Voor deze ene keer heb ik AI gebruikt. Een snelle manier om een plaatje te krijgen. Ik had het nog nooit gedaan. Ik wilde het eenmaal uitproberen en zal het niet vaker doen.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
.
Er is een ding waar ik sjaggerijnig van word: Graafmachines. Prachtige oude grasvelden vol klaver en kruiden gaan omver. De orde van het bodemleven, wat onder is, wat boven, oude wormengangen, al jaren in gebruik door tal van beestjes, dit alles wordt om zeep geholpen. Als er iets is waarmee we de toekomst kunnen voorspellen, dan is het wel de staat van onze bodem. Het is de grond van ons bestaan. Nu hebben we het geluk dat we hier op acht hectare oud weideland zitten. Als het aan mij lag, dan lieten we het altijd zo liggen. Maar dat kan niet. De waterleiding moet worden verlegd, de dijk moet verhoogd. Er moet een weg aan worden gelegd naar een nieuw huisje en ook één naar de windmolen. En dan is het nog niet eens klaar. Nu moet er weer een kabel worden gelegd, voor razendsnel internet. Voor al die snelle dingen wordt wat traag is opgebouwd, weer afgebroken. Er moet heel veel gebeuren, voor je iets snel kan hebben. Dagenlang zijn de mannen bezig in hun oranje hesjes. Twee kilometer van de openbare weg af, naar de boerderij. Ik zie ze vanuit de verte. Ze komen steeds dichterbij. Zolang de machine ver weg is kan ik het nog wel hebben. Maar dan zijn ze bij de boerderij. Ik zorg daar voor de koeien, breng brandhout naar het huis van Dick. Haal water. Het is mijn dagelijkse gang. Mij zien ze steeds. Ik lach vriendelijk naar ze. Ten slotte doen zij gewoon hun werk. Het zijn allochtonen. Aardige lui. Een van hen spreekt goed Nederlands. Hij lacht vriendelijk terug. Steeds lichten me ze in over de gang van zaken. Alsof ik vrouw of dochter des huizes ben. Dan willen ze overleggen met de boer, en ze vragen waar hij is. Ik roep hem wel even, zeg ik. Door de luide stemmen op het erf, worden de koeien onrustig. Vooral de jongste. Zeurderig klinkt het geloei in de stal. Elke keer weer. En dan komen de mannen weer terug, aarzelend, ze kunnen de boer niet vinden. In de keuken issie, zeg ik. En dat zijn dan meteen mijn laatste woorden. Ik smeer hem. Op de fiets. Op een dag zal het toch wel ophouden met al dat gegraaf. Vandaag zullen ze toch wel klaar komen. Ik hoop dat 2025 een traag jaar wordt. Een jaar waarin er niet veel hoeft en we alle tijd hebben om de bodem te laten rusten. Wachten tot het groeit. Helpen, de bodem met lucht en leegte. Help met tal van nieuwe wortels en gangen. Wacht en kijk. Kijk en wacht. En zie de mogelijkheden groeien.
Ik ga nu eerst aan het werk. Opnieuw meer dan honderd struiken planten. Alles ligt paraat. Plantmateriaal en losse grond. Ik heb er een tijdje op moeten wachten maar nu is het er. Hele mooie grond. Het is nog veel werk. Geduldig ga ik door. Elke dag, tot het af is. Net als de oranje mannen graaf ik. Maar ik doe het traag. Veel trager. En met mijn eigen handen. Dat kan, ik heb de tijd. Dag mijnheer de Worm. Dag mevrouw Duizendpoot. Ik wens u een gelukkig nieuwjaar.
.
.
Nootje na:
Eenvoudig leven is een voorwaarde om te kunnen leven in een kringloop met de natuur. Niet de graafmachine, maar de schep zal ons uiteindelijk redden. En de zaden, de bomen en alles wat daar uit voort komt.
Lees hier een stuk van filosoof, psycholoog en boerin Evelyne Janssens
Aarde voedt het wijze hart Het wijze hart de wereld
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
.
“Het hart van de wijze voedt de wereld”
Dit zegt de Taoistische filosoof Zhuang Zi, drie eeuwen voor Christus. Het was een andere tijd, die anders werd gemeten en anders werd gedacht. Een tijd die misschien dichter bij mij staat dan bij de stedeling in de Randstad. Hier, aan het einde van de onverharde weg, gaat het leven zijn gang. Het is een tijdloze plek, vooral in de herfst en de winter. De bomen verdiepen hun wortels, de vogels kunnen zeven maanden ongestoord hun gang gaan, tot de campinggasten weer arriveren en vijf maanden lang het reilen en zeilen domineren. De bomen groeien gretig door. Mijn aandacht gaat uit naar hen. De bomen zijn mijn familie. Kruiwagens vol zwarte aarde breng ik naar de bodem, die hen draagt en voedt. En elke keer als het lente wordt, voel ik me weer een kind van twaalf. De groene knoppen die als een sluier over de jonge bomen ligt, die ik één voor één heb geplant. Ik zorg voor hen, zij zorgen voor mij. Door hen vind ik altijd nieuwe energie voor daadkracht, vind ik inspiratie om mijn voorstellingsvermogen te voeden en ten toon te spreiden aan wie het ook wil zien. En omdat ze mij zoveel geven ben ik het nooit moe, voor hen te zorgen. Mijn familie, de bomen. De bomen voeden mijn hart, en mijn hart voedt de wereld.
Morgen komt er een berg teelaarde, en compost. Het is wel tien kuub, in totaal. Echte biologische natuurcompost. Voedsel is het, voor de bodem. Om wortels te laten groeien en het leven in de bodem te laten krioelen. De levende aarde groeit, en breidt zich uit. Ik hoef alleen maar een begin te maken, een begin, op deze harde bodem van klei. En dan, als de maand februari hoopvol haar eerste tekenen geeft van vernieuwing, begint er zachtjes iets te stralen. Ik sta klaar. Ik zorg dat gebeurt wat gebeuren moet, op de juiste plek. Dit is de mij toegewezen plek, die ik kan beschermen en uitbreiden tot een heilig en inspirerend voedselbos. Een afgelegen plek voor de vogels om te broeden. De watersalamanders kunnen zich nestelen tussen de wortels, zonder dat iemand hun veilige bed omver schept. Het Verhalenpad kan groeien, en ik pluk ze, de verhalen. Hoe vaker ik alleen ben, hoe beter ik het zie. Stilte doet broeien. Broeien om te laten groeien. Er is voedsel voor alles en iedereen. Er is alleen geduld voor nodig en bescheidenheid. Hoe minder ik neem, hoe meer het wordt. Ik voed de aarde en de aarde voedt mij. Ik pluk de vruchten, alleen wat ik nodig heb en zie de rijkdom. De rijkdom die mij jong maakt. Alles groeit. Wacht af, en de beloning wordt almaar groter.
Ik koester de heilige traagheid. Daarom ben ik daar niet meer, in de stad. En toch zijn de oude verhalen nog zichtbaar. Als je de tijd neemt.
.
.
Voor de luisterversie, klik op de knop onderaan de tekst.
Ik zit in de trein naar het Zuiden. De lucht is helder, de weiden wit, en de sloten zijn bevroren. Waar het land hoger wordt, in de buurt van de zandgronden en de bossen, daar zie ik het landschap letterlijk verdwijnen. Het is een dichte wolk, een mist die alles omhult. Ik zie het dichterbij komen en dan verdwijnen we zelf. Van het ene moment op het andere zien we niks meer. En terwijl ik verder reis, raken we de mist niet meer kwijt. Soms lijkt het wel of het met alles zo is. Dat alles in een mist verdwijnt. Het echte voelbare, tastbare.
Ik kom terug in Utrecht, na meer dan een jaar, de tussenpozen duren steeds langer. Ik hoor welke mensen er zijn verhuisd en doodgegaan. Grote bomen hebben plaatsgemaakt voor kleinere. Langzaam veegt de tijd zijn sporen in het bestaande. Kades liggen zonder de vertrouwde boten, want dat mag niet meer. De terrassen zijn van nog meer luxe voorzien. Ambachtelijke werkplaatsen zijn bijna niet meer te vinden. De stad wordt netter, er zijn verkeersborden bijgekomen en de rommeligheid van het bedrijvige verleden wordt stukje bij beetje uitgewist. Maar toch blijft het bestaan. Het verleden van een stad, als een sluier over het bestaande. De verhalen in de mensen, in de oude stenen zijn er nog. Je kan de stad zien, als door de tijden heen, maar dat lukt je alleen als de stad je eigen is en als je de tijd neemt. Ik hou van Utrecht. De stad hoort bij me. Het zijn de verhalen die ik jarenlang vertelde en de vele kostbare momenten uit mijn stadse leven. Nooit in mijn leven heb ik zoveel mensen gekend als hier. Ik heb er mijn grote liefde ontmoet en verloren. Honderden rondes heb ik gevaren door de grachten, als gasten ontvangende schipper. Werven, muren, bomen en de glinstering in het water, alles heb ik uitgetekend met eindeloos veel zwarte lijntjes op papier. Maar ook de stad zelf heb ik gevonden en in mijn hart gesloten. Overal zijn hoeken en straten met een verhaal, persoonlijke verhalen, verhalen van vrienden, verhalen van de stad zelf. Als ik er rondloop borrelt het één voor één omhoog. Nu ik er niet meer woon, besef ik dat geen enkele stad me ooit zo vertrouwd zal zijn als deze. Het is als een relatie die je heel lang hebt gehad, voor je om één of andere reden toch uit elkaar gaat. Het is nooit verdwenen, het blijft deel uitmaken van wie je bent.
Het gevoel van het land, het sociale netwerk en hoe dit met elkaar verweven is. Draden die jou daarmee verbinden. Dat gaat door.
Maar de stad van toen komt nooit meer terug. Plekken en mensen veranderen en verdwijnen. Dat is niet erg, het is zoals het is. Maar het zijn niet alleen mensen die weggaan en sterven. Niet alleen dat vriendschappen verwateren en klanten die nooit meer zullen meevaren in mijn boot. Het is iets groters dan mijn persoonlijk leven. Iets wezenlijks dat verandert, overal. Met elke seconde die het leven sneller gaat, wordt het tegelijkertijd vluchtiger. En dat vind ik alarmerend. Ik koester de heilige traagheid. Daarom ben ik daar niet meer, in de stad. Mijn grote liefde hoorde ook bij het oude. Hij was als een middeleeuwer en zou zich compleet verdwaald hebben gevoeld tussen al die snelle fietsers met telefoons in de hand. Ook hij leefde in die heilige traagheid. Hij kon niet anders. Wij waren als een afdrijvende oase van wat ooit algemeen was. Werkers met vuile handen, die tijd nemen voor een praatje tussendoor.
Hier in het Noorden is het nog te vinden. Bedrijvigheid zonder overdreven haast. Dorpelingen zijn al generaties lang met elkaar vertrouwd, en hebben hun tradities. Hier zijn de gelukkigste mensen van Nederland zeggen de statistieken, hoewel ze het minste geld hebben. Ze noemen het “De Friese Paradox”. De vraag is hoelang het blijft. Er wordt gewerkt aan meer wegen, meer huizen en treinverbindingen. Het leven wordt sneller. Wat leveren we ervoor in? Het maakt op een gegeven moment niet meer uit waar je woont, je kan overal plezier hebben en een baan vinden, je hobby’s doen en er is altijd wel ergens een vertrouwde Hema of een sportschool. Maar de anonimiteit wordt groter. Juist nu, tussen al die parkeerplaatsen, bedrijventerreinen en grote ketens, hebben we mensen nodig die eigenheid uitstralen en die levensdraden weven. Die deel uitmaken van de oude verhalen en ze kunnen uitdragen. Wat wegzakt duikelen we op. We trekken aan de draden die losraken in het weefwerk van het leven en zetten ze vast met een persoonlijke steek. We weven er nieuwe tussendoor, glinsterend als water. Overal zijn scheppers en mensen die onderhoud plegen, op talloze manieren. Eens zal blijken wat er over is en blijft, van dat wat echt en wezenlijk is. De oude bodem van het bestaan. De bodem, die alles draagt, doorweven van wortels, de enige duurzame toekomst.
Hoe fijn machines ook zijn, we kunnen niet zonder handwerk en oprechte aandacht voor het leven, waar we verantwoordelijk voor zijn. Er zijn veel meer mensen nodig. Mensen, voor liefdevol handwerk.
.
.
Voor de luisterversie, klik op de knop onderaan de tekst.
Het klimaat verandert. Als we niks doen, wordt de plek waar ik woon moerasland. Dat is niet de bedoeling. Dus komen ze de dijk ophogen. Dat moet van het Wetterskip. Op sommige plekken moet er wel 40 cm bij. Menige passant had er nog niet eens bij stil gestaan. Maar het is wel zo. De weg die naar de boerderij loopt, is een dijk. Door al die auto’s die hier rijden zakt alles in. Na al die jaren zijn dat enkele decimeters. Ook achter de boerderij moet er grond bij, anders zal het hele gebied erachter onder water komen te staan, in de toekomst. Er valt steeds vaker heel veel regen in één keer. Onze stijgers staan steeds vaker onder water. De sloten zijn nu al zo vol, dat het op sommige plekken gelijk staat aan het land. De grond is zompig.
Er moet gewerkt worden. Voor het werk zijn grote machines nodig. Een vrachtwagen, een rupsbandkraan. Het is eigenlijk helemaal geen tijd voor machines. Veel te nat. Maar er was tegenwerking op de route. Maar nu, na drie weken kon het doorgaan. Net nu de regen de grond in een zompige vlakte heeft veranderd. Lekker handig, maar niet heus. Ze zijn ze druk bezig. Het eerst bij de boerderij. Dat is vlak voor de deur van mijn vriend, dus ik kan alles volgen. Grond wordt aangevoerd met een vrachtwagen. Er is al gauw geen grassprietje meer te bekennen. In de pauze sta ik naast ze. Ik vertel dat ik vroeger schipper was. Schepen doen goed werk. Waar vaarwegen zijn, hoef je de grond niet te verpesten. “Bewaar de oevers voor later, vervoer over ’t water,” zeg ik. “Die wijsheid heb ik niet van mezelf” voeg ik toe. De oudste van de twee mannen lacht herkennend. Een mooie spreuk, vindt hij.
.
Vele diepe bandensporen worden vlak gemaakt. Hoe meer hij zijn best doet, hoe erger het wordt. Als het wortelkleed eenmaal kapot is, raken de grondlagen door elkaar. Als je dan blijft smeren krijg je één blubbervlakte, waar het gras slechter herstelt dan waar de lagen terug op hun plek worden gelegd . . . . . . . . .
Voor het volgende stuk kan er wél een schip bij komen. Een kraan op het dek schept het natte puin in de vrachtwagen, die het op zijn beurt over de dijk kiept. Dan komt het rupsbandenkraantje, die alles glad strijkt. Net speelgoed. Ik zou zo mee gaan doen. Logisch dat jongens nauwelijks meer van hun machine zijn weg te slaan. Vlak voor de deur van mijn vriend ligt nu een verlaten moddervlakte waar je al gauw tot je knieën in zakt. Er liggen verdronken wormen bovenop. Een oude blinde grootvaderrat struint er soms rond, snuffelend, snuivend, om zich dan behaaglijk te goed te doen aan zijn glibberige vangst. Hij houdt hem met twee pootjes vast, net als een eekhoorn. Maar dat zien de mannen in de machines niet. Die zijn alweer verder, bezig met het volgende stuk. Ik blijf achter en kijk rond. Ik trek kronkelende geulen in de drab, zodat het water weg kan lopen. Er ontstaat een heel rivierenlandschap. Ik schep blauwe bagger van het grasveld af en gooi het op een hoop.
.
Menige man zal je niet zo op de hurken zien werken. Maar Je ziet echt meer! . . . . . . .
.
De week erna is een andere klus aan de beurt. Ze komen ze de sloten opschonen, maaien, en waterplanten wegzuigen. Weer twee trekkers eroverheen. Inmiddels wordt het landschap door steeds meer moddersporen doorkruist. Ja, eigenlijk is het te laat, geeft de boer toe. Het had eerder moeten gebeuren. Maar hij vertelt wel met enige trots dat dit ecologisch beheer is. De machines zijn erop ingesteld dat ze bijna geen beestjes in de sloot kapot maken. Ook maaien ze niet alles in één keer, maar doen het in fases. Het ene jaar dit stuk, het volgende jaar dat. Dat klinkt goed.
Maar je kunt niet alles met machines doen. Nazorg is nodig, en dat is handwerk. Je weet pas echt wat je doet wanneer je er met je neus bovenop zit. Dus dat doe ik. Ik ga de sloten langs en kijk welke planten ik terug kan plaatsen. Ik gooi verdwaalde posthoornslakken en poelslakken weer terug in het water. Sommige jongens schamen zich ervoor, om op hun hurken plantjes te bekijken. Om grasplaggen terug te leggen met de hand. Op je hurken zitten is kinderachtig. Dan lijkt het net een spelletje, in plaats van werk. Maar vergis je niet, op je hurken ben je het dichtst bij de grond! Je kunt voelen, ruiken, en onderzoeken. Dat kan niet, vanuit de machine. Je mist veel.
Ik schep de blubber terug, die in dikke rillen over het veld ligt. Ik kiep de omgekeerde graszoden weer op hun plek, over de blubber heen. De wortels naar beneden, de sprietjes omhoog. Ik haal kruiwagens vol maaisel langs de sloten weg en gooi het op de kapotgereden dam. Nu kunnen we weer met schone schoenen naar de overkant. Tijdens het verzamelen van maaisel kijk ik goed wat ik in handen heb. Bijzondere oeverplanten en kleine bodembedekkers stop ik terug in de grond, langs de sloot. Ik ben de verpleegster. Verpleegster voor de aarde. Ik ga rechtop staan en kijk met genoegen naar het resultaat. En dan denk ik terug aan het gedicht dat ik schreef. Dat ene couplet.
Ergens is het misgegaan waar slimme mannen machines wrochtten en zich ver verheven vochten Boven de aarde gingen staan.
Hoe fijn machines ook zijn, we kunnen niet zonder handwerk en oprechte aandacht voor het leven, waar we verantwoordelijk voor zijn. Er zijn veel meer mensen nodig. Mensen, voor liefdevol handwerk.
Ik loop over de nieuwe dijk. De mannen zijn klaar en komen niet meer terug. Er ligt donker zand langs de weg, schuin aflopend naar de wei ernaast. Ze hebben er gras en bloemenzaad op gestrooid. Met de hand. En ze hebben een trapje gemaakt, met de spade. Een trapje naar de steiger. Het is toch niet alleen maar lomp werk. Ze kunnen het best, die mannen. Nu nog al die mensen die zitten te tiktokken. Als die ook mee gaan doen, dan maken we er met elkaar wat moois van.
Een Friese weidehaag, bestaat dat?Menige Fries wil het weideland open houden. En toch zijn er die een haag planten, richting huis of melkstal. Goed voor ’t vee en de bodem. Een Friese weidehaag, kan dat? Ik praat en peins bij mijn eigen Verhalenpad: Een boeiend experiment.
.
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath.
“Onder de bomen is het gras hoger,” merkt boer Jochum op. We staan bij het weiland, dat grenst aan het Verhalenpad, de lange strook van honderd meter waar ik een struikhaag plantte. Tussen ons en het pad is een sloot. In die sloot ligt mijn zonnepomp. Het water loopt almaar door en vult de greppel, die in de hele lengte loopt, naast de jonge aanplant. Het wordt al best groot. Je zou niet zeggen dat ik hier nog maar twee jaar bezig ben. Ik hoop dat de bodem er steeds beter gaat worden. Boer Jochum kijkt nog steeds naar het gras. Mijn reactie komt wat traag. “Dat komt door het bodemleven” zeg ik “Daarom is het hoger. Er komt een uitgebreide gemeenschap aan bacteriën en schimmels die de groei ondersteunen.” Het is interessante kost, vind ik. “Zou kunnen,” zegt de boer, die er zich nog niet zo in heeft verdiept. Maar hij merkt het wel op. Ja, een haag is goed voor de bodem. Maar toch zit het er diep in. Het Friese weidelandschap moet vooral open blijven. Sommigen zeggen dat het altijd al zo geweest is, anderen zeggen dat het nu wel extreem kaal is, vergeleken bij de tijd van hun jeugd. Er zijn er die blij zijn met wat ik doe, maar anderen schrikken zich het leplazarus als ik zeg dat ik bomen plant. “Wat is dit toch een fijne plek!” zeg ik tegen Jochum. “Een echte oase. Ik geniet ervan om hier iets te laten groeien. Ik kwam laatst een jongen tegen die dacht er heel anders over. Hij zei: Jij dacht, ik ga eens naar Friesland om bomen te planten! Het is veel te kaal daar, dacht je zeker. Nou succes! Dat zei hij, een jonge vent was het met een ironische grijns op zijn gezicht.” De boer lacht, kort en bondig.
.
Friese schapenwei
Ik heb niet de ambitie om de Friezen tot bos te bekeren, zoals de milieuactivist George Monbiot misschien. Die meent dat dat gedoe om de grutto hier te houden maar een sentimentele obsessie is. Hoe meer bos hoe beter voor de aarde, vindt hij. Maar dan ken je de Friezen niet. Er is een sterke band tussen de weidevogels en de Friezen en veel historisch besef. Maar kan je altijd blijven vasthouden aan wat was? Of moeten we mee veranderen? Het klimaat en de bodem geven steeds dringender aan dat het anders moet. “Door bomen en struiken krijg je betere grond, doordat er meer beestjes zijn,” ga ik verder tegen de boer. “Op het hoekje bij de buurman lag een berg schors en zaagsel. Het lag er al een jaar. Ik heb wel eens gedacht om het mee te nemen, mooi voor onder de bessen. De vermolmde houtresten vielen in mijn hand uit elkaar. Prachtig spul. Maar meteen schoten er een paar duizendpoten weg. Die moeten ook ergens wonen. Dit moest maar blijven liggen, vond ik. Er ligt al zo weinig voor ze. Maar deze week was het hoopje ineens weg! Opgeruimd. Waarom?” Jochum haalt zijn schouders op. Ik kijk naar de grote man naast me, grijs en gebonden aan het land van zijn ouders.. “Ik ben blij dat het hier niet zo opgeruimd is. Gezonde rommel maakt juist levendig!” lach ik naar hem. Boer Jochum grijnst. “Ja, we moeten wel genoeg laten liggen!” Hij staat even te peinzen. Dan keert hij zich abrupt om. Er is nog veel te doen.
De WUR zegt (Wageningen research): Bomen hebben een grote invloed op de bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid door bladval en doorworteling. Dit heeft weer een positief effect op het bodemleven die de nutriëntenkringloop en afbraak van organisch materiaal beheren. Bij bomen (en hagen) worden hierdoor vaker meer verschilllende soorten van pissebedden, duizendpoten, regenwormen, bodemschimmels en meer micro biotische activiteit gevonden” aldus de Factsheet Agroforestry. Het is ook de WUR die vlak naast mijn vorige woonstek, Frijlân, een project begint met agro forestry. Ik volg het met interesse.
.
De bult bij het Verhalenpad.
.
Ik loop verder naar het Verhalenpad. Elke dag ga ik even kijken. Controleer de plekken waar ik zaad strooide en trek een groepje brandnetels uit. Behalve als er rupsen of spinnetjes inzitten, dan laat ik het staan. Mijn aanplant is bijzonder in dit weidse land. Hier in het Friese weidegebied willen ze meestal geen grote bomen en houtwallen, al is het maar een laag bosje, zoals het mijne. Mijn buurman de Greppelkenner, vindt dat ook. Hij heeft een enorme passie voor het uitgestrekte golvende land, wat helaas bijna overal is geëgaliseerd. Toch volgt hij de groei van Verhalenpad met interesse. Misschien is er schrik voor al te veel aanplant. Maar we hoeven hier niet alles vol te planten. Wat een werk, alleen al! Nee, weinig is al genoeg. Een lage heg, of hier en daar wat wilgen en elzen, dat doet al heel wat. Er zijn boeren die voederhagen planten, langs het pad naar de melkstal. Kunnen de koeien er hier en daar wat aan knabbelen. Vlak bij de boerderij kan dat prima, zonder het karakter van het land al te veel aan te tasten. Soms liggen er lammetjes onder te schuilen, tegen de harde wind. Ik juich dat toe.
Een Friese weidehaag, bestaat dat? Ik wandel langs het plekje, waar munt groeit onder een kleine hazelaar. Watermunt. Er groeit spontaan een pol blauw gras naast. Er zitten salamanders. Hoe meer er bloeit hoe meer er leeft. Het Verhalenpad groeit en de wereld verandert. De tijd zal het leren, wat er mogelijk is. Maar ik geloof erin.
.
Lieve bodem, groei! (Dear bottom, grow!)
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
Many Frisians want to keep the pastureland open. And yet there are those who plant a hedge towards their home or parlour. Good for livestock and the soil. A Frisian meadow hedge, is that possible? I talk and ponder at my own Story Path: A fascinating experiment.
Het water is de poort naar een gezond landen een andere blik op de aarde. Tijd om samen de handen uit de mouwen te steken.
.
Tekening: Alowieke van Beusekom
.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you like to hear the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.
Ik sta aan de oever van de Zwette. Het laatste restant van wat ooit een oude binnenzee was. Het is getemd, gekanaliseerd, ten behoeve van het menselijk nut. Maar nog steeds is het mooi om te zien, de glinstering van de zon, die zacht door de sluierwolken schijnt en weerspiegelt in het water. De meerkoeten en de eenden in het riet…
Mijn kleren liggen op een hoopje op de steiger. Het hout is nog vochtig van halfbevroren dauw. Het is ijskoud aan mijn voeten. Gauw klim ik het water in. De kou omhult me en ik haal diep adem. Ik dompel onder, met mijn gezicht in het frisse nat adem ik borrelend uit. Zodra ik boven kom roep ik het uit: “Het is zover! De verandering is nu! Laat het water ons leiden, lieve Zwette, laat het mijn woorden meenemen. Dat een ieder die langs een sloot, gracht staat, bij een rivier of aan het meer, jouw boodschap ook verstaat. Wij staan niet los van de natuur. We gaan Nederland herscheppen, de bodem weer maken als een vruchtbare spons, de volmaakte harmonie van vochtig land, het begin van een paradijs! Het water is de poort. Laat het water zijn boodschap uitspreken en een bron van nieuwe gedachten zijn, dat ook onze leiders zal bereiken!”
Wie zal het horen? Ik weet het niet. Maar elke keer als ik in het water ben, geef ik het nu mijn woorden en wensen mee. En ook het nieuws, dat ik gehoord heb. Het goede nieuws, dat iedereen mag horen. Het is een ritueel aan het worden.
Nu de feiten. Het is dus echt zo. Er is een kabinetsakkoord over water en bodem! Ik durfde het nog niet te geloven, maar het is echt waar. De brief is ondertekend door de minister. Er zijn stukken te lezen dat er 35 miljard voor wordt uitgetrokken. De drinkwatervoorziening staat op het spel. De bodem verzakt en een miljoen gebouwen dreigen op den duur in te storten. Er zijn toenemende droogtes die de economie veel geld kosten. Het wordt nu duidelijk dat de natuur niet iets is wat we als een speeltje aan de kant kunnen zetten. We moeten samenwerken, met elkaar, met de bodem en het water. Ik ben blij dat ik hier in Nederland woon, waar dit allemaal gebeurt. Dit land, dat we eeuwenlang hebben afgegraven, opgefikt, uitgemolken en vervuild tot wat het nu is. Het land dat ik liefheb en verzorg. Want nu wordt het dringend. Zodra het dringend wordt, wordt het spoor gewisseld en komen de kansen.
Water is wereldwijd iets om aan te verdienen. Er worden dammen aangelegd, zodat stuwmeren ontstaan voor stroom. Er zijn kanalen gegraven om schepen door te voeren, loodrecht, dat gaat het snelst. In Nederland waren eeuwenlang vijf overstromingen per jaar, en toen de afsluitdijk kwam, was met daarover zeer verheugd. Maar die dijk maakte ook veel kapot… Het waren keuzes uit eigenbelang op korte termijn. Rivieren zijn gekanaliseerd, dijken keer op keer verhoogd, de pompen werken op volle toeren. Dat we het probleem daarmee alleen maar groter maken, is de laatste decennia duidelijk geworden.
Bij het omarmen van de natuur, als deel van ons bestaan, speelt het water een cruciale rol. Water als bron van leven, MOET wel omarmd worden. Het is de poort naar een andere blik op de aarde.
In het regeerakkoord staat dat het water moet worden gebufferd. Ook het Friese greppellandschap kan worden hersteld, waar weidevogels zo van houden. Het wordt ondersteund door subsidies. De sponswerking van de bodem moet terug worden gebracht, want anders klinkt het land in en droogt het uit. Een verhaal van lange adem. Dit is te lezen in een brief, ondertekend door de minister. Het geeft hoop. Maar we moeten er zelf aan meewerken. “Bescherming van waardevolle onafgedekte bodems is een belangrijk uitgangspunt, ” zegt hij. Er is nu de kans om schadelijke investeerders te stoppen. En er moeten heggen en houtwallen worden geplant. Daarvoor zijn vele handen nodig. Gouden handen met liefde voor het land. De tijd van langs de kant staan is voorbij. We moeten het met elkaar doen, en als je ziet hoe het anders kan, dan heb je nu de tijd mee om eraan te werken. Samenwerken aan gezond land. Ik doe mee!
Er is een nieuw akkoord van het kabinet: Water en bodem moeten leidend zijn bij de ruimtelijke inrichting. Ook de sponswerking van de grond moet worden verbeterd. Op pagina 12, 13 van de bijgevoegde brief lezen we hoe de minister dit ziet: a.Vergroting grondwateraanvulling in bovenstroomse gebieden door het dichten van greppels en sloten. b.Vertragen van de waterafvoer door beken te laten hermeanderen. Ook door het oppervlak te verruwen, o.a. door het aanleggen van HEGGEN en HOUTWALLEN. c.Water beter laten infilteren door onnodige bodemafdekking te voorkomen. ( Verstening) d.Water beter vasthouden in bodem door duurzaam bodembeheer.
.
NEDERLANDS:
ENGELS:
Water is the gateway to healthy land and a different view on the earth. We have a lot of problems to face. And now the minister says water will be leading. As soon as something becomes urgent, the track is changed and the opportunities come. Time to roll up our sleeves together.
Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. En vergeet de wormen niet.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Het leven heeft een harde kant en een zachte. We horen veel over de harde feiten, maar de zachte blijven meestal onopgemerkt naast de kantlijn. Toch zijn er kantelingen. Goeie boeken die steeds populairder worden. Over leven, mens en aarde. Over schimmels, zaad en voedsel. Ik lees het boek: “Een vlecht van heilig gras”. Robin Wall Kimmerer heeft het hierin ook over moederschap. Heeft moeder Aarde meer moeders nodig? Als onze Aarde ons voorziet in zoveel heerlijkheden, dan zorgen wij toch ook voor haar?
Elke ochtend strooi ik het zaad op de voedertafel. Dat is voor de vogels. Er zijn mezen, ringmussen, merels, groenlingen, vinken spreeuwen, een grote bonte specht en zelfs een fazant. Als ik wegga, doe ik zachtjes de deur open en dicht om ze niet te storen. Mijn regenbroek ritselt als ik van het bordes afstap. Vandaag heb ik mijn vuile werkkleren aan. De modder van gisteren heb ik er alleen oppervlakkig afgeveegd. Morgen is het weer even vies. Want ik wil verder met dezelfde klus als gisteren. Een natte klus. Bomen planten in de modder. Het vraagt om een energieke inzet en veel geduld. Ik loop naar de donkerbruine berg compost. Er ligt een schep bij met een afgebroken steel en er staat een kruiwagen. Die moet vol, om mee te nemen het land op. Ik steek de schep bovenin de berg, daar is het nog droog en los. Maar ik ben niet de enige die dat weet. Als alles nat en zompig is, zoekt alles wat droog wil blijven een weg naar boven. Een duizendpoot vlucht weg, vlak voor de rand van mijn vervaarlijke schep. Op duizendpoten moet je zuinig zijn. Zoveel zie je er niet, in dit land van zompige klei. Ik leg de spade neer en schep hem met beide handen op, heel voorzichtig, samen met de compost. Ik breng hem naar een beschutte hoek onder de grote wilg. Daar ligt een berg hele fijne takjes en blad. Dat is een goed plekje voor de duizendpoot. Ik schep tot de kruiwagen vol is. Ik ga langs hetzelfde spoor over het veld. Elke dag wordt het drassiger. Het spoor komt uit bij het ijzeren hek. Even openduwen, dan kan ik erdoorheen. Ik rijd de kruiwagen naar de plek waar ik gebleven was. Het is er een modderpoel. Veel bomen en struiken houden daar niet van. Ze verrotten. De dagenlange regen vraagt me om geulen te graven en wadi’s. Het is zwaar maar mooi werk. De ene na de andere boom roept me. Het is bijna of ik ze hoor. “Help! Mijn wortels staan in het water! Dit houd ik niet lang vol!” Ik red ze. Alleen de wilgen en zwarte berken sla ik over, die kunnen wel tegen een beetje zompigheid. Ik graaf kuilen en slenken om de plekken heen, waar veel bomen staan. Zo ontstaat er een heel nieuw landschap. Enkelingen schep ik uit om een ander plekje te geven. Druipend ligt de wortelkluit om mijn spade. Aan het eind van de dag ben ik zo moe dat ik bijna uitglij. Mijn laarzen zijn veranderd in massieve modderkluiten en alles om me heen is glad en glibberig. Maar het doet me goed om de drenkeling in een warm bed te zetten van vruchtbare compost, en dan weer te bedekken met een deken van riet en gras. Ik veeg de modder van de steel van mijn spade met een handvol gras. Dan kom ik overeind en kijk naar het gat dat ik achterlaat, de plek waar de drenkeling zojuist nog stond. Verscheidene wormen komen naar buiten kruipen, uit de natte wand van grijze zeeklei. Dunne roze wormpjes en ook hele dikke grijze. Ineens houdt hun gang daar op, er is geen grond meer maar lucht. Dat moet heel vreemd zijn voor een worm. Bezorgd kijk ik toe. Terwijl ik het ene redt, verniel ik het andere. De kuil vult zich al snel met water. Een worm valt naar beneden, in de kleine poel die ontstaat. Met mijn hand vis ik hem op en leg hem onder een kluit. Die heb ik in elk geval gered. Er zijn vele wezens, waarom ik mij bekommer. Ze maken mijn dag. En niet alleen de mijne. Ik weet van de anderen, die net zo bezig zijn als ik. En al lijkt het maar klein wat we doen, het is zeker niet nietszeggend!
Balans is nodig, van hard en zacht, van groot en klein, van zakelijkheid en liefde. Een politieke beslissing is nodig om sowieso iets mogelijk te maken. Veel land is in handen van het grote geld. Er moet actie worden ondernomen om het terug te krijgen. Maar het eigenlijke werk kan alleen door duizenden handen worden gedaan. Daar is dringend behoefte aan en iedereen kan ermee beginnen. Al is het maar één vierkante meter. Hoe meer mensen eraan werken hoe liever. Elke uitvinding, elke techniek, hoe waardevol ook, is bedacht door een paar mensen. Een enkel genie komt vol in de schijnwerpers en vangt een hoop opdrachten. Maar die mensen kennen hun bodem zeer waarschijnlijk niet. Ze kennen de oorwurmen niet en de vogels. Ze staan los van de aarde. Er is geen machine die de zorg voor het leven kan overnemen zoals wij dat doen. Machines kennen geen liefde. We hebben moeders nodig. Maar ook helden. Strijders die rondbazuinen dat het anders moet en die het gevecht om aandacht lang vol kunnen houden.
Rutger Bregman publiceerde vandaag een stuk in de Correspondent. Hij zei: Aan bewustzijn alleen hebben we niks. We kunnen wel weten dat het anders moet, maar we moeten het ook doen. Het gaat om realistisch idealisme. In zijn betoog kom ik diverse sociale misstanden tegen, die al dan niet met succes zijn aangekaart. Maar er is één ding wat ik mis en hij is niet de enige die het vergeet. Hoe meer machines het overnemen van de mensen, hoe groter de kloof, hoe verder we er los van staan. Het is de zorg om eigen bodem. De bodem geeft ons immers het leven. Hoe essentieel is dat! Ja, we hebben moeders nodig en vaders, die Moeder Aarde liefhebben met vuile handen. Maar we hebben ook helden nodig die een lange adem hebben. Mensen die grond los kunnen krijgen en de grote industrieën kunnen laten stoppen met hun kwalijke activiteiten. Ik noem het praktisch idealisme.
Er zijn allerlei manieren om actief te zijn. Wil je iets doen buiten je eigen tuin, dan is er keus genoeg. Natuureducatie met kinderen, een buurttuin opzetten, bomen planten bij Urgenda. Of steun “Land van Ons” om grond los te krijgen voor collectief en gezond landgebruik. Ook een initiatief als het “Behoud Lutkemeer” is de moeite waard om te steunen, hun succes zou een mijlpaal kunnen zijn voor andere initiatieven. Duidelijk moet worden dat wij, burgers, zorg willen dragen voor onze aarde, onze grond, ons land. Als we dat niet laten merken, dan verandert er niks. Ik wens iedereen heel veel succes en geluk ermee. En doe de wormen de groeten.
It must be made clear that we, citizens, want to take care of our earth, our land, our country. If we don’t show that, nothing will change. I wish everyone a lot of success and happiness with it. And don’t forget to say hello to the worms for me!
“Het is in de eerste plaats de natuur die ons moet inspireren, want zij is de enige echte garantie voor duurzaamheid.” Pierre Rabhi
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Do you want to listen to the ENGLISH translation? Click on the button underneath the text.
Ik loop naar het Verhalenpad. Het gras is wit en kraakt onder mijn voeten. Ik kijk naar de grote groep eenden, die bij het enige plekje zit, wat niet bevroren is, in de sloot. Stil zitten ze bij elkaar, de veren dik opgezet om warm te blijven. Het is vlakbij het hek, waar ik normaal langs ga. Ik maak nu een omweg om ze niet te storen. Laat ze maar, met die kou. Ze hebben hun energie hard nodig. Voorzichtig stap ik op het ijs van de sloot. Er is geen kraakje te horen, het is sterk genoeg. Zonder twijfel ga ik eroverheen. Aan de overkant van de sloot stap ik de kant op en loop verder naar het Verhalenpad. De tekst op het bordje is aan het verbleken. Eigenlijk vind ik dat wel okee. Want ik vraag me af voor wie dat bordje er staat. Het is een Verhalenpad, maar vooral voor mij. Dat is omdat ik erbij ben. Ik volg het pad, ik creëer het en zie veel gebeuren. Kleine veranderingen vol leven. De verhalen komen tot mij en ik volg. Ik vertel erover, hier, aan jullie. Ik hoop dat het inspireert bij het maken van andere verhalenpaden. Want wij zijn de diversiteit. Wij moeten het doen, in dit land dat al honderden jaren wordt omgeschept. Ik mag vooral niet te snel gaan. Dan verdwijnen ze, de verhalen. Dan vertrap ik ze onder mijn voeten en ik spit ze doormidden. Zolang ik blijf kijken en geduldig opvolg wat ik zie, dan kom ik verder. Ik denk aan Momo, die met Cassiopeia door de versteende straten liep in het boek van Michael Ende. De verstening, dat zijn de weilanden die er allemaal hetzelfde uitzien. Glanzend raaigras, zonder greppels, nu wit van de rijp. De winter maakt van alles een sprookje. Langzaam kuier ik verder. Ik loop langs het vervaagde naambordje heen, dat in een stapel stenen is geplant. Hier moet de mensentuin komen. Het is de bedoeling dat er op een dag een overvloed aan voedsel groeit. Voor ons, voor mij en de boer. Maar het pad is veel langer. De dieren krijgen de meeste ruimte. Slechts tien procent is voor de mensentuin, veertig is voor ons samen, en vijftig is voor hen alleen. Dat is een dierenverhalenpad. Niet alle verhalen hoeven te worden gekend, anders is de magie weg.
Ik denk aan de hele rij zaad, die ik kocht om op te kweken. Waar moet ik dat allemaal kwijt dit jaar? Het is allemaal zaadvast, daar heb ik goed op gelet. Broccoli en koolrabi. Een hele rij kruiden en sponskomkommer. “Wat leuk, dan krijg ik sponsjes uit jouw tuin!” riep mijn vriend Dick gisteren. “Ja” zei ik. “Maar het belangrijkste is het zaad, niet jouw schone keuken! Voor je het weet is alles opgebruikt en hebben we weer niks. Net zoals het in de rest van de wereld gaat. Wel opmaken, maar niet zorgen voor later. Zonder zaad loopt alles dood.”
Mensen moeten vooral niet het belang van kleine oplossingen bagatelliseren. Deze zijn verre van onbetekenend en dragen bij aan het opbouwen van een wereld waar we met steeds meer individuen naar verlangen. (Pierre Rabhi, Het geluk van het genoeg, pag 68.)
Verleidingen zijn groot. Beloftes snel gemaakt. In abstracties kun je de wereld in mum van tijd veranderen. Het is niet echt, het zijn maar ideeën. Maar de grond heeft tijd nodig. En zaad, hoeveel potentie het ook heeft, vraagt om de juiste omstandigheden om te groeien. Daar werk ik aan. En vele anderen doen dat ook. Het zijn kleine stappen. Soms ben ik ongeduldig. Onder de laag riet, karton en compost, zijn de wortels van het kweekgras nog steeds niet dood. En de klei is hard als oude kaas. De vaste luzerne moet er eerst gaan groeien, en de elzen en de andere bomen en struiken, die de plek omringen. Mijn hart klopt vol verwachting. Ze zijn toch al hard gegroeid, dit eerste jaar. Hun wortels zullen de bodem luchtig maken. Miljarden beestjes zullen er wonen, wriemelend in het donker. Wat een ongeziene verhalen langs mijn pad! Zelfs een theelepel grond bevat meer verhalen dan ik in mijn hele leven kan vertellen. Ze hebben tijd nodig en aandacht. Ik droom van wortels in donkere grond, van wilde lijsterbes en sleedoorn. Van elzen en paarse luzerne, diep wortelend de bodem in. Beide zullen zorgen voor stikstof. Dat is nodig voor het verteringsproces van al die bergen riet, die ik er bovenop gooi en het karton dat het kweekgras ontmoedigt. Hoe meer tijd ik neem om de bodem klaar te maken, hoe beter het is. Al duurt het twee jaar, of drie. Ten slotte gaat het niet om mij. Het gaat erom dat de bodem weer gaat leven. En tegelijkertijd de planten, de kleine zoembeestjes en de vogels. Ik ben de verzorger en als verzorger moet ik eten, anders kan ik er ook niet over vertellen. Meer is het niet. Genoeg is genoeg. Hoe minder ik neem, hoe meer krijgt de bodem, om te groeien. Lang leve de Aarde.
In dit verhaal citeer ik Pierre Rabhi. Hij is boer, schrijver en filosoof, en een van de pioniers van de ecologische landbouw in Frankrijk. Hij verdedigt een andere maatschappij, een die respectvoller omgaat met de mens en de aarde en hij ondersteunt de ontwikkeling van agro-ecologie over de hele wereld. Rabhi heeft een groot oeuvre, waaronder het boek: Het geluk van het genoeg.
NEDERLANDS
ENGELS
.
We are the diversity! Give more, take less. The less you take, the more will grow around you. Thus webuild our soil together, the bottem of creation. The bottem.My eternal teacher who learns me to be patient all the way.Keep it small and stay healthy.I walk to the Story Path through the frost.
Op 13 dec is het manifest Rechten voor de natuur aangeboden in Den Haag. Een kleine mijlpaal. Of groot? We zullen zien.
Heel veel willen is als een laaiend vuur. Wat doe je daarmee? De woorden kwamen uit mijn eigen mond. “Ik kijk naar wat is, niet naar wat ik wil wat er is.” Verbaasd lees ik het, als een waarheid die steeds opnieuw ontkiemt.
Liever luisteren? Klik op de knop onderaan de tekst.
Listen to the english version? Click on the button down under the text
Er is een sprookje waar ik vaak aan moet denken. Het gaat over de gevolgen van teveel. Nu zijn er meer sprookjes die gaan over hebberigheid of vriendelijke behulpzaamheid zoals Vrouw Holle. Maar wat gebeurt er nou echt met je, als je teveel wilt? Ten slotte zijn het niet allemaal lelijke stiefdochters die daar last van hebben. We hebben het allemaal wel eens. Soms gaat het zo verschrikkelijk goed, je zit in de juiste stroom en krijgt van alles aangeboden. Welke keuzes neem je dan? Graag denk ik dan aan het sprookje van de arme vrouw.
Een arme oude vrouw woont eenzaam in een hutje op de hei. Meer kan ze niet betalen. Ze werkt wat in haar groentetuintje, dat maar weinig opbrengt, op de arme zandgrond. Ze heeft één magere geit, die ze dagelijks melkt. Veel geeft ze niet, maar ja. Het oude mens heeft er vrede mee. Op een dag klopt er iemand aan. Ze opent de deur. Het is een knappe man met mooie kleren aan, het lijkt wel een prins. “Ik ben verdwaald” zegt de prins. “En ik heb honger, heeft u misschien te eten voor mij?” De oude vrouw zegt dat ze niet veel heeft, maar ze kan wel soep maken. De prins is haar heel dankbaar. “Ik geef u voor elke vetkring in de soep een zilveren daalder” zegt hij stralend en hij gaat zitten op het bankje naast het huis. De arme vrouw maakt de soep en doet de boter erin. Netjes afgepast, één eetlepel, zoals altijd. Maar dan laait er een vuur in haar op. Wat kan ze allemaal doen als ze veel méér daalders kan krijgen? Een groter huis met een boomgaard, een koets met paarden ….Gretig gooit ze de hele kluit boter in de soep. Het is alles wat ze in huis heeft. Dan staart ze ontsteld in de pan. Op de soep ligt één dikke laag vet!
Ik was mijn vuile handen in de waskom. Twee diepe kuilen in de weg zijn weer mooi geëgaliseerd. Zo kunnen we makkelijk keren, als we dit weekend de boompjes uitladen. Er ligt een berg zand klaar om ze tijdelijk in de grond te zetten, want ik krijg ze niet alle driehonderd in één keer de grond in. Doe ik wel genoeg, vraag ik me soms af. Wat stelt dit eigenlijk voor vergeleken bij de duizenden bomen die sommige anderen kunnen planten? Misschien kan ik mijn talent wel veel breder inzetten. Ten slotte: bomen planten kan iedereen. Ik kijk naar de onverharde weg. De kuil is in elk geval dicht.
Ik ga naar binnen om verder te werken aan mijn laatste verhaal. Ik open mijn laptop. Eerst kijk ik even naar de vele reacties op het laatste interview in de Leeuwarder Courant. “Verlangen naar langzaam leven” staat erboven. En: “Ik kijk naar wat is, niet naar wat ik wil wat er is.” Het is alsof ik de woorden opnieuw zie. Dat heeft de schrijfster mooi samengevat. Er is ook een vrouw die me bedankt voor al mijn blogs, mijn eenvoud inspireert haar en het heeft haar door een moeilijke tijd geholpen. “Bedankt dat je zo gewoon bent!” zegt ze. Ik glimlach. Langzaam maar zeker bouwen we een netwerk op van bomen, planten, en mensen. Dan zie ik een volgend bericht. Ik word attent gemaakt op een groot kunstevenement. Bosklab in Leeuwarden. Er is veel geld voor beschikbaar en het lijkt op mijn lijf te zijn geschreven. Het gaat over bomen en verbinding. Wat leren we van bomen en hoe kunnen we daar anderen mee inspireren, zo snel mogelijk? Het duurt honderd dagen. Speciaal voor die gelegenheid komen meer dan duizend bomen de stad in wandelen. Ik zie een plaatje met mensen die tussen bomen doorlopen, bomen die allemaal in bakken staan. Ieder loopt er op zichzelf. Verbinding zie ik niet. Wat raar… Maar het is wel een mooie kans. Als kunstenaar kan ik er vast anderen ontmoeten en meer naam maken. Ik kan veel meer dan wat ik nu doe! Even brandt er een vuur in mij. Ga ik het doen? Maar inmiddels ken ik dat vuur wel. Het is vaak de aankondiging van een periode met weinig slaap en teveel hooi op de vork. Bovendien: Is het wel nodig, meer naamsbekendheid? Het gaat toch goed zo? En verbreek ik juist niet de verbinding met wat ik nu, heel langzaam aan het opbouwen ben?
Ik denk aan de oude vrouw in de hut en neem een besluit. Het is genoeg. Ik hoef niet meer. Ik doe het met wat er is en ik weet zeker dat het iets heel moois gaat worden. Ook bomen groeien niet in één dag. Ze hebben een netwerk nodig. En wandelen kunnen ze ook niet. Al zou je willen.
(Wat gebeurt er eigenlijk met die bomen na afloop? Gaan ze dan de grond in?)
.
Bosklab (van laboratorium), komt drie maanden lang in Leeuwarden, van de zomer. Het wordt vast een leuk evenement. Wie weet wat voor bruisende dingen de kunstenaars er aan toe kunnen voegen. Maar het concept mist voor mij diepgang, letterlijk. De bomen staan centraal. In bakken worden ze door de stad gerold. Maar de energie van de boom komt vooral uit de bodem. De boom heeft een netwerk nodig van micchorizae, schimmels, die hen onderling voedt en verbindt. En meer nog. Talloze miniscule beestjes maken de bodem los en vol leven. Als dit alles er is, dan pas staat een boom in diepgaande verbinding en is hij gezond. Het is een voorwaarde voor leven, de bodem is de basis. Mensen horen er geen werk aan te hoeven besteden, dan is het goed. Bomen in bakken zijn eenlingen, ze missen hun gemeenschap. Dat evenementenmensen weinig met wortels hebben is logisch. Dat zijn snelle zaken, per definitie niet geworteld. Het komt en het gaat. “Stadsinrichters willen meer groen. Het lijkt een mooie match, maak er een bomenevenement van. Je kunt rollen met bomen als meubelstukken om te kijken hoe je het wilt hebben, in de stad van de toekomst. Dat is leuk. Maar de vraag die je dan stelt is: “Wat willen wij”. Dat is volgens mij toch heel wat anders als: “Wat kan de boom mij vertellen.”
Hoe bruisend het ook kan worden, ik zie er geen bodem in, als gewortelde nomade. Ik zou er eerder hyper van worden, elke dag wat anders. Bomen in bakken, twaalfhonderd nog wel. Al dat geld voor die eenzame bomen rollend door de stad, dat besteed ik liever aan iets anders. Ik zou het verspreiden over een nog langere periode. Met een speciaal aanvullend programma voor scholen bijvoorbeeld. Natuurouders en kinderen verbinden met kunstenaars. En niet alleen kunstenaars met naam uitnodigen, maar vooral ook buitenlandse inheemse activisten. Zij wagen hun leven om het regenwoud te beschermen. Ze zien familieleden sterven door de afbraak van hun land, de toenemende ziektes, de terloorgang van natuurlijk medicijn. Denken aan bomen is voor hen geen evenement, maar puur overleven. Die mensen eens te zien en te kunnen spreken, dat zou mij als activistisch kunstenaar pas werkelijk beroeren en inspireren. Ik denk al zo lang aan ze! Waarom worden ze steeds vergeten? Zij staan aan de heetste vuren van deze tijd! Zij zouden ons kunnen leren hoe we werkelijk naar bomen kunnen luisteren.
.
PS: Ik las later, dat een oude studiegenoot van mij zorgt voor een verdiepend kinderprogramma. Dat is mooi. Nu de inheemse activisten nog.
Klik hier om te luisteren naar het voorgelezen verhaal van 7,5 min.
.
Ik loop over het rode grind naar de tuin, die achter het huis ligt. Er is een smal paadje tussen de buitenmuur en de bosjes ernaast, waar je precies tussendoor kan met een kruiwagen. Maar ik heb geen kruiwagen, ik heb een spade in mijn hand. In de andere draag een emmertje, met een deksel erop. Je zou het heel chique een ecotoilet kunnen noemen of iets minder chique, een compostemmer. Maar eigenlijk is het gewoon een emmertje met zaagsel en poep, met een goed sluitende deksel. Het is klein genoeg om onder de plank onder mijn bed te stoppen.
Ik loop het hoekje om en duik de bosjes in, daar ligt een heuveltje los zand. Ik zet de spade in de grond om een kuiltje te maken. Zand! Ik moet er aan wennen, opnieuw zandgrond te voelen, na anderhalf jaar klei. Ik steek de spade in de aarde en zie dat de wurmen mijn vorige donatie al gevonden hebben. Daar ligt al wat, ik moet iets verder op scheppen. Ik steek twee keer, dan is het kuiltje diep genoeg. Ik gooi de emmer leeg, klop een paar keer op de bodem om het laatste vochtige zaagsel eruit te krijgen. Dan gooi ik de lege emmer naast me neer en schep de donkere aarde terug over mijn vruchtbare bijdrage aan deze prachtige tuin.
Dit is de plek waar ik ben. Elke plek is anders, door langer op een plek te zijn leer je het land veel beter kennen dan wanneer je er vluchtig, als een toerist, voorbij trekt. Waar ik nu ben, dat is dit oude hoogveengebied, dat al lang geleden is afgegraven.
Ik kijk naar een site over geologie, daar is een kaart, waarop ik de samenstelling van de bodem kan uitzoeken. Ik ben nu vlakbij Heerenveen. Er is hier tot 1.80 M zand, daaronder kiezelig leem en klei.
Dit is niet meer het gebied van de zee, dit behoorde tot een uitgestrekt kustgebied. Eeuwenlang lagen hier grote veenmoerassen, plekken vol muggen, met talloze vogels tussen het riet, de gagel en de elzenbosjes. In het natuurgebied hier vlakbij kan je nog een beetje zien hoe het was. Dit soort plekken worden vaak kunstmatig in stand gehouden, als er teveel elzenbosjes in het riet gaan groeien, worden ze verwijderd, net als de bomen op de Brabantse hei. Zoals het was, zo moet het blijven.
Ik loop graag in het natuurgebied, tussen het riet. Maar in een land met elzenbosjes had ik me ook prima gevoeld. Het mooiste is de bodem. De grond is hier pikzwart van verteerde plantenresten. Indrukwekkend! Gek, ik kwam er pas later op, om de grond te voelen, ik woonde hier al twee weken. Toen ik de grond in handen had, merkte ik het op, goh, hoe kon ik dit nou vergeten! Pas als ik de grond heb gevoeld, dan ben ik er echt, dan ben ik waar ik ben. Elke bodem verdient het om gezien, verkend en gerespecteerd te worden.
Er zijn nog meer manieren om het land te verkennen, wetenswaardigheden, die je niet direct kan zien. Zo zoek ik altijd even de hoogte uit, ten opzichte van het zeeniveau. Hoewel ik de zeeklei verlaten heb, is deze plek toch niet vrij van water, bij een overstroming. Er staat hier maximaal vijftig centimeter, ontdek ik, Heerenveen ligt dan precies langs de nieuwe kustlijn. Voor Annemarie is dat rot, dan moet ze naar de zolder vluchten, net als veel andere mensen. De vogels en de dieren kunnen hier wel een toevluchtsoord vinden, op de berg stenen bij de Vries, in bomen, op auto’s en karren, op daken van schuurtjes. Als het maar niet te lang duurt. Voor mijn huisje kan het net, als de golfslag niet te groot is. De wielen zijn zestig centimeter hoog, en als ik tegels onder de assen leg, sta ik nòg hoger. Dan wordt mijn huis net een boot, een boot die op de bodem staat.
Waarschijnlijk ben ik allang verdwenen, als het hier ooit onder stroomt. Maar nu ben ik er nog. Ik sta voor het raam. Een koolmees balanceert op de waslijn, vlak voor me. Ik kan hem recht aankijken en houd mijn adem in. Zolang ik niet beweeg, blijft hij wel zitten. Ik kijk naar de kleine kraaloogjes en geniet.