een vlecht van heilig gras” deel uitmaakt van die ondergroei, gezaaid door vele denkers en doeners die de zadenbank vullen met allerlei soorten, zodat wanneer het bladerdak sneuvelt, wat ongetwijfeld gaat gebeuren, er al een nieuwe wereld opkomt. Nieuw, maar ook oud, met zijn oorsprong in het inheemse wereldbeeld van een juiste relatie tussen land en mensen. Wat het bladerdak van kolonialisme probeerde te onderdrukken, zwelt aan. Het is de voorspelde periode van het Zevende Vuur, een heilige tijd waarin de wereld verandert door collectief te herinneren. Een donkere tijd en een tijd vol licht. We herinneren ons de vaak gebruikte verzetswoorden: ‘Ze probeerden ons te begraven, maar ze wisten niet dat we zaden waren.’ 

Het beeld van het sneuvelende bladerdak staat ook in mijn geest gegrift. Ik weet van de vele kiemen die eronder groeien en de kracht ervan. We verspreiden het zaad en dragen het mee in onze harten en in kistjes op koele plekken. Het is de tijd van het Zevende Vuur. Hoe maken we de sprong naar de nieuwe tijd? Hier laat ik Robin weer aan het woord.

Wat is ervoor nodig om te stoppen met wat niet werkt en de risico’s van onzekerheid te nemen? We zullen moed nodig hebben; we zullen elkaars hand moeten vasthouden en erop moeten vertrouwen dat de ganzen ons opvangen. Het zou helpen als we zongen. Het kan zijn dat we niet zacht landen, maar de natuur bevat veel medicijnen. Voortgestuwd door liefde, klaar om de handen uit de mouwen te steken, kunnen we de sprong maken naar de wereld die we samen willen scheppen, met zakken vol zaad. En wortelstokken. (Robin Wall Kimmerer, New York, 2020 )

Zing voor de elfen. Laat de elfen weer zingen, voor alles wat er is. Plant het zaad, verspreid de wortelstokken. Een nieuw lichtjaar is op komst. (Alowieke)

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

Many young sprouts grow under the heavy canopy. One day it will fall. Colonialism is coming to an end, new forces are getting light. I’m reading “Braiding sweetgrass” by Robin Wall Kimmerer. I recognize this hopefull symbolism..

Lieve bodem, groei!

.

.

Het is in de eerste plaats de natuur die ons moet inspireren, want zij is de enige echte garantie voor duurzaamheid.” Pierre Rabhi

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Ik loop naar het Verhalenpad. Het gras is wit en kraakt onder mijn voeten. Ik kijk naar de grote groep eenden, die bij het enige plekje zit, wat niet bevroren is, in de sloot. Stil zitten ze bij elkaar, de veren dik opgezet om warm te blijven. Het is vlakbij het hek, waar ik normaal langs ga. Ik maak nu een omweg om ze niet te storen. Laat ze maar, met die kou. Ze hebben hun energie hard nodig. Voorzichtig stap ik op het ijs van de sloot. Er is geen kraakje te horen, het is sterk genoeg. Zonder twijfel ga ik eroverheen. Aan de overkant van de sloot stap ik de kant op en loop verder naar het Verhalenpad.
De tekst op het bordje is aan het verbleken. Eigenlijk vind ik dat wel okee. Want ik vraag me af voor wie dat bordje er staat. Het is een Verhalenpad, maar vooral voor mij. Dat is omdat ik erbij ben. Ik volg het pad, ik creëer het en zie veel gebeuren. Kleine veranderingen vol leven. De verhalen komen tot mij en ik volg. Ik vertel erover, hier, aan jullie. Ik hoop dat het inspireert bij het maken van andere verhalenpaden. Want wij zijn de diversiteit. Wij moeten het doen, in dit land dat al honderden jaren wordt omgeschept.
Ik mag vooral niet te snel gaan. Dan verdwijnen ze, de verhalen. Dan vertrap ik ze onder mijn voeten en ik spit ze doormidden. Zolang ik blijf kijken en geduldig opvolg wat ik zie, dan kom ik verder. Ik denk aan Momo, die met Cassiopeia door de versteende straten liep in het boek van Michael Ende. De verstening, dat zijn de weilanden die er allemaal hetzelfde uitzien. Glanzend raaigras, zonder greppels, nu wit van de rijp. De winter maakt van alles een sprookje. Langzaam kuier ik verder. Ik loop langs het vervaagde naambordje heen, dat in een stapel stenen is geplant. Hier moet de mensentuin komen. Het is de bedoeling dat er op een dag een overvloed aan voedsel groeit. Voor ons, voor mij en de boer. Maar het pad is veel langer. De dieren krijgen de meeste ruimte. Slechts tien procent is voor de mensentuin, veertig is voor ons samen, en vijftig is voor hen alleen. Dat is een dierenverhalenpad. Niet alle verhalen hoeven te worden gekend, anders is de magie weg.

Ik denk aan de hele rij zaad, die ik kocht om op te kweken. Waar moet ik dat allemaal kwijt dit jaar? Het is allemaal zaadvast, daar heb ik goed op gelet. Broccoli en koolrabi. Een hele rij kruiden en sponskomkommer. “Wat leuk, dan krijg ik sponsjes uit jouw tuin!” riep mijn vriend Dick gisteren. “Ja” zei ik. “Maar het belangrijkste is het zaad, niet jouw schone keuken! Voor je het weet is alles opgebruikt en hebben we weer niks. Net zoals het in de rest van de wereld gaat. Wel opmaken, maar niet zorgen voor later. Zonder zaad loopt alles dood.”

Mensen moeten vooral niet het belang van kleine oplossingen bagatelliseren. Deze zijn verre van onbetekenend en dragen bij aan het opbouwen van een wereld waar we met steeds meer individuen naar verlangen. (Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg, pag 68.)

Verleidingen zijn groot. Beloftes snel gemaakt. In abstracties kun je de wereld in mum van tijd veranderen. Het is niet echt, het zijn maar ideeën. Maar de grond heeft tijd nodig. En zaad, hoeveel potentie het ook heeft, vraagt om de juiste omstandigheden om te groeien. Daar werk ik aan. En vele anderen doen dat ook. Het zijn kleine stappen. Soms ben ik ongeduldig. Onder de laag riet, karton en compost, zijn de wortels van het kweekgras nog steeds niet dood. En de klei is hard als oude kaas. De vaste luzerne moet er eerst gaan groeien, en de elzen en de andere bomen en struiken, die de plek omringen. Mijn hart klopt vol verwachting. Ze zijn toch al hard gegroeid, dit eerste jaar. Hun wortels zullen de bodem luchtig maken. Miljarden beestjes zullen er wonen, wriemelend in het donker. Wat een ongeziene verhalen langs mijn pad! Zelfs een theelepel grond bevat meer verhalen dan ik in mijn hele leven kan vertellen. Ze hebben tijd nodig en aandacht.
Ik droom van wortels in donkere grond, van wilde lijsterbes en sleedoorn. Van elzen en paarse luzerne, diep wortelend de bodem in. Beide zullen zorgen voor stikstof. Dat is nodig voor het verteringsproces van al die bergen riet, die ik er bovenop gooi en het karton dat het kweekgras ontmoedigt. Hoe meer tijd ik neem om de bodem klaar te maken, hoe beter het is. Al duurt het twee jaar, of drie. Ten slotte gaat het niet om mij. Het gaat erom dat de bodem weer gaat leven. En tegelijkertijd de planten, de kleine zoembeestjes en de vogels. Ik ben de verzorger en als verzorger moet ik eten, anders kan ik er ook niet over vertellen. Meer is het niet. Genoeg is genoeg. Hoe minder ik neem, hoe meer krijgt de bodem, om te groeien. Lang leve de Aarde.

In dit verhaal citeer ik Pierre Rabhi. Hij is boer, schrijver en filosoof, en een van de pioniers van de ecologische landbouw in Frankrijk. Hij verdedigt een andere maatschappij, een die respectvoller omgaat met de mens en de aarde en hij ondersteunt de ontwikkeling van agro-ecologie over de hele wereld. Rabhi heeft een groot oeuvre, waaronder het boek: Het geluk van het genoeg.

NEDERLANDS

ENGELS

.

We are the diversity! Give more, take less. The less you take, the more will grow around you. Thus we build our soil together, the bottem of creation. The bottem. My eternal teacher who learns me to be patient all the way. Keep it small and stay healthy. I walk to the Story Path through the frost.

Op 13 dec is het manifest Rechten voor de natuur aangeboden in Den Haag. Een kleine mijlpaal. Of groot? We zullen zien.

Manifest – ‘Rechten voor de natuur’ aangeboden aan Tweede Kamer

De robuuste kiem van Alles (The robust seed of Everything)

.

.

.

Een verrassend gesprek in de trein over autonomie en zelf voedsel verbouwen en zaden telen. Met aan het eind een cadeautje van de conductrice.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Ik sta in de trein van Antwerpen naar Rotterdam en kijk door de open deur naar de bewegende menigte op het perron. Twee dagen lang verdiepte ik me in de autonomie van zadenteelt en ik ben geheel vervuld van het onderwerp, dat zo verbonden is met lokaal voedsel telen en sociale verbondenheid.

Het is erg druk in de trein, maar ik vind toch nog een klapstoel op het balkon. We zijn nog niet weg, we hebben nog even de tijd. Naast me staat een pittige conductrice met een blonde staart. Al snel raken we in gesprek en ik laat haar mijn kaartje zien, de lichtblauw met groene woonwagen, het Rijdende Verhalenhuis. Nee, vertel ik, ik reis er niet meer mee. Ik ben geworteld, om me te verbinden met het land. “Ben je ook zelfvoorzienend?” vraagt ze. “Wat bedoel je daarmee?” vraag ik, “Ik kan me redden met mijn zonnepanelen, als het moet. Maar mijn eigen voedsel kan ik nog niet telen. Een heel klein beetje maar. Die kennis te verrijken, dat vind ik belangrijker dan energie…”

Tot mijn verrassing vind ik herkenning. En dat op de laatste plek waar je het kan verwachten. Hier, bij een conductrice in een Vlaamse trein. Ik noem haar Lena. We praten over voedsel. Voedsel uit zaad, knollen of wortels, dat opgroeit vanuit een vruchtbare bodem, liefdevol bewonderd en verzorgd. Het wordt geproefd, gedeeld en besproken. Het wordt geoogst en gaat van hand tot hand, tot het op tafel belandt. Ons lichaam verwerkt de voedingsstoffen en die belanden opnieuw in de bodem. Zo hoort het te zijn. We hebben het niet alleen nodig om te leven, maar ook om het leven zin te geven, met elkaar. Het maakt het leven op aarde vol, levendig en vruchtbaar. Lena noemt het: “Wakker zijn.” Het maakt mij niet uit hoe ze het noemt, we willen hetzelfde: handen terug in de aarde. Eigen voedsel kweken en de afscheiding met de natuur ongedaan maken.

“We hebben de productie helemaal uitbesteed aan slechts enkele multinationals,”zegt Lena strijdvaardig. Ze wil er niet meer aan meedoen. “Ja,” zeg ik. “Voedsel is een mager gebeuren geworden. Het gaat allang niet meer om de honger van mensen te stillen. Het gaat om de portemonnee van de aandeelhouders. Het voedsel zelf is van ondergeschikt belang. Het is een optelsom van nutriënten van de industrie. Die wordt steeds efficiënter. Steeds vaker zie je pasklare maaltijddrankjes, zodat je altijd door kan werken in de veeleisende groei economie. Dat heeft met voedsel weinig te maken. Ik vind het ongelooflijk dat mensen daar intrappen. Snap jij dat?” Lena schudt haar hoofd. “Weten zij het nog, van het zaad? Daar komt het leven uit voort! Ik wil dat het zaad weer in onze handen komt, in handen van levendige en geïnspireerde mensen met liefde in hun lijf. Zoals jij en ik.” Haar gezicht staat vastbesloten. Ze is niet de enige. Er zijn er steeds meer. Ik vertel haar wat ik geleerd heb, de afgelopen dagen. Hoe kunnen we weer zelf onze zaden telen? Het is niet vanzelfsprekend, bedrijven ondervinden een hoop regels en wetten, daarin. Lena luistert, ik vertel.

Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg.

De teelt van zaden wordt heel strikt gecontroleerd. Enerzijds is dat om de handel gezond te houden. Er mogen absoluut geen ziektes en schimmels worden verspreid. Dat is begrijpelijk. Maar schimmels en ziektes kan je ook bestrijden door je systeem gezond te maken. Uiteindelijk is dat ook veel efficiënter! Dat doet ecologische landbouw. Door meer soorten bij elkaar te zetten maken de planten elkaar gezond. Maar niet alleen ondersteunen ze elkaar, je bent ook niet meer afhankelijk van één enkel product. Wie meerdere paarden voor zijn wagen spant, is minder kwetsbaar. Als het één wat minder is dat jaar, dan is er altijd nog het ander wat het wel doet. Toch overheerst vooral de angst dat het mis kan gaan en dat is allesbepalend. Vandaar die grote controle op zaadgoed, bij gangbare en biologische zaden.
“Dus daarmee wordt de natuurlijke voortgang gefixeerd!” zegt Lena. “Dat is belemmeren van de evolutie! En dat in deze tijd van verandering. Alles wil in beweging komen, toch?” Ik knik en ga verder.

“En dan heb je bovendien nog de patenten. Het patent op zaden. Zaden kunnen vaak niet worden vermeerderd, gewoonlijk zijn ze niet zaadvast,” zeg ik. “Als je er iets uit laat groeien krijg je allemaal rare dingen, maar niet meer de oorspronkelijke kool of sla. Er zijn maar een paar bedrijven die zorgen voor ons voedsel. Zij hebben het zaad in handen. Elk jaar opnieuw moet de boer daar zaad inkopen en zo hebben die multinationals de macht. Het gaat immers om geld. Gangbaar voedsel en zaad is volledig gebonden aan de financiële markt. De aandeelhouders, daar gaat het om. Maar wat gebeurt er als die markt instort? Wat staat er dan nog op tafel?” We kijken allebei stil voor ons uit. Ik vraag me af of Lena niet nodig kaartjes moet gaan knippen. De trein rijdt alweer een poosje. Inderdaad, ze kijkt onrustig om zich heen. Iemand van de beveiliging komt langslopen. Ze groet me en verdwijnt gauw door de schuifdeuren.

Als ik alleen ben, denk ik na over die eerste vraag van haar. Lena vroeg mij of ik zelfvoorzienend ben. Tegenwoordig wordt daar vrijwel altijd eigen opgewekte elektriciteit bedoeld. De focus van de samenleving ligt nu op alternatieve energiebronnen. Toch, zonder laptop, telefoon en andere elektrische apparaten kan ik nog wel leven. Maar zonder voedsel en warmte kan ik niet. En daarin zit hem de clou. Daarom plant ik bomen. Voor snoeihout om mijn kleine, goed geïsoleerde huisje te warmen. Voor noten en bessen. Op de uitgestrekte Friese weiden vormt het een windhaag. Dat is nodig voor de jonge planten die erachter zullen groeien: de kruiden, de pastinaken en de koolrabi. De vlinders en de bijen zoemen rond in de luwte en bezoeken de ene bloem na de andere. Er moeten veel meer van deze plekken komen, voor ons én voor de dieren. Voor voedsel en diversiteit. Alleen zo kunnen we weer deel uit gaan maken van het ecosysteem Aarde. We hebben veel meer mensen nodig, die weten hoe je voedsel laat groeien, en daar met liefde mee bezig kunnen zijn. Daarom schrijf ik erover. We moeten het terugpakken, weg van de grote industrie en de aandeelhouders. Met elkaar weer gaan genieten van de vele variaties en smaken die er zijn, het proeven en er samen over hebben.

Een poosje later komt ze terug, Lena, de conductrice. Ze wil graag nog iets vertellen. Ze heeft een nieuw baantje, zegt ze. Bij een bejaarde bollenteler, in Noord Holland. Hij kweekt alleen geen bollen meer. Hij teelt nu een variëteit aan biologisch voedsel. Er werken allerlei mensen op zijn land. Hij is bijna doof en blind, die man. Maar dat houdt hem niet tegen. Hij wil het goedmaken, wat hij verkeerd heeft gedaan. Ze vertelt het met glimmende ogen. Geboeid luister ik. Goddank, het is overal. We zijn niet alleen. Alles is in beweging en werkt aan dat ene. De robuuste kiem van alles.
“Ik vond het een heel bijzondere ontmoeting,” zegt Lena. “Daarom wil ik je iets aanbieden. Je mag van mij in de eerste klas gaan zitten.” Dankbaar sta ik op van mijn klapstoel en kijk haar stralend aan. Ik pak mijn versleten groene rugzak en zoek de weg naar mijn erezetel. Er is nog een lange reis te gaan. Buiten hangt een dichte mist. Ik ga zitten en staar in het niets.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

A surprising meeting in the train. We talk about being self sufficient and our food supply. About multinationals and how the food market is completely in hands of just a few. We have to take it back again!

PS: De conductrice heeft in werkelijkheid een andere naam en uiterlijk. Ook is het gesprek uitgebreider weergegeven dan het was, vanwege de leesbaarheid en de wezenlijke inhoud.

.

Dit boekje van Velt werd mij tot driemaal toe in handen gedrukt.

Breek de muur, bewaak de stilte (Break the wall, guard the silence)

.

.

Ik ben bezorgd over het toenemend geweld van geluiden. Het verstikt verhalen en verwondering. Dat hebben we nodig om te zien wat van waarde is. Ik sta in het veld als stille activist.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to hear the ENGLISH translation? Click in the button underneath the text.

Ik ben aan het werk bij de bult. Het Verhalenpad heeft voedsel nodig. Takken, riet, mulch. Planten, zaad en bomen. En vooral, rust en tijd. Gras wordt niet overal rigoureus afgemaaid, maar komt her en der tot bloei. De muizen eten het zaad en maken gangen onder de gevallen halmen. De muizen zijn nu weg. Er vlogen soms wel vier roofvogels tegelijk. Het gras is dun uitgedroogd hooi geworden en ik trek het zo weg. De bodem eronder is prachtig rul gemaakt door al die holletjes. Ik grijns tevreden. Hier kan ik mooi twaalfjarige luzerne zaaien! Goddank weten maar weinigen van dit Verhalenpad. Rust en tijd is even nodig als compost. Ik loop er voorzichtig langs om de bodem niet te pletten. Ik waak over de grond. Ik kijk en verwonder me. Verwondering heeft stilte nodig.Van ontzag word je vanzelf stil.

Net wanneer ik me dit bedenk klinkt er een toenemend gedreun. Het komt snel dichterbij. Onder de grijze wolken schieten vijf straaljagers voorbij, in formatie. Wat vliegen ze laag! Wat een kik moet dat geven om samen op te vliegen en zo hard. Het lawaai doordringt alles. In een mum zijn ze weer voorbij en het gebrom sterft langzaam weg. De enorme groep smienten in de sloot vliegt op met een alarmerend gefluit. Een groep ganzen komt paniekerig aanvliegen in de ijzig koude wind. Gakkend maken ze een halve cirkel en gaan dan toch weer terug. Langzaam keert de rust weer terug.

De volgende dag staan er mannen in het veld. Ze hebben honden en jachtgeweren. Ze zijn met zijn vieren en in elke wei staat een jager, doodstil te loeren. Maar niet in onze wei. Daar mogen ze niet komen. De laatste jager staat precies aan de rand van het stuk wat ik altijd met rust laat. In de permacultuur noemen we het zone 5, de Wilde Hoek, het heilige der heilige. Gewaarschuwd loop ik er heen. De caramelkleurige hond zit nog naast hem, maar dat kan zo veranderen. Die honden rennen overal achteraan en trekken zich niks aan van grenzen. Maar hier mogen ze niet komen. Als ze het toch doen stuur ik ze weg. Ik loop tot ik vlak bij hem ben. Hij staat aan de overkant van de sloot. Twintig meter is er tussen mij en hem. Hij heft zijn geweer, net als ik even niet kijk. Er klinkt een knal. Ik vloek en sta stijf stil. De man hoort het en kijkt naar me, met ontastbare onverschilligheid. Wat nu te doen? Hij mag daar staan, dat is niet illegaal. Maar ik kan wel iets anders doen, waardoor ik zijn jacht kan belemmeren. Ik ga zingen. Hazen zien de stille jager niet, in het bruin gekleed, als een standbeeld bij de sloot. Maar als ik zing weet de haas dat er mensen zijn. Ik schraap mijn keel en begin. Op mijn hurken trek ik het gras uit bij de jonge bomen. Ik ga op in het werk en zing het ene lied na het andere. Als ik weer op sta zie ik dat de jager weg is. Ook de andere jagers zijn in geen velden of wegen te bekennen. De smienten zijn ook weg. Ik zie ze nergens meer.

Het duurt twee dagen voor ze terug zijn. Het zijn schrikkerige vogels, net als de aalscholver die vaak bij ons in de buurt is. De zwarte vogel heeft een dikke nek en kan hele grote vissen doorslikken. Zijn kop lijkt ook op een vis. Bij de Swetteblom is veel voedsel voor hem, dat weet ik van de hengelaars. Ik vind de aalscholver een paar dagen later. Stil ligt hij in diepe slaap bij de steiger. Totaal uitgeput of verzwakt. Ik herinner me de waterscooter die gisteren voorbij raasde. Het gebrul, de golven. Arme aalscholver. Eerst straaljagers en knallende geweren, en daarna dit. Constant op de vlucht. Als je vlucht kan je niet eten. Ook heeft een aalscholver tijd nodig om rustig op te drogen, want hij heeft geen vet op zijn veren. Met al dat gedoe is het daar vast niet van gekomen. Met die ijskoude wind is hij misschien wel onderkoeld geraakt. Misschien was hij al wat ouder, maar toch…

Waarom gebeurt dit? Het wordt steeds erger. Ik ben bezorgd over het toenemende geweld van geluiden. Het verstikt de verhalen en de verwondering, die we nodig hebben om te blijven zien wat van waarde is. “Ze komen wel weer terug”, zeggen de jagers over de dieren. De straaljagerpiloten en de waterscooteraar zeggen precies hetzelfde. Ze gaan hun gang en kijken niet achterom. Het riet beweegt wild in de golven. Het lawaai groeit en groeit. Vogels vliegen in paniek in de scherpe koude wind. Ze verliezen energie en kunnen ondertussen niet eten. De aalscholver ligt kapot op de kant. “Ze komen wel weer terug” zeggen de mannen. Maar er komt een einde aan. Als elk geluid een steen is, dan is het met elkaar een muur. Achter de muur ligt de verwondering. Er zijn openingen in de muur, maar steeds minder. Tot de dag komt dat we er niet meer bij kunnen. Zover mag het niet komen. Ik ben hier. Ik werk aan het Verhalenpad. Geen mensenverhalen, nee. Het zijn de verhalen van “niet mensen” die daar groeien. Ze hebben ruimte nodig. Weinig buren komen kijken, naar wat ik doe. Maar ik werk eraan als een stille activist. En vele ogen kijken mee. Kleine zwarte ogen. Breek de muur, bewaak de stilte. Voor hen, voor ons, voor alles.

.

NEDERLANDS

ENGELS

I am worried about the increasing violence of sounds. It crashes stories and wonderment. And that ’s what we need to see what is of value. Here I stand as a silent activist.

Met elkaar voor Moeder Aarde

Ik denk aan jullie!

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

De dagen worden korter, nog even en de zonnewende maakt de wereld weer lichter. Dat schept hoop. Dat hebben we nodig, hoop en licht. Anders groeit er niks. Ik heb er veel van, hoop. Het gloeit zachtjes in het donker. De duisternis kan me niet deprimeren. Ik ga vroeg naar bed en slaap als een roos.

Ik word wakker. Het is nog donker. Voor het eerst in mijn leven ben ik elke ochtend vroeg, dit hele jaar al. Ik heb het altijd al gewild en nu kan ik het. In de zomer, toen het vroeg licht was, toen begon het. Maar nu is het winter en het gaat nog steeds door. De ochtend is jong en vol herfstige verwachtingen. Ik open de klamboe die als een kleine tent om mijn hangmat hangt en druk op het lichtknopje. De wekker op het nachtkastje wijst half zeven aan. Ik doe het licht weer uit en kruip er weer in. Een tijdloze ruimte omarmt mij. Hier in mijn warme hol, daar ontstaat het. Ik mijmer over voedsel. Dat het spaak loopt met de voedselhandel. Die ligt in handen van vier multinationals. De nood wordt hoger om kleinschalig te gaan werken. Maar hoe dringend het is, dat zal de geschiedenis vertellen als het voorbij is. Ik ben maar een klein figuurtje in de eindeloze tijd van het bestaan. Klein, geduldig en opgewekt.

.

.

Alleen lig ik in mijn hangmat, alleen sta ik met mijn handen in de aarde. Ik plant en mulch en volg het groeien. Alleen ben ik en toch samen. Ik weet van de anderen, ieder op zijn eigen plek. Klarien, Marin, mijn vrienden van Frijlan, Fransjan, Estella, Manon, Linder en Alex…. en natuurlijk de mensen van de Vlierhof, waar ik zo graag kom met Dieuwke. Er zijn nog vele anderen. Ik denk aan ze, één voor één. Zelden ontmoeten we elkaar, want ieder is druk met zijn of haar eigen plek. Allemaal zorgen we voor moeder Aarde en zijn we bezig met een andere manier om voedsel te verbouwen. We kijken naar de natuur en volgen haar wondere wegen. We inspireren anderen of geven les. Ik ben niet de enige die in het donker ligt te peinzen. Ik glimlach en spring over naar een andere gedachte. Waar zal ik de perenbomen vandaag neerzetten? De gedachte kabbelt weg op de stroom, om later weer terug te keren. Ochtendmijmeringen gaan hun eigen gang. Ik geef me er graag aan over. Maar de zon komt op, het wordt tijd om te kiezen. Ik loop in gedachten naar de voedseltuin. Die tuin ligt helemaal in het begin van het Verhalenpad. Ik zie precies de plek waar ze moeten komen, iets hoger, tegen de bult aan, het noordwesten van de tuin. Het hele jaar heb ik die plek bedekt met een dik bed van riet. Er groeit geen gras meer. Vele beestjes hebben eronder hun gangen gemaakt, zodat de grond los is. Daar gaat de spa de grond in, vandaag nog. De peren krijgen hun plek.

Ik luister naar de geluiden. Zacht spettert de regen op het dak. Mooi weer om te planten. Tevreden en stil wacht ik op het teken. Ik wacht tot ik ze hoor. Hun ratelende roep in de schemering. “Hier ben ik!” Roepen ze. “Waar ben jij?” Langzaam wordt het licht. Als zij eruit gaan, ga ik ook: De winterkoninkjes.

Ik klim uit mijn hangmat en stap naar buiten. Het is daar een stuk kouder dan binnen. De warmte is mooi blijven hangen in mijn kleine huis. Het gras is nat van de regen. Een felrode zonnegloed hangt boven de horizon. Ik blijf een poos staan kijken. De rest van de lucht is bedekt met een loodgrijze deken. Dan loop ik verder, op mijn klompen door het witte straatzand, dat in lage bulten bij mijn woonwagen ligt. Het zijn de eerste voorbereidingen voor de plantenkas. Het fundament heb ik de afgelopen weken gelegd, vele kruiwagens zand waren nodig om de stenen hun plek te geven. Het zand was zwaar maar de stenen waren nog veel zwaarder. Het was een grote vrachtauto die ze bracht. Die moest helemaal het kleine weggetje af, twee kilometer lang, en dan keren en weer terug. Maar het is gelukt en toen kon het feest beginnen. Een vloer leggen in wildverband. Er waren joekels bij van wel veertig kilo. Hoe doe je dat? Samen met Dick liet ik de enorme tegels zakken met sterke dunne spanbanden. Elke tegel kwam precies op zijn plek. Een strakke vloer is geworden. Het solide podium toont nu een zwart geschilderd aluminium frame. Het fundament van de plantenkas. Hierop bouwen we voort. Vanuit mijn achterdeur kijk ik er straks op uit. Hoe vaak heb ik me dat inmiddels voorgesteld!

Een kas van tien vierkante meter. Hier zal ik planten opkweken voor ze de koude grond in gaan. Er komt een kleine zithoek. Laat die belangrijke lui maar in hun sop gaarkoken, met hun grote zaken, die alleen om geld gaan. Wij maken er wat moois van, met elkaar! Ik weet dat jullie er zijn!

.

Adendum: De jonge enthousiase boer Sjoerd met zijn permacultuur, Boer Leen van het Marlanner kaashuis, Boer Gerrit en Petra Jukema uit het hoge noorden, Doetie van de geiten, Monique van Jouw Dagelijkse kost, mijn oude vrienden van Vereniging Hoge weide in Utrecht, Thomas en Martijn uit Amsterdam, Caroline uit Wales die zo lekker kookt, Leo en Juriaan met hart voor heggen en bomen, Annemarie van Natuurouders, Frodo van de oerbacterie, Wobby die van wanten weet, de poëtische Jalf en Reinnetta uit Aalten, Marten de boer die strijdt voor bloeiende bermen, net als Margaretha. Helder van de Wilde Wei die nu in Zuid Amerika is, maar ook mijn oude buurvrouw uit Haghorst die ik nooit meer heb gezien met haar vogelland en mijn vader van 93 die nog altijd in de tuin werkt. En natuurlijk Corrie en Dorothé als trouwe aardeminnende volgers. Als ik je vergeten ben, meld je maar! Dan zet ik je erbij.

NEDERLANDS:

ENGELS:

We need to grow food on a small scale and include nature. I create a place for food and animals and think of all the people who work on it. Together we stand for Mother Earth.

Het raadsel van qi en de slijmzwam (The riddle of qi and the slimemold)

.

Raadselen die overal doorheen gaan, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Raadselen boeien. Mysteries maken nieuwsgierig. Van de week zag ik een polletje gras, met sneeuw erop. Hé dacht ik, dat kan niet. Er ligt geen sneeuw. Ik liep erheen en raakte het aan met mijn vinger. Het kleefde. En nu ik er met mijn neus bovenop stond, zag ik dat de substantie een wat hoekige structuur had. Wat later vertelden ze me dat het de grote kalkzwam was, een slijmzwam. Slijmzwammen zijn een buitengewoon boeiend raadsel. Ze bestaan uit een hele massa organismen, die zich als één wezen gedragen. Het kruipt langzaam voort en het vindt zijn weg door miniscule gaatjes, als je het in een doosje stopt. Hoe kan een kwakje drab zo intelligent zijn! Raadselen gaan overal dwars doorheen, als de schering en inslag van een ondoorgrondelijk weefwerk. De oude gedachten van o.a. Lao Tze trachtten dat weefwerk te doorzien. Hij bekeek de schepping bekeek vanuit een heel andere tijd en cultuur dan de onze. Daarover heb ik mij ook enorm verbaasd.

Ik denk dat ik vijftien was, toen ik voor het eerst de Chinese I Tjing in handen kreeg. Ik ging er meteen mee naar de vriendin, met wie ik graag filosofeerde over het leven. Het eeuwenoude boek doorziet de wegen die onze energie gaat en schetst beelden als oorzaak en gevolg. Het is ontstaan in een andere tijd, in een land met andere maatschappelijke verhoudingen. Toch is het nog steeds goed te vatten en dat vond ik toen ook. Voor ons bevatte het een raadselachtige magie, die in ons schoolse leven vrijwel ontbrak. Hoe kon het dat een paar muntjes precies het juiste antwoord gaven? Eens stelden we de vraag: “Is het waar wat dit boek ons zegt?” We schrokken van het antwoord. “Je moet de meester niet onnodig lastigvallen”, was de uitkomst. We hadden vanaf dat moment geen enkele twijfel meer dat dit boek op één of andere manier werkte. Bovendien, er waren wijzere mensen mee bezig geweest dan wij, domme kinderen. In het lange voorwoord stond een heel verhaal van de grondlegger van de analytische psychologie, Carl Jung. Het ging over synchroniciteit. Ik las graag over Jung en hield van zijn boek over de mens en zijn symbolen.
Ook toen ik ouder werd, verdiepte ik mij in andere levenswijzen en religies. Ik las soms van Tagore, een Indische dichter en filosoof die in de hele natuur het goddelijke zag. Ik geloofde niet in een God die als een vader in de hemel was, los van de aarde en de schepping, voor mij was alles verweven. Tijdens een godsdienstles heb ik daar over gesproken. De docent keek me ontsteld aan. “Maar wij zijn Christenen!” riep hij. Ik zat ten slotte op een Christelijke school. Soms brengen mensen elkaar boodschappen die compleet uit een andere wereld komen. Zo ging dat ook in de zeventiende eeuw. Maar dan andersom.

In de zeventiende eeuw brachten jezuïtische missionarissen de nieuwe Europese wetenschap naar China. De Chinese geletterden waren geïntrigeerd en uitermate verheugd om ideeën te kunnen bestuderen als de relatieve posities van de hemellichamen, de fasen van Venus en het bestaan van het primum mobile – ideeën die in Europa eerst grote opschudding hadden veroorzaakt. Maar ze stonden versteld van het idee dat een god ingekapseld zat in een tiende onbeweeglijk hemel aan de buitenrand van de kosmos. Waarom zou de godheid, die de jezuïeten de “Heer van de Schepping’ noemden, er genoegen mee nemen om zich te beperken tot een klein deel van het universum dat hij had geschapen? De confucianistische geleerde FangYizhi (1611 -1671) concludeerde dat men in het Westen was gespecialiseerd in materieel onderzoek, maar gebrekkig in het begrijpen van de oorspronkelijke kracht. Qi. De essentie van het zijn, die duistere en samenbindende lagen van mysteries.

Dit lees ik in het boek “Heilige natuur” van Karen Armstrong. In de zeventiende eeuw verdween de magie, de mythe. De logica won en dit ging drie eeuwen door, schrijft ze. Ook een ander schreef hierover, vanuit een heel andere hoek, de bosbouw. Het kan niet anders, of een man van de natuur weet iets van onnoembare energie, die alles doordringt. Le Clerq schrijft dit in zijn boek, 1943 , Boomspiegel voor de wandelaar:

Er zal wel niemand zijn die zou willen betwisten dat de negentiende eeuw de eeuw der grote ontdekkingen is geweest. De wetenschap is in die honderd jaar meer vooruitgegaan dan in de vierduizend jaren die eraan voorafgingen. Deze snelle ontwikkeling heeft een enorme invloed gehad op ons gehele leven, en zij gaat nog steeds in onverminderd tempo verder. (.) De grote vlucht, welke de natuurwetenschappen namen, deed bij velen het idee ontstaan, dat zij er nu ook alles van wisten. Hoe knapper de mensen werden, hoe eigenwijzer. Inderdaad, men werd erg knap in scheikunde, geologie, mineralogie en allerlei andere wetenschappen. Maar men vergat, dat de eigenlijke levensfuncties van de planten nog nagenoeg geheel onbekend terrein waren. De knapheidswaan was echter zo sterk, dat men zonder dralen de bossen te lijf ging, gewapend met de pas verworven en ten dele nog zeer onrijpe kennis. Bosbouw werd een rekensom. En voor een bedrijf, dat zo op de natuur is aangewezen, is dat zeer gevaarlijk.

Hoe knapper hoe eigenwijzer, zegt le Clerq. Hadden de wetenschappers ook maar naar de Chinezen geluisterd. De knapheidswaan is tot in onze tijd doorgeschoten. Dat is ernstig. Pas in onze tijd leren we heel langzaam, hoe weinig we weten. En dat alles samenhangt, dat er een onderaards internet is, dat het plantenleven met elkaar verbindt. Dat het niet alleen maar strijd om het bestaan is met enkel afgescheidenheid. Het raadsel ligt in de verbinding. De slijmzwam is het meest extreme voorbeeld. Hoe kan een groep eencellige wezens zich als één intelligent organisme gedragen! Daar kunnen wij nog wat van leren. Met vele eindeloze discussies zijn we nog geen stap verder gekomen. Kijk naar de slijmzwam en leer hoe te gaan. Snel gaat het niet, maar dat is niet erg.

.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

How can a group of single-celled creatures behave like one intelligent organism! We can learn something from that. With many endless discussions we have not gotten any further. Look at the slime mold and learn how to go. It’s not fast, but that’s okay.

.

Van hoever komen we (From where do we come)

.

.

De bult voor ik begon te planten, gemaakt met grond die niet van ver kwam. Zo hoort het.
Wat er is, dat is er en dat scheelt een hoop heen en weer gedoe. Hoe lang
doen we dat al? Hakken, graven en slepen, overal en ergens?

.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

.

Ik heb een jonge walnootboom in mijn hand. Hij is geënt. Het is een bijzonder exemplaar, dit boompje wordt niet hoger dan drie meter en geeft binnen een paar jaar al aardig wat bloesems en noten. Dit soort boompjes, daar moet je naar zoeken en ik schep daar plezier in. Hij komt tussen allerlei wilde, kleine bomen in te staan en inheemse struiken als rozenbottel, hazelaar, els en lijsterbes. Langzaam maar zeker groeit hier een paradijs.

Ik loop over het smalle pad op de lange bult, op zoek naar een goede plek. De notenbomen moeten hoog staan, dan doen ze het veel beter. En dit is niet de enige, ik heb er nog acht. Die moeten hier allemaal worden geplant. Dat is wel een heel werk, want er staat veel riet. Dat wil ik diep weghakken, rond de boom. Dat riet is hier niet zomaar gekomen. De grond van de bult komt namelijk uit de sloot. Op een dag moest die worden verbreed en boer Jochum vond het niet nodig om de grond af te voeren. “Leg maar op de kant neer, dat kan nog van pas komen!” zei hij. Dat werd dus deze lange bult, van meer dan honderd meter. Wat dichtbij te vinden is, hoef je niet van elders te halen. Zo hoort het te zijn. Maar o, wat zijn we afgedwaald. Er wordt veel onnodig heen en weer gesleept. Het meeste komt van ver. En hoelang is dat al bezig!

Eeuwenlang heeft Europa de hele wereld naar zich toegetrokken uit eigenbelang. Na de Middeleeuwen groeide de bevolking snel. Overal werd lukraak hout gekapt, voor huizen, schuren en brandhout. Er werden schepen gebouwd en de VOC werd opgericht. Rijke landen voeren uit om andere continenten te koloniseren. Er kwam koffie en nootmuskaat en suiker. Voor het vele werk werden slaven geronseld. Het bracht schatkisten vol geld op, voor grotere huizen met prachtige versieringen om mee te pronken. Perfect aangelegde parken met exotische planten, alles voor de welgestelde Europeaan. Steeds grotere haarden kwamen er, omdat ze ook als lichtbron dienden. Je zag dat bij arm en rijk. Er werd turf gestookt, steenkool, maar ook hout. Tijdens lange winteravonden werd bij de haard gelezen, gesponnen en gebreid door de mannen. Er werden netten geknoopt en manden gevlochten. Het hout vloog er doorheen. Het bouwen van schepen en schuren hield ook niet op. Nederland werd kaler en kaler. Landgenoten voeren de oceanen op, overal naartoe. Er werd gekapt en gekapt. Aan herbebossing deed men niet.

.

.

In 1850 was er nog 1 procent bos over. Toen Zocher in Utrecht het singelpark ontwierp, waren bomen in de wijde omtrek zeldzaam. Alleen parken en landgoederen hadden nog bossen, zoals Amelisweerd, zulke heren zorgden in Nederland goed voor hun bomen, dat gelukkig wèl. Maar verder, hoelang is ons volkje al bezig de omgeving op te consumeren en naar de hand te zetten? Nederlanders staan ver van de natuur af. Het is leuk om doorheen te rijden, op vakantie. Maar wilde natuur is eng. Het bijt, het kruipt, het schimmelt. Het is giftig, het kriebelt en maakt rommel. Tegelijkertijd telt Nederland de meeste mensen die doneren aan natuurorganisaties. Daar heeft David Attenborough hoog van opgegeven. Nederlanders zijn geweldig met natuur, vond hij. Wist hij veel. Hij keek alleen naar de cijfers. Maar ik heb mijn twijfels bij grote natuurorganisaties. Ze bestaan al decennia, en zijn opgericht toen men besefte dat het fout ging. Maar natuur hoort deel van ons leven te zijn, niet iets buiten jezelf waar je aan moet doneren om het in stand te houden. Dat maakt het alleen maar erger.

Als ik besef hoelang de afscheiding van de natuur al bezig is, hoeveel moeten we dan nog doen terug te komen? De uitdijende beweging moet stoppen. Maar de schepen zijn alleen maar gegroeid. Ze zijn allang niet meer van hout en er staan nu duizenden containers op, die continue de zeeën doorkruisen. De houten schuren van ooit zijn gigantische metalen blokkendozen geworden, soms wel honderden meters lang. We strekken onze armen ver uit om te pakken wat we nodig hebben en alles moet worden opgeslagen en en heen en weer gedragen. Ecosystemen gaan eraan kapot.

.

.

Ik zet mijn schep in de grond. De boom krijgt een mooi plekje, tussen de meidoorns in. Verderop staan een stel berken. Ik werk om het terug te krijgen. Dat wat ik nodig heb, dichtbij is. Klein en eenvoudig leven is niet alleen romantiek. Het is noodzaak. Wat er is, dat is er. Als je er niet voor weg hoeft, dan doe je dat niet. Ik ben blij dat Jochum de grond hier heeft laten liggen, die uit de sloot kwam. Dat scheelt heel wat vrachtwagens vol aarde die niet heen en weer hoeven. Het scheelt veel gedoe en verspilde brandstof. Er ligt werk voor mij. Dat kost tijd. En dat hebben we nodig. Tijd. Met mijn klomp trap ik de spade de harde grond in. Morgen gaat het regenen.

.

“Sjoch werom om troch te gean.”

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

I’m planting one of my many trees. I work to get it back. Back what we lost.That takes time. How long has that been going on, this cutting of trees without any care, this dragging around from here to there?

.

.

De bult, nu.

.

.

Bronnen: Historamarond1900.nl
Bomenspiegel voor de wandelaar 1949 W.l. Le Clerq
Restauration refugees, Dowie.

.

.

Als donkere nachten wederkeren (As dark nights return.)

.

.

Mijn eigen kleine huis met stroom van enkele zonnepanelen. Ik heb een lithium accu.

.

Wat gebeurt er als een grote zonnestorm de Aarde treft? Ik kijk naar de horizon, het witte licht dat schijnt, de stad die nimmer slaapt. Ik ben niet bang, ik ben vooral nieuwsgierig naar wat daarna komt.

.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.

Alles is ritme. Het ontluiken in de lente, de explosie van gerijpt zaad in de late zomer. De donkere dagen van december doen de blik naar binnen keren. Het licht is later en lager. Slaap komt eerder en blijft als een sluier liggen voor het halfdonkere venster. Alles wat je doet gaat langzamer, maar van binnen groeien de keuzes voor het lichtjaar na de zonnewende. Alles groeit in relatie tot elkaar. Dit denk ik, terwijl ik buiten sta. De grond rond mijn woonwagen is nog hard. Het is herfst, in deze tijd hoort het zompig en nat te zijn. De wilgen en esdoorns hebben hun blad nog niet verloren. Erachter liggen de weiden in de duisternis van de nacht. Een zwaar wolkendek verbergt de sterrenhemel, maar aan de horizon reflecteert een baan van licht de lucht in. Lichtjes klein en groot, de stad die nimmer slaapt.
Ik staar ernaar voor de zoveelste keer. Hoe zou het zijn als op een avond het licht uit is? Ooit gebeurt dat. Steeds opnieuw komt die gedachte in me op. Als het gebeurt dan wil ik hier zijn. Ik zou op ontdekkingsreis kunnen gaan. Maar dan zou ik dit moment missen, die horizon van koud wit licht. En dan de zwarte nacht, die harder valt en dieper.

De volgende dag sta ik in een oud gebouw uit de vorige eeuw, de Haniahof. Ik doe mijn jas uit om aan de kapstok te hangen. Ik heb hier een zeefdrukcursus. Hoewel het buiten warm is, is het binnen koud en vochtig. Ik ril en gauw doe ik mijn jas weer aan. Ik weet niet waarom ik hier ben. Ooit heb ik besloten dat ik eens wat in de stad moest gaan doen, met kunst. Dus nu sta ik hier. Achter een open deur zitten drie vrouwen en een man. “Hallo” zegt de man hartelijk. “Kom binnen!” Hij vertelt over de techniek. Om te drukken heb je een enorm sterke daglichtlamp nodig. Je smeert een goedje op het raster, en dan wordt het hard. Alleen niet waar het zwart is. Dus zo krijg je iets wat je kan afdrukken. De hele middag zitten ze achter de computer, foto’s te shoppen. Ik niet, want ik heb een eenvoudige tekening. Ik wilde met mijn handen werken. “Kan je geen zeefdrukken maken zonder elektriciteit?” vraag ik. “Nee,” zegt de man. “Dat kan niet. En trouwens, waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn? Het geeft ons warmte, het maakt het leven zoveel makkelijker…” Al pratend draait hij zich om, terug naar de computer.

Ik wilde nog meer zeggen. De woorden blijven in mijn mond liggen. Ik wilde vertellen wat ik gelezen heb. Het gaat over dat ene. Op een dag gaat het licht uit. Het lijkt alsof het niet kan, alsof het nooit zal gebeuren. Ons lichaam en geest zijn gewend geraakt aan het gemak. Elektriciteit legt ons in de watten, als een eeuwige geliefde, die nooit sterven zal. Toch is ons systeem kwetsbaar en vooral door zonnestormen. Ik las erover. Eens in de honderd jaar is er een megagrote zonnestorm. Dat is een bombardement van elektromagnetische deeltjes. De laatste is meer dan honderd jaar geleden. Toen was er geen elektriciteit, dus kon het geen kwaad. Het ziet eruit als een enorm poollicht. In onze samenleving wordt er tot nog toe te weinig over nagedacht. Dat is duidelijk te zien. We zijn van wieg tot graf afhankelijk geworden van elektriciteit en de high tech wordt steeds verfijnder. We zijn verslaafd en verwend. Ik probeer me ervan los te maken. Ik wil ook zonder kunnen. Al zijn er steeds meer die dat doen, ik ben nog steeds een eenling. “Waarom zou je zonder elektriciteit willen leven, het is toch fijn?”
Jazeker is het fijn. Maar stel dat de stad die nimmer slaapt op een dag in het donker ligt. Zelfs het vuurtorenlicht, het baken van veiligheid, is gedoofd. Tot aan de horizon ligt het duister als een donkere deken en sterren stralen als vonken in de hemelkoepel. Het zou een verademing zijn. De aarde kan opnieuw ademhalen. Maar voor ons is het een schok. Tenminste, dat is het als je er nooit rekening mee hebt gehouden dat dit ooit zou kunnen. Voor wie denkt dat het leven eeuwig is, komt de dood hard aan. Het steekt aan tot woede, het was immers zo fijn en nu is het van je afgenomen. Maar met boos zijn schiet je niks op. Het is zoals het is. Eerlijk gezegd maakt het me ook wel nieuwsgierig. Hoe zou het zijn, zo’n totaal andere wereld? De gedachte zet me aan tot keuzes. Als ik zou leven zonder stroom, wat is dan belangrijk?
Ja, een plantenkas. Om zaad in op te kweken en om een warme zithoek te maken. Een kooktoestel waarmee je met een paar houtjes een maaltijd kan koken. Een vonkenmaker uit het leger. Een waterfilter, een warme trui. Fruit en notenbomen, en vooral: goede vruchtbare grond.

Wat ik zelf hebt, dat is alvast mooi meegenomen. Maar we hebben elkaar ook nodig. En als er geen internet meer is, waar vind je dan het bedrijf wat je zoekt? Er is geen papieren bedrijvengids meer en ook geen telefoonboek. Als de stroom uit is, weten we alleen de plaatselijke bedrijven nog te vinden, die adverteren in de lokale krant. Al het vervoer is weggevallen, dus je zou toch niet ver komen. De smartphones liggen als dode afgoden in de hoek. De elektrische poorten van beveiligde bedrijven zitten potdicht en zijn niet meer open te krijgen. Mensen slaan een ruit in om buiten te komen. Hier en daar rijdt nog een oude auto, zonder ingewikkelde techniek. Iedereen wil nu bij zijn vrienden zijn, of thuis bij familie. Sommige mensen zwoegen op hun zware elektrische fiets, die zonder stroom ineens niet zo fijn meer is. Hier en daar zie je een paard en wagen, maar slechts enkele, want de meeste boeren hebben die verrotte karren allang de deur uit gegooid.
Ik heb mijn fiets. Er zitten nieuwe banden onder. En ik heb een fietskar en twee gezonde benen. Ik maak me niet zo druk. Ik ben in dit leven al meerdere doden gestorven en weet dat het leven daarna door gaat. Maar ik bestel toch maar meteen die plantenkas, waar ik al zolang van droom. Ik zorg voor mezelf en voor de aarde. Wij zorgen voor elkaar. Daaraan denk ik, terwijl ik hier sta, en kijk naar de baan van licht aan de horizon. De stad die nimmer slaapt. Hoelang zal ze daar nog liggen, flikkerend in het witte kunstlicht? Eens keert het natuurlijke ritme terug, zoals het altijd is geweest. Alles, in de eeuwigheid van het Zijn. En al deze verhalen zullen verdwenen zijn. Behalve in het hart van wie erdoor geraakt werd..

.

ZONNESTORMEN

Meer feitelijke info:

Je hebt zonnestormen en superstormen. De kans op een zonnestorm is nu groter, omdat het eens in de elf jaar opleeft, in een zgn zonneminimum. Dat is nu. Dit zijn gewone zonnestormen. De superstormen heten CME’s, en dat is andere koek. Die zijn tientallen malen krachtiger. Dit is heel weinig onderzocht. Dat is geen wonder, want dat hebben we nog nooit meegemaakt. Deze superstormen keren elke eeuw terug. De laatste was in 1921. De vonken sloegen uit de telegraafstations. We kunnen dus alleen maar gissen, wat het effect zal zijn op onze huidige samenleving vol high tech. Wat kunnen we doen, behalve eenvoudiger leven? Belangrijk is om kleinere stroomnetten te maken. En bij nood het systeem uit te schakelen. Op dit moment kunnen ze een superstorm drie kwartier van te voren zien aankomen. Dat is behoorlijk kort dag, maar er wordt aan gewerkt.

Een storm komt nooit alleen, zeggen ze. Het aanleggen van nieuwe stroomprojecten is nu lastiger, en onderhoud aan het oude kan dat ook zijn. Er is soms een lange wachttijd op onderdelen, daar kan boer Jochum over meepraten. Veel ervan komt uit China. Veel nieuwe stroomprojecten liggen nu ook plat. Dat komt door hoge materiaalkosten en de onbetrouwbaarheid van de energieprijzen, waardoor er geen winstberekening gemaakt kan worden. Bovendien is de rente hoog en dit soort projecten worden vaak met leningen betaald. (Bron Financieel Dagblad) Tot zover deze samenvatting van wat ik erover gelezen heb.

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

.

What happens when a major solar storm hits Earth? I stand in the night looking at the horizon, the city that never sleeps. I’m not afraid. Just curious about a life with less electricity.

https://www.nporadio1.nl/nieuws/wetenschap-techniek/19aba0d3-2b25-40be-a5ab-306b81f07e36/wat-kan-een-zonnestorm-aanrichten-op-aarde

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/09/09/zonnestorm/

https://www.veron.nl/nieuws/tag/zonnevlekken/

https://crisiscentrum.be/nl/risicos-belgie/natuurlijke-risicos/risicos-uit-de-ruimte

https://www.swpc.noaa.gov/phenomena/coronal-mass-ejection

Verbonden op afstand (Connected at a distance)

.

.

Het is de dag van inheense volkeren. Soms zou ik erheen willen.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISCH translation? Click on the button underneath the text.

.

Ik ben in het huisje dat Dick huurt. Negen maanden lang is hij weer hier. Ik lig op mijn buik op het bed uit het raam te kijken. Het weiland, de koeien, het riet. Alles is nog steeds zoals het was, en toch is het elke dag anders. Die rust… Dat is niet overal zo. Ik denk aan de oproep van Survival International, waar ik trouw donateur van ben. “Gek hè” zeg ik tegen Dick “Nou is Ellen fijn naar Peru, maar zij weet niks van die oliemaatschappij die dat stuk oerwoud daar wil kappen.” Dick knikt. “Ja, zo gaat dat vaker. Van ver hoor je meer. Ik las een verhaal over een Surinaamse jongen die in de Bijlmer woonde, toen dat vliegtuig neerstortte.” Nieuwsgierig kijk ik hem aan. “En?” Vanuit de opastoel achter de kachel vertelt hij verder. “Nou, ze woonden in een flat vlakbij. Ineens hoorden ze een hels kabaal, en daarna allemaal sirenes en ziekenauto’s, maar ze wisten nog steeds niet wat er aan de hand was. En toen belde familie uit Suriname. Wat is dat allemaal bij jullie? Zijn jullie in orde?” Ik grinnik. “Toen wisten ze het pas..” zeg ik.

Op afstand kunnen we elkaar evengoed veel vertellen. Afstand en rust geeft concentratie. Ik kan dieper kijken als ik rustig thuis ben dan wanneer ik druk in de weer ben elders. Ik merk dat met mijn verhalen. Als ik veel weg ben dan gaat dat ten koste van het onderzoek. Door dieper te gaan kom ik niet alleen meer te weten, ik ga ook in mezelf een laag dieper, en ik kan het laten zakken en rijpen als het fruit aan de boom die langs het pad staat. Zo deden de monniken in het klooster het ook. En hoeveel wetenschap hebben zij verspreid! Met elkaar bespreken wat we lezen. Ik doe dat met Dick. Ook over Peru. Ik vertel hem er meer over.

“Het gaat om een heilig reservaat, dat wordt bedreigd. De Tapo Nigre. De inheemsen hebben al keer op keer bewezen dat zij recht hebben op die grond. En nu moeten ze wéér! Teken jij ook?” vraag ik. Als ik vertel van welke organisatie het komt, twijfelt hij geen moment. Maar eerst leest hij het verhaal helemaal door. Van begin tot einde. Dan buigt hij zich diep naar voren om zijn naam te plaatsen.

Ik kijk weer uit het raam. Er rent een haas weg, die vlak onder het raam zat. Ik denk aan de uitgestrekte oerwouden, aan de andere kant van de oceaan. Een hemelsbreed verschil, met dit weidse Friese land. Soms vind ik het zo vreemd, dat ik hier rustig zit, terwijl er elders zoveel aan de hand is. Dat mensen vrienden en familieleden verliezen en de grond onder hun voeten, waar ze al 10.000 jaar voor hebben gezorgd. Al die gekapte bomen, en die oprukkende woestijn als gevolg. Onvoorstelbaar! En daar, langs slimme slingerpaden, lopen mensen die hun leven wagen. Velen van hen zijn jong. Het oerwoud is hun leven. Hier vinden ze hun voedsel en medicijnen. Zonder dat zullen ze reddeloos verloren zijn. Ik zou er wel heen willen om te helpen, maar ik weet dat het weinig zin heeft. Ik ben daar helemaal niet thuis, in dat land.

Ver weg gaan om te helpen. Dat willen er wel meer. Natuurlijk zit daar stiekem ook het avontuur in. Een vreemd exotisch land verkennen, dat het bloed doet stromen. Maar waarom, denk ik bij mezelf. Dat is toch alleen voor mijn eigen plezier? Nee, ik ga niet weg. Niet naar Ierland en ook niet naar Peru. Daar zijn anderen, die het doen. Zij zullen het wellicht beter doen dan ik. Ze kennen hun land zoals ik het land van de Swetteblom en het pad naar het dorp ken. En ik luister naar hen, zo goed als ik kan. Want ook ver weg kunnen we verbonden zijn. Er komen steeds meer berichten. Het broeit. Van afstand zie ik, helderder dan ooit.

.

Klik op deze link om de brief te ondertekenen:

https://act.survivalinternational.org/page/114579/action

Achtergronden: https://www.survivalinternational.org/about/perenco

.

NEDERLANDS

ENGELS

Sometimes I like to help faraway, where people need our attention. But at a distance I often can do more. Far away, there are others, who do it. I listen and tell about it.

September

.

.

September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst.

Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.

Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.

Het is een mooie avond. De zon gaat onder met een warm licht, en overal zijn vogels in het gras. Ik geniet met volle teugen. Dan hoor ik een piepend gefluit, achter me. Een hele groep is het. Dat herken ik. Ik draai me om. Het zijn de smienten! Ze zijn terug! De zwart witte vogels vliegen in steeds kleinere cirkels boven de plek die hen zo vertrouwd is, fluitend, piepend, alsof ze de thuiskomst vieren. Dan strijken ze neer. Elke winter komen ze hier, op steeds hetzelfde plekje, achter de bult, vlak achter het Verhalenpad. Het riet staat hoog. Ook hier heb ik nu het beheer en ik maai het niet in één keer. De watervogels zwemmen beschut in de sloot erachter en op het weiland zitten er ook enige tientallen.

Waar zijn ze geweest, de smienten? Ik weet het niet. Ik kan niet met ze meevliegen. Ik kan wel weggaan, net als zij, ver weg. Maar ik doe het niet. Hoewel, soms twijfel ik. Meestal is dat in de maand september, als ik het hele jaar voor de aarde en de planten heb gezorgd. Dan ben ik het helemaal moe. Logisch. Ik weet het nog goed dat ik me zo voelde, die dag, begin september. Ik heb toen van alles verzonnen, om te doen. Goeie ideeën en minder goeie.

“Ik ga naar Ierland, volgend jaar,” zeg ik tegen Henk. Henk heeft hier een mooi huisje. Hij is er maar soms, gewoon om even ergens anders te zijn. Hij leest dan wat en zegt weinig. Maar nu antwoordt hij vrolijk: “Naar Ierland, wat leuk! Wanneer ga je?”
“Volgend jaar, zei ik. Nu nog niet.”
“Waarom niet? ” vraagt hij verbaasd.
“Omdat ik nog voor mijn huis moet zorgen. En het land. Ik ga nooit zomaar weg. In de afgelopen dertig jaar ben ik maar een paar keer de grens over geweest.”
“Waarom doe je dat niet?! Je kan gaan wanneer je wilt, het is toch leuk om spontaan weg te gaan? Geweldig, Ierland!” Hij begrijpt er niks van.
“Ja, vast een bijzondere ervaring” zeg ik. ”Maar dit is mijn plek. Het dak moet in de olie, de isolatie moet worden gelucht voor de herfst komt. Ik wied de tuinen, vlecht de wilgenhaag. En ook al die grond rond de nieuwe aanplant vraagt om een nieuw, warm bed van mulch.”
“Het doet je vast goed om te gaan”, houdt hij vol.
“Misschien wel”zeg ik. “Maar als ik ga, dan wil ik daar ook een tijdje werken. Dan leer ik de mensen en het land echt kennen. Daar heb ik zeker een maand voor nodig. En dat doe ik niet zomaar. Zolang wil ik hier niet weg, nu. Henk staat even stil. “Okee”, zegt hij en loopt verder. Misschien snapt hij het, misschien niet.

Uiteindelijk ben ik dus vier dagen naar de Vlierhof gegaan, bij Nijmegen. Daar heb ik over verteld. Ik werd weer hartelijk ontvangen. Ik maakte een schilderij in het atelier, werkte in de tuin en fietste met Dick over de dijk langs de Rijn. Ik zag het vertrouwde beeld van de scheepswerf in Millingen en zag vele vrachtschepen over het lage water varen. Vier dagen was genoeg. Toen ik thuis kwam was ik mijn onrust helemaal kwijt, temeer omdat er in september vele culturele activiteiten zijn. Niet alleen het optreden van Lisa Hannigan, waar ik verslag van deed. Het gebeurt zelfs heel dichtbij huis. September is een maand om niet meer zoveel te moeten, niet teveel in je hoofd te halen en vooral te genieten van de oogst. Zo is het altijd geweest, en ik voel elk jaar weer dat alles in mij daarom vraagt. Het is goed. Alles is er, er ontbreekt mij niets.

Maar nu alles goed is, nu vraag ik me af: ga ik eigenlijk wel naar Ierland volgend jaar? Lang weggaan betekent veel achterstallig werk. Hoe groen mijn vingers ook zijn, achterstallig werk is niet leuk om te doen. In feite geef ik een heel tuinjaar op, door zomers een lange tijd weg te gaan en de boel de boel te laten. Ik zou natuurlijk in de winter weg kunnen gaan. Net als de vogels. Maar waarom dan helemaal naar Ierland? Als het echt zo is, dat ik me daar zo thuis voel, dan wil ik er daarna steeds weer heen. En ik heb al drie plekken om heen te gaan, gewoon in Nederland. Dat is al heel veel. Als ik van Ierland zou gaan houden, dan heb ik nóg een band om te onderhouden. En ik moet er zelfs twee zeeën voor oversteken!

Verre streken lokken. Ook Ierland. Maar ik ga niet. Wellicht ooit, als ik mijn handen vrij heb. Dan maak ik een lange reis, als beloning.

Ik sta met mijn klompen in het lange natte gras en kijk naar de ondergaande zon. Een zwerm spreeuwen vliegt op. Kievieten roepen. De smienten zwemmen nu stil in de sloot. Hier en daar staat een reiger in opperste concentratie, wachtend op de volgende muis die door het gras schiet. Schuimend witte wolkenkoppen kleuren langzaam roze. Wat is het hier toch prachtig. En morgen is er muziek. Gewoon in het kerkje van Bears!

.

NEDERLANDS:

ENGELS:

In september, when I m tired of working, I doubt about going far away or not. But I won’t. I ‘ll stay and enjoy the harvest. Don’t get too carried away…